Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent het coffeeshopbeleid (Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017)

Geldend van 10-08-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent het coffeeshopbeleid (Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017)

De burgemeester van de gemeente Harderwijk;

gelet op artikel 13b van de Opiumwet, de Aanwijzing Opiumwet, artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht, de artikelen 125 en 174 van de Gemeentewet, de Wet Bevordering Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob),de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente Harderwijk,

b e s l u i t

vast te stellen het “Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017” onder gelijktijdige intrekking van het “Damoclesbeleid 2013 art 13b Opiumwet coffeeshop”.

Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017

Dit besluit bevat de beleidsregels die in de gemeente Harderwijk van toepassing zijn op de exploitatie van een coffeeshop. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017”. Het coffeeshopbeleid bevat de voorwaarden waaronder de verkoop van softdrugs in de gemeente Harderwijk wordt gedoogd. Tevens wordt in het coffeeshopbeleid beschreven welke procedure er wordt gevolgd bij het in behandeling nemen van een aanvraag en de verstrekking van een gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop. Het coffeeshopbeleid geldt naast en in aanvulling op het landelijke gedoogbeleid ter zake van de verkoop van softdrugs.

1. Inleiding

Het “Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017” (hierna: “het coffeeshopbeleid”) vervangt het vorige coffeeshopbeleid dat was neergelegd in het “Damoclesbeleid 2013 art 13b Opiumwet coffeeshop”. Allereerst vragen ontwikkelingen in de rechtspraak om aanpassing van het beleid vanuit het oogpunt van juridische houdbaarheid. Ook is een herziening noodzakelijk vanwege de relatie met het exploitatievergunningstelsel in de Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk (inclusief de zgn. Bibob-toets). Daarnaast is een herziening wenselijk vanwege het belang van praktische toepassing en bruikbaarheid, maar ook vanwege het creëren van een helder toetsingskader voor potentiële vestigingslocaties voor een coffeeshop. Tot slot is het wenselijk het beleid onder de loep te nemen vanwege het maatschappelijke en politieke debat rondom coffeeshops.

De burgemeester gedoogt één coffeeshop in de stad Harderwijk om illegale straat- en thuishandel te voorkomen. De burgemeester heeft afgewogen in welke vorm de coffeeshop moet worden geëxploiteerd. Het zal moeten gaan om een niet-commerciële coffeeshop. Een dergelijke coffeeshop dient geëxploiteerd te worden door een stichting. Dit is echter geen ‘gemeentelijke coffeeshop’. De gemeente zal op geen enkele wijze direct betrokken zijn bij de exploitatie van de coffeeshop in financiële of personele zin, dan wel in verband met het bieden van huisvesting. Dit is op aanraden van de rijksoverheid.

Gekozen is voor een niet-commerciële coffeeshop, onder meer omdat:

  • a.

    een stichting geen winstmaximalisatie nastreeft. Hierdoor staat niet het enkel verstrekken van softdrugs voorop, maar het geven van georganiseerde voorlichting voor gebruikers en anderen, waarbij juist op de risico’s van het gebruik van softdrugs wordt gewezen;

  • b.

    de winst die met de verkoop wordt behaald moet worden gebruikt om de organisatie te verbeteren en voorlichtingsactiviteiten te financieren. Bovendien kunnen financiële bijdragen worden verstrekt aan organisaties, instellingen of doelen die zoveel als mogelijk overeenkomen met de doelstelling van de stichting;

  • c.

    waarde wordt gehecht aan een maatschappelijke inbedding van degenen die de coffeeshop exploiteren, hetgeen in de samenstelling van het stichtingsbestuur tot uitdrukking dient te komen.

1.1 Doelstelling

De doelstellingen van het coffeeshopbeleid zijn ten opzichte van het voorgaande coffeeshopbeleid min of meer hetzelfde gebleven, maar op enkele onderdelen nader uitgewerkt en aangescherpt. De voorwaarden waaronder in de gemeente Harderwijk de verkoop van softdrugs wordt gedoogd strekken ertoe:

  • 1.

    de openbare orde te handhaven en het woon- en leefklimaat tegen de negatieve effecten van de exploitatie van een coffeeshop te beschermen;

  • 2.

    de handel in softdrugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten en straathandel te voorkomen en te bestrijden;

  • 3.

    de ondermijnende invloeden van criminele drugscircuits op het openbare leven te beperken;

  • 4.

    overlast in de omgeving van een coffeeshop te voorkomen, althans te beheersen;

  • 5.

    een scheiding van markten tussen soft- en harddrugs te bewerkstelligen;

  • 6.

    de volksgezondheid tegen de gevolgen van drugsgebruik in zijn algemeenheid en voor jeugdigen onder de 18 jaar in het bijzonder te beschermen o.a. door het voeren van ontmoedigingsbeleid en een doorverwijsplicht bij (vermoeden van) verslaving;

  • 7.

    voorlichting te geven over de gevolgen van softdrugsgebruik, vooral aan jongeren, en andere preventieactiviteiten te verrichten, in combinatie met een gereguleerde en gecontroleerde verkoop van softdrugs; en

  • 8.

    voorlichting te geven over de herkomst en samenstelling van cannabis, zo mogelijk ondersteund door etikettering van de producten.

De burgemeester is binnen de kaders van het landelijke gedoogbeleid en de geldende wet- en regelgeving belast met de handhaving van dit coffeeshopbeleid. Hij stemt de uitvoering van het coffeeshopbeleid af met de lokale driehoek.

2. Wettelijk kader

De handhaving van het coffeeshopbeleid vindt plaats binnen de kaders die gesteld zijn in wet- en regelgeving. Het gaat om de navolgende bepalingen.

2.1 Artikel 174 van de Gemeentewet

Op basis van artikel 174 lid 1 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden en op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Een coffeeshop kwalificeert als een voor publiek openstaand gebouw, zodat de burgemeester belast is met het toezicht daarop.

Ingevolge artikel 174 lid 3 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het artikel 174 lid 1 bedoelde toezicht. Met toepassing van artikel 174 lid 3 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad van Harderwijk de Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk (APV) gewijzigd. Voortaan is voor de exploitatie van voor publiek openstaande gebouwen een exploitatievergunning nodig. Dit geldt ook voor een coffeeshop. De burgemeester is op grond van artikel 174 lid 3 van de Gemeentewet ook belast met de handhaving van deze en andere daarop berustende bepalingen in de APV.

2.2 Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk (APV)

In de APV is in de artikelen 2:28 t/m 2:28d een exploitatievergunningstelsel opgenomen. De exploitatievergunning draagt bij aan een goede sturing op de horeca, zodat ongewenste ontwikkelingen kunnen worden voorkomen en nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatievergunningstelsel stelt de burgemeester in staat om de risico’s voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beheersen en op te treden, indien sprake is van verstoringen hieromtrent. Op grond van artikel 2:28 van de APV is een exploitatievergunning nodig voor het exploiteren van een openbare inrichting. Een coffeeshop valt hier ook onder. De exploitatievergunning dient, middels een door de burgemeester vastgesteld formulier met bijbehorende voorgeschreven documenten, te worden aangevraagd. Daarnaast dient voor de exploitatie van een coffeeshop te worden beschikt over een gedoogverklaring. Dit laatste is niet in de APV geregeld, maar in dit beleidsdocument.

2.3 Artikel 13b van de Opiumwet

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet (ook “Wet Damocles” genoemd) is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

De softdrugs die in een coffeeshop worden verkocht – hasj en hennep – komen voor in lijst II van de Opiumwet. In principe kan de burgemeester dan ook toepassing geven aan zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Zolang echter de exploitatie van een coffeeshop op basis van een gedoogverklaring en exploitatievergunning plaatsvindt, binnen de voorwaarden van dit coffeeshopbeleid en van het landelijk gedoogbeleid – waarover hierna meer – zal de burgemeester in beginsel zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet niet toepassen. Worden echter de voorwaarden van het coffeeshopbeleid overtreden, dan zal met inachtneming van de bij dit coffeeshopbeleid behorende handhavingsmatrix worden opgetreden. Hierbij wordt in voorkomende gevallen ook het gemeentelijke Damoclesbeleid betrokken.

2.4 Artikel 125 van de Gemeentewet

Op grond van artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Ingevolge artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

Omdat de burgemeester gezien de hiervoor genoemde bepalingen uit artikel 174 van de Gemeentewet en 13b van de Opiumwet, belast is met de handhaving daarvan, mag hij bij een overtreding daarvan op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang opleggen. Hiermee kan de burgemeester de naleving van de desbetreffende regel afdwingen. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan is de burgemeester bevoegd om de last door feitelijk handelen zelf ten uitvoer te leggen, op kosten van de overtreder. Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Hierbij beschikt het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – over keuzevrijheid.

In dit coffeeshopbeleid is een handhavingsarrangement opgenomen, waarin is geregeld welke bevoegdheid de burgemeester toepast bij bepaalde overtredingen.

2.5 Wet Bevordering Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob

Artikel 3 van de Wet Bevordering Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) verschaft een bestuursorgaan de bevoegdheid om, voor zover zij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen, een aangevraagde beschikking te weigeren dan wel een gegeven beschikking in te trekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

Artikel 7 van de Wet Bibob bepaalt dat een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, door het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester wordt geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob. Dit geldt dus ook voor een coffeeshop, voor de exploitatie waarvan op grond van de APV over een exploitatievergunning dient te worden beschikt.

Op grond van de Wet Bibob kan het bevoegde bestuursorgaan, nadat het eerst zelf onderzoek heeft gedaan, onderzoek laten verrichten door het Landelijk Bureau Bibob (LBB), naar de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Alvorens dat te doen dient het bestuursorgaan eerst eigen onderzoek te doen. Desgevraagd kan daarna door het bestuursorgaan aan het LBB om advies worden gevraagd over de mate van gevaar. Blijkt uit eigen onderzoek dan wel uit het advies van het LBB dat sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten en/of om strafbare feiten te plegen, dan kan de vergunning worden geweigerd of – indien deze reeds is verleend – worden ingetrokken.

Voor de beoordeling van de mate van gevaar geldt voor zover het de exploitatie van een coffeeshop betreft, dat overtredingen van de Opiumwet die binnen de kaders van het lokale en landelijke gedoogbeleid plaatsvinden, niet worden meegerekend bij het bepalen van de mate van gevaar. Overtredingen van de Opiumwet die vallen buiten de kaders van het gedoogbeleid, daaronder begrepen de achterdeurproblematiek, mogen wél worden meegerekend bij de beoordeling van de mate van gevaar.

Vanwege de gevoeligheid van de coffeeshopbranche voor criminaliteit, geweld, afpersing en bedreiging, wordt in de gemeente Harderwijk bij de behandeling van een aanvraag van een exploitatievergunning voor een coffeeshop, altijd een Bibob-onderzoek verricht. In dit kader voert de gemeente ook Bibob-beleid, dat ook bij de aanvraag van een exploitatievergunning voor een coffeeshop zal worden gevolgd. Indien eigen Bibob- onderzoek daartoe aanleiding geeft zal overeenkomstig het Bibob-beleid, het LBB om advies worden gevraagd over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

2.6 Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Het onderhavige coffeeshopbeleid berust op de hiervoor genoemde wettelijke bevoegdheden waarvan de burgemeester belast is met de naleving daarvan en vindt zijn grondslag in artikel 4:81 van de Awb.

3. Landelijk softdrugsbeleid

Het landelijke softdrugsbeleid is gericht op het tegengaan en reduceren van drugsgerelateerde problemen. Dit geldt ten aanzien van zowel de individuele gebruiker als voor de samenleving als geheel. Het landelijk softdrugsbeleid heeft drie doelstellingen:

  • de vraag naar drugs wordt ontmoedigd door voor goede preventie, hulpverlening en schadebeperkende maatregelen te zorgen;

  • bestrijding van drugscriminaliteit is gericht op de aanpak van productie van drugs en de handel hierin;

  • waar drugsgebruik leidt tot verstoring van de openbare orde of zorgt voor andere overlast wordt dit aangepakt 1 .

3.1 Preventie

Voorlichting en preventie staan bij dit beleid voorop. Mensen die toch gaan gebruiken en verslaafd raken, wordt goede zorg aangeboden dat in eerste instantie is gericht op de hulpverlening, waarbij wordt beoogd de gezondheid van deze personen zoveel mogelijk te verbeteren. Met het oog op de preventie heeft de wetgever een onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid en drugs waarvan de risico’s minder groot worden geacht; het verschil tussen hard- en softdrugs. Dit onderscheid komt ook tot uitdrukking in de lijsten I en II van de bijlage bij de Opiumwet. Door in beperkte mate verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen, wordt beoogd de markten van hard- en softdrugs gescheiden te houden om te voorkomen dat gebruikers van softdrugs in aanraking komen met harddrugs en het daarmee verband houdende criminele milieu. Het algemene belang, gericht op de bescherming van de volksgezondheid en handhaving van de openbare orde, kan om deze reden vóór het belang van de handhaving gaan.

De verkoop van softdrugs wordt om deze reden onder strenge voorwaarden gedoogd en mag uitsluitend plaatsvinden in coffeeshops2 . Gedogen betekent in dit verband dat niet tegen de coffeeshop(exploitant) wordt opgetreden zolang deze zich aan de gedoogcriteria houdt zoals verwoord in de hem verstrekte gedoogverklaring. Wordt niet aan deze criteria voldaan dan wordt hiertegen opgetreden. Het landelijke softdrugsbeleid is erop gericht de coffeeshops klein en beheersbaar te maken, de aantrekkingskracht op drugstoerisme te verminderen, overlast te beperken en de georganiseerde hennepcriminaliteit te bestrijden. De uit dit beleid voortvloeiende algemene vereisten aan een coffeeshop, de AHOJGI-criteria, worden hierna nader toegelicht.

3.2 AHOJGI-(plus) criteria

Het coffeeshopbeleid voorziet in vergaande regulering. Slechts onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs in coffeeshops gedoogd. Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop opgetreden dient te worden, gelden de volgende criteria:

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshop, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik ( = 5 gram) én slechts een beperkte handelsvoorraad (niet meer dan 500 gram). Onder ‘transactie’ wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

Als aanvullende voorwaarde geldt dat in een coffeeshop geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (plus-criterium).

3.3 Ontwikkelingen

Het vorige coffeeshopbeleid van de gemeente Harderwijk trad op 1 december 2013 in werking. Sinds die datum is het landelijke softdrugsbeleid geëvalueerd. Op 21 februari 2017 is het voorstel Wet Gesloten Coffeeshopketen door de Tweede Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel beoogt het telen en verkopen van hennep en hasjiesj te reguleren door een wijziging van de Opiumwet. Voor het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen van hennep en hasj kan een ontheffing van de Minister worden verkregen. Voor het verkopen, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van hennep en hasj kan een gedoogbesluit worden genomen door de burgemeester, op grond van door de gemeenteraad vastgesteld beleid. Met het wetsvoorstel wordt getracht een einde te maken aan de huidige achterdeurproblematiek bij coffeeshops. Op het moment van opstellen van dit beleid is nog onbekend wanneer stemming over het voorstel in de Eerste Kamer zal plaatsvinden. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen en in werking treedt, zal binnen de grenzen van de alsdan geldende wet- en regelgeving worden bezien in hoeverre het onderhavige coffeeshopbeleid aanpassing/verruiming behoeft. Daarbij gaat de burgemeester ervan uit dat in eerste instantie de stichting die ten tijde van belang de coffeeshop exploiteert in aanmerking komt voor de aangepaste/verruimde mogelijkheden die de wet biedt.

4. Harderwijkse softdrugsbeleid

Naast de landelijke gedoogcriteria gelden in Harderwijk specifieke, op de lokale situatie afgestemde criteria voor het gedogen van een coffeeshop. Dit zijn de Harderwijkse gedoogcriteria. De gedoogcriteria zijn van toepassing op de gedoogverklaring die door de burgemeester voor de exploitatie van de coffeeshop wordt afgegeven. De Harderwijkse gedoogcriteria vormen deels een (nadere) invulling van de landelijke gedoogcriteria en gelden deels in aanvulling daarop. De Harderwijkse gedoogcriteria dienen zoveel mogelijk in het licht van de landelijke gedoogcriteria te worden uitgelegd en toegepast. Dit geldt bijvoorbeeld bij de toepassing van het handhavingsbeleid, zoals dat is verwoord in hoofdstuk 7 van dit coffeeshopbeleid.

4.1 Relatie met exploitatievergunning

Naast een gedoogverklaring dient ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop te worden beschikt over een exploitatievergunning van de burgemeester, op grond van de APV. Aan deze exploitatievergunning kunnen in het belang van de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en de zedelijkheid, aanvullende voorschriften of beperkingen worden verbonden in verband met de specifieke omstandigheden van de desbetreffende coffeeshop, de locatie en omgeving daarvan, degene die de coffeeshop feitelijk exploiteert of in verband met andere omstandigheden. De voorschriften en beperkingen aan de exploitatievergunning kunnen worden gesteld in aanvulling op en in afwijking van de gedoogcriteria in dit coffeeshopbeleid. Ook nadat de gedoogverklaring en exploitatievergunning zijn afgegeven kunnen daaraan, als daarvoor aanleiding bestaat, voorschriften en beperkingen worden verbonden.

4.2 Definities

Voor de toepassing van het coffeeshopbeleid – in het bijzonder de Harderwijkse gedoogcriteria – wordt onder de hierna volgende begrippen verstaan:

“coffeeshop”:

“de horeca-inrichting, zijnde een gesloten ruimte, waar met een vergunning van de burgemeester alcoholvrije dranken worden verkocht en waar verkoop (en gebruik) van softdrugs als bedoeld in dit coffeeshopbeleid (hoofdstuk 5 onder c) plaatsvindt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogverklaring. Een coffeeshop kan niet bestaan uit uitsluitend een loket of afhaalpunt”.

“inrichting”:

“het lokaal c.q. de fysieke ruimte – met inbegrip van de niet voor het publiek toegankelijke delen3 daarvan (o.a. het kantoor, magazijn, etc.) – waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd”.

“degenen die in de stichting participeren”:

de leden van het bestuur van de stichting en indien van toepassing leden van de raad van toezicht, de feitelijke exploitant en de overige leidinggevende(n), die allen op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staan vermeld. De feitelijke exploitant en de leidinggevende(n) exploiteren vanuit de stichting (feitelijk) de coffeeshop.

“degenen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren”:

de feitelijk exploitant en overige leidinggevende(n), die op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staan vermeld.

“formele exploitant”:

de stichting waaraan de gedoogverklaring en exploitatievergunning is verleend.

“feitelijke exploitant”:

de natuurlijke persoon die door het bestuur van de stichting is aangewezen als verantwoordelijke voor de bedrijfsvoering van de coffeeshop, en die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van de coffeeshop, en die als zodanig op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staat vermeld.

“leidinggevende(n)”:

de natuurlijke persoon of personen die naast de feitelijke exploitant onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in de coffeeshop en die als zodanig op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staat of staan vermeld.

“personeel”:

de natuurlijke personen die dienst doen ten behoeve van de coffeeshop, waaronder de feitelijk exploitant en overige leidinggevenden.

“bezoeker”:

een ieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van: 1 de feitelijke exploitant en overige leidinggevenden;

4.3 Maximumstelsel

In het licht van de doelstellingen van het coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1 van dit document, wordt in de gemeente Harderwijk een maximumstelsel gehanteerd ter zake van het toegestane aantal coffeeshops. Dit maximumstelsel is gebaseerd op de uitgangspunten van het vorige coffeeshopbeleid. Concreet houdt het maximumstelsel in dat binnen de gemeente Harderwijk maximaal één gedoogverklaring wordt afgegeven. Als het maximum van één coffeeshop is bereikt – dat wil zeggen dat hiervoor een gedoogverklaring en exploitatievergunning van kracht zijn - dan worden verdere aanvragen voor de exploitatie van een coffeeshop op grond van dit maximumstelsel niet in behandeling genomen.

4.4 Niet-commerciële coffeeshop (stichtingmodel)

De in de gemeente Harderwijk gedoogde coffeeshop dient geëxploiteerd te worden in de vorm van een stichting. In dit verband wordt gesproken van het “stichtingmodel”.

Hiermee wordt beoogd een niet-commerciële coffeeshopexploitatie te realiseren, waarbij

– anders dan bij een commerciële coffeeshop – de exploitatie niet gericht is op het behalen van winst, maar op het geven van voorlichting over verantwoord softdrugsgebruik, het verrichten van preventieactiviteiten en het voeren van een ontmoedigingsbeleid. Dit sluit aan bij de doelstellingen van dit coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1 van dit coffeeshopbeleid. De opbrengst die met de verkoop van softdrugs wordt behaald moet worden gebruikt voor het verbeteren van de eigen organisatie en om voorlichtingsactiviteiten over (soft)drugsgebruik te organiseren. Tegelijkertijd wordt veel waarde gehecht aan een maatschappelijke inbedding van degenen die in de stichting participeren. Dit zal in ieder geval in de samenstelling van het stichtingsbestuur tot uitdrukking moeten komen.

Het bestuur van de stichting bestaat uit minimaal drie bestuursleden. De feitelijk exploitant en overige leidinggevenden mogen niet tevens onderdeel uitmaken van het bestuur van de stichting.

De werkwijze, verantwoordelijkheid en doelstelling van de stichting, zoals in het beleid beschreven, moeten worden verankerd in de statuten en in een huishoudelijk reglement. In de statuten moet tevens worden opgenomen dat financiële bijdragen kunnen worden verstrekt aan doelen, organisaties en instellingen binnen het verzorgingsgebied van de coffeeshop, die een ideële of sociale strekking hebben. Deze moeten zoveel mogelijk overeenkomen met de doelstellingen van het coffeeshopbeleid en of ten goede komen aan doelen, organisaties en instellingen die zien op de clientèle van de coffeeshop. De stichting en de exploitatie van de coffeeshop moeten voldoen aan de in dit coffeeshopbeleid ter zake gestelde gedoogvoorwaarden, zoals neergelegd in hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid.

4.5 Vestigingscriteria

De locatie waar de coffeeshop wordt gevestigd dient aan bepaalde vestigingscriteria te voldoen. Deze vestigingscriteria worden in deze paragraaf uiteengezet.

Bestemmingsplan

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een horecabestemming wil zeggen een bestaande, geldende bestemming ten behoeve van de gebruiksfunctie horeca (als toegestane functie binnen een bestemming of aanduiding) - niet zijnde een bestemming hoofdzakelijk ten behoeve van logies - vastgelegd in het bestemmingsplan. Het moet hierbij gaan om gebruik ten behoeve van volwaardige4 horeca.

Een locatie met een al bestaande horecabestemming heeft de voorkeur, omdat hier al een belangenafweging heeft plaatsgevonden voor het vestigen van een horecagelegenheid. Hierbij zijn ook de belangen van, onder meer omwonenden, betrokken.

Indien een aanvraag wordt ingediend voor een locatie zonder horecabestemming, dan zal beoordeeld worden of de coffeeshop toegestaan kan worden op die locatie door middel van een tijdelijke planologische afwijking. Het instrument hiervoor is het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan gedurende de periode dat de gedoogverklaring wordt afgegeven. Er zal alsdan beoordeeld worden of meegewerkt zal worden aan een dergelijke planologische afwijking, waarbij ruimtelijke, milieutechnische en draagvlak aspecten een rol spelen. Als de gemeente hieraan niet wil meewerken, zal de aanvraag worden afgewezen.

Tevens zal bij de bereidheid tot het meewerken aan een tijdelijke planologische afwijking een anterieure overeenkomst ex art. 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening worden aangegaan met de aanvrager waarin onder meer wordt bepaald dat alle kosten in verband met deze planologische wijziging voor rekening en risico van aanvrager komen, waaronder het eventuele planschaderisico (incl. wettelijke renten en kosten). In voor- komend geval dient de aanvrager een voorschotbedrag planschade te voldoen. Indien aanvrager niet bereid is om een anterieure overeenkomst te sluiten, zal niet worden meegewerkt aan een procedure voor een tijdelijke planologische afwijking en zal de aanvraag worden afgewezen.

Overige criteria

Voor de locatie gelden de volgende eisen:

1. de coffeeshop moet zich in de binnenstad van Harderwijk vestigen binnen het zoekgebied dat is weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij dit beleid. Binnen het zoekgebied is tevens een voorkeursgebied aangewezen. Het voorkeursgebied betreft (een deel van) de volgende straten: Smeepoortstraat, Vijhestraat en Bruggestraat. Het heeft de voorkeur dat een coffeeshop zich vestigt op een locatie, gelegen binnen het op de kaart weergegeven voorkeursgebied. Daarnaast moet deze locatie ook voldoen aan de overige eisen gesteld aan de locatie. Uitgesloten van vestiging worden de Vischmarkt, het Hortuspark, de Boulevard, de Vuldersbrink en gemeente- eigendommen;

2. de afstand tussen de coffeeshop en een basisschool is minimaal 100 meter. Daarbij geldt tevens dat de toegangsdeur van een coffeeshop niet zichtbaar mag zijn vanaf de hoofdingang van een basisschool. De afstand tussen de coffeeshop en een school voor voortgezet of beroepsonderwijs is minimaal 250 meter. Voor beide geldt de “afstand van deur tot deur” waarvoor de volgende definitie gehanteerd wordt: “de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg van de toegangsdeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school. Is de school omheind door een hekwerk, dan geldt als “afstand van deur tot deur” de afstand van de toegangsdeur van de coffeeshop tot de dichtstbijzijnde regulier gebruikte toegangsdeur in het hekwerk van de school;

3. een coffeeshop wordt uitsluitend toegestaan in een pand dat al voldoet of zal voldoen aan de inrichtingseisen die gesteld worden in de geldende, van toepassing zijnde

wet- en regelgeving, zoals het Bouwbesluit (2012), de gemeentelijke bouwverordening en de APV en het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet, tenzij hiervan in dit beleid expliciet wordt afgeweken (Zie aanvullend onder hoofdstuk 5 “de Harderwijkse gedoogcriteria”, onder a. “de inrichting” bijvoorbeeld onder 11);

4. de locatie als zodanig mag er niet toe leiden dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop en/of de openbare orde en veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed;

5. Er is sprake van een goed zichtbare locatie, met het oog op de wens van (maatschappelijke) controle.

Als niet voldaan wordt aan één van deze eisen, zal de aanvraag hoe dan ook worden afgewezen. Bij de wegingsfactoren, zoals verwoord in paragraaf 6.6 en 6.7 van dit coffeeshopbeleid, worden de locaties die voldoen aan deze eisen onderling tegen elkaar afgewogen.

4.6 Verstrekking voor bepaalde tijd

De gedoogverklaring en exploitatievergunning die vereist zijn voor de exploitatie van een coffeeshop zijn te kwalificeren als “schaarse toestemmingen”. Er is sprake van een maximumstelsel omdat er één exploitatievergunning en gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop beschikbaar is. Naar Europees recht dienen schaarse toestemmingen vanwege de Dienstenrichtlijn (Rl. 2016/123/EG) een beperkte

geldigheidsduur te hebben. Dit geldt onder bepaalde voorwaarden ook voor coffeeshops. De beperkte geldigheidsduur moet de toegang van dienstverrichters tot de betrokken (schaarse) “coffeeshopmarkt” waarborgen. Bestuursorganen beschikken over beleidsvrijheid om te bepalen wat de geldigheidsduur is voor schaarse toestemmingen, mits die geldigheidsduur maar voor bepaalde tijd is. Een dergelijke toestemming voor onbepaalde tijd, zoals in het vorige beleid is opgenomen, is in strijd met Europese wet- en regelgeving.

Acht jaar

In de gemeente Harderwijk zal een gedoogverklaring voor de exploitatie van een coffeeshop voor een periode van ten hoogste acht jaar worden afgegeven. De periode van acht jaar, acht de burgemeester redelijk, om de stichting voldoende tijd te bieden om de doelstellingen van de stichting zoals verwoord in paragraaf 4.4 van dit coffeeshopbeleid te verwezenlijken, een rendabele exploitatie op te zetten en daarmee gemoeide investeringen terug te verdienen. Hierbij zij benadrukt dat het gaat om een niet commerciële exploitatie zoals omschreven in paragraaf 4.4 van dit beleid. Tevens is deze termijn voldoende lang voor de gemeente om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop de coffeeshop wordt geëxploiteerd en daarop toezicht en handhaving af te stemmen.5

Minimaal zes maanden voor de afloop van de termijn waarvoor de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) is verstrekt wordt de inschrijfprocedure gestart, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van dit coffeeshopbeleid. Deze inschrijfprocedure strekt ertoe een gedoogverklaring (en exploitatievergunning) voor een nieuwe coffeeshop te verlenen, opdat de exploitatie van de nieuwe coffeeshop zo snel mogelijk na het expireren van de bestaande gedoogverklaring (en exploitatievergunning) kan worden opgestart. Degene aan wie eerder een gedoogverklaring en exploitatievergunning is verleend, kan eveneens aan deze procedure deelnemen, tenzij vanwege het overtreden van toepasselijk beleid, wet- en regelgeving, de gedoogverklaring en exploitatievergunning (had moeten) zijn ingetrokken.

De termijn waarvoor de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) is verstrekt, kan worden verkort of de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) kan tussentijds worden ingetrokken, wanneer omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Dit kan onder meer het geval zijn als niet langer wordt voldaan aan de gedoogcriteria, een Bibob- onderzoek uitwijst dat er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, bij opheffing/ontbinding van de stichting, of bij verplaatsing of uitbreiding van de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd.

De tussentijdse wijzigingen als bedoeld in paragraaf 4.7 van dit coffeeshopbeleid zijn niet van invloed op de termijn waarvoor de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) is verstrekt. In deze gevallen blijft deze termijn, ook na dergelijke wijzigingen onverminderd van kracht.

4.7 Gedoogverklaring en wijzigingen

De gedoogverklaring wordt verleend aan de stichting die door het bestuur wordt vertegenwoordigd. Daarmee is de stichting de formele exploitant. De gedoogverklaring is verbonden aan de stichting. De gedoogverklaring is niet overdraagbaar. Dit houdt verband met de bijzondere eisen die aan de formele exploitant van een coffeeshop worden gesteld.

Indien een coffeeshop een verandering ondergaat waardoor zij niet langer in overeenstemming is met de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) en de daaraan ten grondslag liggende aanvraag, is de stichting verplicht de bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien nog aan de in het onderhavige coffeeshopbeleid gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde gedoogverklaring, waarin de omschrijving wordt aangepast aan de nieuwe situatie. De resterende termijn van de eerder verstrekte gedoogverklaring (en exploitatievergunning) kan na de wijziging van de gedoogverklaring worden uitgezeten.

Dit geldt uitsluitend voor zover de verandering betrekking heeft op de volgende situaties:

  • wijziging feitelijke exploitant;

  • wijziging leidinggevende;

  • wijziging bestuursleden;

  • wijziging indeling van het pand/de inrichting.

Opmerking: het vorige coffeeshopbeleid kende tevens een procedure voor de verlening van een gedoogverklaring aan bestaande coffeeshops die werden voortgezet of overgenomen. Met het oog op het voorgeschreven transparante stelsel bij de toebedeling van schaarse toestemmingen, is deze mogelijkheid vervallen. Behoudens de (meldingsplichtige) wijzigingen, zoals hiervoor opgenomen, zal in beginsel een nieuwe procedure worden gestart, waarbij potentiële gegadigden gelijke kansen wordt geboden om voor de vrijgekomen gedoogverklaring (en exploitatievergunning) in aanmerking te komen.

4.8 Eisen stichting en personeel

Om voor een gedoogverklaring in aanmerking te komen dient degene die de coffeeshop feitelijk exploiteert of exploiteren de leeftijd van 21 jaar te hebben bereikt. Alle personen die participeren in de stichting mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Indien voornoemde personen in een periode van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag veroordeeld zijn of een transactie van het Openbaar Ministerie hebben geaccepteerd bij overtreding van artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, heling, fraude, gewelddelicten, handel in of het bezitten van vuurwapens en/of steekwapens, dan wel enig ander misdrijf, wordt per definitie aangenomen dat deze personen niet voldoen aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn en worden de gedoogverklaring en exploitatievergunning geweigerd. Ditzelfde geldt voor het (overige) personeel dat in de coffeeshop werkzaam is/zal zijn.

Indien gedurende de exploitatie blijkt dat één of meerdere van bovengenoemde personen niet (langer) voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn, dan zal de burgemeester beoordelen of er volstaan kan worden met het vervangen van de betreffende persoon/personen door de stichting. De stichting zal in de arbeidsovereenkomsten met het personeel opnemen dat om deze reden het personeelslid wordt ontslagen en tevens zal in de statuten worden opgenomen dat om deze redenen een bestuurslid zal moeten aftreden. Indien naar het oordeel van de burgemeester door de stichting niet voldoende adequaat maatregelen worden getroffen jegens het personeelslid of het bestuurslid dat niet langer voldoet aan de eis dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn, dan kan de burgemeester besluiten om de gedoogverklaring en exploitatievergunning in te trekken.

4.9 Wet Bibob

In paragraaf 2.5 van dit coffeeshopbeleid is al ingegaan op de Wet Bibob. Op grond van dit coffeeshopbeleid wordt bij iedere aanvraag van een nieuwe gedoogverklaring en exploitatievergunning met inachtneming van het gemeentelijk Bibob-beleid een Bibob- onderzoek gedaan, op grond van artikel 7 van de Wet Bibob. Dit betreft eerst een eigen, gemeentelijk Bibob-onderzoek. Voor zover dit eigen onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het LBB om een Bibob-advies worden gevraagd. De personen die participeren in de stichting alsmede de stichting worden aan dit onderzoek onderworpen. Als uit het Bibob- onderzoek blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan zal de burgemeester de gedoogverklaring en exploitatievergunning weigeren.

Naast nieuwe aanvragen kan ook tussentijds, gedurende de termijn waarvoor de gedoogverklaring en exploitatievergunning zijn verstrekt, een Bibob-onderzoek worden gedaan naar degene(n) die op de gedoogverklaring en exploitatievergunning staa(n)(t) vermeld. Aanleiding daarvoor kan gelegen zijn in wijzigingen in de exploitatie of bedrijfsvoering van de coffeeshop, zoals bedoeld in paragraaf 4.7 van dit coffeeshopbeleid, doordat vanuit de buurt of via de politie of met het toezicht op de coffeeshop belaste instanties informatie bekend wordt die aanleiding geven voor een Bibob-onderzoek, op basis van een tip van de officier van justitie of door andere omstandigheden die aanleiding geven tot twijfels over de integriteit van de personen die participeren in de stichting en/of het (overige) personeel en/of hun zakelijke relaties.

Degene jegens wie een Bibob-onderzoek wordt ingesteld wordt daarvan vooraf door de gemeente in kennis gesteld. Als uit het Bibob-onderzoek blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan kan de burgemeester de gedoogverklaring en exploitatievergunning intrekken.

5. De Harderwijkse gedoogcriteria

De Harderwijkse gedoogcriteria gelden ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de inrichting;

b. de (samenstelling en het doel van de) stichting en het personeel;

c. de softdrugs;

d. de overige producten;

e. de bezoekers;

f. de administratie; en

g. de exploitatie.

Ad a. de inrichting

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd de volgende eisen gesteld:

1. de inrichting dient te beschikken over een voor publiek toegankelijke verblijfsmogelijkheid;

2. de inrichting mag niet over een loket of afhaalpunt in de buitenmuur van de inrichting beschikken;

3. vervallen;

4. de inrichting dient een open en transparant karakter te hebben. Vanuit de openbare ruimte is er zicht op en in de inrichting, zodat toezicht daarop, ook zonder daartoe de inrichting te hoeven betreden, vanaf de openbare ruimte mogelijk is. Dit zicht wordt blijvend gewaarborgd door onderhoud en door geen handelingen te (doen)verrichten of goederen of voorwerpen te plaatsen, zodanig dat het zicht op de inrichting wordt belet of beperkt. De ramen mogen niet (deels) afgeschermd of geblindeerd zijn;

5. in de omgeving van de inrichting bevindt zich steeds voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers van de inrichting. Bij de bepaling hiervan wordt rekening gehouden met de aard en de omgeving van de coffeeshop;

6. de toevoer van bezoekers naar de inrichting leidt niet tot verkeersopstoppingen of andere verkeershinder;

7. de inrichting ziet er van buiten en van binnen blijvend verzorgd uit en bevindt zich in een goede staat van onderhoud;

8. het terrein, daaronder begrepen de openbare ruimte, rondom de inrichting wordt schoongehouden, gereinigd en blijft vrij van afval (in de ruimste zin des woords);

9. op het terrein en in de directe omgeving van de inrichting mogen geen bezoekers of personeelsleden van de coffeeshop blijven “hangen”, hierop wordt door de portier actief toegezien;

10. de inrichting mag niet zijn voorzien van een terras;

11. de oppervlakte van de verblijfsruimte voor bezoekers van de coffeeshop mag niet minder dan 20 m2 en niet meer dan 100 m2 bedragen. De definitie van verblijfsruimte luidt (cf. Bouwbesluit): “ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden. Er geldt een minimale plafondhoogte van 2,10 meter voor bestaande gebouwen overeenkomstig het Bouwbesluit en in afwijking van het Besluit eisen Drank- en Horecawet;

12. de coffeeshop moet zich op de begane grond bevinden;

13. de toegang tot de coffeeshop moet rechtstreeks vanaf openbaar terrein bereikbaar zijn;

14. de inrichting waarin de coffeeshop wordt geëxploiteerd voldoet blijvend aan de inrichtingseisen die gesteld worden in de geldende, van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet, het Bouwbesluit (2012), de gemeentelijke bouwverordening en de APV, tenzij hiervan in dit beleid expliciet wordt afgeweken (zie o.a. gedoogcriterium onder a onder 11).

Ad b. de (samenstelling en het doel van de) stichting en het personeel

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de stichting, de personen die daarin participeren en het (overige) personeel de volgende eisen gesteld:

15. de coffeeshop wordt geëxploiteerd in de vorm van een stichting zonder winstoogmerk, waarbij wordt voldaan aan het gestelde in de paragrafen 1.1, 4.4 en 4.8. Dit moet onder meer blijken uit de statuten;

16. het bestuur van de stichting bestaat uit minimaal drie bestuursleden. De feitelijk exploitant en overige leidinggevenden mogen niet tevens onderdeel uitmaken van het bestuur van de stichting. Ten minste één bestuurslid heeft aantoonbaar ervaring in het sociaal-maatschappelijke werkdomein (bijvoorbeeld in het onderwijs, de verslavings-/gezondheidszorg, publieke ambten);

17. de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen een minimale leeftijd van 21 jaar te hebben;

18. de personen die participeren in de stichting alsmede het (overige) personeel van de coffeeshop, mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

19. de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren moeten beschikken over een bewijsstuk van een instelling op het gebied van de verslavingszorg waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis en inzicht

over de werking van drugsgebruik en de daaraan verbonden (gezondheids)risico’s. Daarnaast dienen zij te beschikken over een SVH Verklaring Sociale Hygiëne;

20. de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren hebben een doorverwijsplicht naar de verslavingszorg als zij grond hebben of zouden moeten hebben voor het oordeel dat er sprake is van verslaving bij bezoekers van de coffeeshop;

21. de stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren hebben aantoonbaar een actieve rol richting de verslavingszorg en andere instanties. Dit moet o.a. blijken uit regelmatige contactmomenten met de verslavingszorg, de politie, het leggen en onderhouden van contacten met overheidsinstellingen (waaronder de wethouder (gezondheids)zorg en de burgemeester), onderwijsinstellingen, hulp- en dienstverlenende instanties;

22. de stichting sluit zich aan bij de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en neemt hierdoor onder meer deel aan de collectieve horeca-ontzegging;

23. ten minste één keer per jaar vindt er in ieder geval een omwonendenoverleg plaats. Hieraan nemen ten minste een vertegenwoordiging van de stichting, de feitelijke exploitant, een afvaardiging van de omwonenden en de burgemeester deel;

24. in de coffeeshop mag alleen personeel werkzaam zijn dat voldoet aan de gedoogvoorwaarden, de gedoogverklaring en de exploitatievergunning;

25. een lijst van het actuele “personeelsbestand” moet bij de gemeente worden aangeleverd;

26. wijzigingen (in het personeelsbestand en overige wijzigingen) worden binnen één maand bij de gemeente gemeld;

27. tijdens de openingstijden van de coffeeshop dient altijd de feitelijke exploitant of bij diens tijdelijke afwezigheid, een andere leidinggevende in de coffeeshop aanwezig te zijn. Deze leidinggevende dient als zodanig te zijn vermeld in de gedoogverklaring en exploitatievergunning.

Ad c. de softdrugs

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de softdrugs die in de inrichting aanwezig zijn en die worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, de volgende eisen gesteld:

28. in de coffeeshop mogen slechts cannabisproducten, zoals vermeld op lijst II van de Opiumwet worden aangeboden; 6

29. softdrugs mogen uitsluitend in de inrichting – d.w.z. binnen het voor publiek toegankelijke lokaal – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Niet buiten de inrichting (via internet, telefoon, koerier, etc.) en ook niet via een loket of afhaalpunt in de buitenmuur van de inrichting;

30. in de inrichting mogen geen andere verdovende middelen aanwezig zijn dan de onder gedoogvoorwaarde 28 genoemde softdrugs;

31. aan één en dezelfde persoon mag in de inrichting per dag maximaal 5 gram aan softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

32. dat aan de gedoogvoorwaarde onder 31 wordt voldaan, moet steeds kunnen worden aangetoond;

33. de maximale voorraad softdrugs die in de inrichting aanwezig mag zijn, mag niet meer bedragen dan 500 gram;

34. er mogen geen softdrugs in de vorm van etenswaar of drank worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, zoals in de vorm van spacecake.

Ad d. de overige producten

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden ten aanzien van andere producten dan softdrugs die in de inrichting aanwezig zijn en die worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, de volgende eisen gesteld:

35. in de inrichting mogen geen alcoholhoudende dranken worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel (daartoe) aanwezig zijn;

36. in de inrichting mogen in beperkte mate en ondergeschikt uitsluitend alcoholvrije dranken, etenswaren en aan softdrugs verwante klein-waren – zoals vloeitjes, gripzakjes, aanstekers, etc. – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

37. de producten als bedoeld in gedoogvoorwaarde 36 mogen alleen in de inrichting –

d.w.z. binnen het voor publiek toegankelijke lokaal – worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Niet buiten de inrichting, zoals bedoeld in gedoogvoorwaarde 29.

Ad e. de bezoekers

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden ten aanzien van bezoekers van de coffeeshop de volgende eisen gesteld:

38. in de inrichting mogen geen personen aanwezig zijn die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Aan deze personen mogen door of door middel van de coffeeshop geen softdrugs (doen) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

39. bezoekers van de coffeeshop dienen ingezetenen van Nederland te zijn. Onder “ingezetenen van Nederland” worden verstaan: personen die op de datum dat zij zich in de inrichting bevinden, in Nederland hun vaste woonadres hebben, blijkend uit de Basisregistratie Personen (BRP);

40. aan personen die geen ingezetenen van Nederland zijn mogen geen softdrugs (doen) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

41. de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen zich ervan te verzekeren dat degene aan wie zij softdrugs verkopen, afleveren of verstrekken, ingezetenen van Nederland zijn;

42. de bezoekers van de coffeeshop dienen te beschikken over een geldig legitimatiebewijs (paspoort, identiteitskaart, verblijfsdocument en/of rijbewijs). De personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dienen dit te controleren.

Ad f. de administratie

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de (te voeren) administratie de volgende eisen gesteld:

43. naast het voeren van de volgens de Algemene wet Inzake Rijksbelastingen verplicht gestelde administratie, moet een verkoopboek, inkoopboek en kas- of giroboek betreffende de (alle) aankoop en verkoop van softdrugs worden bijgehouden. Deze administratie dient inzichtelijk en overzichtelijk te zijn;

44. de onder gedoogvoorwaarde 43 genoemde administratie dient steeds in de inrichting aanwezig te zijn en dient te worden bewaard gedurende een periode van zeven jaar;

45. de stichting dient jaarlijks een bewijs van goed betaalgedrag van de Belastingdienst te overleggen aan de gemeente, als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008. Dit dient te gebeuren telkens één maand vóór het verstrijken van ieder jaar, gerekend vanaf de datum van verlening van de exploitatievergunning en gedoogverklaring. Het bewijsstuk mag niet ouder zijn dan twee maanden;

46. een afschrift van het personeelsbestand als bedoeld in gedoogvoorwaarde 25 moet steeds in de inrichting aanwezig zijn ten behoeve van controles door o.a. gemeentelijke toezichthouders of politieambtenaren;

47. een exemplaar of afschrift van de geldende exploitatievergunning en gedoogverklaring moet in de inrichting aanwezig zijn ten behoeve van controles door o.a. gemeentelijke toezichthouders of politieambtenaren.

Ad g. de exploitatie

Om (blijvend) te kunnen worden gedoogd als coffeeshop worden aan de exploitatie en bedrijfsvoering van de coffeeshop de volgende eisen gesteld:

48. de inrichting mag uitsluitend geopend zijn tussen 10.00 uur en 22.00 uur. Buiten deze tijden dient de inrichting gesloten te zijn;

49. buiten de openingstijden dient voor het publiek duidelijk te zijn dat de inrichting gesloten is. Dit moet blijken uit uiterlijke kenmerken, zoals een aanduiding “gesloten”, de vergrendeling van de toegang, het uitdoen van de verlichting, etc.;

50. tijdens de openingstijden van de inrichting dient altijd de feitelijke exploitant of bij diens tijdelijke afwezigheid, een andere leidinggevende in de inrichting aanwezig te zijn. Deze leidinggevende dient als zodanig te zijn vermeld in de gedoogverklaring en exploitatievergunning;

51. in de inrichting mogen zich geen kansspelautomaten bevinden, overeenkomstig de Wet op de Kansspelen;

52. tijdens de openingstijden van de inrichting dient altijd ten minste één portier bij de toegang van de inrichting aanwezig te zijn. De portier(s) dien(t)(en) te voldoen aan het gestelde in de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (WPBR). De functie van portier mag niet worden verricht door anderen dan degenen die voldoen aan de WPBR;

53. de exploitatie van de coffeeshop gebeurt zodanig dat daarbij of ten gevolge daarvan geen overlast ontstaat in welke vorm dan ook, in de directe omgeving van de coffeeshop. In ieder geval de portier en de leidinggevende en feitelijke exploitant treden op in geval van overlastsituaties;

54. softdrugs mogen uitsluitend tegen betaling in de vorm van binnen Nederland geldende valuta worden verkocht, afgeleverd of versterkt. Verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs om niet, in ruil voor goederen, onderpand of anderszins, is niet toegestaan. Dit geldt ook voor de overige producten die in de inrichting worden verkocht, afgeleverd of verstrekt;

55. in de inrichting, buiten het zicht van passanten, moet op een voor bezoekers zichtbare en begrijpelijke wijze de prijslijst van producten, waaronder softdrugs worden kenbaar gemaakt;

56. het is niet toegestaan om reclame te maken voor de verkoop vanuit de coffeeshop van softdrugs of andere producten. Dit geldt voor iedere (reclame-)uiting die vanaf de openbare ruimte de aandacht vestigt op, dan wel de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs en andere producten in de inrichting bevordert of anderszins stimuleert;

57. van gedoogvoorwaarde 56 is uitgezonderd de naamsaanduiding met bijbehorend onderschrift of logo die aan de inrichting mag worden aangebracht en waaruit bezoekers kunnen afleiden dat in de inrichting softdrugs worden verkocht. Deze aanduiding dient te voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving – o.a. het bestemmingsplan en de welstandsnota – en behoeft voorafgaande goedkeuring van de burgemeester en -indien aangewezen als bevoegd gezag- van het college van burgemeester en wethouders;

58. op een voor bezoekers duidelijke plaats in de inrichting dient een voorziening aanwezig te zijn met daarin gratis voor bezoekers mee te nemen informatiemateriaal over o.a. de gevolgen van drugsgebruik voor de volksgezondheid, verslavingszorg, psychische hulp, etc;

59. de stichting en/of personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren, organiseren en stimuleren activiteiten met betrekking tot informatie en voorlichting over drugsgebruik gericht op particulieren, groepen en onderwijsinstellingen en onderhouden actief contact met gebruikers van drugs, over de gevolgen van drugsgebruik;

60. de stichting en/of personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren dragen actief bij aan het preventiebeleid, de verbetering van dit beleid en het controleerbaar houden van prijzen- er mag geen sprake zijn van woekerprijzen- in samenwerking met de (overheids)instellingen die betrokken zijn bij het toezicht en de handhaving van de gedoogde handel in softdrugs. Voor zover mogelijk wordt voorlichting gegeven over de herkomst en samenstelling van de softdrugs;

61. de stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren moeten toestaan dat toezichthouders van de gemeente, politieambtenaren, dan wel andere bevoegden die belast zijn met de handhaving van de met de exploitatie van een coffeeshop verband houdende wet- en regelgeving regelmatig controles uitoefenen in en naar de coffeeshop, de inrichting en de directe omgeving daarvan. De stichting en de personen die vanuit de stichting de coffeeshop feitelijk exploiteren verlenen alle medewerking aan deze controles. In het bijzonder verschaffen zij van de coffeeshop op eerste aanvraag de exploitatievergunning en gedoogverklaring en andere administratie, genoemd onder Ad f van de bovengenoemde gedoogvoorwaarden.

62. de stichting dient te handelen conform haar statuten en legt binnen vier maanden na afloop van een kalenderjaar over dat jaar verantwoording af aan de burgemeester over het gevoerde beleid en de bestedingen van de coffeeshop en de stichting;

63. de statuten dienen te voldoen aan de hiervoor gestelde (wettelijke) eisen ten aanzien van de doelstelling, de besteding van middelen en de samenstelling van het bestuur.

Aanpassing, aanvulling of afwijking van de gedoogcriteria

Indien bijzondere omstandigheden ter zake van een of meer van de bovengenoemde onderwerpen daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld in geval van gewijzigde wet- en regelgeving), kunnen de gedoogcriteria worden aangepast, aangevuld of kan hiervan worden afgeweken. Dit kan zowel een beperking als een versoepeling inhouden ten opzichte van de gedoogcriteria. De aanpassing, aanvulling of afwijking is alleen toegestaan als dit aansluit bij en bijdraagt aan de doelstellingen van dit coffeeshopbeleid, zoals verwoord in paragraaf 1.1 van dit document. Deze voorwaarden worden expliciet opgenomen in de gedoogverklaring. Dit geldt alleen voor de gedoogverklaring. Zoals in paragraaf 4.1 van dit coffeeshopbeleid is toegelicht kunnen ook in verband met de exploitatievergunning (en de belangen die daarmee worden gediend) de voorwaarden waaronder de coffeeshop mag worden geëxploiteerd, ten opzichte van de gedoogcriteria worden aangevuld of kan daarvan worden afgeweken.

6. Procedure gedoogverklaring

In paragraaf 4.6 van dit coffeeshopbeleid is al toegelicht dat de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) ten behoeve van een coffeeshop een “schaarse toestemming” is. Daarom gelden speciale eisen aan de procedure die gevolgd moet worden bij de toekenning van een dergelijke toestemming. De gemeente dient “op een naar buiten toe kenbare wijze” bekend te maken dat een schaarse toestemming beschikbaar is en binnen welke periode aanvragen voor die gedoogverklaring kunnen worden ingediend. Ook moet de verdelingsprocedure bekend worden gemaakt en moet duidelijk zijn welke eisen aan de aanvragen worden gesteld. Dit hoofdstuk beschrijft de procedure voor nieuwe aanvragen van een gedoogverklaring (en exploitatievergunning).

6.1 Bekendmaking openstelling procedure toekenning nieuwe gedoogverklaring

Komt in de gemeente Harderwijk binnen het maximumstelsel een gedoogverklaring vrij, dan wordt de in dit hoofdstuk behandelde procedure gevolgd. Door het beperkt aantal beschikbare gedoogverklaringen in Nederland, ontvangt de gemeente regelmatig vragen van belangstellenden die een coffeeshop willen beginnen. Belangstellenden kunnen zich niet inschrijven voor de toewijzing van een vrijkomende gedoogbeschikking. De gemeente legt geen wachtlijst aan. In plaats daarvan wordt bij het vrijkomen van een gedoogverklaring een vaste procedure gevolgd. Van de openstelling van deze procedure wordt eerst een openbare bekendmaking gedaan via in ieder geval de gemeentelijke website en via het huis-aan-huisblad waarin de officiële gemeentelijke publicaties worden opgenomen, dan wel via de dan gebruikelijke wijze van bekendmaking van officiële publicaties. Zonder een dergelijke bekendmaking is inschrijven niet mogelijk.

6.2 Opengestelde procedure

De procedure kent een inschrijftermijn van zes weken. De inschrijftermijn vangt aan op de in de bekendmaking aangekondigde dag. Aanvragen worden in behandeling genomen als deze zijn ingediend binnen de in de bekendmaking genoemde inschrijftermijn en als deze voldoen aan de daaraan, in verband met deze procedure voorgeschreven eisen. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze vóór het einde van de termijn in het bezit is van de gemeente Harderwijk. Aanvragen die voor aanvang van de in de bekendmaking aangekondigde dag (prematuur) worden aangeboden, worden niet in behandeling genomen. Na ommekomst van de inschrijftermijn zullen aanvragen evenmin in behandeling worden genomen.

6.3 Wijze van indienen

Gedurende de inschrijftermijn, vanaf de in de bekendmaking genoemde datum, kunnen belangstellenden een aanvraag om een gedoogverklaring én exploitatievergunning indienen. Elke stichting of stichting in oprichting mag slechts één aanvraag indienen. De aanvragen kunnen uitsluitend tijdens de openingstijden van de stadswinkel van het stadhuis in Harderwijk in persoon aan de balie van de stadswinkel worden ingediend. De aanvraag dient te worden aangeboden in een gesloten enveloppe/verpakking met daarop vermeld de tekst “aanvraag coffeeshop”. Elke aanvraag wordt door een medewerker van de stadswinkel voorzien van een datumstempel en tijdstip van ontvangst. De aanvrager krijgt een ontvangstbewijs uitgereikt met een datum en het tijdstip van de ontvangst zoals wordt aangetekend op de gesloten enveloppe/verpakking. De aanvragen moeten worden geadresseerd aan de burgemeester van Harderwijk. Een aanvraag moet betrekking hebben op zowel de gedoogverklaring als de exploitatievergunning, moet voldoen aan de indieningseisen uit artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet volledig7 zijn en moet zijn ondertekend. Bij het indienen van de aanvraag dient sprake te zijn van een stichting, dan wel een stichting in oprichting, blijkend uit een verklaring van de notaris bij wie de oprichtingsakte wordt opgesteld en gepasseerd. In geval er sprake is van een stichting in oprichting bij het indienen van de aanvraag, moet de stichting zijn opgericht voor het einde van de hersteltermijn.

6.4 Aanvraagformulier en bescheiden

De aanvrager dient gebruik te maken van het “aanvraagformulier gedoogverklaring coffeeshop”. De burgemeester zal dit aanvraagformulier vaststellen. Tevens dient de aanvraag in ieder geval de bescheiden te bevatten die zijn opgesomd in dit formulier. Voor de exploitatievergunning is een afzonderlijk aanvraagformulier beschikbaar, waarvan gebruik moet worden gemaakt en waaraan eveneens in ieder geval de bescheiden moeten worden toegevoegd die zijn opgesomd in dit formulier. Tevens dient voor de Bibob toets, het “formulier Wet Bibob en Vergunningen”, te worden gebruikt en ingediend tezamen met de overige gevraagde bescheiden.

6.5 Trekking en vervolg procedure

Nadat de termijn waarvoor de aanvraagprocedure is opengesteld is geëindigd, zal als er meer dan zeven aanvragen zijn ingediend, een trekking plaatsvinden van de ingediende aanvragen. Bij zeven of minder ontvangen aanvragen zullen alle aanvragen worden beoordeeld. De trekking zal in het openbaar plaatsvinden in het stadhuis en zal worden gedaan door een nader te bepalen onafhankelijke notaris. Van de dag en het tijdstip van de trekking zal in de bekendmaking, als beschreven in paragraaf 6.1, mededeling worden gedaan.

Tijdens de trekking zullen alle ontvangen aanvragen worden getrokken uit een gesloten bus of bak. De getrokken aanvragen zullen op volgorde van trekking worden genummerd. Alleen de eerste zeven getrokken aanvragen zullen inhoudelijk worden beoordeeld. Dit gebeurt gelijktijdig, waarbij eerst een beoordeling van de aanvragen plaatsvindt aan de hand van de in paragraaf 6.6 onder a genoemde eis.

De aanvragen die voldoen aan de eisen in paragraaf 6.6 onder a worden (na de geboden hersteltermijn) getoetst, overeenkomstig de eis in paragraaf 6.6 onder b, aan de in hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid opgenomen criteria en de vestigingscriteria opgenomen in paragraaf 4.5. Tevens vindt ter zake van deze aanvragen een gemeentelijke Bibob-toets plaats, als verwoord in paragraaf 6.6. onder c van dit coffeeshopbeleid.

De aanvragen die deze toetsingsronden doorstaan worden tegen elkaar afgewogen aan de hand van de wegingsfactoren, zoals omschreven in paragraaf 6.6 onder d en paragraaf 6.7 van dit coffeeshopbeleid. De aanvraag die op basis van deze wegingsfactoren de hoogste score heeft behaald wordt, indien het gemeentelijk Bibob- onderzoek naar het oordeel van de burgemeester niet overtuigend uitwijst dat geen sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob - omdat bijvoorbeeld een nadere studie vereist is naar onderzoeksbronnen waarvoor de gemeente niet geautoriseerd is om dit te kunnen vaststellen - vervolgens met de uitkomsten van het gemeentelijk Bibob-onderzoek doorgezonden naar het LBB voor een Bibob-advies, zoals beschreven in paragraaf 6.6 onder e.

Indien uit het advies van het LBB niet blijkt van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan zal aan de desbetreffende aanvrager in beginsel de gedoogverklaring en de exploitatievergunning worden verleend.

Blijkt uit het Bibob-onderzoek wel van een ernstig gevaar, dan zal de eerstvolgende aanvrager met de dan hoogste score op basis van de wegingsfactoren als bedoeld in paragraaf 6.6 onder d en paragraaf 6.7 van dit coffeeshopbeleid, ten behoeve van een Bibob-onderzoek worden beoordeeld op de hiervoor beschreven wijze.

Als het gemeentelijke Bibob-onderzoek wél overtuigend uitwijst dat er geen ernstig gevaar bestaat in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, dan zal op dat moment – zonder nader onderzoek door het LBB – aan de desbetreffende aanvrager in beginsel de gedoogverklaring en de exploitatievergunning worden verleend.

Deze procedure herhaalt zich zo nodig, net zo lang totdat een aanvrager voldoet aan alle voorwaarden die in paragraaf 6.6 gesteld worden aan een aanvraag.

Kan op basis van deze procedure aan geen van de eerste zeven aanvragers een gedoogverklaring worden verleend, dan worden de volgende zeven bij de loting getrokken aanvragen (nrs. 8 t/m 14) – of zoveel minder dan de aanvragen die zijn ingediend – op de hiervoor beschreven wijze in behandeling genomen. Voordat dat gebeurt worden de eerste zeven aanvragers hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Deze procedure herhaalt zich zo nodig, net zolang totdat een gedoogverklaring en exploitatievergunning kan worden verleend.

6.6 Beoordeling aanvraag

De aanvraag die in behandeling wordt genomen, wordt op de volgende wijze beoordeeld:

a. volledigheid van de aanvraag: indien de aanvraag onvolledig is wordt betrokkene hierover schriftelijk geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld op grond van artikel 4:5 van de Awb om éénmalig binnen twee weken de aanvraag compleet te maken (hersteltermijn). Is na twee weken geen volledige aanvraag ingediend, dan wordt deze buiten behandeling gesteld. De aanvraag wordt eveneens buiten behandeling gesteld direct nadat blijkt dat feitelijk8 dezelfde stichting of stichting in oprichting meer dan één aanvraag heeft ingediend. In geval er sprake is van een stichting in oprichting bij het indienen van de aanvraag, moet de stichting zijn opgericht voor het einde van de hersteltermijn. De stukken dienen ook binnen deze hersteltermijn te worden aangeleverd;

b. toetsing aan de in het onderhavige coffeeshopbeleid opgenomen criteria: indien niet wordt voldaan aan de vestigingscriteria en de gedoogcriteria die in respectievelijk paragraaf 4.5 en hoofdstuk 5 van dit coffeeshopbeleid zijn gesteld, wordt de aanvraag afgewezen;

c. gemeentelijke toetsing Wet Bibob; aanvragen worden door de gemeente aan een eigen Bibob-toets onderworpen. Indien dit onderzoek uitwijst dat er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 wet Bibob, wordt de aanvraag afgewezen;

d. door een door de burgemeester aangestelde werkgroep, bestaande uit vijf personen, waarvan in ieder geval één persoon uit het sociaal-maatschappelijk werkdomein komt, wordt de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden en bewijsstukken inhoudelijk beoordeeld en tegen elkaar afgewogen aan de hand van de volgende criteria:

1. Gedegenheid van het ondernemingsplan en de statuten

Dit is de mate waarin het ondernemingsplan en de statuten het vertrouwen geven

dat de stichting in staat zal zijn te voldoen aan de eisen uit dit gedoogbeleid. Hierbij wordt ook gekeken naar de motivatie en de haalbaarheid van het plan die in het ondernemingsplan tot uitdrukking komt, om een coffeeshop te exploiteren;

2. Niet-commerciële gedrevenheid

Uit het ondernemingsplan en de statuten moet het niet-commerciële karakter van de stichting blijken en moet worden toegelicht, hoe en waaraan de inkomsten worden besteed, bijvoorbeeld ten aanzien van de voorlichting en preventie van de gevolgen van drugsverslaving;

3. Kwaliteit van het personeel/bestuursleden stichting

Uit het ondernemingsplan blijkt de mate waarin de personen die participeren in de stichting beschikken over bekendheid met de coffeeshopbranche, met de doelgroep, met de risico’s van drugsgebruik, ervaring hebben met de exploitatie

van horecaondernemingen en contacten hebben of in staat zijn deze te leggen en te onderhouden met verslavings- en overheidsinstellingen die betrokken zijn bij drugshandel/-gebruik;

4. Aandacht voor drugsverslaving/preventiebeleid

Dit is de mate waarin de stichting zich blijkens het ondernemingsplan en de statuten bezighoudt met het voorkomen van softdrugverslaving. Daarbij inbegrepen de voorgenomen aanpak van de voorlichting;

5. Beperking overlast omgeving

Dit is de mate waarin de stichting maatregelen neemt om overlast voor de omgeving te voorkomen;

6. Veiligheid algemeen

Dit is de mate waarin de stichting aandacht schenkt aan maatregelen ter bevordering van de veiligheid in de coffeeshop en de omgeving;

7. Uitstraling van de inrichting

De vestiging van de coffeeshop mag het straatbeeld of de omgeving niet in negatief opzicht beïnvloeden.

8. Draagvlak

Dit is de wijze waarop maatschappelijk draagvlak zal worden verkregen binnen de gemeente en in het bijzonder bij de omwonenden, voor de vestiging van de coffeeshop.

9. Locatie

De locatie moet voldoen aan de eisen genoemd in paragraaf 4.5. Bij de weging wordt de mate van geschiktheid van de locatie beoordeeld en gewaardeerd. Daar wordt een score aan toegekend. Bij deze weging9 wordt nog geen rekening gehouden met het feit of een locatie een ligging heeft in het voorkeursgebied en of er sprake is van een bestaande horecabestemming. Deze aspecten komen nog niet tot uitdrukking in de score.

Omdat een locatie gelegen binnen het voorkeursgebied, zoals aangeduid op de kaart in bijlage 1, evenals een locatie met een bestaande horecabestemming de voorkeur heeft, zullen deze aspecten extra worden gewaardeerd.

Concreet betekent dit dat een extra + toegekend wordt wanneer

  • 1.

    een locatie binnen het voorkeursgebied is gelegen,

  • 2.

    als een locatie een bestaande horecabestemming heeft.

Op het onderdeel ‘Locatie’ kan hierdoor dus twee keer een extra + worden toegekend bovenop de al toegekende score ten aanzien van de geschiktheid van de locatie.

e. Bibob-onderzoek LBB: over de aanvrager(s) die voldoe(t)(n) aan de vestigingscriteria en de gedoogcriteria uit dit coffeeshopbeleid en ter zake waarvan het gemeentelijk Bibob-onderzoek naar het oordeel van de burgemeester niet overtuigend uitwijst dat geen sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob, wordt het LBB verzocht om advies.

6.7 Wegingsfactoren

De in paragraaf 6.6 onder d genoemde criteria zijn de wegingsfactoren. Als de aanvragen overeenkomstig de daaraan in dit coffeeshopbeleid gestelde eisen compleet zijn (6.6 sub a), voldoen aan de criteria van het onderhavige coffeeshopbeleid (6.6 sub b) en de gemeentelijke Bibob toets doorstaat, dan worden deze met elkaar vergeleken. Hierbij wordt aan de aanvragen per criterium, als genoemd in paragraaf 6.6 onder d van dit coffeeshopbeleid, de volgende score toegekend:

• -/- zeer negatief (als in het geheel niet wordt voldaan aan het criterium)

• - negatief (als onvoldoende wordt voldaan aan het criterium)

• 0 neutraal (als voldaan wordt aan het criterium)

• + positief (als ruim voldaan wordt aan het criterium, blijkend uit de overzichtelijkheid en zorg voor de onderbouwing van het criterium)

• +/+ zeer positief (als ruim wordt voldaan aan het criterium, blijkend uit de overzichtelijkheid en zorg voor de onderbouwing van het criterium en hieraan een (originele) toevoeging wordt gegeven, ten dienste van het criterium) 10 .

De scores van de wegingsfactoren worden bij elkaar opgeteld. Aan de aanvrager wiens aanvraag de hoogste score heeft behaald wordt de gedoogverklaring (en exploitatievergunning) verstrekt, mits de Bibob-toets een positieve uitkomst heeft. Bij een gelijke hoogste score geven deze aanvragers een presentatie aan de werkgroep, de burgemeester en aan de wethouder (gezondheids)zorg. De werkgroep beslist uiteindelijk wie op basis hiervan de hoogste waardering krijgt en brengt hierover haar eindoordeel uit aan de burgemeester.

De gedoogverklaring en exploitatievergunning wordt slechts afgegeven aan een aanvrager die op alle wegingsfactoren in paragraaf 6.6 onder d van dit coffeeshopbeleid minimaal een neutrale score of hogere score heeft behaald. Daarbij wordt een gedoogverklaring pas definitief verleend als alle andere noodzakelijke vergunningen en ontheffingen zijn afgegeven.

Nadat aan één van de aanvragers de gedoogverklaring is afgegeven, ontvangen de andere aanvragers, voor zover zij niet reeds een afwijzende reactie op hun reactie hebben ontvangen, een bericht dat hun aanvraag wordt afgewezen. Een weigering om een gedoogverklaring af te geven, is een niet op enig rechtsgevolg gericht besluit en daarom niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

De burgemeester kan de gedoogverklaring intrekken als gedurende acht weken, anders dan vanwege overmacht, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de gedoogverklaring.

6.8 Leges

Voor de aanvragen die daadwerkelijk in behandeling worden genomen zijn leges verschuldigd, zowel voor de aanvraag voor de gedoogverklaring als voor de aanvraag voor een exploitatievergunning. Daarnaast kunnen er leges verschuldigd zijn voor het doorgeven van wijzigingen. De hoogte van de verschuldigde leges liggen vast in de ten tijde van de aanvraag van kracht zijnde Legesverordening. Voor de uitvoering van het Bibob-onderzoek worden geen leges in rekening gebracht.

7. Handhaving

Voor een goede naleving van het beleid zijn regelmatig controles en daarnaast een strikte handhaving noodzakelijk. De partners van de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en teamchef politie) maken afspraken over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk toezichts- en handhavingsinstrumentarium. De primaire verantwoordelijkheid berust daarbij bij de burgemeester die, zoals uiteengezet in hoofdstuk 2 van dit coffeeshopbeleid, belast is met de handhaving van dit coffeeshopbeleid en de wet- en regelgeving waarop dit berust.

Het belangrijkste doel van toezicht en handhaving is te waarborgen dat een coffeeshop de aan haar gestelde eisen in het coffeeshopbeleid, de gedoogverklaring en exploitatievergunning naleeft en dat daarnaast de beleidsdoelen als verwoord in paragraaf 1.1 van dit coffeeshopbeleid worden bewaakt. Daarnaast zijn als concrete handhavingsdoelen aan te merken:

  • 1.

    het bestrijden van overlast, verloedering van het straatbeeld en het verminderen van de druk op het woon- en leefklimaat door de exploitatie van de coffeeshop;

  • 2.

    het tegengaan van criminele activiteiten en criminele organisaties;

  • 3.

    de bescherming van kwetsbare groepen, met name jongeren;

  • 4.

    de bescherming van de gebruiker.

In het “handhavingsarrangement voor de coffeeshop” dat als Bijlage 2 aan dit coffeeshopbeleid is bijgevoegd en hiervan deel uitmaakt, wordt beschreven op welke wijze de wet- en regelgeving, die specifiek van toepassing is op de coffeeshop in Harderwijk, wordt gehandhaafd. De driehoekpartners hebben het handhavingsbeleid afgestemd.

7.1 Bestuurlijke handhaving

De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Hij beschikt over de bestuurlijke middelen om de openbare orde en veiligheid te beschermen. Uitgangspunt is dat overtredingen van de gedoogcriteria in meer of mindere mate leiden tot aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat

in of rond de inrichting. In het “handhavingsarrangement voor de coffeeshop” bij dit coffeeshopbeleid staat beschreven op welke overtreding welke bestuurlijke maatregel volgt.

7.2 Strafrechtelijke handhaving

Overtredingen van de gedoogcriteria voor coffeeshops zijn strafbaar gesteld, waardoor naast bestuursrechtelijke handhaving ook strafrechtelijke handhaving mogelijk is. De burgemeester is hiertoe niet bevoegd, maar het Openbaar Ministerie.

7.3 Ander handhavingsbeleid

Voor (andere) overtredingen of incidenten die niet nadrukkelijk worden genoemd in ”het handhavingsarrangement voor de coffeeshop”, (bijvoorbeeld overtredingen vergunningvoorschriften exploitatievergunning, schietincidenten, steekincidenten, vechtpartijen etc.) kunnen eveneens bestuurlijke maatregelen worden opgelegd. De grondslag hiervoor wordt, afhankelijk van de overtreding, ontleend aan onder meer artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet, artikel 174 van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet, de APV en eventueel in dit verband opgestelde beleidsregels.

7.4 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester beschikt bij zijn bevoegdheidstoepassing in het kader van de handhaving beoordelingsvrijheid. Indien bijzondere omstandigheden aanleiding geven om af te wijken van dit beleid, dan dient de burgemeester zijn inherente afwijkings- bevoegdheid op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. De stappen in het handhavingsarrangement gelden daarbij te allen tijde als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap uit het handhavingsarrangement over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappenplan is opgenomen, maar meteen tot een maatregel over te gaan. Ook kan besloten worden om wegens bijzondere omstandigheden juist een lichtere maatregel te treffen dan het handhavingsarrangement voorschrijft. Tevens kan in voorkomend geval, afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de overtreding een tussenstap gelden. De burgemeester kan bijvoorbeeld dan ook een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang opleggen. Bij een besluit, waarin wordt afgeweken van het handhavingsarrangement, wordt die afwijking expliciet gemotiveerd.

7.5 Meerdere maatregelen/stapeling

Het is mogelijk dat er meerdere bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen tegelijkertijd worden getroffen indien bij de exploitatie van de coffeeshop meerdere overtredingen worden begaan. Op grond van artikel 5:6 van de Awb is het (enkel) niet toegestaan om wegens dezelfde overtreding meerdere bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. Het gaat hierbij telkens om verschillende maatregelen (sluiting en intrekking van de vergunning bijvoorbeeld). Stapeling van sluitingstermijnen is niet toegestaan. Wel kan het samengaan van overtredingen en incidenten de burgemeester doen besluiten om een zwaardere maatregel – zoals een langere sluitingstermijn ineens – te treffen. De burgemeester zal dit in zijn besluit expliciet motiveren. Ook is een stapeling van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen met strafrechtelijke handhavingsmaatregelen mogelijk. Zo kan een personeelslid van de coffeeshop strafrechtelijk worden vervolgd door het Openbaar Ministerie, terwijl tegelijkertijd een sluiting van de coffeeshop op grond van artikel 13b Opiumwet wordt opgelegd door de burgemeester. Bij meerdere overtredingen kan de burgemeester besluiten dat een stap of meerdere stappen uit de handhavingsmatrix wordt/worden overgeslagen.

7.6 Verjaring

Voor het handhavingsarrangement geldt dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een termijn van drie jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaatsvindt binnen dezelfde categorie overtredingen. Vindt een incident of overtreding plaats na drie jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, dan wordt het handhavingsarrangement van voren af aan herhaald.

8. Bekendmaking, inwerkingtreding en intrekking oude beleid

Dit document is een beleidsregel in de zin van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

8.1 Overgangsrecht

Omdat op het moment van inwerkingtreding van dit coffeeshopbeleid geen exploitant beschikt over een geldige gedoogverklaring (en exploitatievergunning) is er geen overgangsrecht van toepassing.

8.2 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017”.

8.3 Intrekking oude beleid

Het “Damoclesbeleid 2013 art 13b Opiumwet coffeeshop” wordt hiermee ingetrokken. Op de dag van de inwerkingtreding van het “Coffeeshopbeleid Harderwijk 2017” vervalt het “Damoclesbeleid 2013 art 13b Opiumwet coffeeshop”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Harderwijk op 20 juli 2017

Drs. H.J. van Schaik

Bijlage 1: Kaart zoekgebied locatie coffeeshop

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: handhavingsarrangement

Overtredingen

Bestuurlijke maatregelen

Politie/OM

Wettelijke grondslag

AHOJGI-criteria (A)

- affichering

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (H)

- harddrugs

  • 1.

    sluiting voor 12 maanden

  • 2.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (O)

- overlast

  • 1.

    afspraken maken met de exploitant om overlast te beëindigen

  • 2.

    schriftelijke waarschuwing

  • 3.

    sluiting voor 3 maanden

  • 4.

    sluiting voor 6 maanden

  • 5.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (J)

- verkoop jeugdigen en toegang jeugdigen

  • 1.

    sluiting voor 3 maanden

  • 2.

    sluiting voor 6 maanden

  • 3.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (G)

- verkoop meer dan 5 gram op eenzelfde dag aan dezelfde koper

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

 

AHOJGI-criteria (G)

- te grote handelsvoorraad (>500-600 gram)

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

AHOJGI-criteria (G) te grote handelsvoorraad (>600-1500 gram)

  • 1.

    sluiting 3 maanden

  • 2.

    sluiting 6 maanden

  • 3.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

 
 

AHOJGI-criteria (G) te grote handelsvoorraad

(> 1500 gram)

  • 1.

    sluiting 6 maanden

  • 2.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

 
 

AHOJGI-criteria (I)

- geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

Bestuurlijke handhaving heeft in beginsel geen hogeprioriteit. 

Bij geconstateerde overlast in relatie tot het ingezeten- schap zullen in 

de lokale driehoek nieuwe afspraken wordengemaakt bij overtreding van het ingezetenencriterium.

Het OM zal in beginsel niet strafrechtelijk handhaven. Echter indieneen coffeeshop aan niet-ingezetenen verkoopt en de problematiek in of rondom de shop daartoeaanleiding geeft,dan zal het OM

Opiumwet

  

 
 

altijd de afweging maken of het toch eigenstandig zal optreden, maar pas nadat het standpunt van het OM in de driehoek kenbaar is gemaakt.

 

AHOJGI-criteria (plus criterium)

- verkoop en/of aanwezigheid alcoholhoudende drank

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet

Overige eisen:

  • -

    overtreding overige voorschriften;

  • -

    overtreding Harderwijkse gedoogcriteria in hoofdstuk 5 die niet reeds vallen onder de AHOJGI(plus)-criteria;

  • -

    geen leidinggevende aanwezig;

  • -

    overtreden openings- en sluitingstijden.

  • 1.

    waarschuwing

  • 2.

    sluiting voor 3 maanden

  • 3.

    sluiting 6 maanden

  • 4.

    intrekken exploitatievergunning en gedoogverklaring

Aanwijzing Opiumwet

Opiumwet/APV

  • onder waarschuwing wordt verstaan: een waarschuwing die zowel mondelingals schriftelijk kan wordengegeven. Indien een waarschuwing mondeling wordt gegeven, wordt deze later op schrift bevestigd. Het betrefteen vooraankondiging met in het vooruitzicht handhavend optreden zoals trapsgewijs in het handhavingsarrangement staat beschreven;

  • Voor de AHOJGI- (plus)criteria verwijzen wij in beginselnaar paragraaf 3.2 van het coffeeshopbeleid;

  • Het I-criterium (Ingezetenen) geldt per 1 januari 2013 in heel Nederland. Harderwijk heeft geen grote toestroom van toeristen die alleen voor een bezoek aan de coffeeshop komen. Bovendien is ook geen overlastbekend rond het toelatenvan niet- ingezetenen. Dit vraagt om lokaal maatwerk.Deze ruimte wordt ook gebodenin de brief van de Minister van Veiligheid en Justitievan 19 november 2012. Dit betekent dat handhaving op het I-criterium in Harderwijk geen hoge prioriteit behoeft, het wordt meegenomen in de regulierecontroles van de politie. De strafrechtelijke handhaving is een eigenstandige bevoegdheid van het OM.

  • Voor de Harderwijkse gedoogcriteria verwijzenwij naar hoofdstuk 5 van het coffeeshopbeleid.


Noot
1

Het drugsbeleid in Nederland, Trimbos-instituut 2009.

Noot
2

Aanwijzing Opiumwet.

Noot
3

Dit geldtniet voor de woonruimte of woonruimten die zich bij de inrichting bevindt, voor zover deze woonruimte niet(mede) een rol speelt bijde bedrijfsvoering van de coffeeshop.

Noot
4

Dus niet “ondergeschikte horeca”.

Noot
5

De wet- en regelgeving en jurisprudentie sluiten op dit moment een verlengingsmogelijkheid uit. Mocht dat in de toekomstanders worden, dankan de burgemeester dehuidige gedoogverklaring en exploitatievergunning voor eenop dat moment te bepalen termijn verlengen, mits er ten minste tijdigeen positieve evaluatie heeft plaatsgevonden.

Noot
6

Als een bepaald cannabisproduct door een wetswijziging op lijst I van de Opiumwetwordt geplaatst, betreftdit cannabisproduct harddrugs en valt ditniet meer onder het gedoogbeleid.

Noot
7

Gewezen zij op de eenmaligeherstelmogelijkheid in paragraaf 6.6 onder a van dit coffeeshopbeleid.

Noot
8

Hiermee wordt bedoeld dat dezelfde personen al dan nietonder een andere stichtingsnaam(in oprichting) eveneens eenaanvraag hebben ingediend.

Noot
9

Zie voor uitleg van de weging paragraaf 6.7.

Noot
10

Let hierbij op de bijzondere waardering ten aanzienhetonderdeel ‘Locatie’ als beschrevenin paragraaf 6.6 sub d onder 9.