Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018

Geldend van 25-01-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018

Hoofdstuk 1 Begripsbepaling en reikwijdte

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze Nadere regels worden verstaan onder:

    • -

      college: college van burgemeester en wethouders;

    • -

      pgb: persoonsgebonden budget;

    • -

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018;

    • -

      wet: Wmo 2015.

  • 2. Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelstelling

Deze Nadere regels hebben betrekking op de hoogte van de bedragen en de verdere uitwerking van de maatwerkvoorzieningen, die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018 worden genoemd.

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 3 Hoogte van het pgb voor zaken

  • 1. De hoogte van het pgb voor zaken als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub a, van de verordening is gelijk aan het bedrag dat in natura voor dezelfde voorziening zou worden verstrekt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het pgb voor:

    • -

      een tilband: € 377,33;

    • -

      een orthese: € 2.593,64;

    • -

      een anti-decubitus-kussen: € 351,52.

Artikel 4 Hoogte van het pgb voor huishoudelijke hulp

De hoogte van het pgb voor huishoudelijke hulp als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub b, en lid 3 van de verordening bedraagt maximaal:

  • a.

    voor hulp bij het huishouden categorie 1, geleverd door professionele ondersteuners: € 23,33 per uur;

  • b.

    voor hulp bij het huishouden categorie 1, geleverd door personen die niet als ondersteuners als bedoeld in lid a worden aangemerkt, als zijnde behorend tot het sociaal netwerk van de cliënt: € 17,50 per uur;

  • c.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 2, geleverd door professionele ondersteuners: € 25,64 per uur;

  • d.

    voor diensten op het niveau van hulp bij het huishouden categorie 2, geleverd door personen die niet als ondersteuners als bedoeld in lid c worden aangemerkt, als zijnde behorend tot het sociaal netwerk van de cliënt: € 19,23 per uur.

Artikel 5 Hoogte van het pgb voor ambulante begeleiding

  • 1. De hoogte van het pgb voor ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub c, en lid 3 van de verordening bedraagt maximaal voor:

    • a.

      ambulante begeleiding, zoals bedoeld in artikel 11 van de verordening:

      • I.

        lichte begeleiding geleverd door professionele ondersteuners: € 48,10 per uur;

      • II.

        middelzware begeleiding geleverd door professionele ondersteuners: € 52,-- per uur;

      • III.

        zware begeleiding geleverd door professionele ondersteuners: € 63,54 per uur;

    • b.

      ambulante begeleiding voor jongvolwassenen, zoals bedoeld in artikel 12 van de verordening:

      • I.

        begeleiding ambulant A, geleverd door professionele ondersteuners: € 46,20 per uur;

      • II.

        begeleiding ambulant B, geleverd door professionele ondersteuners: € 66,00 per uur;

      • III.

        begeleiding ambulant C, geleverd door professionele ondersteuners: € 75,00 per uur;

    • c.

      gezinsbegeleiding, zoals bedoeld in artikel 13 van de verordening:

      • I.

        geleverd door professionele ondersteuners: € 65,40 per uur;

  • 2. Indien de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon behorend tot het sociaal netwerk van de cliënt: € 20,--per uur.

Artikel 6 Hoogte van het pgb voor dagbesteding

De hoogte van het pgb voor dagbesteding als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub d en e, van de verordening bedraagt maximaal voor:

  • a.

    dagbesteding:

    • I.

      lichte dagbesteding: € 38,80 per dagdeel van 4 uur;

    • II.

      middelzware dagbesteding: € 47,60 per dagdeel van 4 uur;

    • III.

      zware dagbesteding: € 56,40 per dagdeel van 4 uur;

  • b.

    dagbesteding voor jongvolwassenen:

    • I.

      dagbesteding A: € 58,64 per dagdeel;

    • II.

      dagbesteding B: € 78,60 per dagdeel;

  • c.

    vervoer van en naar dagbesteding:

    • I.

      € 10,-- per dag voor normaal vervoer;

    • II.

      € 21,-- per dag voor rolstoelgebonden vervoer.

Artikel 7 Hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf

De hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub e, van de verordening bedraagt maximaal:

  • a.

    voor kortdurend verblijf basis € 145,20 per etmaal;

  • b.

    voor kortdurend verblijf plus € 195,20 per etmaal;

  • c.

    voor kortdurend verblijf voor jongvolwassenen: € 207,20 per etmaal.

Artikel 8 Hoogte van het pgb voor fasehuis/kamertrainingscentrum

De hoogte van het pgb voor een fasehuis/kamertrainingscentrum voor jongvolwassenen als bedoeld in artikel 17 en artikel 28, lid 2, sub e van de verordening bedraagt € 188,80 per etmaal.

Artikel 9 Hoogte van het pgb voor vervoer

  • 1. De hoogte van het pgb voor vervoer als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub g, van de verordening bedraagt voor vervoer:

    • a.

      middels een eigen auto: € 831,-- per jaar;

    • b.

      middels een reguliere taxi: € 1.360,-- per jaar;

    • c.

      middels een rolstoeltaxi: € 2.040,-- per jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid behoudt de cliënt gedurende de looptijd van zijn indicatie zijn oude pgb, voor zover hij op de datum van inwerkingtreding van deze Nadere regels reeds een pgb voor vervoer ontving en dit pgb hoger is dan de in het eerste lid genoemde bedragen.

Artikel 10 Hoogte van het pgb voor een autoaanpassing en voorwaarden

  • 1. De hoogte van het pgb voor een autoaanpassing als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub h, van de verordening bedraagt maximaal het bedrag dat in natura voor dezelfde aanpassing zou worden verstrekt.

  • 2. De aan te passen auto dient in goede staat te verkeren en mag maximaal vijf jaar oud zijn.

  • 3. Indien de autoaanpassing tegen geringe kosten is te herplaatsen in een andere auto komt het tweede lid te vervallen. In dat geval komt aanvrager gedurende de eerstvolgende zeven jaar na toekenning van de autoaanpassing niet meer voor eenzelfde voorziening in aanmerking.

Artikel 11 Hoogte van het pgb voor verhuiskosten

  • 1. De hoogte van het pgb voor verhuiskosten als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub i, van de verordening bedraagt € 2.400,--.

  • 2. Indien aanvrager aantoonbaar noodzakelijke meerkosten heeft, kan het pgb, in afwijking van het eerste lid, hoger worden vastgesteld.

  • 3. Het bedrag waarboven het primaat van verhuizen, zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de verordening wordt toegepast bedraagt € 10.000,--.

Artikel 12 Hoogte van het pgb voor een sportvoorziening en voorwaarden

  • 1. De hoogte van het pgb voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub j, van de verordening bedraagt € 3.550,--.

  • 2. Het pgb voor een sportvoorziening kan eenmaal per drie jaar worden verstrekt.

Artikel 13 Hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning en voorwaarden

  • 1. De hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub k, van de verordening bedraagt maximaal het bedrag dat in natura voor dezelfde aanpassing zou worden verstrekt.

  • 2. Het college kan een woonvoorziening treffen voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in de Wlz-instelling.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 14 Hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen

De hoogte van het pgb voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 28, lid 2, sub a, van de verordening bedraagt maximaal het bedrag dat in natura voor dezelfde aanpassing zou worden verstrekt.

Artikel 15 Terugbetaling ingeval van waardestijging woning bij maatwerkvoorziening woonvoorziening

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een woonvoorziening heeft ontvangen van meer dan € 25.000,-- en die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van vijf jaar na gereedmelding van de voorziening, dit onverwijld aan het college te melden. De berekening van de meerwaarde en de wijze van terugbetalen worden in de beschikking geregeld.

  • 2. De meerwaarde van de woning, als bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op 80% van het verleende pgb.

  • 3. De terugbetaling, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    • -

      gedurende het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • -

      gedurende het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • -

      gedurende het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • -

      gedurende het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • -

      gedurende het vijfde jaar 20% van de meerwaarde;

  • 4. Het college kan afwijken van het in het tweede lid gestelde indien de eigenaar/bewoner aantoont dat de meerwaarde niet kon worden behaald bij de verkoop van de woning.

  • 5. Voor de toepassing het onder het vierde lid gestelde kan het college extern advies vragen.

Artikel 16 Afschrijftermijnen

De afschrijving als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de verordening vindt plaats op gelijkmatige termijnen op basis van economische levensduur van de voorziening.

Artikel 17 Verantwoording pgb

  • 1. Pgb’s, die eenmalig worden verstrekt, worden betaald na overleg van factuur of koopovereenkomst.

  • 2. Overige pgb’s kunnen steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

Hoofdstuk 3 Kostprijs

Artikel 18 Kostprijs

  • 1. De kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura als bedoeld in artikel 33, sub a, van de verordening die door de gemeente wordt gehuurd is gelijk aan de huur, die de gemeente daarvoor verschuldigd is aan de verhuurder van de voorziening.

  • 2. De kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura als bedoeld in artikel 33, sub a, van de verordening die door de gemeente wordt of zou worden ingekocht is gelijk aan de vergoeding die de gemeente hiervoor verschuldigd is of zou zijn.

  • 3. De kostprijs van een pgb als bedoeld in artikel 33, sub b, van de verordening is gelijk aan het verstrekte bedrag.

Artikel 19 Afwijkende kostprijs

In afwijking van artikel 18 bedraagt de kostprijs voor:

  • a.

    hulp bij het huishouden, categorie 1, € 17,50 per uur;

  • b.

    hulp bij het huishouden, categorie 2, € 19,23 per uur;

  • c.

    individuele begeleiding, licht, middelzwaar en zwaar, € 19,23 per uur;

  • d.

    dagbesteding, licht, middelzwaar en zwaar, € 19,23 per dagdeel;

  • e.

    kortdurend verblijf, basis- en plusvariant € 0,00 per etmaal.

Artikel 20 Overgangsbepaling kostprijs

  • 1. Indien de kostprijs als gevolg van een inkoop- of aanbestedingstraject stijgt, blijft de kostprijs, zoals deze voor het moment van toekenning van de voorziening is vastgesteld, van toepassing gedurende de looptijd van de indicatie.

  • 2. Indien de kostprijs als gevolg van een inkoop- of aanbestedingstraject daalt, wordt de kostprijs gelijktijdig lager vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming Chronisch zieken en gehandicapten

Artikel 21 Doelgroep

  • 1. Voor de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 41 van de verordening komen in ieder geval in aanmerking personen, die:

    • a.

      een indicatie hebben op basis van de Wet langdurige zorg; of

    • b.

      een maatwerkvoorziening hebben op basis van de wet; of

    • c.

      een gehandicaptenparkeerkaart- of plaats hebben; of

    • d.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben; of

    • e.

      aantoonbaar een chronische ziekte of handicap hebben.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid mag het inkomen van de aanvrager op de datum van aanvraag niet hoger zijn dan 120% van de toepasselijke norm zoals genoemd in de artikelen 20 tot en met 26 van de Participatiewet. De kostendelersnorm zoals vastgesteld in artikel 22a van de Participatiewet is op deze regeling niet van toepassing.

  • 3. In afwijking van artikel 41, lid 1, van de verordening kan voor belanghebbende die een fluctuerend inkomen heeft, het gemiddelde inkomen over de drie maanden vóór de datum van aanvraag worden genomen.

Artikel 22 Hoogte

  • 1. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 41 van de wet bedraagt € 285,--.

  • 2. De tegemoetkoming wordt eenmaal per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 23 Indienen aanvraag

Een aanvraag wordt met het daarvoor bestemde aanvraagformulier ingediend bij het college. Bij de aanvraag dienen documenten te worden overlegd waaruit blijkt dat de ingezetene aan de criteria, als bedoeld in artikel 41 van de verordening voldoet.

Hoofdstuk 5 Waardering mantelzorgers

Artikel 24 Waardering mantelzorgers

  • 1. De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers als bedoeld in artikel 42 van de verordening bestaat uit een attentie in natura.

  • 2. De cliënt aan wie de mantelzorg wordt verleend, dient ingeschreven te staan in de gemeente.

  • 3. Per cliënt kunnen maximaal twee mantelzorgers de blijk van waardering ontvangen.

Artikel 25 Voorwaarden waardering mantelzorgers

De mantelzorger komt in aanmerking voor de blijk van waardering, indien:

  • a.

    de mantelzorg aan de cliënt met een chronische ziekte of een psychische of psychosociale beperking langer duurt dan drie maanden; en

  • b.

    de omvang van de mantelzorg vier uur of meer per week bedraagt; en

  • c.

    hij niet wordt betaald voor de verleende zorg.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze Nadere regels, indien toepassing van de Nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27 Intrekking oude nadere regels en overgangsbepalingen

  • 1. Het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013’, de ‘Nadere regels Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heemskerk 2015, 1e wijziging’ en de ‘Nadere regels Compensatie eigen risico ziektekosten 2015’ worden ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van Nadere regels Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heemskerk 2015, 1e wijziging, het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013’ en de ‘Nadere regels Compensatie eigen risico ziektekosten 2015’ totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen, die zijn ingediend onder het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013’, de ‘Nadere regels Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heemskerk 2015, 1e wijziging’ en de ‘Nadere regels Compensatie eigen risico ziektekosten 2015’ waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Heemskerk 2013’, de ‘Nadere regels Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heemskerk 2015, 1e wijziging’ en de ‘Nadere regels Compensatie eigen risico ziektekosten 2015’ wordt beslist met inachtneming van die regelingen.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze Nadere regels treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 in werking.

Artikel 29 Citeertitel

Deze Nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Heemskerk in zijn openbare vergadering van 23 januari 2018
het college voornoemd,
de secretaris,   de burgemeester,

Toelichting

Algemeen

In de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018’ zijn de kaders vastgelegd voor het beleid ten aanzien van de maatwerkvoorzieningen Wmo. In deze Nadere regels worden de kaders verder uitgewerkt.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 2 Doelstelling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

 

Artikel 3 Hoogte van het pgb voor zaken

Voor alle voorzieningen geldt, dat eventuele noodzakelijke aanpassingen in het pgb-tarief zijn inbegrepen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld noodzakelijke aanpassingen aan een rolstoel.

De hoogte is gebaseerd op de door de gemeente te betalen huurprijs in natura per jaar. Rekening houdend met een technische levensduur van 7 jaar voor zaken voor volwassenen en 5 jaar voor zaken voor kinderen, inclusief kosten voor reparatie en onderhoud en verzekering voor de gehele periode.

Voor de meeste voorzieningen geldt dat de prijs ervan als gevolg van individuele aanpassingen (maatwerk) kan verschillen. Voor de onder het tweede lid genoemde voorzieningen geldt dit niet. Daarom wordt voor deze voorzieningen een vast bedrag genoemd.

 

Artikel 4 Hoogte van het pgb voor huishoudelijke hulp

Zoals in de verordening is aangegeven is de hoogte van het pgb-tarief voor hulp bij het huishouden afgeleid van de tarieven van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Voor professionele ondersteuners, waaronder ook zzp-ers, zijn de tarieven vastgesteld op 100% van het laagst gecontracteerde tarief.

Het pgb-tarief bedraagt voor personen uit het sociaal netwerk bedraagt 75% van het tarief van de laagst gecontracteerde aanbieder.

 

Artikel 5 Hoogte van het pgb voor ambulante begeleiding

Zoals in de verordening is aangegeven is de hoogte van het pgb-tarief voor ambulante begeleiding afgeleid van de tarieven van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders. Voor professionele ondersteuners, waaronder ook zzp-ers, zijn de tarieven vastgesteld op 100% van het laagst gecontracteerde tarief.

Het in het tweede lid bedoelde tarief voor personen uit het sociaal netwerk bedraagt € 20,-- per uur (tarief geldend op 31 december 2017).

 

Artikel 6 Hoogte van het pgb voor dagbesteding

Het pgb-tarief is gelijk aan het laagste tarief van de gecontracteerde aanbieders.

 

Artikel 7 Hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf

Het pgb-tarief is gelijk aan het laagste tarief van de gecontracteerde aanbieders.

 

Artikel 8 Hoogte van het pgb voor fasehuis/kamertrainingscentrum

Het pgb-tarief is gelijk aan het laagste tarief van de gecontracteerde aanbieders.

 

Artikel 9 Hoogte van het pgb voor vervoer

Het uitgangspunt is dat men 1.500 kilometer per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving kan afleggen.

Het tarief, genoemd in het eerste lid, sub a, van dit artikel is gebaseerd op de autokosten (miniklasse), zoals aangegeven voor het Nibud.

Voor het tarief, genoemd onder sub, is aangesloten bij de taxikostenvergoeding, die de Zorgverzekeraar (Zilveren Kruis) hanteert voor zittend ziekenververvoer, te weten € 0,90 per kilometer.

Het tarief onder sub c is vastgesteld op basis van de kilometervergoeding voor een rolstoeltaxi, zoals die ook door Valys wordt gebruikt, te weten € 1,31 per kilometer.

 

Artikel 10 Hoogte van het pgb voor een autoaanpassing en voorwaarden

De hoogte van het pgb voor een autoaanpassing is gelijk aan de kostprijs in natura voor dezelfde voorziening. Dat wordt per aanvraag vastgesteld. Als een autoaanpassing wordt toegekend worden daaraan de in het tweede en derde lid genoemde voorwaarden verbonden, dit om te bewerkstelligen dat het om een duurzame voorziening gaat.

 

Artikel 11 Hoogte van het pgb voor verhuiskosten

De hoogte van het pgb voor verhuiskosten is gebaseerd op de kosten van een gemiddelde verhuizing via een erkend verhuisbedrijf, inclusief inpakken en de- en montage.

Mocht iemand aantoonbaar noodzakelijke meerkosten hebben, dan kan een hogere vergoeding worden toegekend.

Wanneer een woningaanpassing meer dan € 10.000,-- kost, ligt het primaat bij verhuizen, conform artikel 20, lid 2 van de verordening.

 

Artikel 12 Hoogte van het pgb voor een sportvoorziening en voorwaarden

De hoogte van het pgb voor een sportvoorziening is gebaseerd op een gemiddeld tarief voor sportrolstoel, verzekering en onderhoud gedurende drie jaar, op basis van informatie van de gecontracteerde leverancier.

 

Artikel 13 Hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning en voorwaarden

De hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning is gelijk aan de kostprijs in natura voor dezelfde voorziening. Dat wordt per aanvraag vastgesteld.

 

Artikel 14 Hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen

De hoogte van het pgb voor een woningaanpassing is gelijk aan de kostprijs in natura voor dezelfde voorziening. Dat wordt per aanvraag vastgesteld.

 

Artikel 15 Terugbetaling ingeval van waardestijging woning bij maatwerkvoorziening

Bij grote woningaanpassingen, waarbij de kostprijs van de woningaanpassing minimaal € 25.000 bedraagt, wordt ervan uitgegaan, dat de waarde van de woning stijgt als gevolg van deze aanpassing. De waardestijging is vastgesteld op 80% van de kostprijs van de woningaanpassing (lid 2). Om te bewerkstelligen dat met de woningaanpassing een duurzame oplossing wordt geboden, is in het derde lid vastgelegd dat als iemand de aangepaste woning binnen 5 jaar verlaat, hij/zij een deel van de meerwaarde dient terug te betalen.

Het vierde lid biedt de mogelijkheid om af te zien van terugvordering indien de gestegen waarde van de woning aantoonbaar niet kon worden behaald bij de verkoop van de woning. Denk hierbij aan een woningmarkt, die instort.

 

Artikel 16 Afschrijftermijnen

In dit artikel is vastgelegd, dat afschrijving op voorziening gelijkmatig plaatsvindt en dat de economische levensduur daarbij leidend is.

 

Artikel 17 Verantwoording pgb

Eenmalige pgb’s worden verstrekt nadat de aanvrager de factuur of koopovereenkomst heeft overlegd. Daarop vindt 100% controle plaats.

Bij pgb’s voor hulp bij het huishouden en begeleiding wordt gebruik gemaakt van het trekkingsrecht van de Sociale Verzekeringsbank.

De gemeente heeft de mogelijkheid om steekproefsgewijs controles uit te voeren.

 

Artikel 18 Kostprijs

In het eerste lid wordt aangegeven, dat de kostprijs van een voorziening gelijk is aan de huurprijs van die voorziening. Bijvoorbeeld: de gemeente betaalt per 4 weken € 50,-- huur voor een rolstoel, dan is dit tevens de kostprijs van de rolstoel.

In het tweede lid wordt aangegeven, dat de kostprijs van een voorziening gelijk is aan de koopprijs van die voorziening. Bijvoorbeeld: de gemeente verstrekt een toiletstoel in eigendom. De koopprijs van die voorziening is dan tevens de kostprijs.

In het derde lid wordt tenslotte aangegeven dat als een voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, de kostprijs gelijk is aan het pgb.

 

Artikel 19 Afwijkende kostprijs

Voor alle voorzieningen geldt dat de kostprijs van een voorziening gelijk is aan de waarde van diezelfde voorziening, als die in natura zou zijn verstrekt. Uitzondering hierop vormen de maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden, dagbesteding en ambulante begeleiding. De hoogte van deze voorzieningen kunnen lager zijn dan de tarieven in natura (bij dienstverlening door een zzp-er of uit het sociaal netwerk). Daarom zijn de tarieven voor deze maatwerkvoorzieningen lager vastgesteld, gelijk aan de goedkoopste voorziening.

Voor kortdurend verblijf is de kostprijs op € 0,00 gesteld. Reden hiervan is dat kortdurend verblijf een belangrijke vorm van respijtzorg is. Het streven is mantelzorgers zoveel mogelijk te ondersteunen in hun mantelzorgtaak. Eén van de voorzieningen om dat mogelijk te maken is kortdurend verblijf. Daarom is voor die voorziening de kostprijs op € 0,00 gesteld.

 

Artikel 20 Overgangsbepaling kostprijs

De voorzieningen worden via een aanbestedingstraject ingekocht. Een nieuwe aanbesteding kan van invloed zijn op de kostprijs van een voorziening. Als een nieuwe aanbesteding nadelig uitpakt voor een cliënt (hogere kostprijzen) behoudt de cliënt de oude kostprijs voor zijn voorziening voor zover hij over diezelfde indicatie beschikt.

Als een nieuwe aanbesteding voordelig uitpakt voor een cliënt zal de kostprijs voor zijn voorziening wel direct worden aangepast.

 

Artikel 21 Doelgroep

Bij de bepaling van de doelgroep voor de financiële tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten is ervoor gekozen om op een zo eenvoudig mogelijke wijze vast te stellen welke minima extra medische kosten hebben die zij niet kunnen vermijden.

Voor toepassing van artikel 2.1.7 Wmo is het noodzakelijk ‘beperking, chronische, psychische of psychosociale problemen’ te omschrijven. Dit wordt in deze nadere regels gedefinieerd als ‘chronische ziekte of gehandicapt’. Dit wordt vervolgens als volgt omschreven:

 

Chronische ziekte:

Een chronische ziekte is een langdurige (langer dan zes maanden aaneengesloten) maar in de meeste gevallen blijvende ziekte. Als voorbeeld kunnen worden genoemd: hartaandoeningen, aandoeningen aan de luchtwegen, huidaandoeningen en overige als chronisch erkende ziekten. Als leidraad kan de door het Rijk opgestelde selectie van chronische ziekten en multi-morbiditeit (twee of meer chronische ziekten tegelijk) worden gehanteerd.

 

Gehandicapt:

Onder een persoon met een handicap wordt verstaan een persoon met een verstandelijke of lichamelijke (functionele) beperking. In beide gevallen gaat het om personen met langdurige, zo niet blijvende beperkingen van sociale- of functionele aard.

Onder arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt o.a. verstaan: WIA, WGA, WAO en Wajong.

Ouders/Verzorgers die voldoen aan de in dit artikel genoemde inkomensgrens en de zorg hebben voor een minderjarig kind met een chronische ziekte of handicap kunnen voor de tegemoetkoming in aanmerking komen.

 

Het percentage van 120% voor de financiële tegemoetkoming sluit aan bij het gemeentelijke armoedebeleid. In 2015 werd een deel van de financiële middelen van de oude regelingen (Wtcg en CER) naar gemeenten overgeheveld als onderdeel van de decentralisatie AWBZ. De gemeente heeft lokaal beleid gemaakt ten aanzien van een vervangende regeling, waarbij het uitgangspunt is geweest dat de mensen die het hardst zijn geraakt door de afschaffing van de oude regelingen substantieel financieel worden ondersteund. Uit onderzoek destijds is gebleken dat het inkomenseffect voor mensen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum het grootst was.

 

Artikel 22 Hoogte

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 23 Indienen aanvraag

Een belanghebbende moet bewijsstukken overleggen, waaruit blijkt dat de hij tot de doelgroep behoort. Hiertoe wordt in ieder geval gerekend bewijsstukken inzake het inkomen en stukken waarmee men kan aantonen een chronische ziekte of handicap te hebben. Gedacht kan worden aan een verklaring of anderszins ondertekend document van een arts, specialist of medische instantie. Een belanghebbende dient eenmalig een aanvraag in; de daaropvolgende jaren wordt de tegemoetkoming automatisch overgemaakt (mits de aanvraag is toegekend). Via steekproeven en/of versturen en retourneren van een eigen verklaring zal worden getoetst op rechtmatigheid. Bij twijfel over aantoonbaarheid van chronische ziekte en/of handicap kan het college besluiten een medisch advies in te winnen.

 

Artikel 24 Waardering mantelzorgers

De blijk van waardering aan mantelzorgers bestaat uit een attentie in natura. Ook een cadeaubon wordt geschaard onder een attentie in natura. Hoe deze attentie in natura eruit ziet, zal per jaar worden bezien. De waardering is bestemd voor maximaal 2 mantelzorgers per cliënt aan wie zij mantelzorg verlenen. Die cliënt dient ingeschreven te zijn in de gemeente.

 

Artikel 25 Voorwaarden waardering mantelzorgers

In dit artikel zijn de voorwaarden vastgelegd voor de mantelzorgwaardering. Het moet gaan om mantelzorg, die gedurende meer dan drie maanden is verleend, waarbij de mantelzorg minimaal vier uur per week omvatte.

 

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van de Nadere regels. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadeel van de cliënt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de cliënt gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen.

 

Artikel 27 Intrekking oude nadere regels en overgangsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze regels zijn op 16 januari 2018 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, maar treden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 (= datum inwerkingtreding Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2018) in werking.

 

Artikel 29 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting