Tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

No.: 51

Onderwerp:

Raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand

-------------------------------------------------------------------------------------

De raad van de gemeente Hattem;

gelezen het voorstel van het van het college d.d. 15 november 2011, no.201109536;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende dat intrekking van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en wijziging van de WWB per 1 januari 2012 het noodzakelijk maakt om de verordeningen die hun grondslag vinden in laatstgenoemde wet aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het bestaande gemeentelijk beleid als vastgelegd in deze verordeningen zoveel mogelijk in stand te laten, in afwachting van toekomstige wetgeving die de gemeentelijke sociale zekerheid betreft;

b e s l u i t :

vast te stellen het Raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand.

Artikel I. Wijziging Re-integratieverordening 2010

De “Re-integratieverordening 2010” wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor het hoofdstuk met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd welke luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In dat hoofdstuk worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

B. Artikel 21a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen.

Artikel 21a luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

    C. Artikel 21b wordt ingevoegd met als opschrift: Afwijkende bepalingen voor jongeren.

    Artikel 21b luidt als volgt:

    In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Artikel II. Wijziging Toeslagenverordening WWB 2010

De “Toeslagenverordening WWB 2010” wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor het hoofdstuk met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd welke luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In dat hoofdstuk worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

B. Artikel 7a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen.

Artikel 7a luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

    C. Artikel 7b wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging verwijzingen.

    Artikel 7b luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 3.

    Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

    D. Artikel 7c wordt ingevoegd met als opschrift: Intrekking WIJ.

    Artikel 7c luidt als volgt:

  • 1.

    In afwijking van artikel 2 zijn de bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3 lid 1 en 2 wordt aan een alleenstaande van 21 jaar in wiens woning geen ander het hoofdverblijf heeft geen toeslag toegekend als bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 3.

    In afwijking van artikel 3 lid 1 en 2 wordt aan een alleenstaande van 22 jaar in wiens woning geen ander het hoofdverblijf heeft een toeslag van 10% toegekend als bedoeld in artikel 25, van de wet.

  • 4.

    Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

Artikel III. Wijziging Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010

De “Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010” wordt als volgt gewijzigd:

A. Voor het hoofdstuk met de titel ‘Slotbepalingen’ wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd welke luidt als volgt: Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012. In die paragraaf worden de hierna volgende artikelen ingevoegd.

B. Artikel 17a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen.

Artikel 17a luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

    C. Artikel 17b wordt ingevoegd met als opschrift: Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak.

    Artikel 17b luidt als volgt:

    Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren’ als bedoeld in artikel 10, lid 2 onder c, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.

    D. Artikel 17c wordt ingevoegd met als opschrift: Intrekking WIJ.

    Artikel 17c luidt als volgt:

    Een verlaging op grond van gedragingen, benoemd in deze verordening, kan eveneens worden toegepast op de bijzondere bijstand die aan belanghebbenden op grond van artikel 12 van de wet wordt verstrekt.

Artikel IV. Wijziging Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

De “Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand” wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3a wordt ingevoegd met als opschrift: Wijziging betekenis begrippen.

Artikel 3a luidt als volgt:

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

    B. Artikel 2 lid 1 wordt gewijzigd: Laag inkomen vanaf 1 januari 2012.

    Artikel 2 lid 1 luidt als volgt:

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

    C. Artikel 3b wordt ingevoegd met als opschrift: Aanpassing hoogte Langdurigheidstoeslag.

    Artikel 3b luidt als volgt:

    Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheids-toeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduur

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet Aanscherping Wet werk en bijstand in werking treedt.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hattem, gehouden op 12 december 2011.

De raad van de gemeente Hattem,

de griffier, de voorzitter,

ALGEMENE TOELICHTING

Achtergrond

Op voorwaarde dat ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt, treedt op 1 januari 2012 in werking de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ (kortweg: Wet Aanscherping WWB). Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn:

• Grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid burger in de voorziening in het bestaan;

• Versterking van het activerende karakter en de vangnetfunctie van de Wet werk en bijstand (WWB);

• Aanscherping van de verplichtingen voor bijstandsgerechtigden;

• Beperking van de doelgroep voor het gemeentelijk minimabeleid.

Deze uitgangspunten leiden ertoe dat het wettelijk bijstandsregime substantieel van inhoud verandert. Zo gaat voor jongeren een wettelijke zoektijd van vier weken gelden en hebben zij, anders dan onder het regime van de Wet investeren in jongeren (WIJ), geen recht meer op een werk/leeraanbod, maar op begeleiding bij de vormgeving van hun eigen verantwoordelijkheid op weg naar economische zelfstandigheid.

Een belangrijke wijziging in de regelgeving betreft voorts het afschaffen van de bijstand voor inwonende meerderjarige kinderen en ouders en de creatie van een toets op het huishoudinkomen. Voorts worden enkele nieuwe verplichtingen in de WWB opgenomen en wordt de doelgroep voor het minimabeleid beperkt tot de groep minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Daarnaast is een verordeningsplicht gecreëerd voor de maatschappelijke participatie van kinderen.

Consequenties voor gemeentelijk beleid

Mede vanwege intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 hebben de genoemde ontwikkelingen aanzienlijke consequenties voor het gemeentelijk beleid. Deze consequenties kunnen als volgt worden gecategoriseerd:

• De WIJ-verordeningen vervallen per 1 januari 2012. Doordat de WIJ wordt ingetrokken, vervallen de daarop gebaseerde verordeningen eveneens per 1 januari 2012 . Jongeren vallen door de wetswijziging voortaan onder het WWB-regime (overgangssituaties daargelaten). Dit roept de vraag op of de huidige WWB-verordeningen adequaat voorzien in het regeltechnisch kader voor jongeren, of dat in die verordeningen nog aanpassingen nodig zijn. Dit is een vraag van regeltechnische maar ook van beleidsinhoudelijke aard;

• Door herdefiniëring van de leefvormen die als afzonderlijk bijstandssubject voor bijstand in aanmerking komen alsmede de totstandkoming van de huishoudtoets wordt de kring van rechthebbenden kleiner, hebben meerderjarige kinderen en ouders nog slechts gezamenlijk recht op bijstand en treffen misdragingen van deze belanghebbenden het gezamenlijk inkomen. Dit heeft gevolgen voor het gemeentelijk toeslagenbeleid, het maatregelenbeleid en het minimabeleid en roept de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn;

• De nieuwe verplichtingen voor bijstandsgerechtigden hebben gevolgen voor het maatregelenbeleid en het re-integratiebeleid en roepen evenzeer de vraag op welke aanpassingen aan de verordeningen noodzakelijk en/of gewenst zijn;

• De normering van gemeentelijk minimabeleid tot maximaal 110% van de bijstandsnorm heeft gevolgen voor de doelgroepomschrijving in de verordeningen langdurigheidstoeslag en activiteitenbijdrage.

Waarom een Raadsbesluit met tijdelijke regels?

De wetswijziging leidt, zoals gezegd, tot de noodzaak om het gemeentelijk beleid op tal van terreinen te heroverwegen. Gelet op de zeer korte invoeringstermijn is het echter uitermate lastig om reeds voor 1 januari 2012 dit indringende heroverwegingsproces adequaat te hebben afgerond én vormgegeven. Daarbij komt dat de aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 niet op zichzelf staat, maar een stap is in een proces dat in 2012 vermoedelijk tot nog een aantal wijzigingen in de WWB zal leiden die nopen tot wijziging van het gemeentelijk beleid. Gedacht moet ondermeer worden aan het wetsvoorstel ‘Toevoeging van de eis tot beheersing van de Nederlandse taal aan de Wet werk en bijstand’, de plannen van het kabinet betreffende “Aanpak fraude” (Handhavings-programma 2011-2014) en uiteraard de Wet werken naar vermogen.

Beleidsarm

Mede gelet op de uitvoeringstechnische complicaties die kunnen optreden als op beleidsmatig vlak keuzes worden gemaakt die tot aanpassingen in de uitvoeringspraktijk leiden, is een keus om de overgang naar de nieuwe WWB per 2012 zoveel mogelijk ‘beleids- en uitvoeringsarm’ te laten plaatsvinden een logische. Met ‘beleidsarm’ wordt bedoeld dat het huidige gemeentelijk beleid zoveel mogelijk in stand wordt gelaten dan wel dat slechts het minimaal noodzakelijke aan nieuw of gewijzigd beleid wordt vastgesteld. Een en ander in afwachting van een diepgaander integrale heroverweging in 2012. Onder ‘uitvoeringsarm‘ wordt verstaan dat daar waar noodzakelijke aanpassingen in het beleid plaatsvinden, dit op de minst belastende wijze voor wat betreft de uitvoering plaatsvindt. Bij deze uitgangspunten past dat thans niet alle WWB-verordeningen separaat worden gewijzigd en in een bestuurlijk wijzigingstraject worden geplaatst, maar dat slechts daar waar dat strikt noodzakelijk is aanpassingen aan de verordeningen plaatsvinden die middels één Raadsbesluit worden geëffectueerd. Met het thans voorliggende Raadsbesluit wordt dat beoogd.

H2O

Elk nadeel heeft zijn voordeel. Alle op ons afkomende wetswijzigingen vormen een goed moment om het beleid van elke afzonderlijke H2O-gemeente op elkaar af te stemmen. Dat bevordert een eenduidige uitvoering. Door het vaststellen van dit raadsbesluit wordt tijd gewonnen om deze zaken in 2012 gezamenlijk op te pakken.

Wat is de status van het tijdelijk Raadsbesluit?

Het Raadsbesluit heeft formeel gezien het karakter van een wijzigingsverordening, d.w.z. zij brengt met haar vaststelling door de gemeenteraad een wijziging in de inhoud en betekenis van een aantal verordeningen teweeg. Met de term ‘besluit’ wordt in dit Raadsbesluit overigens niet gedoeld op het begrip ‘besluit’, bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit Raadsbesluit bevat algemeen verbindende voorschriften.

Het Raadsbesluit is tijdelijk van aard, d.w.z. gericht op het faciliteren van de met de genoemde wetswijziging minimaal noodzakelijke aanpassingen in de gemeentelijke verordeningen. De intentie is erop gericht om in 2012 het gemeentelijk bijstandsbeleid integraal te heroverwegen. De verwachting is dat dit in 2012 zal leiden tot een inhoudelijke aanpassing van de betreffende verordeningen. In dit Raadsbesluit wordt geen gebruik gemaakt van een zgn. ‘horizonbepaling’, die de duur van de verordening vaststelt op een concrete periode (bijv. tot 1 januari 2013). De ontwikkelingen binnen de sociale zekerheid zijn nog te ongewis om met zekerheid te kunnen vaststellen dat een integrale heroverweging van het lokale sociale zekerheidsbeleid voor een bepaalde datum is afgerond.

Bij de vormgeving van dit Raadsbesluit is ernaar gestreefd om zoveel mogelijk recht te doen aan de aanwijzingen voor de decentrale regelgeving van de VNG.

Gelijkstellingbepaling

In dit Raadsbesluit wordt bij elke te wijzigen verordening een bepaling voorgesteld die regelt dat de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ per 1 januari 2012 in die verordening dezelfde betekenis hebben als in de gewijzigde WWB. Uit een oogpunt van duidelijkheid is dit opgenomen. Vervolgens is bepaald dat voor ‘gehuwden’ en ‘gehuwdennorm’ moet worden gelezen ‘gezin’ resp. ‘gezinsnorm’, om daarmee te verduidelijken dat onder het nieuwe regime niet meer de gehuwden maar het gezin de norm is waarmee gewerkt moet worden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I. De Re-integratieverordening WWB

Onderdelen A en B

De onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel C

In 2010 heeft de gemeenteraad de verordening Werkleeraanbod WIJ vastgesteld. Daarmee is voldaan aan de wettelijke opdracht om, middels een verordening, regels te stellen over de inhoud van het werkleeraanbod. Door het intrekken van de WIJ zal daarmee van rechtswege tevens de verordening Werkleeraanbod WIJ komen te vervallen. De verordening Werkleeraanbod WIJ heeft een andere inhoud dan de Re-integratieverordening WWB. Enerzijds is dit veroorzaakt door het afdwingbare recht op ondersteuning middels een werkleeraanbod, anderzijds door de beperking van het aantal ‘incentives’ dat gemeenten konden verstrekken aan jongeren die gingen werken. Daarnaast is in veel verordeningen Werkleeraanbod WIJ het beleid m.b.t. de arbeidsinschakeling van jongeren opgenomen, of verwezen naar een beleidsnota van de raad of het college waarin dit was opgenomen.

Bij een beleidsarme overgang moet minimaal worden geregeld dat voor jongeren niet tot het re-integratie-instrumentarium behoren bij de volgende ‘incentives’: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen . Dat is met artikel I van dit Raadsbesluit beoogd. Verwezen is naar artikel 31, vijfde lid WWB. In dat artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van algemene bijstand aan jongeren.

Los van de ‘incentives’, zal het met betrekking tot het specifiek voor jongeren opgestelde gemeentelijk arbeidstoeleidingsbeleid meestal niet nodig zijn daarover iets in de Re-integratieverordening WWB op te nemen. Weliswaar komen de specifieke bepalingen in de verordening Werkleeraanbod WIJ die betrekking hebben op het gemeentelijk arbeidstoeleidingsbeleid voor jongeren te vervallen en komt de wettelijke grondslag van evt. beleidsnota’s met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid voor jongeren evenzeer te vervallen, die bepalingen en dat beleid zijn in beginsel begunstigend van aard en daardoor als interne gedragslijn ook vanaf 1 januari 2012 hanteerbaar.

Artikel II. De Toeslagenverordening WWB

Algemeen

Voor de systematiek van het toeslagen- en verlagingenmodel in de WWB geldt dat dit ongewijzigd blijft. Zo blijft het een verplichting om een alleenwonende alleenstaande bijstandsgerechtigde een maximale toeslag toe te kennen (art. 25, eerste lid WWB ) en blijven de mogelijkheden om verlagingen vast te stellen onaangetast. Niettemin leidt de wijziging van de begrippen met betrekking tot de bijstandssubjecten en de invoering van de huishoudtoets ertoe dat een beleidsmatige en wetstechnische heroverweging van het toeslagen- en verlagingenbeleid op zijn plaats is. De beleidsmatige heroverweging kan evenwel ook op een later tijdstip plaatsvinden en mocht de onverkorte toepassing van het toeslagen- en verlagingenbeleid vanaf 1 januari 2012 in bepaalde gevallen onredelijke uitkomsten geven, dan kan altijd, individualiserend, een hogere toeslag worden verleend of afgezien van verlaging . Wat wel wijzigt is de doelgroep: door intrekken van de WIJ vallen jongeren voortaan onder de Toeslagenverordening WWB. Zie onderdeel D.

Onderdelen A en B

De onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel C

Omdat de wetswijziging ook leidt tot een herpositionering van de normen in de WWB, is voorzien in een gelijkstellingbepaling, zodat ondubbelzinnig duidelijk is welke norm bedoeld wordt.

Onderdeel D

Dit onderdeel ziet specifiek op de gevolgen van de intrekking van de WIJ. Voor jongeren geldt dat op grond van de WIJ genomen besluiten gelden als besluiten genomen op grond van de WWB. Dat treft tevens de toeslagen en verlagingen die binnen het kader van de WIJ zijn genomen. Deze worden vanaf 1 januari 2012 eveneens geacht ten titel van de WWB te zijn genomen. Voor de eerder vastgestelde toeslagen en verlagingen op grond van de WIJ is geen specifiek overgangsrecht bepaald. Wijkt de Toeslagenverordening WWB dus af van de Toeslagenverordening WIJ, dan is het mogelijk dat per 1 januari 2012 de uitkering van de jongere aangepast moet worden. De Toeslagenverordening WWB geldt vanaf 1 januari 2012 ook voor jongeren, ten minste, als dit in de doelgroepomschrijving adequaat tot uitdrukking wordt gebracht. In het eerste lid is dit vastgelegd.

Bij invoering van de WIJ is artikel 29 WWB, dat regelde dat voor 21- en 22-jarigen de toeslag kon worden verlaagd, vervallen. De betreffende bepaling werd opgenomen in de WIJ. Bij de wetswijziging wordt de klok weer teruggedraaid en artikel 29 WWB weer gereactiveerd. Dat betekent ook dat als de gemeente ervoor gekozen heeft om voor 21- en 22-jarigen in de Toeslagenverordening WWB een lagere toeslag toe te kennen, dit nu geregeld moet worden. Onderdeel D voorziet daarin, uitgaande van de doorgaans gehanteerde optie dat voor 21-jarigen geen toeslag wordt toegekend en voor 22-jarigen een toeslag van 10%. Hanteert de gemeente ander beleid, dan moeten deze onderdelen worden aangepast.

Artikel III. De Maatregelenverordening WWB

Onderdelen A en B

De onderdelen A en B zijn reeds toegelicht in het algemene deel.

Onderdeel C

De wetswijziging creëert enkele nieuwe wettelijke verplichtingen:

• de verplichting tot meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a ;

• de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten ;

• de verplichting voor jongeren om een aanvraag niet eerder in te dienen dan vier weken na melding .

• De verplichting om gedurende deze ‘wachttijd’ te zoeken naar mogelijkheden voor werk of scholing

Om gedragingen die een schending vormen van deze verplichtingen te kunnen sanctioneren, is het in ieder geval voor de tweede en derde verplichting noodzakelijk om deze in de Maatregelenverordening WWB te benoemen. De eerste en vierde verplichtingen zullen in veel gevallen ook onder één van de reeds in de verordening benoemde categorieën gebracht kunnen worden. Voor het zoeken van scholing geldt dat dit niet, maar die verplichting treedt pas 1 juli 2012 in werking. Voor de duidelijkheid is in onderdeel C opgenomen dat het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak wordt aangemerkt als een gedraging die de inschakeling in de arbeid belemmert.

Onderdeel D

Door het intrekken van de WIJ is de Maatregelenverordening WIJ komen te vervallen en gelden WIJ-besluiten als besluiten die op grond van de WWB zijn genomen. Voor het sanctioneren van maatregelwaardige gedragingen van jongeren biedt vanaf 1 januari 2012 derhalve de Maatregelenverordening WWB het regeltechnische kader. Dat betekent dat zonder verdere regeling voor jongeren hetzelfde regime geldt als voor oudere bijstandsgerechtigden. Uit een oogpunt van eenvoud en eenduidigheid is er in dit Raadsbesluit voor gekozen die lijn te volgen.

Artikel IV. De verordening Langdurigheidstoeslag

Algemeen

Op twee onderdelen is de wetswijziging voor de verordening Langdurigheidstoeslag van belang. Allereerst de reeds eerder geconstateerde herdefiniëring van de bijstandssubjecten en de daaraan gekoppelde huishoudtoets. Daarnaast de bepaling dat de inkomensgrens die voor het recht op langdurigheidstoeslag geldt maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kan bedragen .

Onderdeel A

Zie ook het algemene deel van deze toelichting. In de verordening wordt één van de normbedragen met betrekking tot de hoogte van de langdurigheidstoeslag doorgaans gekoppeld aan ‘gehuwden’. Omdat dat begrip in de WWB als zelfstandig bijstandssubject is vervangen door het begrip ‘gezin’ dient dat ook in de verordening tot uitdrukking gebracht te worden. Dat wordt in onderdeel A geregeld.

Onderdeel B

De inkomensgrens voor categoriale regelingen als de langdurigheidstoeslag wordt per 1 januari 2012 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor gemeenten die een hogere inkomensgrens in de verordening hebben opgenomen, betekent dit dat de betreffende bepaling waarin deze grens is aangegeven, van rechtswege is vervallen, gelet op artikel 122 Gemeentewet . Daaruit zou de conclusie getrokken kunnen worden dat er niets hoeft te worden geregeld. Er is immers reeds een wettelijke grens gesteld. Niettemin verdient het aanbeveling om toch in dit Raadsbesluit expliciet de grens op 110% te stellen. Gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 122 Gemeentewet, alsmede de beschikbare jurisprudentie, is het risico groot dat de rechter uit het vervallen karakter van de gemeentelijke bepaling ook andere onderdelen van de betreffende bepaling in de verordening onverbindend zijn. Onderdeel B beoogt dat te voorkomen.

Onderdeel C

Indien sprake is van gehuwden waarvan één persoon geen recht heeft op bijstand, wordt thans de langdurigheidstoeslag vastgesteld naar de norm voor een alleenstaande (ouder). Dit blijft zo, als er sprake is van een gezin dat slechts uit gehuwden bestaat. In onderdeel C is tot uitdrukking gebracht, dat als in de verordening voorzien is in een specifieke bepaling die dat regelt, die bepaling wordt vervangen door een bepaling die regelt dat als er tot het gezin een niet-rechthebbende behoort, dit slechts tot aanpassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag leidt als er slechts één rechthebbend gezinslid overblijft.

Artikel V. Inwerkingtreding en geldingsduur

De inwerkingtreding valt uiteraard samen met de inwerkingtreding van de wijzigingswet. Mocht de vaststelling en inwerkingtreding van dit Besluit niettemin later plaatsvinden, dan kan in terugwerkende kracht worden voorzien, hoewel dat geen grondslag kan verschaffen aan het nemen van belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die plaatsvinden tot de datum waarop de regeling in werking treedt.

Een overgangsregeling is niet nodig. In de wijzigingswet is als hoofdregel opgenomen dat sprake is van onmiddellijke werking, d.w.z. dat per 1 januari 2012 de gewijzigde WWB direct van toepassing is op reeds bestaande rechtsposities en verhoudingen. Op onderdelen is daarvan afgeweken middels specifiek overgangsrecht. Voor dit Raadsbesluit geldt evenzeer onmiddellijke werking. Uitzondering daarop vormt de aanpassing aan de Verordening langdurigheidstoeslag. Conform artikel 36 WWB vloeit uit de aard van de regeling voort dat voor aanvragen die vanaf 1 januari 2012 worden ingediend het ‘oude recht’ van toepassing is, voor zover de peil- en ingangsdatum voor die datum liggen.