Regeling vervallen per 07-12-2021

Parkeerverordening gemeente Hardenberg 2008

Geldend van 27-03-2008 t/m 06-12-2021

Intitulé

PARKEERVERORDENING 2008

De raad van de gemeente Hardenberg;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2008, nr. 2008/JDAM/129875;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Vast te stellen de

Parkeerverordening gemeente Hardenberg 2008

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    brommobiel: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig of brommobiel opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven.

    Als houder van een voertuig wordt mede beschouwd:

    • 1.

      degene die gebruikt maakt van een lease-auto, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van de kentekenhouder (leasemaatschappij);

    • 2.

      de werknemer die (nagenoeg) permanent ten behoeve van zijn werkzaamheden de beschikking heeft over een voertuig van zijn werkgever, zoals blijkt uit een verklaring ter zake van de werkgever;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990;

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig of brommobiel te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • k.

    weggedeelten: een straat, plein, terrein of zone.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij:

    • a.

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan;

    • b.

      het maximum aantal uit te geven vergunningen per weggedeelte aangeven.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren in een gebied waar vergunninghouderparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 1.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 8 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt ten hoogste voor één jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig of brommobiel waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verstrekken van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van algemeen belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig of brommobiel, te plaatsen of te laten staan op een parkeerapparatuurplaats of belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2. Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig of brommobiel te parkeren indien de apparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig of brommobiel geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

      3.Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig of brommobiel een vergunning is verleend voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig of brommobiel te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a. zonder vergunning;

    b. zonder dat het motorvoertuig of brommobiel duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening 2008”.

Artikel 13

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag, volgend op die van bekendmaking.

  • 2.

    De “Parkeerverordening 2005”, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 januari 2005, wordt ingetrokken op de dag waarop deze verordening in werking treedt.

  • 3.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening 2005” worden geacht te zijn ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Hardenberg van 25 maart 2008.
De raad voornoemd,
De voorzitter. De griffier.