Horecasanctiebeleid

Geldend van 15-04-2019 t/m heden

Intitulé

Horecasanctiebeleid

Hoofdstuk I Algemeen

Paragraaf 1 Inleiding

In de gemeente Haarlem is sinds jaar en dag het horecasanctiebeleid van kracht. Dit beleid beoogt eenduidig en consequent op te treden tegen overtredingen van horecaregelgeving die worden begaan door horecabedrijven. Ook wordt op grond van dit beleid sanctionerend opgetreden tegen horecabedrijven waar zich strafbare feiten en/of ordeverstoringen voordoen. Het horecasanctiebeleid heeft bewezen buitengewoon effectief te zijn bij de bestuurlijke aanpak van horecabedrijven die het niet zo nauw nemen met de regels. Het horecasanctiebeleid geniet een grote bekendheid bij ondernemers en men is er zich van bewust dat de gemeente en politie handhavend optreden tegen overtredingen en tegen overlast. Van het horecasanctiebeleid gaat een preventieve werking uit. Het horecasanctiebeleid is van toepassing op alle openbare inrichtingen (zoals bedoeld in artikel 2:27 van de APV) in de gemeente Haarlem. Ook bijzondere horecabedrijven zoals de coffeeshops vallen onder de werking van dit beleid.

De kern van het horecasanctiebeleid is een snelle reactie van de gemeente bij overtredingen van horecaregelgeving door horecabedrijven. Het horecasanctiebeleid is een lik-op-stuk-beleid. Het sanctioneren is geen doel op zich maar dient ervoor om de naleving van regels door horecabedrijven te optimaliseren, ordeverstoringen te beëindigen en nieuwe overtredingen en ordeverstoringen te voorkomen. Het horecasanctiebeleid kent een getrapt systeem van sanctionering. Bij een eerste geconstateerde overtreding van de horecaregelgeving ontvangen horecabedrijven een waarschuwing van de gemeente. In deze waarschuwing wordt gewezen op het naleven van de regels en wordt meegedeeld dat bij recidive binnen een half jaar en sanctie zal volgen. Bij herhaaldelijke overtredingen worden de sluitingstijden vervroegd dat in zwaarte kan oplopen naarmate men de regels vaker overtreedt. Uiteindelijk kan herhaaldelijk overtreden van de regels leiden tot een tijdelijke volledige sluiting van het horecabedrijf en zelfs tot sluiting voor onbepaalde tijd en intrekking van de drank- en horeca of exploitatievergunning. Ook bij ernstige overtredingen kan meteen sanctionerend worden opgetreden, waarbij de waarschuwing kan worden overgeslagen.

Paragraaf 2 Handhavingsstrategie Openbare Inrichtingen

In 2017 is de handhavingsstrategie voor openbare inrichtingen, een verzamelterm voor allerlei soorten horecabedrijven, van kracht geworden (2017/265259). In deze handhavingsstrategie is de visie van de gemeente Haarlem op toezicht en handhaving in de horeca beschreven. Een belangrijke doelstelling van het handhavingsbeleid van de gemeente Haarlem ten aanzien van horecabedrijven is het tegengaan van uitgaansoverlast, het waarborgen van de openbare orde en veiligheid in het uitgaansgebied in de binnenstad van Haarlem en het beschermen van het woon- en leefklimaat.

Sinds de wijziging van de Drank- en Horecawet in 2013 is de gemeentelijke overheid belast met het toezicht op de Drank- en Horecawet. Dankzij deze decentralisatie kan het toezicht gericht en passend bij de lokale situatie worden georganiseerd. De gemeente Haarlem voert verschillende periodieke controles uit. De gemeente streeft ernaar om jaarlijks alle horecabedrijven in de stad te controleren. Dit zijn basiscontroles waarbij onder andere gecontroleerd wordt op verkoop van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar, de aanwezigheid van een leidinggevende, voorwaarden uit de vergunning en terrasuitstalling. Ook vinden er controles plaats naar aanleiding van klachten en meldingen. Het doel van toezicht en handhaving is het realiseren van normconform gedrag. Vastgestelde regels, voorschriften en wetten moeten worden nageleefd. Om er voor te zorgen dat exploitanten zich houden aan de juridische kaders, wordt er vanuit de gemeente toezicht gehouden op de naleving ervan.

In de handhavingsstrategie voor openbare inrichtingen zijn op basis van een risico-inventarisatie de volgende prioriteiten benoemd voor het toezicht en handhaving:

  • Alcoholverkoop aan minderjarigen

  • Overlast uit horecabedrijven

  • Exploiteren van horecabedrijf zonder of in strijd met vergunning

  • Exploiteren in strijd met bestemmingsplan

  • Overlast van horecabezoekers op straat

Bij de toepassing van het horecasanctiebeleid wordt rekening gehouden met de prioriteiten uit de handhavingsstrategie openbare inrichtingen. Het horecasanctiebeleid richt zich op de prioriteiten 1 tot en met 3. Het bestemmingsplan en overlast van horecabezoekers op straat wordt niet gehandhaafd worden via het horecasanctiebeleid. Handhaving van het bestemmingsplan geschiedt via een last onder dwangsom op grond van de Gemeentewet en tegen overlastgevende horecabezoekers wordt verbaliserend opgetreden door de politie in het kader van de ordehandhaving.

Paragraaf 3 Handhavingsinstrumentatrium

Waarschuwing

Het eerste instrument waarvan gebruik wordt gemaakt in het horecasanctiebeleid is de waarschuwing. De waarschuwing volgt bij een eerste overtreding van de horecaregelgeving. Dit is het meest gebruikte instrument. Een waarschuwing is geen besluit zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht omdat het niet gericht is op een rechtsgevolg. Doel van de waarschuwing is dat een besluit gericht op rechtsgevolg voorkomen kan worden. Tegen een waarschuwing is geen bezwaar en beroep mogelijk.

Vervroegde sluiting en volledige sluiting

Indien een nieuwe overtreding wordt geconstateerd ondanks de waarschuwing, worden de sluitingstijden van het recidiverende horecabedrijf vervroegd. Indien na het vervroegen van de sluitingstijden opnieuw overtredingen worden geconstateerd, volgt een tijdelijke volledige sluiting. Ook bij ernstige overtredingen kan een volledige sluiting van het horecabedrijf worden opgelegd.

Dwangsom en bestuursdwang

Uitgangspunt van het horecasanctiebeleid is dat het instrument vervoegde sluiting en bij recidive van overtredingen of ernstige overtredingen volledige tijdelijke sluiting wordt gehanteerd, maar ingeval dit instrument niet effectief is wordt de last onder dwangsom ingezet om de naleving van wetten en regels in de horeca te bevorderen.

Naast de last onder dwangsom wordt ook gewerkt met de last onder bestuursdwang ingeval een horecabedrijf wordt geëxploiteerd zonder vereiste vergunning bijvoorbeeld omdat de vergunning is geweigerd of ingetrokken. Ook het exploiteren van een horecabedrijf zonder dat een vergunning is aangevraagd is een overtreding die effectief kan worden beëindigd met bestuursdwang.

Bestuurlijke Boete

Nieuw in het horecasanctiebeleid is de introductie van de bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete wordt beperkt ingezet omdat het opstellen van een boeterapport relatief veel administratieve werkzaamheden met zich meebrengt. Daarom zal voor slechts een klein aantal overtredingen (verstrekken alcohol aan minderjarigen, uitoefenen horecabedrijf zonder vergunning en overtreding regels voor paracommerciële inrichtingen ter voorkoming van oneerlijke mededinging) van de Drank- en Horecawet gebruik gemaakt worden van de bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie. Met de bestuurlijke boete wordt lik-op-stuk beleid gevoerd, waarbij overtredingen direct kunnen worden bestraft. In sommige gevallen kan naast een bestuurlijke boete ook een herstelsanctie worden opgelegd.

Paragraaf 4 Relatie horecasanctiebeleid Wet Milieubeheer

Op een horecabedrijf is het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) van toepassing. De artikelen uit het Activiteitenbesluit hebben onder andere betrekking op het voorkomen van gevaar, schade en/of hinder veroorzaakt door een horecabedrijf. De artikelen uit het Activiteitenbesluit dienen door een horecabedrijf nageleefd te worden. De Omgevingsdienst IJmond is belast met het toezicht op de naleving van het Activiteitenbesluit en treedt indien nodig handhavend op middels het opleggen van maatwerkvoorschriften en/of een last onder dwangsom. Ter handhaving van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit verricht de Omgevingsdienst IJmond geluidsmetingen bij bewoners die overlast ondervinden van het geluid dat geproduceerd wordt vanuit horecabedrijven. De handhaving van het Activiteitenbesluit door de Omgevingsdienst IJmond moet onderscheiden worden van de handhaving door de gemeente op basis van het horecasanctiebeleid dat als oogmerk de bescherming van de openbare orde heeft.

Als overschrijding van de geluidsnormen leidt tot inpandige overlast bij omwonenden, dan wordt via de ODIJ gehandhaafd op grond van het Activiteitenbesluit. Als geluidsoverlast leidt tot een verstoring van de openbare orde, dan wordt gehandhaafd via het Horecasanctiebeleid op basis van waarnemingen van politie-ambtenaren en/of gemeentelijke toezichthouders. Hierbij kunnen de bevindingen van de Omgevingsdienst IJmond fungeren als steunbewijs.

Hoofdstuk II Horecasanctiebeleid

Paragraaf 1 Inrichtingen met een drank- en horecavergunning of een exploitatievergunning

Indien horecabedrijven de Drank- en Horecawet, de APV of Nadere regels voor de exploitatie van openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28 lid van de APV overtreden, wordt als volgt gesanctioneerd:

  • 1.1.

    Als door de politie dan wel door gemeentelijke toezichthouders een overtreding van deze voorschriften wordt geconstateerd volgt voor zover mogelijk direct een mondelinge waarschuwing;

  • 1.2.

    de mondelinge waarschuwing wordt schriftelijk bevestigd;

  • 1.3.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd vervroegt de burgemeester de sluitingstijden tot 23:00 op vrijdag- en zaterdagavond;

  • 1.4.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd vervroegt de burgemeester de sluitingstijden tot 23:00 op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond;

  • 1.5.

    indien binnen één jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een donderdag, vrijdag en zaterdag;

  • 1.6.

    indien binnen twee jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een periode van ten hoogste 7 dagen;

  • 1.7.

    indien binnen twee jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een langere periode.

Paragraaf 2 Inrichtingen zonder een drank- en horecavergunning of een exploitatievergunning

Horecabedrijven die geen alcohol schenken en geopend zijn tussen 7.00 en 19:00 uur, hoeven op grond van de nieuwe APV geen vergunning. Indien deze horecabedrijven de APV of nadere regels voor de exploitatie van openbare inrichtingen op grond van artikel 2:28 lid van de APV overtreden, wordt als volgt gesanctioneerd:

  • 2.1.

    Als door de politie dan wel door gemeentelijke toezichthouders een overtreding van deze voorschriften wordt geconstateerd volgt voor zover mogelijk direct een mondelinge waarschuwing;

  • 2.2.

    de mondelinge waarschuwing wordt schriftelijk bevestigd;

  • 2.3.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd vervroegt de burgemeester de sluitingstijden tot 14:00 op vrijdag- en zaterdagmiddag;

  • 2.4.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd vervroegt de burgemeester de sluitingstijden tot 14:00 op donderdag-, vrijdag- en zaterdagmiddag;

  • 2.5.

    indien binnen één jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een donderdag, vrijdag en zaterdag;

  • 2.6.

    indien binnen twee jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een periode van ten hoogste 7 dagen;

  • 2.7.

    indien binnen twee jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd besluit de burgemeester de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een langere periode.

Paragraaf 3 Bestuurlijke Boete

Overtredingen van de artikelen in deze paragraaf worden gesanctioneerd met een bestuurlijke boete:

  • 3.1.

    Indien geconstateerd wordt dat artikel 20 lid 1 van de Drank- en Horecawet (verstrekken van alcohol aan minderjarigen) wordt overtreden, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van €1360 (categorie I) of €2720 (categorie II).

  • 3.2.

    Indien geconstateerd wordt dat artikel 3 van de Drank- en Horecawet (uitoefenen horecabedrijf zonder vergunning) wordt overtreden, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van €1360 (categorie I) of €2720 (categorie II).

  • 3.3.

    Indien geconstateerd wordt dat artikel 4 lid 1 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:33 van de APV (regels ter voorkoming van oneerlijke mededinging door paracommerciële inrichting bij verstrekking van alcohol) wordt overtreden, wordt de overtreder eerst gewaarschuwd. Bij een nieuwe overtreding binnen zes maanden wordt een bestuurlijke boete opgelegd van €1020 (categorie I) of €2040 (categorie II).

  • 3.4.

    Recidive na opleggen boete

    Bij recidive wordt het boetebedrag verhoogd. Op grond van art. 3 lid 3 en 4 Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet geldt het volgende recidiveregime:

    • -

      Verhoging van 50%: Een overtreding kan worden toegerekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon en volgt binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de eerste bestuurlijke boete.

    • -

      Verhoging van 100%: Een overtreding kan worden toegerekend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon, er is tweemaal of vaker een boete opgelegd en de overtreding volgt binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de eerste bestuurlijke boete.

  • 3.5.

    Matiging boete

    • -

      De in de handhavingsmatrix aangegeven boetebedragen bepalen de bovengrens voor de op te leggen boete. Indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is, dan kan de burgemeester besluiten de boete te matigen (art. 5:46 lid 3 Awb).

    • -

      Als toepassing gegeven is aan 3.2 van deze paragraaf kan de burgemeester besluiten de boete te matigen (art. 3 lid 5 Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet).

  • 3.6.

    In afwijking van het voorgaande kan ook een besturlijke boete opgelegd worden bij overtreding van andere artikelen.

Toelichting

Overtreder

Als overtreder wordt verstaan degene die de overtreding pleegt of medepleegt. (artikel 5:1 lid 2 Awb)

Overtredingen van de Drank- en Horecawet kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen die een horecabedrijf exploiteren. Aan horeca-ondernemers wordt dan een bestuurlijke boete opgelegd.

Overtredingen

De overtredingen waarvoor de bestuurlijke boete wordt ingezet zijn in ieder geval de artikelen 3, 4 en 20 van de Drank- en Horecawet. In individuele situaties kan de burgemeester op grond van paragraaf 3.6 gemotiveerd besluiten ook bij andere artikelen de bestuurlijke boete toe te passen.

Berekening hoogte boetes

De hoogte van de boetes volgt uit de Bijlage bij het Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet. Bij aanpassing van dit Besluit gelden de boetehoogtes zoals volgt uit de laatst gepubliceerde versie van het Besluit.

Onderscheid

Op grond van art. 3 lid 1 en 2 Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet wordt er een onderscheid gemaakt met betrekking tot boetehoogtes:

  • -

    Hoogte boete categorie I: Natuurlijke personen en rechtspersonen < 50 werknemers

  • -

    Hoogte boete categorie II: Natuurlijke personen en rechtspersonen ≥ 50 werknemers

Samenloop met bestuursdwang/sluiting horeca-inrichting

Naast een bestuurlijke boete kunnen voor overtredingen van de Drank- en Horecawet ook een sluiting van horecabedrijf worden gelast zoals bij paragraaf 5 ingeval van overtreding van artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Sluiting dient tot beëindiging van de overtreding en de boete dient tot bestraffing van de gepleegde overtreding.

Paragraaf 4 Inrichting met terras op grond van artikel 2:32 APV

Indien horecabedrijven de Algemene regels voor de exploitatie van terrassen danwel de voorschriften verbonden aan de terrasvergunning overtreden, wordt als volgt gesanctioneerd:

  • 4.1.

    Als door de politie dan wel door gemeentelijke toezichthouders een overtreding van deze voorschriften wordt geconstateerd volgt voor zover mogelijk direct een mondelinge waarschuwing;

  • 4.2.

    de mondelinge waarschuwing wordt schriftelijk bevestigd;

  • 4.3.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding opnieuw een overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd, vervroegt de burgemeester de sluitingstijden van het terras voor drie dagen, te weten een donderdag-, vrijdag en zaterdagavond tot 20.30 uur.

  • 4.4.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding opnieuw een overtreding van genoemde voorschriften wordt geconstateerd kan de burgemeester besluiten tijdelijk de sluitingstijden van het terras te vervroegen voor ten hoogste 14 dagen;

  • 4.5.

    indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd, kan de burgemeester de terrasvergunning intrekken of een volledige tijdelijke sluiting van het terras.

Paragraaf 5 Overige sancties

  • 5.1.

    Indien geconstateerd wordt dat een horecabedrijf wordt geëxploiteerd zonder te beschikken over een vereiste Drank- en Horecavergunning (artikel 3 Drank- en horecawet) wordt naast het opleggen van een bestuurlijke boete het horecabedrijf gesloten tot de dag waarop men beschikt over de vereiste vergunning.

  • 5.2.

    Indien geconstateerd wordt dat een horecabedrijf wordt geëxploiteerd zonder te beschikken over een exploitatievergunning (artikel 2:28 APV) wordt het horecabedrijf gesloten tot de dag waarop men beschikt over de vereiste vergunning.

  • 5.3.

    Indien geconstateerd wordt dat een leidinggevende dienst doet in een horecabedrijf in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen (artikel 20 lid 6 DHW), dan wordt het horecabedrijf zonder voorafgaande waarschuwing gesloten voor de duur van een week. Bij herhaling volgt sluiting voor een langere periode.

  • 5.4.

    Indien gebruik van geweld in en om het horecabedrijf niet is gemeld bij de politie wordt het horecabedrijf gesloten voor de duur van een week (overtreding Nadere regels voor exploitatie van openbare inrichtingen).

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen

3.1 Vergunningaanvraag

Indien een volledige aanvraag is ingediend voor een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet of een exploitatievergunning als bedoeld in artikel van de APV, wordt gedurende de wettelijke behandeltermijn toegestaan dat de onderneming voor het publiek geopend is. Indien bij het indienen van de aanvraag blijkt dat de vergunning niet verleend kan worden, wordt niet toegestaan dat het horecabedrijf is geopend voor publiek tijdens de behandeling van de vergunningaanvraag. Dit geldt ook voor inrichtingen waar zich meerdere ondernemerswisselingen hebben voorgedaan, waardoor de vergunningaanvraag niet kon worden afgehandeld omdat deze voortijdig werd ingetrokken. Ook indien in strijd met artikel 3 van de Drank- en Horecawet en artikel 2:28 van de APV een horecabedrijf wordt geëxploiteerd zonder een vergunning aan te vragen, wordt het horecabedrijf conform paragraaf 5 en 6 het horecabedrijf gesloten totdat men over een vergunning beschikt. Als dan een vergunning wordt aangevraagd, wordt niet toegestaan dat men gedurende de aanvraag open mag zijn.

Vast onderdeel van de vergunningaanvraag betreft het BIBOB-vragenformulier met de daarin gevraagde documenten. De ondernemer krijgt vier weken na overhandiging van de aanvraag de gelegenheid om deze stukken aan te leveren. Indien hieraan geen gevolg wordt gegeven kan besloten worden om de vergunningaanvraag niet verder in behandeling te nemen op grond van artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

3.2. Afwijkingsbevoegdheid burgemeester

Bovenstaande en de hieronder genoemde bepalingen laten onverlet dat de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen gemotiveerd kan afwijken van de bepalingen van dit sanctiebeleid.

3.3. Samenloop

Voor de systematiek van het horecasanctiebeleid wordt de onderneming als een geheel beschouwd. Dit betekent dat indien de ondernemer eenzelfde of een ander voorschrift overtreedt van een aan hem verleende ontheffing of vergunning in relatie tot de uitoefening van zijn horecabedrijf of indien de ondernemer handelt op enigerlei wijze die naar het oordeel van de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid niet geduld kan worden, een daaropvolgende overtreding binnen de termijn van een half jaar of één jaar van hetzelfde of enig ander voorschrift van dezelfde of een andere ontheffing, of vergunning zal worden opgevat als een herhaalde overtreding in de zin van dit horeca-sanctiebeleid.

3.4 Sanctionering cumulatie van overtredingen

Indien in een korte periode meerdere overtredingen elkaar hebben opgevolgd, waartegen nog niet sanctionerend is opgetreden, dan wordt meteen de zwaarste sanctie opgelegd overeenkomstig het aantal geconstateerde overtredingen conform het stappenplan van het horecasanctiebeleid. Dit betekent dat indien in een periode drie overtredingen zijn geconstateerd, de eerste twee stappen uit het stappenplan van het horecasanctiebeleid worden overgeslagen en de derde stap wordt gehanteerd bij de bepaling van de sanctiemaat. In dat geval wordt niet iedere overtreding afzonderlijk gesanctioneerd omdat afzonderlijke sancties niet doeltreffend zijn gebleken in verband met het voordoen van nieuwe overtredingen. Het afdoen van meerdere overtredingen met één sanctie staat ook in redelijke verhouding met het doel dat met een sanctie wordt beoogd.

3.5 Informeren leidinggevende/ondernemer over geconstateerde overtredingen

Indien de politie of gemeentelijke toezichthouders een overtreding hebben geconstateerd, verdient het de voorkeur dat de aanwezige leidinggevende dan wel ondernemer van het horecabedrijf hierover wordt geïnformeerd zodat inbreuken op de openbare orde als gevolg van geconstateerde overtredingen direct kan worden beëindigd. Ook voor de vaststelling van de overtreding kan het ter plaatse horen van de leidinggevende of ondernemer van belang zijn.

Er kunnen zich echter ten tijde van de constatering van de overtreding omstandigheden voordoen (bijvoorbeeld: elders in de stad doen zich ernstigere verstoringen van de openbare orde voor of er is dringender behoefte aan noodhulp), dat het voor de politie of de gemeentelijke toezichthouders niet mogelijk is om de leidinggevende van het horecabedrijf dat de overtreding begaat direct op de hoogte te stellen dan wel aan te spreken. Voor de sanctionering van overtredingen is dit geen vereiste. In het kader van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften bestaat geen verplichting voor de toezichthouder om belanghebbenden te horen dan wel onmiddellijk van zijn bevindingen in kennis te stellen. Immers, tijdens de zienswijzenprocedure wordt de ondernemer gehoord over de feiten die ten grondslag liggen aan de voorgenomen sanctie.

3.6 Zienswijzeprocedure

Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht moet een horeca-ondernemer, die geconfronteerd wordt met een sanctiebesluit, in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voordat een sanctie aan de horeca-ondernemer wordt opgelegd. In een zienswijzegesprek wordt een horeca-ondernemer gehoord over de feiten, de overtreding(en) en zijn belang als ondernemer. Tijdens dit zienswijzegesprek kan naast de overtreding die reden is voor de sanctie ook de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de waarschuwing ter discussie worden gesteld.

3.7 Criminele activiteiten

Indien criminele activiteiten worden gepleegd in of rondom de horeca-inrichting wordt deze criminele activiteiten aangemerkt als verstoringen van de openbare orde. Afhankelijk van de aard en ernst van deze criminele activiteiten wordt door de burgemeester handhavend opgetreden. Een waarschuwing als bedoeld in de voorafgaande paragrafen is dan niet aan de orde omdat het algemeen belang is gediend met onmiddellijk handhavend optreden door de overheid.

3.8 Geweldsdelicten

Geweld is een toenemend maatschappelijk probleem. Uitgaansgeweld wordt door de burgemeester en de bij het actieprogramma Uitgaan in Haarlem: Gastvrij, Gezellig en Veilig betrokken partners beschouwd als ernstige aantasting van de openbare orde en daarmee als onacceptabel. In het geval van geweld in of rondom een horeca-inrichting moet te allen tijde de politie worden ingelicht. Op deze wijze kan tijdig en doeltreffend onderzoek worden ingesteld naar het geweldsdelict.

Het niet of niet tijdig melden van een geweldsdelict in of in de directe nabijheid van het horecabedrijf wordt de ondernemer zeer ernstig aangerekend. In een dergelijk geval wordt bij de toepassing van het horecasanctiebeleid, conform Hoofdstuk 2 paragraaf 8 meteen tot sluiting overgegaan. Dit betekent dat de burgemeester de horeca-inrichting volledig zal sluiten voor de duur van één week indien dit geweld niet is gemeld bij de politie. De burgemeester kan hiervan afwijken indien er sprake is van verzwarende of verzachtende omstandigheden op grond van paragraaf 3.2 (bevoegdheden burgemeester).

Toelichting:

Geweld kan zich op straat manifesteren, maar ook binnen, in een horecabedrijf of in de directe omgeving daarvan. Zo kan bijvoorbeeld een geweldsdelict worden gepleegd door horecapersoneel tegen bezoekers, maar (tijdens de openingstijden) ook tussen horecapersoneel onderling. Ook een geweldsdelict tussen bezoekers onderling zonder dat de ondernemer de politie daarbij roept wordt hieronder worden verstaan. Een vechtpartij buiten de inrichting kan hieronder vallen, mits er een relatie met de horeca-inrichting is.

Tenslotte kan de wijze van exploitatie (bijvoorbeeld deurbeleid, muziekkeuze) aanleiding geven tot het gebruik van geweld.

Bij geweld door een portier is deze relatie altijd aanwezig, maar bijvoorbeeld ook het geen gebruik maken van een wel aanwezige detectiepoort kan betekenen dat zo'n relatie er is.

3.9 beleidsregels

Het horecasanctiebeleid is een beleidsregel ter uitoefening de bevoegdheden uit artikel 2:30 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 44 van de Drank- en Horecawet.

Ondertekening

Vastgesteld te Haarlem op dd 26 maart 2019

De burgemeester van Haarlem,

Drs. J. Wienen