Regeling vervallen per 18-03-2015

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen

Geldend van 01-01-2015 t/m 17-03-2015

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2014

gelet op

artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet,

artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en

artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, 10a, zesde lid en 10b, vierde lid, van de Participatiewet en

de artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en

de artikelen 34, eerste lid, onderdeel a, 35, aanhef en onder a en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 60b van de Participatiewet;

gelet op artikel 8b van de Participatiewet,

artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers en

artikel 35 lid 1 sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet,

artikel 34, eerste lid onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en

artikel 34, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

gezien het advies van de Gezamenlijke commissie Mens & Bestuur en Omgeving

overwegende dat het noodzakelijk is de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand en inkomensvoorzieningen, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ bij verordening te regelen;

dat het van belang wordt geacht om aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen hebben gehad, die geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 bezitten, die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering en die tevens woonachtig zijn in de gemeente Harlingen financieel te ondersteunen;

dat het van belang wordt geacht om aan personen van 18 jaar of ouder, die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wtos, die geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 bezit en waarvan is vastgesteld dat die persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft financieel te ondersteunen;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden

omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet

bestuursrecht (Awb).

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders gemeente Harlingen, tenzij een bevoegdheid van het college bij gemeenschappelijke regeling is gedelegeerd aan het dagelijks bestuur van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

Hoofdstuk 2. De aanvraag en de voorwaarden

 

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het collge vastgesteld formulier en onder overlegging van de op het aanvraagformulier genoemde bescheiden.

 

Artikel 3. Doelgroep

  • 1. Het college beoordeelt of een persoon met voltijds arbeid in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. Indien het college hier onvoldoende zicht op heeft, wordt advies aan een arbeidsdeskundige ge 

Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

 

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.200,00 per periode van twaalf maanden.

 

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt in één keer in één bedrag uitbetaald.

 

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien en voor zover toepassing daarvan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

 

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag 2015 gemeente Harlingen.

Nota-toelichting 1 Toelichting

Toelichting

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen (hierna: college) de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te

zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen. Het is echter niet toegestaan om in het geheel geen individuele studietoeslag toe te kennen.

Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. In aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet kan tevens in beleidsregels worden aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt  overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk

verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele

studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • 4.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeids-

participatie heeft.

 

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de

Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een

voorschot.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het college ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

  • 1.

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • 2.

    personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • 3.

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • 4.

    personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene

nabestaandenwet;

  • 1.

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en

gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

  • 1.

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en

gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.

  • 1.

    niet-uitkeringsgerechtigden.

 

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een

individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze

verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het collge vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in

afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de

aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek wordt hiermee dus niet aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

 

Artikel 3. Doelgroep

 

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het dagelijks bestuur op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • 1.

    18 jaar of ouder is;

  • 2.

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • 4.

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeids-

participatie heeft.

 

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium beoordeelt het college aan de hand van beschikbare gegevens van het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV), eventuele eerdere medische keuringen en informatie van uit het netwerk, zoals bijvoorbeeld school, of een persoon hieraan voldoet. Indien dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van een arbeidsdeskundige ingewonnen.

Het gaat om informatie met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot

arbeidsparticipatie heeft.

 

Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

 

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van twaalf maanden in aanmerking

komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die twaalf maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

 

Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele

studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet).

 

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

 

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld.

Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend.

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een

individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele

studietoeslag.

 

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld.

Een individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na een periode van twaalf maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

 

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan

voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

 

In de verordening zijn de hoofdlijnen voor de studietoeslag vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete situaties voordoen waarin deze verordening niet voorziet. Dit artikel bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist in afwijking van deze verordening. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de verordening gehandeld te worden.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in

artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de

gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

 

Artikel 9. Citeertitel

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.