Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Geldend van 23-02-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

b onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 2 Instellen van de onderzoekscommissie

1 Op voorstel van één of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen.

2 De raad stelt daartoe een onderzoekscommissie in, bestaande uit tenminste drie leden.

3 De raad wijst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan.

4 De commissie kan desgewenst externe deskundigen inschakelen.

5.De commissie rapporteert over de verschillende fases van het onderzoek aan de raad. Dit betreft in ieder geval de volgende onderwerpen :

* de benoeming van de commissievoorzittter;

* de opdrachtverlening tot het formuleren van de onderzoeksopdracht;

* de opdrachtverlening tot het verrichten van het eigenlijke onderzoek;

* de uitkomsten van het verrichte onderzoek;

* de door de commissie voorgestelde conclusies en aanbevelingen.

 

Artikel 3 Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

1 De leden van de onderzoekscommissie benoemen een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

2 De voorzitter is belast met:

a het leiden van de beraadslaging en zitting;

b het handhaven van de orde;

c het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

d hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

 

Artikel 4 Beëindiging van het lidmaatschap

1 Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

a de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

b een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

c de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

d een lid ontslag neemt.

2 Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

3 In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

4 De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende

leden.

 

Artikel 5 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

1 De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor plaats vindt of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte.

2 De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

3 De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

4 De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

5 De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

6 De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

 

Artikel 6 Ambtelijke bijstand

1 De raadsgriffier treedt op als commissiegriffier.

2 De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.

3 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt zijn plaats ingenomen door een daartoe door hem aangewezen vervanger.

4 De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.

 

Artikel 7 Zittingen

1 De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

2 De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

3 Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

4 De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk een week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

 

Artikel 8 Overige bepalingen

1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist de commissie bij meerderheid van stemmen.

 

Artikel 9. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar publicatie en kan aangehaald worden als de “Verordening op het onderzoeksrecht 2011”.

 

Vastgesteld door de raad in zijn

vergadering van 16 februari 2011

, de voorzitter

, de raadsgriffier