Regeling vervallen per 25-11-2020

Verordening Haarlemse Wateren

Geldend van 27-11-2018 t/m 24-11-2020

Intitulé

Verordening Haarlemse Wateren

De gemeenteraad van de gemeente Haarlem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het gebruik van en het verkeer op openbaar water in verband met:

  • de openbare orde en veiligheid op het water en zijn oevers;

  • de volksgezondheid en het milieu;

  • de (verkeers)veiligheid op het water en zijn oevers;

  • de reinheid van het water en zijn oevers;

  • het gebruik van het water;

  • de bescherming van het water en zijn oevers als essentieel onderdeel van het stadsgezicht en het landschap;

  • de bewaking van rechten en vrijheden van anderen;

  • redelijke eisen van welstand;

  • de bescherming van de constructie van oevers en kunstwerken;

is vastgesteld de: Verordening Haarlemse Wateren

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Afdelingsmanager: de ambtenaar van de gemeente Haarlem aan wie door het college van burgemeester en wethouders het toezicht op en de organisatie van het openbaar gemeentewater, de kaden en de havens is opgedragen;

  • b.

    Bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep of voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten of andere doeleinden waarvan de aard al dan niet gebonden is aan een schip;

  • c.

    Bestemmingsplan: het ter plaatse vigerende bestemmingsplan als genoemd in de Wet ruimtelijke ordening;

  • d.

    Binnenschip: een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor bedrijfsmatig vervoer van goederen te water waarop de Wet vervoer binnenvaart van toepassing is;

  • e.

    BPR: Binnenvaartpolitiereglement;

  • f.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    Historisch schip: een varend schip of woonschip welke een positieve beoordeling heeft gekregen van het Nationaal Register Varende Monumenten (NRVM) en/of door het college van burgemeester en wethouders eveneens als behoudens waardig wordt beoordeeld;

  • h.

    Object: een voorwerp of vaartuig dat in, op of boven het water is aangebracht of afgemeerd en dat niet behoort tot enig andere in deze verordening genoemde categorie;

  • i.

    Openbaar water: alle wateren die al of niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • j.

    Passantenligplaats: een ligplaats bedoeld voor eigenaren en/of houders van recreatievaartuigen die op doorreis zijn;

  • k.

    Scheepshelling: scheepshelling en reparatie-inrichting voor schepen;

  • l.

    Schip: elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water; onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, werkeilanden, een drijvende kraan, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard;

  • m.

    Schipper: degene, die op het schip of vaartuig het gezag uitoefent of degene, die hem vervangt dan wel als zodanig optreedt; voor het geval noch de schipper noch diens plaatsvervanger aanwezig is, wordt de eigenaar of gebruiker van het vaartuig aangemerkt als schipper;

  • n.

    Tijdelijke ligplaats: een ligplaats bedoeld voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

  • o.

    Vaartuig: elk soort van drijvend lichaam, dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is, voor het over het water dragen en eventueel vervoeren van personen, dieren of stoffen, goederen of voorwerpen, al dan niet met het vaartuig één geheel uitmakend alsmede caissons, ketels, houtvlotten en dergelijke voorwerpen;

  • p.

    Vaste ligplaats: een ligplaats bedoeld voor het vast aanmeren van een vaartuig;

  • q.

    Vergunninghouder: houder van een ligplaatsvergunning van een vaartuig;

  • r.

    Watergebonden activiteit: een activiteit die ter uitoefening van het beroep of bedrijf noodzakelijkerwijs op het water plaatsvindt en met het water een aanwijsbare en vanzelfsprekende binding heeft;

  • s.

    Wet: Scheepvaartverkeerswet;

  • t.

    Winterligplaats: een ligplaats voor aan de beroepsvaart deelnemende chartervaartuigen en passagiersschepen gedurende de winterperiode, namelijk van oktober tot april.

Artikel 2 Nakoming bevelen

Een ieder is verplicht de door of namens het college van burgemeester en wethouders gegeven bevelen in verband met de uitvoering van de bepalingen van deze verordening stipt en onmiddellijk op te volgen.

Artikel 3 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op alle openbare wateren binnen de grenzen van de gemeente Haarlem.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de beschikking

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Een vergunning kan voor bepaalde en onbepaalde tijd worden verstrekt, verband houdend met het doel en de strekking van de vergunning. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Karakter van de beschikking

De vergunning en/of ontheffing is persoonsgebonden, vaartuiggebonden of anderszins zaaksgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. De vergunning of ontheffing is niet overdraagbaar.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de beschikking

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b.

    indien de beschikking in strijd met wettelijke voorschriften is gegeven;

  • c.

    indien de gegevens in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • d.

    indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • e.

    indien de aan de beschikking verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • f.

    indien de houder dit verzoekt;

  • g.

    indien het college oordeelt dat het woon- en leefklimaat in omgeving van het vergunde, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het vergunde en/of het gedrag van de vergunninghouder.

Artikel 7 Algemene weigeringsgronden

Een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening kan worden geweigerd:

  • a.

    in geval van strijd met het bestemmingsplan;

  • b.

    dit in het belang is van de goede regeling van de vlotte en veilige doorvaart, de openbare orde of dit vanwege de overige doelen van deze verordening noodzakelijk is;

  • c.

    indien de toestand van het vaartuig en/of lading en/of de aard van de lading gelet op de doelen van deze verordening daartoe aanleiding geeft;

  • d.

    indien alle betreffende ligplaatsen bezet zijn;

  • e.

    indien het feitelijk ligplaats innemen onmogelijk is;

  • f.

    dit in het belang van de veiligheid, verkeersveiligheid, het milieu of de welstand noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het innemen van een ligplaats

Artikel 8 Innemen ligplaats

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college, een mondelinge aanwijzing door de afdelingsmanager of een brugwachter met een vaartuig een ligplaats in te nemen.

  • 2. Alvorens een vergunning wordt verleend kan onder omstandigheden een voorlopige toestemming worden verleend, door of namens de afdelingsmanager, om een ligplaats in te nemen.

Artikel 9 Algemene afmeerregels

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat zijn schip of vaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk en behoorlijk is afgemeerd. Hij mag daarbij de vlotte en veilige doorvaart niet belemmeren.

  • 2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde ringen, meerpalen of andere voorwerpen welke bestemd zijn tot het vastmaken van schepen en vaartuigen. Het college kan hierover nadere regels stellen.

Artikel 10 Vaststelling kaarten en bestemmingsplannen

  • 1. Het college stelt een of meerdere kaarten of de gemeenteraad stelt bestemmingsplannen vast waarin de tijdelijke, vaste, passanten- en winterligplaatsen voor schepen en vaartuigen worden aangewezen.

  • 2. Bij de kaart, kaarten of bestemmingsplannen als bedoeld in het eerste lid kan een toelichting behoren.

  • 3. In de kaarten en bestemmingsplannen en in de toelichting kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën van schepen of vaartuigen, waaronder te begrijpen beroeps- of pleziervaart, bedrijfsvaartuigen en historische schepen.

§ 3.1 Tijdelijke en vaste ligplaatsen

Artikel 11 Tijdelijke ligplaats

  • 1. Een tijdelijke ligplaats mag uitsluitend worden ingenomen op daartoe aangewezen plaatsen die zijn aangeduid op een of meerdere kaarten of bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2. Een vaartuig mag maximaal vier weken ligplaats hebben op een tijdelijke ligplaats.

Artikel 12 Vaste ligplaats

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een vaste ligplaats in te nemen.

  • 2. Een vaste ligplaats mag uitsluitend worden ingenomen op daartoe aangewezen plaatsen die zijn aangeduid op een of meerdere kaarten of bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt de vergunning als bedoeld in het eerste lid slechts verleend aan de eigenaar(s) van het schip en is de vergunning ligplaatsgebonden. De vergunning omvat een beschrijving van de vaste ligplaats.

  • 4. De verlening van een vergunning als bedoeld in het eerste lid ontheft de vergunninghouder niet van de verplichting om zich te overtuigen dat die plaats voor zijn vaartuig veilig is.

§ 3.2 Passanten- en winterligplaatsen

Artikel 13 Passantenligplaats

  • 1. Een passantenligplaats mag uitsluitend worden ingenomen op daartoe aangewezen ligplaatsen die zijn aangeduid op een of meerder kaarten als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2. Een passantenligplaats mag voor maximaal drie aaneengesloten weken worden ingenomen, met een tussentijdse periode van ten hoogste drie maanden.

  • 3. Het college kan in afwijking van het eerste en tweede lid een ontheffing verlenen voor incidentele gebruik.

Artikel 14 Winterligplaats

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een winterligplaats in te nemen.

  • 2. Een vergunning voor een winterligplaats kan worden verleend:

    • a.

      voor de periode tussen 1 oktober en 1 april;

    • b.

      voor een aan de beroepsvaart deelnemende chartervaartuig en/of passagiersschip;

    • c.

      op de daartoe aangewezen ligplaatsen die zijn aangeduid op een of meerdere kaarten als bedoeld in artikel 10 lid 1;

  • 3. Gedurende de winterligperiode is het bedrijfsmatig gebruik maken van het schip niet toegestaan.

  • 4. Het college kan in van het bepaalde in het derde lid ontheffing verlenen.

§ 3.3 Bepalingen ligplaats en exploitatie bedrijfsvaartuigen

Artikel 15 Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een bedrijfsvaartuig ligplaats in te nemen. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, is de vergunning bedrijfsgebonden.

  • 2. Het college verleent een vergunning als bedoeld in het eerste lid slechts indien de vereiste vergunningen voor het uitoefenen van het bedrijf zijn verleend.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien deze ligplaats niet op de door het college vastgestelde kaart als bedoeld in artikel 10, als bedrijfsruimte is aangegeven;

  • 4. Het college kan in afwijking van het tweede lid een ontheffing verlenen voor incidentele sociaal-culturele activiteiten die korter dan zes weken duren.

  • 5. Het college weigert een vergunning als bedoel in het eerste lid voor het bedrijfsmatig verlenen van een statisch nachtverblijf.

Artikel 16 Exploitatie bedrijfsvaartuigen

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een bedrijfsvaartuig te exploiteren.

  • 2. Artikel 14, eerste lid, Verordening Woonschepen is overeenkomstig van toepassing.

  • 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing wanneer uitsluitend sprake is van doorvaart over het Spaarne, en er geen op de gemeente Haarlem gerichte activiteiten plaatsvinden.

  • 4. Artikel 10, tweede en derde lid Verordening Woonschepen zijn van overeenkomstige toepassing. Bij de toepassing daarvan kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën van vaartuigen.

  • 5. Het college kan ter beperking van het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid de vergunning weigeren.

  • 6. Het college kan bij het verlenen van de vergunning tevens bepalen welke wateren, al of niet met enige beperking, mogen worden bevaren, alsmede op welke plaatsen mag worden afgemeerd. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorieën van vaartuigen.

Artikel 17 Verbod (combinatie)tankschepen

  • 1. Het is verboden om ligplaats in te nemen met een tankschip of een combinatietankschip dat is geladen met gevaarlijke stoffen of dat daarvan leeg is en niet is ontdaan van de restanten van die stoffen.

  • 2. Het college kan van het verbod in eerste lid ontheffing verlenen.

§ 3.4 Bepalingen ligplaats objecten, steigers, meerpalen, etc.

Artikel 18 Objecten, steigers, meerpalen, etc.

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een object ligplaats in te nemen, een object in, op of boven het water te plaatsen of een steiger, meerpaal of vergelijkbaar object op te richten of te hebben.

  • 2. Het college kan van het eerste lid ontheffing verlenen indien de overige vereiste vergunningen of ontheffingen voor het aanbrengen of plaatsen van die objecten, steigers, meerpalen, etc. zijn verleend.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen omtrent de aard, afmetingen en het aanzien van de in het eerste lid genoemde objecten, steigers, meerpalen, etc.

Hoofdstuk 4 Bepalingen in het belang van openbare orde en (verkeers)veiligheid

Artikel 19 Overlast

  • 1. Het is verboden om met of op een schip of ander object te water de openbare orde te verstoren of op andere wijze overlast of hinder te veroorzaken. Onder overlast is in elke geval begrepen een geluidsapparaat of een toestel of een machine in werking te hebben op zodanige wijze dat voor omwonenden of voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het college kan voor de verschillende categorieën vaartuigen, steigers en anderszins genomen besluiten nadere voorschriften stellen in het belang van de vrijheid, schade, de veiligheid, de gezondheid, de volksgezondheid, het voorkomen van strafbare feiten, het voorkomen of beperken van overlast of het voorkomen van aantasting van het woon- en leefklimaat.

  • 4. Het is verboden om zich zonder redelijk doel aan, op of in een vaartuig in het openbaar water zich vast te houden, te klimmen, te begeven of te bevinden.

Artikel 20 Gebruik van (verkeers)objecten

  • 1. Het is verboden om meerboeien en tonnen in het openbaar water, alsmede tekens, lantaarnpalen, bomen of soortgelijke objecten in de openbare ruimte voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 2. Het is verboden om meerpotten, haalkommen, bolders, palen en andere voor het afmeren bestemde voorwerpen of objecten voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor zij bestemd zijn.

  • 3. Het college kan van het eerste en tweede lid ontheffing verlenen.

Artikel 21 Gebruik sluizen en bruggen

  • 1. Het is anderen dan dienstdoende brug- of sluiswachters verboden om ten tijde van het openen, het geopend zijn en het sluiten van een brug of sluis zich te bevinden op het beweegbare gedeelte van een brug of sluis of op het aansluitende weggedeelte tot de slagboom.

  • 2. Het is verboden, bruggen en sluizen, alsmede de daarbij behorende objecten zoals aanvaarbescherming, remmingwerk, dukdalf, of steiger ten behoeve van onderhoud, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn bestemd.

  • 3. Het is anderen dan dienstdoende brug- of sluiswachters verboden om bruggen en/of sluizen te bedienen of daarbij de gebruikte slagboom te openen en te sluiten.

Artikel 22 Wedstrijden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college wedstrijden met vaartuigen te houden.

Artikel 23 Zeilverbod

Het is verboden om te zeilen in het gedeelte van het Spaarne gelegen tussen de Waarderbrug en de Buitenrustbruggen.

Artikel 24 Ankerverbod

Het is een schipper verboden om een anker te gebruiken om zijn vaartuig te stoppen tenzij hij daartoe genoodzaakt is ter voorkoming van schade of aanvaring.

Artikel 25 IJsbreken

Het is verboden om ijs in het openbaar water te breken. Dit verbod geldt niet voor:

  • a.

    het openhouden van het openbaar water voor de scheepvaart in het Noorder Buiten Spaarne, Spaarne, Binnen Spaarne en Zuider Buiten Spaarne;

  • b.

    het losmaken van ijs rond schepen;

  • c.

    diegene die handelt in opdracht van het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    het openhouden van havens bij watersportbedrijven.

Artikel 26 Bereikbaarheid van schepen

  • 1. Het is verboden om de toegang tot een schip te blokkeren voor degene die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten.

  • 2. De kapitein of schipper van een gemeerd schip is verplicht er zorg voor te dragen dat het schip te allen tijde vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.

Artikel 27 Verhalen anders dan op eigen aanvraag

  • 1. De kapitein of schipper dan wel de rechthebbende op een schip of object te water is verplicht dit naar elders te verhalen indien dat naar het oordeel van of namens de afdelingsmanager, in het belang van de ordening, openbare orde, veiligheid of milieu, noodzakelijk is.

  • 2. Door of namens de afdelingsmanager kan de in het eerste lid bedoelde objecten verhaald worden indien dit op grond van de in dat lid bedoelde belangen zonder uitstel dringend noodzakelijk is of de kapitein, schipper of rechthebbende onbekend is.

Hoofdstuk 5 Bepalingen ter bescherming van openbaar water en milieu

Artikel 28 Verwijderen obstakels

Degene die met een schip een brug passeert, is verplicht zo veel mogelijk uitstekende obstakels te verwijderen indien daardoor het openen of het geopend houden van de brug kan worden voorkomen.

Artikel 29 Opslaan goederen

  • 1. Het is verboden om:

    • a.

      de kaden in gebruik te nemen voor het opslaan van goederen of voor welke andere doeleinden dan ook;

    • b.

      op de kaden goederen of stoffen, die in een vaartuig moeten worden geladen, of uit een vaartuig moeten worden gelost, op te slaan of te hebben binnen een afstand van 5 meter uit de kademuren of walbeschoeiing.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan het college ontheffing verlenen.

Artikel 30 Verbouwings-, herstel-, of sloopwerkzaamheden

  • 1. Het is verboden om op of aan het openbaar water verbouwings-, herstel-, of sloopwerkzaamheden te (laten) verrichten waardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan. Het verbod is tevens van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden op plaatsen van waar de bij de werkzaamheden te gebruiken of vrijkomende stoffen rechtstreeks in het openbaar water terecht kunnen komen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op het (laten) verrichten van werkzaamheden bij een bedrijf of inrichting die voor het uitvoeren van de werkzaamheden beschikt over een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer of de Waterwet en niet van toepassing bij noodreparaties.

  • 3. Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 31 Vrijkomen van stoffen en dergelijke

Het is verboden om in, rond of op het openbaar water stof, rook, dampen en dergelijke op zodanige wijze te laten vrijkomen, dat daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

Artikel 32 Stoffen of voorwerpen in het openbaar water of op de kaden

  • 1. Degene die stoffen of voorwerpen in het openbaar water terecht doet komen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, en degene die van een dergelijk voorval kennis draagt, is verplicht dit onmiddellijk te melden bij de afdelingsmanager, en/of de politie, en/of het waterschap.

  • 2. Degene die stoffen of voorwerpen in het openbaar water of op de kade terecht doet komen, is gehouden voor het opruimen daarvan zorg te dragen en onmiddellijk (nood)maatregelen te treffen.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing als de Waterwet of andere milieu- of veiligheidswetgeving daarin voorziet.

  • 4. Iedere schipper die door onvoorziene omstandigheden mijn zijn vaartuig langdurig op het openbaar water moet verblijven, is verplicht het zich aan boord van zijn vaartuig aanwezige huisvuil te deponeren in door of vanwege de gemeente beschikbaar gestelde containers of inzamelvoorzieningen.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening of overige wetgeving zijn alle gebruikers van de kaden verplicht om, indien ten gevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, restanten lading, vuilnis, puin, kolen, aarde, olieproducten, chemicaliën of andere daarmee gelijk te stellen stoffen op de kaden, op een haventerrein en langs het openbaar water zijn achtergebleven, te zorgen, dat deze behoorlijk worden gereinigd, behoudens een vergunning in het kader van milieuwetgeving.

Artikel 33 Gevaarzetting

Het is verboden om in, rond of op het openbaar water in de nabijheid van gevaarlijke stoffen dan wel restanten van die stoffen, handelingen te verrichten, dan wel zich zodanig te gedragen dat gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

Artikel 34 Ongelukken en gevaar

Degene die is betrokken bij een voorval in, rond of op het openbaar water met gevaarlijke stoffen dan wel restanten van die stoffen waardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving ontstaat of kan ontstaan, alsook degene die van een dergelijk voorval kennis draagt, is, onverminderd het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, verplicht hiervan onmiddellijk melding te maken aan de afdelingsmanager. Degene die betrokken is bij het voorval is verplicht om onmiddellijk noodmaatregelen te treffen om verder gevaar, schade of hinder te voorkomen.

Artikel 35 Verplaatsen gevaarlijke stoffen

  • 1. Het is verboden om in, rond of op het openbaar water gevaarlijke stoffen dan wel de restanten van die stoffen te verplaatsen:

    • a.

      aan boord van een schip dat niet behoorlijk aan de wal is afgemeerd;

    • b.

      tijdens onweer en bij naderend onweer;

    • c.

      indien onvoldoende licht aanwezig is;

    • d.

      waarvan de verpakking zodanig is beschadigd dat deze stoffen (kunnen) vrijkomen;

    • e.

      indien ze zijn verpakt, maar niet zijn voorzien van de etikettering die op grond van het gestelde bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen geldt voor het ter vervoer aanbieden van gevaarlijke stoffen.

  • 2. Het college kan ontheffing van het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verlenen.

Artikel 36 Baggerverbod

  • 1. Het is verboden om, behoudens voor degenen aan wie daartoe van gemeentewege opdracht is in verstrekt, zonder vergunning van het college in openbaar water te baggeren of daarin met een beugel of met doorgelijk materiaal naar voorwerpen te zoeken of voorwerpen uit het openbaar water op het droge te brengen.

  • 2. Het in het voorgaande lid gesteld verbod is niet van toepassing op het zoeken naar of het op het droge brengen van een kort tevoren, kennelijk zoekgeraakt voorwerp waarvan de herkomst vaststaat, indien dit geschiedt door of met toestemming van de rechthebbende op dat voorwerp, mits dit geen bezwaar oplevert voor de veiligheid of het verkeer op het openbaar water.

Hoofdstuk 6 Handhavingsbepalingen

Artikel 37 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 38 Toezicht

Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de bijhorende besluiten zijn de daartoe door het college aangewezen personen belast.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na dag waarop zij is afgekondigd.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening Haarlemse Wateren (2013/167579) ingetrokken.

Artikel 40 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten, genomen krachtens de verordening genoemd in artikel 39, tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig besluiten kent, gelden als besluiten genomen, krachtens deze verordening.

  • 2. Uiterlijk tot 1 maart 2019 kunnen eigenaren van bedrijfsvaartuigen, welke door de wijziging van de toelichting op artikel 16, verplicht zijn een exploitatievergunning te hebben, deze vergunning aanvragen, mits zij bewezen bedrijfsmatig actief waren in Haarlem op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald onder de titel ‘Verordening Haarlemse Wateren’.

Toelichting behorende bij de Verordening Haarlemse Wateren

Algemeen

Inleiding

Besloten is om de Scheepvaart- en Havenverordening te wijzigen. De Scheepvaart- en Havenverordening is sterk verouderd. Nieuwe landelijke wet- en regelgeving is niet geïntegreerd in de verordening. Ook bevat de verordening geen toelichting. De nieuwe Verordening Haarlemse Wateren dient een eind te maken al deze zaken.

Verordening Haarlemse Wateren

Het streven is bij het opstellen van de Verordening Haarlemse Wateren vooral gericht geweest op de verordening in overeenstemming te brengen met landelijke wet- en regelgeving en de feitelijke situatie op het water van een deugdelijk juridisch fundament te voorzien. Ook heeft de verordening een toelichting.

De handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de Scheepvaart- en Havenverordening voor handhavende instanties binnen de gemeente Haarlem liet te wensen over. De Verordening Haarlemse Wateren dient daarin verbetering te brengen.

Aard en plaats van de Verordening Haarlemse Wateren

De Verordening Haarlemse Wateren komt in plaats van de Scheepvaart- en Havenverordening. Het betreft hier een autonome verordening. De bevoegdheid van het gemeentebestuur tot het uitvaardigen van regels betreffende het eigen huishouden is gebaseerd op artikel 108 lid 1 Gemeentewet. De regels in deze verordening bieden het juridische instrumentarium voor de inrichting van het openbare water, het afmeren van pleziervaartuigen en bedrijfsvaartuigen en voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid, rond en op het openbare water.

Artikel 121 van de Gemeentewet geeft een aanvullende verordenende bevoegdheid aan het gemeentebestuur, waardoor het bevoegd is om lokale verordeningen te maken ten aanzien van onderwerpen waarin ook hogere regelgeving voorziet, mits deze verordening niet strijdig is met deze hogere regelgeving. Vaste jurisprudentie leert dat wanneer een bepaling in een posterieure lagere regelgeving in hetzelfde onderwerp voorziet, maar een ander motief heeft, dat de bepaling verbindend is. Dit is voor de Verordening Haarlemse Wateren met name van belang omdat er op diverse terreinen hogere regels zijn die geheel of gedeeltelijk hetzelfde onderwerp hebben. Het betreft hier bijvoorbeeld de Scheepvaartverkeerswet, de Binnenvaartwet, het Binnenvaartpolitiereglement en ruimtelijke ordenings-, bouw- en milieuwetgeving.

Reikwijdte van de Verordening Haarlemse Wateren

Scheepvaartregulering

Voor het verkeer op de Nederlandse binnenwateren bestaat regelgeving op verschillende niveaus. Belangrijk is de Scheepvaartverkeerswet (SVW) die het wettelijke kader biedt voor de waterverkeersdeelnemers op zee en op de binnenwateren. Ingevolgde deze wet is een algemene maatregel van bestuur uitgevaardigd: het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). Dit reglement behelst verkeersregels ter voorkoming van een aanvaring of een aandrijving, waarbij het concreet gaat om zaken als gedragsregels, het voeren van tekens lichten, het gebruik van de marifoon, het afmeren, enz. De gemeente Haarlem is aangewezen als bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder a, eerste aandachtspunt van de Scheepvaartverkeerswet voor alle binnen de gemeente gelegen wateren.

Ruimtelijke ordening en bouwregels

De Verordening Haarlemse Wateren bevat geen inhoudelijke bepalingen die betrekking hebben op de ruimtelijke inrichting. Hiertoe zijn de Wet ruimtelijke ordening en het bestemmingsplan de aangewezen juridische instrumenten.

Milieuwetgeving

Tot de taken van het gemeentebestuur behoort een veilig en milieuverantwoord waterbeheer. Kenmerkend voor de scheepvaartsector zijn de vele ad hoc aanvragen voor steeds verschillende operaties op steeds wisselende locaties. Het gaat dan om bijvoorbeeld reparaties, bunkeringen, overslag en ligplaatsinname op bijzondere plaatsen. De Verordening Haarlemse Wateren stelt in aanvulling op onder meer de Wet milieubeheer en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen aanvullende regels zodat een veilig en milieuverantwoord waterbeheer gewaarborgd blijft.

Keur

De keur van het waterschap (in dit geval het Hoogheemraadschap van Rijnland) ziet op aspecten van waterkwaliteit en –kwantiteit. Deze heeft derhalve een ander doel dan de Verordening Haarlemse Wateren. Vergunningen op basis van de keur (bijvoorbeeld voor woonschepen, maar ook voor objecten en steigers) worden daarom ook aan andere criteria getoetst dan die op basis van de Verordening Haarlemse Wateren.

Artikelgewijs

Alleen de bepalingen die nadere regels uitleg behoeven, worden hieronder toegelicht.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • b.

    Bedrijfsvaartuig. Onder een bedrijfsvaartuig wordt elke vaartuig of object te water verstaan waarop een bedrijf of beroep wordt uitgeoefend. Hiertoe wordt onder meer een horecaschip, theaterschip of museumschip verstaan. Onder het begrip bedrijfsvaartuig is eveneens begrepen het bedrijfsvaartuig dat niet meer geschikt is om te varen. Het gaat hier om vaartuigen die niet hoofdzakelijk voor goederenvervoer zijn bestemd en ook niet als zodanig worden gebruikt. Binnenschepen zijn dus geen bedrijfsvaartuigen in de zin van deze verordening.

  • h.

    Object. Onder het begrip object vallen voorwerpen en vaartuigen die niet onder één van de andere begripsomschrijvingen zijn te brengen. Tevens zijn hieronder begrepen in aanbouw zijnde schepen, vaartuigen, casco’s enz. Vanwege het in aanbouw zijn is het niet reëel de bepalingen voor de desbetreffende categorie in volbouwde staat van toepassing te verklaren. Voor de beoordeling of iets een object dan wel onderdeel van een woonschip of een vaartuig is, geldt het bepaalde in artikel 3:4 van het Burgerlijk Wetboek. Alleen als iets niet zonder schade afgescheiden kan worden geldt het als bestanddeel van het woonschip of vaartuig en gelden bijvoorbeeld de verbouwingsregels zoals gesteld in de Verordening Woonschepen. In de overige gevallen is sprake van een object.

  • i.

    Openbaar water. Het begrip ‘openbaar’ heeft hier geen bijzondere juridische betekenis. Openbaar water wordt in feitelijke zin gebruikt en omvat al het water dat voor het publiek toegankelijk is of voor enig gebruik open staat. Water dat aan een andere eigenaar dan de gemeente behoort of is verhuurd, maar dat feitelijk wel door de scheepvaart wordt gebruikt, blijft openbaar. Voor de beantwoording van de vraag of water openbaar is, is niet de eigendom of de bestemming, maar de feitelijke toegankelijkheid bepalend.

  • j.

    Passantenligplaats. De passantenligplaats mag ten hoogste drie aaneengesloten weken door een passant worden ingenomen. Na deze periode dient de passant ten minste drie maanden afwezig te zijn van een dergelijke ligplaats. Deze ligplaats is voornamelijk bedoeld voor toeristen.

  • l.

    Schip. De definitie van schip omvat alle vaartuigen.

  • m.

    Schipper. De omschrijving van schipper is ruimer dan hieronder in de praktijk wordt verstaan. Als de formele schipper verstek laat gaan, is er volgens deze omschrijving altijd iemand die als zodanig functioneert en die verantwoordelijk is voor de naleving van de bepalingen in de verordening en de voorschriften in de beschikking.

  • n.

    Tijdelijke ligplaats. Hier wordt geduid op een niet-vaste ligplaats anders dan voor woonschepen. Het betreft alle ligplaatsen waar schepen een korte periode liggen. Deze korte periode is maximaal een maand. Men moet hier vooral denken aan ligplaatsen voor passerende schepen (dagjes toeristen).

  • r.

    Watergebonden activiteit. Hier wordt geduid op werkzaamheden en andere activiteiten die een duidelijke samenhang hebben met het water. Daarbij kan worden gedacht aan het vervoeren van goederen of passagiers, of het verhuren van vaartuigen, waaronder ook waterfietsen worden verstaan. In zijn algemeenheid is een horeca-activiteit niet watergebonden.

Artikel 2 Nakoming bevelen

Op het water is het gebruikelijk dat de havenmeester/toezichthouder/handhaver mondeling bevelen geeft. Dat komt omdat er vaak sprake is van spoed en onomkeerbare situaties. Essentieel hierbij is dat er snel gehandeld moet worden. Het is vergelijkbaar met controles van de politie waarbij bevelen mondeling gegeven worden en het voor de uitoefening van de functie niet mogelijk is om de bevelen schriftelijk te geven.

Bevelen hebben in casu betrekking op het vaargedrag en de vaaraanwijzingen die de toezichthouders, scheepvaartmeesters en havenmeester kunnen geven.

Een aantal voorbeelden van bevelen zijn: iemand bevelen om door rood licht te varen, iemand bevelen om op een bepaalde locatie af te meren waar afmeren normaliter verboden is, iemand bevelen aan een bepaalde kant van het vaarwater te varen (dat kan in verband met een gezonken boot, duikers in het water, werkzaamheden enz), iemand bevelen de snelheid te overtreden.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de beschikking

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Ofschoon in literatuur en jurisprudentie algemeen het standpunt wordt gehuldigd dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften en beperkingen in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan, verdient het uit oogpunt van duidelijkheid en ter uitsluiting van elke twijfel aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen in de regeling, ter uitvoering waarvan vergunning of ontheffing wordt verleend. Daarbij dient tevens -ten overvloede- te worden aangegeven dat die voorschriften en beperkingen uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning of ontheffing is gesteld. Voorschriften specificeren de werking van een beschikking in een gegeven situatie of voor een bepaald doel. Niet- nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 6 is de intrekkingsbevoegdheid vastgelegd. De vraag of bij niet- nakoming van vergunningsvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen. In de algemene strafbepaling wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd. Beperkingen zien op de werking van de beschikking naar tijd, plaats, doel of persoon. Het is niet nodig om in de verordening te regelen dat de vergunning of de ontheffing de beperking kent naar (bepaalde of onbepaalde) tijd. Het is in het bestuursrecht algemeen aanvaard dat een bestuursorgaan in zijn beschikking een dergelijke beperking kan opnemen.

Artikel 5 Karakter van de beschikking

Beschikkingen kunnen zowel persoons- als zaaksgebonden zijn. Gezien de wenselijkheid hiertoe, zijn alle beschikkingen op basis van deze verordening in elke geval altijd beide (naast eventuele andere gebondenheid). De ligplaats is immers in eigendom van de gemeente Haarlem. Alleen een eigenaar is beschikkingsbevoegd tot overdragen van een vergunning. Dit betekent dat bij verandering van bijvoorbeeld de eigenaar, maar ook bij de aanschaf van een nieuw schip, een nieuwe beschikking moet worden aangevraagd.

Een vergunning kan dus niet worden overgedragen. Het is niet toegestaan om bijvoorbeeld een ligplaats te verhuren, te verkopen of ander schijn situaties te creëren waarbij de vergunning wordt overgedragen. Indien dit gebeurt zal de Havendienst bevoegd zijn tot het nemen van maatregelen. Zo kan in casu het havengeld op grond van de verordening op de heffing en invordering van havengelden met terugwerkende kracht worden geïnd.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de beschikking

De in dit artikel genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan. Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking. Indien het college overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient het de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun bedenkingen in te dienen als wordt voldaan aan artikel 4:8 Awb.

Bij toepassing van artikel 6 lid 1 sub g houdt het college rekening met het volgende:

  • a.

    het karakter van de straat, water en de wijk waarin het vergunde/de ontheffing is gelegen of zal zijn gelegen;

  • b.

    de aard van het vergunde of de ontheffing;

  • c.

    de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaats reeds bloot staat;

  • d.

    het levensgedrag van de vergunninghouder en/of de ontheffingshouder.

Artikel 7 Algemene weigeringsgronden

De weigeringsgronden zijn niet-imperatief geformuleerd. Het college heeft de beleids- en beoordelingsvrijheid om af te wijken van bijvoorbeeld het bestemmingsplan.

Sub e omschrijft dat bij een feitelijke onmogelijkheid een vergunning voor een ligplaats kan worden geweigerd. Dit geval doet zich bijvoorbeeld voor als er een uitgiftestop van ligplaatsen is. Daarnaast kan het zo zijn dat er feitelijk geen ruimte meer langs de kade, waardoor uitgifte van een ligplaatsvergunning niet kan.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het innemen van een ligplaats

Artikel 8 Innemen ligplaats

In het eerste lid van artikel 8 is vermeld dat voor het innemen van een ligplaats altijd een vergunning van het college nodig is of een mondelinge aanwijzing door de afdelingsmanager of een brugwachter.

Op grond van het tweede lid kan onder speciale omstandigheden voorlopig toestemming worden verleend om een ligplaats in te nemen. Aan deze voorlopige toestemming kunnen geen rechten worden ontleent. De voorlopige toestemming geldt tot het moment dat de Havendienst de aanvraag volledig heeft beoordeeld. De voorlopige toestemming is in juridische zin niets meer en minder dan een expliciete gedoogsituatie. Er kunnen geen schadeclaims worden ingediend indien de Havendienst een negatieve beslissing op de aanvraag neemt. Wat onder omstandigheden dient te worden verstaan is ter beoordeling van de afdelingsmanager of zijn plaatsvervanger.

Artikel 9 Algemene afmeerregels

Het tweede lid stelt dat het college nadere regels kan stellen omtrent de algemene afmeerregels. De nota Afmeerzones pleziervaartuigen (2009/204380) geeft bijvoorbeeld een nadere invulling.

Artikel 10 Vaststelling kaarten en bestemmingsplannen

Deze bepaling is de grondslag voor besluiten door het college waarin op een kaart met toelichting gebieden, zones, vakken etc. worden aangewezen waarin bepaalde categorieën van vaartuigen een ligplaats mogen innemen. Onder dergelijke besluiten worden onder andere de kaart Afmeerzones pleziervaartuigen (2009/204380) en de Kansenkaart Watertoerisme (2008/51579) verstaan.

§ 3.1 Tijdelijke en vaste ligplaatsen

Artikel 11 Tijdelijke ligplaats

Wat een tijdelijke ligplaats is, wordt geformuleerd in de begripsbepalingen van artikel 1. Voor een tijdelijke ligplaats is geen vergunning vereist.

Deze bepaling is de basis voor het zogeheten ‘campingsysteem’ voor tijdelijke ligplaatsen. Hierbij geeft het college op een kaart vakken aan, waarbinnen de schipper een ligplaats moet innemen.

Artikel 12 Vaste ligplaats

Voor een vaste ligplaats is een vergunning vereist. Eén van de weigeringsgronden wordt genoemd in lid 2, de andere staan in artikel 7 van de verordening.

Lid 2 sub d omschrijft dat bij een feitelijke onmogelijkheid een vergunning voor een vaste ligplaats kan worden geweigerd. Dit geval doet zich bijvoorbeeld voor als er een uitgiftestop van ligplaatsen is. Daarnaast kan het zo zijn dat er feitelijk geen ruimte meer langs de kades is, waardoor uitgifte van een ligplaatsvergunning niet kan.

§ 3.2 Passanten- en winterligplaatsen

Artikel 14 Winterligplaats

Ook winterligplaatsen worden op grond van artikel 10 lid 1 aangewezen op kaarten door het college. Gedurende de periode 1 oktober tot 1 april (buiten het vaarseizoen) mogen aan de beroepsvaart deelnemende chartervaartuigen en passagiersschepen op een dergelijke ligplaats verblijven.

Gedurende deze periode mag er geen bedrijfsmatig gebruik worden gemaakt van het vaartuig.

§ 3.3 Bepalingen ligplaats en exploitatie bedrijfsvaartuigen

Artikel 15 Ligplaatsvergunning bedrijfsvaartuig

Een bedrijfsvaartuig heeft een ligplaatsvergunning nodig. Onder bedrijf moet worden verstaan: werkzaamheden en activiteiten, variërend van horeca tot botenverhuur. Voor de laatste is tevens een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 16 nodig. Ook zijn voor veel bedrijfsvaartuigen nog andere beschikkingen nodig, bijvoorbeeld op grond van de APV of de Drank- en Horecawet. Het niet hebben van deze beschikkingen levert een imperatieve weigeringsgrond op. Er wordt geen vergunning verleend voor hotelboten/statische nachtverblijven of vergelijkbare vaartuigen.

Artikel 16 Exploitatie bedrijfsvaartuigen

De Binnenvaartwet is alleen van toepassing op de exploitatie van vaartuigen welke bestemd zijn of gebruikt worden voor het vervoeren van meer dan 12 personen, de bemanning niet meegerekend. Dit houdt in dat voor bedrijfsvaartuigen welke bestemd zijn tot of gebruikt worden voor het vervoeren van minder dan 12 personen, geen regels gelden voor de exploitatie van het vaartuig op grond van de Binnenvaartwet. De gemeente kan wel regels stellen met betrekking tot het exploiteren van bedrijfsvaartuigen tot 12 personen via een gemeentelijke verordening.

Op grond van artikel 16 Verordening Haarlemse Wateren is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college een bedrijfsvaartuigen te exploiteren. Deze bepaling is ook van toepassing op bedrijfsvaartuigen tot 12 personen. Tevens dienen op grond van dit artikel verhuurbedrijven van door spierkracht voortbewogen schepen een exploitatievergunning aan te vragen.

Op grond van artikel 16 dienden bedrijfsvaartuigen voor het vervoeren van meer dan 12 personen al een exploitatievergunning aan te vragen. Ook moesten verhuurbedrijven van gemotoriseerde vaartuigen zonder schipper op grond van dit artikel een exploitatievergunning aanvragen’.

§ 3.4 Bepalingen ligplaats objecten, steigers, meerpalen, etc.

Artikel 18 Objecten, steigers, meerpalen, etc.

Het is voor het openbaar water noodzakelijk maatregelen te kunnen nemen waarmee het naar eigen inzichten ‘inrichten’ van het water kan worden tegengegaan, bijvoorbeeld met vlaggenmasten, boeien en afzettingen etc. Ter onderscheid of iets een object dan wel een deel van een woonschip is, wordt het onderscheid van aard- en nagelvast gebruikt. Als iets alleen met schade aan het woonschip verwijderd kan worden (dan zit het dus aard- en nagelvast aan het woonschip vast) dan is het geen object, maar onderdeel van het woonschip en moet het via de verbouwingsregels (§ 3.2 Verordening Woonschepen) afgehandeld worden. Is een object niet aard- en nagelvast, dan is sprake van een object in de zin van artikel 18 juncto artikel 1 sub h Verordening Haarlemse Wateren. Ten aanzien van in aanbouw zijnde schepen, andere vaartuigen of casco’s is het uitgangspunt dat dergelijke activiteiten in principe op een scheepswerf thuishoren en niet in het openbaar water. Voor veel van deze objecten is tevens een vergunning nodig van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Ook voor steigers etc. is een vergunningenregime in het leven geroepen. Het betreft hier objecten die met name tot doel hebben om aan af te meren of om erop plaats te nemen, bijvoorbeeld om te vissen. Voor deze objecten is tevens een vergunning nodig van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Hoofdstuk 4 Bepalingen in het belang van openbare orde en (verkeers)veiligheid

Artikel 19 Overlast

De toegenomen drukte op het water maakt het noodzakelijk overlast, zoals geluidshinder en andere hinderlijke gedragingen op het water, tegen te kunnen gaan.

Artikel 20 Gebruik van (verkeers)objecten

Op grond van art. 1.13 van het Binnenvaartpolitiereglement mag men geen verkeerstekens gebruiken om daaraan bijvoorbeeld te meren. De hier geformuleerde bepaling richt zich niet alleen tot de schipper, maar ook tot de zwemmer of surfer. Het artikel is aangevuld met een tweede lid om het oneigenlijk gebruik van afmeervoorzieningen tegen te gaan.

Artikel 21 Gebruik sluizen en bruggen

Deze bepaling beoogt het misbruik van sluizen en bruggen tegen te gaan. Het artikel verbiedt een breed scala van activiteiten die op en vanaf bruggen en sluizen kunnen worden ondernomen, zoals vissen, zwemmen of het opslaan van goederen.

Artikel 27 Verhalen anders dan op eigen aanvraag

Verhalen is een nautisch begrip, wat verplaatsen betekent.

Schepen kunnen in de weg liggen als bijvoorbeeld een calamiteit moet worden bestreden. Tevens kunnen schepen zelf door een calamiteit gevaar lopen. Daarnaast zijn er openbare orde- en andere motieven denkbaar die het noodzakelijk maken dat een schip (tijdelijk) moet worden verhaald. De verhaalsmogelijkheid voor werkzaamheden aan gemeente-eigendommen spreekt voor zich. De bevoegdheid tot en de regeling van het uitoefenen van bestuursdwang is opgenomen in de Gemeentewet en in de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij geldt -spoedeisende gevallen uitgezonderd- dat de overtreder eerst zelf in de gelegenheid moet worden gesteld om een einde te maken aan de overtreding. Geeft de overtreder geen gevolg aan de aanzegging, dan kan op kosten van de overtreder tot verhalen worden overgegaan. In het tweede lid wordt de mogelijkheid geboden om te verhalen zonder dat hier een aanzegging aan de betrokkenen aan vooraf gaat. Mocht deze situatie zich voordoen, dan is er geen sprake van een overtreding en daarom geen grondslag voor het uitoefenen van bestuursdwang. De kosten van het verhalen zullen daarom niet worden verhaald.

Hoofdstuk 5 Bepalingen ter bescherming van openbaar water en milieu

Artikel 28 Verwijderen obstakels

Het artikel beoogt te voorkomen dat onnodig bruggen moeten worden geopend met het gevolg dat het verkeer op het land wordt geblokkeerd. Hiervan is sprake als betrokkenen zelf vrij eenvoudig voorzieningen kunnen treffen waardoor onderdoorgang van de brug zonder het openen van een brug mogelijk is.

Artikel 30 Verbouwings-, herstel- of sloopwerkzaamheden

Op verbouwings-, herstel of sloopwerkzaamheden die zich voordoen in danwel uitstrekken tot het openbaar water is de onderhavige bepaling van toepassing. Daar de veiligheid en het milieu bij deze werkzaamheden in het geding zijn, zijn al deze activiteiten onder de verbodsbepaling gebracht. De hoofdlijn is dat dergelijke werkzaamheden op een werf worden uitgevoerd waar de werkzaamheden op grond van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer en de Waterwet mogen worden verricht. Op werkzaamheden waarvan geen gevaar, schade of hinder valt te verwachten is het verbod niet van toepassing, bijvoorbeeld bij kleine interne reparaties. Ook is dit verbod niet van toepassing bij noodreparaties.

Artikel 31 Vrijkomen van stoffen en dergelijke

Dit artikel is van belang is verband met de overlast die door stof- en rookvorming e.d. kan optreden. In de meeste gevallen zullen de bijzondere wetten geen uitkomst bieden als bij de uitstoot van stoffen, gassen e.d. effecten waarneembaar zijn op de omgeving. De Wet inzake de luchtverontreiniging ziet toe op het verontreinigen van de lucht, maar biedt bij het in incidentele gevallen vrijkomen van stof, rook etc. onvoldoende houvast voor het nemen van maatregelen ter voorkoming van overlast of hinder voor de watergebruikers en omwonenden. Milieu- en veiligheidswetten hebben betrekking op een inrichting en bieden geen grondslag om in gevallen als hier bedoeld op te treden; zodoende geeft deze bepaling een aanvullende regeling.

Artikel 32 Stoffen of voorwerpen in het openbaar water of op de kaden

Met dit artikel wordt beoogd zo snel mogelijk maatregelen te kunnen treffen wanneer een dergelijke calamiteit zich voordoet. De opgelegde alertheid van de vervuiler en van degene die van een dergelijk voorval weet, dient hier aan bij te dragen. Tevens is uitdrukking gegeven aan de gedachte dat de vervuiler verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn daden. Dit artikel heeft een aanvullend karakter.

Artikel 33 Gevaarzetting

Het eerste lid van dit artikel ziet toe op die gevallen waarin de veiligheids- en milieuwetgeving geen oplossing bieden. Dit lid heeft evenals de bepaling over het vrijkomen van rook e.d., een vangnetfunctie.

Artikel 34 Ongelukken en gevaar

Dit artikel vormt het equivalent van artikel 34 inzake het melden van stoffen en voorwerpen die in het openbaar water terechtkomen.

Hoofdstuk 6 Handhavingsbepalingen

Artikel 37 Strafbepaling

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Deze straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Het is overigens uiteindelijk de strafrechter die de soort en de maat van de straf in een concreet geval bepaalt, tot de grens van de door de gemeenteraad gekozen boetecategorie.

Artikel 38 Toezicht

In dit artikel worden de toezichthouders genoemd. De basis voor toezichthoudende bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Afdeling 1 van dit hoofdstuk geeft regels voor het toezicht. Op basis van artikel 142 lid 1 sub c van het Wetboek van Strafvordering hebben personen die bij de verordening zijn belast met het toezicht op de naleving van die verordening, een en ander voor zover het die feiten betreft en die personen zijn beëdigd, bijzondere opsporingsbevoegdheid. De aanwijzing als toezichthouders in de Verordening Haarlemse Wateren is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn dus zowel toezichthouders in de zin van de Awb bevoegd als buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) in de zin van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 40 Overgangsbepaling

In lid 2 is gesteld dat bedrijven die volgends de oude verordening geen vergunning nodig hadden, maar al wel bedrijfsmatig actief in Haarlem waren, na vaststelling van deze verordening in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk tot 1 maart 2019, alsnog een exploitatievergunning aan te vragen. Zij hoeven dan niet te voldoen aan de beleidsregels zoals gesteld in de ‘Ambitiekaart Haarlemse Wateren’.