Beleidsregels handhaving op horecabedrijf zonder eploitatievergunning

Geldend van 24-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving op horecabedrijf zonder eploitatievergunning

De burgemeester van Harderwijk,

Gelet op het bepaalde in artikel 125 lid 3 Gemeentewet, 5:21 e.v. en 5:32 e.v. Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:27 e.v. Algemene plaatselijke verordening Harderwijk,

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen ondernemers van horecabedrijven die niet in het bezit zijn van de vereiste exploitatievergunning, besluit vast te stellen de onderstaande beleidsregels handhaving op horecabedrijf zonder exploitatievergunning.

Hoofdstuk 1. Aanleiding

Harderwijk is een bruisende stad waar nieuwe horecabedrijven, met exploitatievergunning, welkom zijn. Betrouwbaar ondernemerschap en zorg voor de omgeving zijn belangrijk voor de leefbaarheid in de stad. In 2017 heeft de raad besloten een exploitatievergunning in te voeren voor horecaondernemers. Doel hiervan is om ondernemers met verkeerde bedoelingen buiten de boot te houden. Zo blijft Harderwijk leefbaar en gezellig.

Vanaf 14 juni 2017 is voor elke openbare inrichting (lees: horecabedrijf) een exploitatievergunning nodig. De raad heeft op 1 juni 2017 besloten deze vergunning op te nemen in de Algemene plaatselijke verordening (hierna: Apv). Voor bestaande ondernemers was er een overgangsregeling, welke inmiddels is verlopen.

In de Apv staat dat een ‘openbare inrichting’ niet voor publiek open mag zijn zonder exploitatievergunning.

Een openbare inrichting is:

i. een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, of clubhuis;

ii. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid.

Voor de volledigheid wordt overigens verwezen naar de tekst van de geldende Apv op Overheid.nl.

In deze beleidsregels noemen we deze openbare inrichtingen hierna: ‘horecabedrijven’.

Een exploitatievergunning is ingevoerd zodat de burgemeester meer kan sturen op het voorkomen en bestrijden van overlast. Ook kan hierdoor een Bibob toets worden uitgevoerd.

Dat is een toets of de vergunning niet gebruikt wordt om strafbare feiten mee te plegen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan witwassen van geld.

Een exploitatievergunning is persoonsgebonden. Deze vergunningplicht geldt voor de ondernemer van een horecabedrijf op een bepaalde locatie. Dit kan een natuurlijke persoon zijn of een rechtspersoon. Een rechtspersoon is bijvoorbeeld een vereniging of besloten vennootschap. Het gaat om de ondernemer die het horecabedrijf voor zijn of haar rekening en risico uitbaat. Elke ondernemer heeft zijn eigen exploitatievergunning nodig. Een ondernemer die een bestaand horecabedrijf overneemt, kan de exploitatievergunning niet van de andere ondernemer overnemen. De nieuwe ondernemer moet zelf een exploitatievergunning aanvragen. Dat is vooral van belang bij wisselingen van ondernemers op één locatie.

Uitgangspunt is dat het niet is toegestaan om een horecabedrijf open te hebben voor publiek zonder exploitatievergunning. Dat geldt ook voor horecabedrijven waarvan de exploitatievergunning is ingetrokken of vervallen.

In deze beleidsregels legt de burgemeester uit welke maatregelen hij neemt tegen ondernemers die zich niet aan deze regels houden. Deze beleidsregels geven aan hoe de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden. Beleidsregels geven duidelijkheid en rechtszekerheid. Het is vooraf duidelijk voor ondernemers wat er gebeurt als zij toch zonder exploitatievergunning een horecabedrijf openen. Hiermee wordt willekeur voorkomen.

Leeswijzer

Deze beleidsregels zijn als volgt opgebouwd. Eerst is in hoofdstuk 2 uitgelegd wat het doel is van de exploitatievergunning. Waarom een exploitatievergunning nodig is. In hoofdstuk 3 staan de algemene beleidsregels die op elke aanpak van een overtreding van toepassing zijn. Daarna volgen in hoofdstuk 4 de beleidsregels voor bestaande (ondernemers van) horecabedrijven in de gemeente Harderwijk met exploitatievergunning of vrijstelling, die een tweede horecabedrijf willen openen. In hoofdstuk 5 staan de beleidsregels voor (ondernemers van) nieuwe horecabedrijven. Dit zijn horecabedrijven die op 14 juni 2017 nog niet bestonden. Of horecabedrijven die op 14 juni 2017 al bestonden en waarbij sprake is van een nieuwe ondernemer. Hoofdstuk 6 gaat over het toezicht en handhaving op verleende exploitatievergunningen. Ook valt hieronder het toezicht en de controles op bedrijven die zonder vergunning open zijn gegaan.

Bijlage Handhavingsmatrix sanctiebeleid handhaving exploitatievergunningen

Als bijlage bij deze beleidsregels is een handhavingsmatrix opgenomen. Hierin staat overzichtelijk aangegeven hoe wordt opgetreden in welke situatie.

Uitvoeringsparagraaf

Er is een uitvoeringsparagraaf opgesteld. Deze bevat interne bedrijfsvoeringsinformatie over capaciteit en kengetallen ten aanzien van de uitvoering van dit beleid. Deze uitvoeringsparagraaf maakt verder geen onderdeel uit van deze beleidsregels.

Procedure

Deze beleidsregels hebben, na publicatie op de gemeentepagina op woensdag 16 september 2020, zes weken in ontwerp ter inzage gelegen. In deze periode konden belanghebbenden hun reacties (zienswijzen) doorgeven. Er zijn geen reactie ingediend. Deze beleidsregels zijn vastgesteld conform het ontwerp zoals deze ter inzage lagen.

Hoofdstuk 2. Waarom een exploitatievergunning?

Harderwijk is een gastvrije stad voor inwoners, ondernemers en bezoekers. Een bruisende stad waarin nieuwe horecabedrijven welkom zijn. Daarnaast wil Harderwijk ook een prettig woon- en leefklimaat bieden. Om die twee zaken met elkaar in balans te houden, heeft de gemeenteraad in juni 2017 de exploitatievergunning ingevoerd.

Een exploitatievergunning is een bewijs van ‘goed gedrag’. Hiermee toont een ondernemer aan oog te hebben voor de omgeving en geen overlast te veroorzaken. En geen verkeerde bedoeling te hebben met de horecazaak, zoals bijvoorbeeld geld witwassen.

Met de exploitatievergunning houdt Harderwijk de ondernemers met verkeerde bedoelingen buiten de boot. Zodat Harderwijk voor inwoners, en ondernemers met exploitatievergunning, een gezellige en gastvrije gemeente is en blijft. 

De exploitatievergunning is een vergunning om overlast te voorkomen. Vooraf toetst de burgemeester of een horecabedrijf past binnen de woon- en leefsituatie ter plaatse. En of er geen overlast van het horecabedrijf te verwachten is. Als de exploitatievergunning verleend is en er ontstaat later toch overlast, dan kan de exploitatievergunning zelfs worden ingetrokken door de burgemeester. Het horecabedrijf moet dan worden gesloten. De vergunning kan ook om andere redenen worden ingetrokken. Welke redenen dat zijn, staat in de Apv.

Daarnaast is de exploitatievergunning nodig om te kunnen toetsen of de ondernemer integer is. Dit is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (Wet Bibob). Deze toets maakt onderdeel uit van de aanvraag. De uitkomst van deze toets kan leiden tot weigering van de aangevraagde vergunning. De Bibob toets kan ook worden toegepast op verleende exploitatievergunningen en kan dus ook leiden tot intrekking van een bestaande exploitatievergunning. Bijvoorbeeld als een ernstige mate van gevaar bestaat dat de exploitatievergunning (mede) wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen.

Hoofdstuk 3 Algemene beleidsregels handhaving op horecabedrijf zonder exploitatievergunning

Algemeen

Deze algemene beleidsregels zijn van toepassing op elke overtreding. En op de maatregel van de burgemeester die daarop volgt.

Afwijken van deze beleidsregels is uitzondering

Beleidsregels geven houvast en voorkomen willekeur. Beleidsregels leggen uit hoe een bestuursorgaan gebruik maakt van een bevoegdheid. In dit geval de bevoegdheid van de burgemeester om handhavend op te treden tegen een horecabedrijf dat open is zonder exploitatievergunning. Het verbod om een horecabedrijf te ondernemen zonder exploitatievergunning is opgenomen in artikel 2:28 lid 1 Algemene plaatselijke verordening (hierna: Apv). De bevoegdheid om hier handhavend tegen op te treden is vastgelegd in artikel 125 lid 3 Gemeentewet en artikel 5:21 en volgende en 5:32 en volgende van de Awb.

Uitgangspunt is dat de burgemeester handelt volgens deze beleidsregels. Volgens artikel 4:84 Awb kan de burgemeester in uitzonderlijke gevallen afwijken van deze beleidsregels. De burgemeester kijkt naar alle feiten en omstandigheden van het geval. En weegt deze allemaal af. Soms zijn die omstandigheden zo uniek en bijzonder, dat afwijking van deze beleidsregels mogelijk is. De gevolgen van het handhavingsbesluit staan voor de ondernemer dan in geen enkele verhouding tot het doel dat met handhaving is beoogd. Het doel dat met handhaving is beoogd isdat ondernemers niet exploiteren zonder exploitatievergunning. De burgemeester maakt een volledige belangenafweging. Het besluit om af te wijken moet de burgemeester goed motiveren (ABRvS 26 oktober 2016, zaaknummer 201507715/1/A3).

Gesprek met ondernemers bij overlast signalen

Bij de gemeente kunnen signalen binnenkomen van overlast door horecabedrijven. Denk dan aan afval van rondslingerende flessen en het niet naleven van de voorschriften die aan een exploitatievergunning zijn verbonden. Ook kan er sprake zijn overtreding van de Drank- en Horecawet. Dit kan tot overlast leiden. Het doel van een exploitatievergunningenstelsel is om overlast tegen te gaan. Als deze signalen bij de gemeente binnenkomen, volgt in beginsel eerst een gesprek gaan met de betreffende ondernemer. Op deze manier proberen we meteen al bij te sturen, voordat dat er al een formeel juridische handhavingsprocedure in gang is gezet. Het is niet zo dat er altijd eerst een gesprek moet zijn geweest, voordat een juridische handhavingsprocedure kan worden gestart. De aard en omvang van de overtreding en de specifieke feiten en omstandigheden spelen hierbij mee. Het is en blijft maatwerk, waarbij voorop staat dat bij als er enkel nog signalen zijn, het gesprek de voorkeur heeft.

Zorgvuldig onderzoek en verplichte medewerking verlenen aan toezichthouders

Elk besluit vraagt een zorgvuldige voorbereiding. Dit begint met het onderzoek of er sprake is van een overtreding van artikel 2:28 lid 1 Apv. Of voor de onderneming een exploitatievergunning nodig is. Hiervoor voeren toezichthouders controles uit en maken rapportages op. Daarbij is van belang of alle onderdelen van de verbodsbepaling van toepassing zijn. Voorbeelden: is de zaak open voor publiek? Wordt tegen betalen eten en/of drinken verstrekt? Naast feitelijke controles op locatie, vindt ook onderzoek plaats in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Onjuistheden worden gemeld aan de Kamer van Koophandel.

Medewerkers van Stadstoezicht zijn toezichthouder zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Iedereen moet alle medewerking verlenen aan een toezichthouder. Bijvoorbeeld toegang geven tot een horecabedrijf. Of vragen beantwoorden over hoe het horecabedrijf wordt gerund. Bijvoorbeeld wie de leidinggevende is. Ook kan de toezichthouder inzage vragen in de boekhouding. Niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder is een strafbaar feit. De toezichthouder kan de hulp van de politie hierbij inroepen.

Op dit moment is het nog niet mogelijk om die medewerking ook met een dwangsom af te dwingen. Er is een wijziging van de Awb in de maak. Deze maakt het mogelijk ook een dwangsom op te leggen bij niet meewerken. Zodra deze wettelijke mogelijkheid is geregeld, zal de burgemeester hiervan gebruik maken.

Waarschuwen

Als de burgemeester constateert dat een ondernemer van plan is een horecabedrijf te exploiteren en nog geen exploitatievergunning heeft, volgt een (schriftelijke) waarschuwing. In de waarschuwing staat dat als het horecabedrijf open gaat zonder vergunning, een dwangsom volgt. En dat de burgemeester het pand zo nodig sluit en verzegelt.

Zorgvuldige voorbereiding handhavingsbesluit

Elk handhavingsbesluit kent een zorgvuldige voorbereiding. Eerst krijgt de ondernemer een concept handhavingsbesluit. Dit concept is het voorgenomen besluit. Hierin staat welk besluit de burgemeester van plan is te nemen. Wat de burgemeester verwacht van de ondernemer. En wat er gebeurt als de ondernemer dat niet doet. De ondernemer krijg twee weken de tijd hierop te reageren. In (zeer)spoedeisende situaties neemt de burgemeester meteen een handhavingsbesluit. Dan stuurt de burgemeester niet eerst een voornemen om dit besluit te nemen.

Welke handhavingsbesluiten zijn mogelijk?

De burgemeester kan kiezen uit de volgende handhavingsmaatregelen:

- last onder dwangsom;

- last onder bestuursdwang. 

Last onder dwangsom 

Dit handhavingsbesluit heet ‘last onder dwangsom’ (hierna te noemen: dwangsom). ‘Last’ betekent ‘wat’ de ondernemer ‘wanneer’ moet doen, om betaling van de dwangsom te voorkomen. Als de ondernemer niet op tijd doet wat is opgedragen, ontstaat automatisch de verplichting de dwangsom te betalen. Doel van de dwangsom is de ondernemer te bewegen de overtreding zelf te beëindigen. In dit geval: het horecabedrijf sluiten zolang daar geen exploitatievergunning voor is verleend.

Bij een overtreding is de eerste stap in beginsel de dwangsom. De verantwoordelijkheid om de overtreding te beëindigen ligt bij de ondernemer zelf. Ook is een dwangsom minder ingrijpenddan een bestuursdwang/sluiting (zie kopje hieronder). De ondernemer moet het horecabedrijf sluiten, maar houdt nog wel de toegang tot het pand. Bijvoorbeeld om schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden te verrichten of om activiteiten te verrichten waarvoor geen exploitatievergunning nodig is.

Het bedrag van de dwangsom moet hoog genoeg zijn om een prikkel te zijn voor de ondernemer om de overtreding te stoppen. In een horecabedrijf gaan hoge bedragen om. Vandaar dat de hoogte van de dwangsom is vastgesteld op een bedrag van € 5.000,-- per constatering per dag met een maximum van € 25.000,--. De hoogte van deze dwangsom is afgestemd op de aard en omvang van de overtreding en is een financiële prikkel om de overtreding te beëindigen.

De gemeente ziet toe op betaling van de verschuldigde dwangsom. De ondernemer krijgt een brief waarin staat hoe en wanneer de dwangsom betaald moet zijn. En welke invorderingsmaatregelen anders volgen. Een dwangsom is geen ‘afkoopsom’. Als de overtreding doorgaat, sluit de burgemeester het horecabedrijf en verzegelt het pand.

Last onder bestuursdwang (sluiting)

Dit handhavingsbesluit heet ‘last onder bestuursdwang’ (hierna te noemen: bestuursdwang). ‘Last’ betekent ‘wat’ de ondernemer ‘wanneer’ moet doen, om te voorkomen dat de burgemeester het pand sluit en verzegelt. In dit geval: het horecabedrijf sluiten zolang daar geen exploitatievergunning voor is verleend. Bestuursdwang is met feitelijk handelen een einde maken aan een overtreding. In dit geval door het pand, waarin het horecabedrijf zit, sluiten en verzegelen. De burgemeester mag dit doen op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet en artikel 5:21 e.v. van de Awb. De burgemeester verhaalt de kosten van de sluiting achteraf op de overtreder.

Dwangsom of bestuursdwang

In beginsel wordt eerst de dwangsom opgelegd. Als daarna de overtreding doorgaat, volgt bestuursdwang. Bij overlast die de openbare orde en veiligheid aantast, zal in beginsel meteen bestuursdwang worden toegepast in plaats van (eerst) een dwangsom.

Hoofdstuk 4. Bestaande horeca ondernemer en tweede horecabedrijf

Dit hoofdstuk gaat over bestaande horecabedrijven in de gemeente Harderwijk met exploitatievergunning – of vrijstelling - die een tweede horecabedrijf willen openen. Ook ondernemers met een vrijstelling van de exploitatievergunning vallen hier dus onder.

Een tweede horecabedrijf is een ander horecabedrijf die de ondernemer voor eigen rekening en risico gaat exploiteren binnen de gemeente Harderwijk. Dit kan ofwel een ‘nevenvestiging’ zijn van een bestaand horecabedrijf. Of een nieuw tweede horecabedrijf die de ondernemer opent.

Ook voor dit tweede horecabedrijf is een exploitatievergunning nodig. Vraagt de ondernemer deze exploitatievergunning niet aan, dan legt de burgemeester een dwangsom op. Het tweede horecabedrijf moet dan binnen één week gesloten zijn.

Heeft de ondernemer al een aanvraag exploitatievergunning ingediend, dan mag de ondernemer de beslissing op de aanvraag exploitatievergunning voor het tweede horecabedrijf afwachten. Dat geldt alleen als aan de hieronder vermelde voorwaarden is voldaan.

Voorwaarden:

- de ondernemer heeft al een exploitatievergunning voor een horecabedrijf in de gemeente Harderwijk;

- de ondernemer heeft een vrijstelling van de exploitatievergunning voor een horecabedrijf in de gemeente Harderwijk;

- er is een complete (ontvankelijke) aanvraag exploitatievergunning en Bibob vragenformulier met bijbehorende stukken ingediend voor het tweede horecabedrijf (ook de Bibob is onderdeel van de aanvraag exploitatievergunning);

- de ondernemer en/of feitelijk de leidinggevenden van het tweede horecabedrijf mogen niet van slecht levensgedrag zijn;

- de ondernemer heeft geen officiële schriftelijke bestuurlijke waarschuwing(en) gehad over naleving van de regelgeving de afgelopen 2 jaar;

- er is geen sprake van overlast die tot sluiting nodig maakt uit oogpunt van openbare orde en veiligheid. Dit geldt zowel voor het eerste als het tweede horecabedrijf. Dit ter beoordeling door de burgemeester.

Als deze ondernemer zijn tweede horecazaak geopend heeft voor publiek en voldoet aan deze voorwaarden, blijft handhavend optreden tijdelijke achterwege. Deze ondernemer mag de beslissing op de aanvraag exploitatievergunning voor het tweede horecabedrijf afwachten omdat de ondernemer al een exploitatievergunning of vrijstelling van de exploitatievergunning heeft voor het eerste horecabedrijf. Hierdoor is deze ondernemer al bekend in Harderwijk. Deze beleidslijn is ook als zodanig besproken met de lokale horeca, via de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Harderwijk.

Deze mogelijkheid geldt zowel voor bestaande ondernemers in Harderwijk met exploitatievergunning, als met vrijstelling. De groep bestaande ondernemers met vrijstelling is gefixeerd in aantal en neemt alleen maar af. Er worden geen nieuwe vrijstellingen meer verleend, omdat dit de uitvoering betreft van de overgangsregeling die hoort bij de invoering van het exploitatievergunningenstelsel. De mogelijkheid een tweede horecazaak te openen en daar tijdelijke niet handhavend tegen op te treden ligt in het verlengde van het uitvoeren van deze overgangsregeling.

Deze lijn dat tijdelijk van handhaving wordt afgezien is verdedigbaar omdat het gaat om bestaande ondernemers. Er is bekendheid met de wijze waarop deze ondernemers exploiteren en als deze voldoen aan bovengenoemde voorwaarden is er sprake van concreet zicht op legalisatie. Hierdoor kan tijdelijk van handhaving worden afgezien. Tijdelijk betekent zolang nog geen beslissing is genomen op de aanvraag exploitatievergunning voor deze tweede horecazaak.

Het tijdelijke afzien van handhaving geldt alleen gedurende de periode dat de (ontvankelijke) aanvraag exploitatievergunning in behandeling is. De beslistermijn bedraagt 8 weken met mogelijkheid om 6 weken te verdagen. In die periode vormt zich ook een beeld over de Bibobaspecten. Mocht het nodig zijn een advies te vragen aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) dan kan de beslistermijn met nog eens 8 tot 12 weken worden verlengd. Op dat moment zal ook worden beoordeeld of het concrete zicht op legalisatie nog steeds aanwezig is. De lijn in de jurisprudentie is dat in het algemeen geen concreet zicht op legalisatie bestaat, indien een bestuursorgaan twijfelt aan de integriteit van een vergunningaanvrager en zijn zakelijke relaties en meent dat daarnaar nader onderzoek moet worden gedaan om te beoordelen of de gevraagde vergunning kan worden geweigerd. Als het concrete zicht op legalisatie niet langer aanwezig is, zal alsnog tot handhaving worden overgegaan.

Als de gevraagde exploitatievergunning is verleend, is er niets aan de hand. Het tweede horecabedrijf kan open blijven. Als de gevraagde exploitatievergunning buiten behandeling is gelaten of geweigerd, volgt alsnog een dwangsom. De ondernemer moet het tweede horecabedrijf dan binnen één week sluiten. Anders moet de ondernemer een dwangsom betalen van € 5.000,-- per constatering per dag, met een maximum van € 25.000,--.

Hoofdstuk 5. Nieuwe horecabedrijven zonder exploitatievergunning

Nieuwe horecabedrijven zijn horecabedrijven die na de invoering van het exploitatievergunningenstelsel per 14 juni 2017 zijn begonnen. Of horecabedrijven die al op 14 juni 2017 bestonden en waarbij er sprake is van een nieuwe ondernemer. Hierbij gaat het niet om een tweede horecabedrijf van een ondernemer van een bestaand horecabedrijf.

Dit is een andere situatie dan een bestaande ondernemer waarvan al bekend is hoe de wijze van exploitatie plaatsvindt. De nieuwe ondernemer mag de horecazaak niet alvast openen, in afwachting van de beslissing op de aanvraag exploitatievergunning. Het is niet toegestaan een nieuw horecabedrijf te openen en open te houden zonder exploitatievergunning. Een ondernemer van een nieuw horecabedrijf die open is zonder exploitatievergunning, krijgt een dwangsom opgelegd. De ondernemer moet het horecabedrijf binnen één week sluiten. Anders moet de ondernemer een dwangsom betalen van € 5.000,-- per constatering per dag, met een maximum van € 25.000,--.

Per situatie wordt beoordeeld of er sprake is van concreet zicht op legalisatie, die (tijdelijk) in de weg kan staan aan handhavend optreden. Als er sprake is van overlast, dit ter beoordeling van de burgemeester, is er in ieder geval geen sprake van concreet zicht op legalisatie. Ook als de ondernemer en/of zijn leidinggevenden van slecht levensgedrag zijn, bestaat geen concreet zicht op legalisatie.

Als het horecabedrijf nog open is nadat het maximum aan dwangsommen verbeurt is, neemt de burgemeester een besluit om bestuursdwang toe te passen. Dit betekent dat de burgemeester het horecabedrijf sluit en het pand verzegelt. De ondernemer kan de sluiting voorkomen door alsnog binnen één week er zelf voor te zorgen dat het horecabedrijf niet geopend is voor publiek.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Controle is nodig op verleende exploitatievergunningen en vrijstellingen. Om te bekijken of de feitelijke situatie nog hetzelfde is als de vergunde situatie. Is dat niet zo, dan kan de exploitatievergunning of vrijstelling worden ingetrokken door de burgemeester. Ook is controle nodig of er nieuwe horecabedrijven open zijn zonder exploitatievergunning.

Als een exploitatievergunning is ingetrokken, en het horecabedrijf is nog steeds open voor publiek, dan is er een overtreding van de Apv. Een horecabedrijf mag niet open zijn voor publiek zonder exploitatievergunning. Ook in die gevallen legt de burgemeester een dwangsom op. De ondernemer moet het horecabedrijf binnen één week sluiten. Doet de ondernemerdat niet, dan moet de ondernemer de dwangsom betalen. Deze bedraagt € 5.000,-- per constatering per dag met een maximum van € 25.000,--. Een dwangsom is geen afkoopsom. Als hethorecabedrijf daarna nog open is, neemt de burgemeester een besluit tot het toepassen van bestuursdwang. De burgemeester sluit het horecabedrijf en verzegelt het pand.

Aldus vastgesteld te Harderwijk, 16 december 2020

De burgemeester van Harderwijk,

Drs. H.J. van Schaik,