Regeling vervallen per 07-07-2022

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang 2017

Geldend van 01-12-2017 t/m 06-07-2022

Intitulé

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang 2017

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    Wet: “Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen”, en vanaf 1 januari 2018 de “Wet kinderopvang”

  • -

    College: het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk

  • -

    Afwegingsoverzicht: Het “afwegingsoverzicht” voor overtredingen van de Wet, dat door de VNG is opgesteld en als bijlage bij deze beleidsregel is vastgesteld.

  • -

    Herstelsanctie: de herstelsanctie is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en het voorkomen van herhaling.

  • -

    Begunstigingstermijn: termijn (als bedoeld in artikel 5:32a lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht) gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

  • -

    Bestraffende sanctie: sanctie die is gericht op bestraffen van een begane overtreding, in deze beleidsregel is dat de bestuurlijke boete.

  • -

    Register: “Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen” en vanaf 1 januari 2018: “Landelijk Register Kinderopvang”

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregels is een nadere uitwerking van het kader dat in de “Beleidsnota integrale handhaving” reeds is neergelegd, en is van toepassing op alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet gestelde regels. Toepassing blijft achterweg als dat ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is.

Artikel 3 Doelstelling

Het doel van deze beleidsregel is om duidelijkheid te scheppen over de manier waarop handhavend zal worden opgetreden tegen een overtreding van de bij of krachtens de Wet gestelde regels en uniformiteit in de aanpak te waarborgen en het aantal overtredingen terug te dringen.

Artikel 4 Handhavingsinstrumenten

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • -

    herstelsanctie;

  • -

    bestraffende sanctie.

Artikel 5 Herstelsancties

  • 1. Indien blijkt dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer van de bij of krachtens de wet gestelde regels, start het college in beginsel een herstellend traject.

  • 2. Bij het uitvoeren van een herstellend traject bestaan de volgende stappen:

    • a.

      De aanwijzing;

    • b.

      De last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang;

    • c.

      Het exploitatieverbod

    • d.

      Het intrekken van de toestemming tot exploitatie (met als gevolg verwijdering uit het register).

  • 3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4. Bij het opleggen van de herstelsancties wordt aangesloten bij het in de bijlage vastgestelde afwegingsoverzicht.

  • 5. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis en is opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage bij deze beleidsregel.

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden

  • 6. Van de in het vijfde lid bedoelde termijn kan gemotiveerd worden afgeweken indien de belangenafweging hiertoe noodzaakt.

  • 7. Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen betreffende de te registreren voorzieningen, zal de registratie worden verwijderd uit het register

Artikel 6 De last onder dwangsom

  • 1. De begunstigingstermijn die in het besluit last onder dwangsom wordt gegeven, wordt vastgesteld op een redelijke termijn die nodig is om de overtreding te beëindigen. Hierbij wordt aangesloten bij de termijnen genoemd in het vorige artikel.

  • 2. Een dwangsom wordt opgelegd per tijdseenheid of per overtreding.

  • 3. Een last onder dwangsom wordt opgelegd in vijf termijnen of herhalingen.

  • 4. De eerste termijn wordt vastgesteld conform lid 1 van dit artikel. De tweede, derde, vierde en vijfde termijn eindigen bij een overtreding met prioriteit hoog 2 weken later dan de termijn die daaraan vooraf gaat. Bij een gemiddelde of lage prioriteit is dit 4 weken.

  • 5. Als er spoed is geboden bij het opheffen van de overtreding kan het college afwijken van genoemde termijnen.

  • 6. In afwijking van het tweede lid kan bij recidive een dwangsom ineens worden opgelegd.

  • 7. De hoogte van de dwangsom is gelijk aan de hoogte van de boete zoals weergegeven in het afwegingsoverzicht en wordt verdeeld over vijf gelijke termijnen of herhalingen. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing wanneer bij recidive nogmaals last onder een dwangsom wordt opgelegd.

Artikel 7 Bestraffende sanctie

  • 1. Dit artikel is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.

  • 2. Een bestuurlijke boete wordt alleen opgelegd voor een overtreding indien dit volgens bij of krachtens de wet mogelijk is.

  • 3. Het college legt een bestuurlijke boete op bij overtredingen ten aanzien van de Verklaring omtrent het gedrag (VOG) zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage.

  • 4. De boete wordt ook opgelegd als de begane overtreding inmiddels is opgeheven.

  • 5. Het college kan bij overige overtredingen een bestuurlijke boete opleggen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage.

Artikel 8 De hoogte van de boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete geldt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is opgenomen in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt.

  • 2. De boete wordt opgelegd per voorwaarde die is overtreden zoals opgenomen in het desbetreffende domein.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang, dat het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht met 0.5 wordt vermenigvuldigd. Dit met uitzondering van de specifiek op gastouders betrekking hebbende boetebedragen.

  • 4. De hoogte van de bij de boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

  • 5. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      de ernst van de overtreding,

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid,

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

    boeteoplegging conform deze beleidsregel onevenredig zou zijn.

  • 6. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 9 Recidive

  • 1. Indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden bedraagt het boetebedrag 1,5 maal het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht. De datum van oplegging van de boete is hierbij leidend.

  • 2. Indien sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijk norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan bedraagt het boetebedrag 2 maal het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht. De datum van oplegging van de boete is hierbij leidend.

Artikel 10 Afzien van handhaven

  • 1. Het college kan besluiten om niet handhavend op te treden met betrekking tot ontbreken van een oudercommissie.

  • 2. Het besluit niet handhavend op te treden wordt uitsluitend genomen indien de houder aantoonbaar inspanningen heeft verricht om een oudercommissie in te stellen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 12 Overgangsrecht

De boete wordt niet eerder opgelegd dan 1 januari 2018, zodat houders tussen 1 december 2017 en31 december 2017 eventuele reeds bestaande overtredingen ongedaan kunnen maken. De houdersworden hierover actief geïnformeerd.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De “Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen” wordt ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang 2017”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de B&W vergadering van 28 november 2017
burgemeester en wethouders van Heemskerk,
de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1 het afwegingsoverzicht

Domein

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Ouders

 

 

Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld

Gemiddeld

€ 2.500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

Laag

€ 500,-

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

Laag

€ 500,-

Voorwaarden oudercommissie

Laag

€ 500,-

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

€ 750,-

Informatie aan de ouders

Laag

€ 500,-

Het gastouderbureau is goed bereikbaar

Hoog

€ 1250,-

De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats

Gemiddeld

€ 1000,-

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)

Gemiddeld

€ 1000,-

 

 

 

Personeel

 

 

Verklaring omtrent gedrag (VOG)

Hoog

€ 3.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden

• in bezit zijn van VOG

• VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

• VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Gebruik voorgeschreven voertaal

Hoog

€ 4.000,-

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling

Gemiddeld

€ 3.000,- per gastouder met minder dan 16 uur

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders

Hoog

€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet

Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling

Hoog

€ 2.000,-

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE 1 wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op

Gemiddeld

€ 3.000,- als geen beleid

€ 1.000,- als te oud beleid

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Gemiddeld

€ 750,-

 

 

 

Veiligheid en gezondheid

 

 

Risico-inventarisatie veiligheid

hebbenmaximaal 1 jaar oudactuele situatie 

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,- als ouder dan dan 1 jaar of niet actuele situatie

• hebben

• maximaal 1 jaar oud

• actuele situatie

Ongevallenregistratie

Hoog

€ 8.000,-

De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisatie gezondheid

hebbenmaximaal 1 jaar oudactuele situatie 

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,- als ouder dan 1 jaar of niet de actuele situatie

• hebben

• maximaal 1 jaar oud

• actuele situatie

Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s

Hoog

€ 2.000,- per niet beschreven thema

Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties

Hoog

€ 4.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties

Hoog

€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt

Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau

Hoog

€ 4.000,-

 

 

 

Meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 8.000,-

Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 2.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.

Hoog

€ 2.000,-

Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder

Hoog

€ 2.000,-

Vierogenprincipe is ingevoerd

Hoog

€ 4.000,-

   

Accommodatie en inrichting

 

 

Binnenspeelruimte

 

 

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte

Gemiddeld

€ 2.000,- per ontbrekende ruimte

Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 2.000,-

Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)

Gemiddeld

€ 2.500,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij

Gemiddeld

 

€ 1.000,-

 

 

 

Buitenspeelruimte

 

 

Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind

Gemiddeld

2-2.5 m2 = € 1.000,-;

Minder dan 2 m2 = € 2.000,-

 

De buitenspeelruimte is toegankelijk

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)

 

 

Opvang in groepen

 

 

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)

Hoog

€ 4.000,-

De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)

Hoog

€ 4.000,-

Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders

 

 

 

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

 

 

Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)

Hoog

€ 1.000,-

Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)

Hoog

€ 1.000,-

 

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

 

 

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht

Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld

Hoog

€ 2.000,-

Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.

Hoog

€ 1.000,-

De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden

Gemiddeld

€ 1.000,-

De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Pedagogisch beleid

 

 

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 3.000,-

Inhoud pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 750,-

Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders

Gemiddeld

€ 1.000,-

Waarborgen emotionele veiligheid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden

Gemiddeld

€ 1.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen

Hoog

€ 4.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt

Hoog

€ 4.000,-

Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

 

 

 

Klachten

 

 

Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

 

 

 

Administratie gastouderbureau

 

 

Een contract per vraagouder

Gemiddeld

€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst

Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende VOG

Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is

Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

 

 

 

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

 

 

De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau

Gemiddeld

€ 1.250,-

 

 

 

Overige overtredingen

 

 

Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

Hoog

€ 3.900 (boete tweede categorie)

Exploitatie zonder toestemming college

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Wijzigingen melden

Hoog

€ 2.000,-

Overtreding aanwijzing/bevel

Hoog

Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding

Overtreden exploitatieverbod

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

Hoog

€ 5.000,-

Toelichting op de beleidsregel

Algemene toelichting  

Herstellend traject

 

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

  • Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan is de termijn langer, maar ten hoogste respectievelijk 2 of 6 maanden.

 

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

 

  • Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De last wordt op grond van artikel 4:8 Awb eerst aangekondigd. Deze aankondiging kan met het oog op de doorlooptijd worden gecombineerd met stap 1.

 

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.

 

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

  • Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is

  • als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet

 

  • Stap 4: verwijdering uit het register (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

  • indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

  • indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).

 

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met betrekking tot de Verklaring omtrent gedrag altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.

Hierin wijkt het beleid af van hetgeen in de “Beleidsnota integrale handhaving 2015-2018” is neergelegd. Daar wordt immers primair gekozen voor de last onder dwangsom. Voor sommige overtredingen is het echter onvoldoende effectief om een last onder dwangsom op te leggen. De boete met betrekking tot de VOG wordt opgelegd aan de houder van een kinderopvangvoorziening of het gastouderbureau.

 

Voor de andere overtredingen is de mogelijkheid tot het opleggen van een boete wel opgenomen in de beleidsregel en het afwegingsoverzicht. Maar, in de praktijk wordt hier in principe nog geen gebruik van gemaakt. Als op incidentele basis toch een keer een boete voor een andere overtreding dan de VOG wordt opgelegd, wordt dit goed gemotiveerd. Voordat de boete als standaardsanctie zal worden ingezet voor overtredingen anders dan de VOG, zal die nieuwe koers worden aangekondigd aan de betrokken organisaties en zal dit ook bekendgemaakt worden via de pers.

Ook de boetes voor andere overtredingen dan de VOG worden opgelegd conform de boetetabel in het afwegingsoverzicht. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

 

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 1 tm 3

Deze artikelen spreken voor zich

 

Artikel 4 Handhavingsinstrumenten

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

 

Artikel 5 Herstelsanctie

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven.

 

Artikel 6 De last onder dwangsom

In principe worden geen dwangsommen ineens opgelegd, maar per tijdseenheid of per overtreding. Er wordt doorgaans gekozen voor de dwangsom per tijdseenheid (bedrag per x aantal weken; met een maximum van het aantal keer dat een dwangsom kan worden verbeurd).

Als de overtreding met prioriteit hoog is gekwalificeerd is iedere termijn 2 weken. Als de overtreding prioriteit gemiddeld of laag heeft, dan wordt de eerste termijn passend gekozen, zodanig dat de overtreding binnen die termijn redelijkerwijs kan worden beëindigd, en bedragen de vier volgende termijnen 4 weken.

Het bedrag kan per overtreding worden opgelegd wanneer het bijvoorbeeld niet gaat om een voortdurende situatie (zoals het niet hebben van voldoende slaapruimte), maar het plegen van een bepaalde gedraging (zoals het overschrijden van de maximale groepsgrootte).

Wat betreft de hoogte van de dwangsom wordt voor het maximumbedrag (dat na vijf termijn in totaal kan zijn verbeurd) het boetebedrag uit het afwegingsoverzicht gehanteerd.

 

Artikel 7 Bestraffende sanctie

Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat deze bepalingen dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject. Omdat per 1 januari 2018 de peuterspeelzalen worden omgezet tot kinderdagverblijven, zal de praktische toepassing van lid 1 van dit artikel op dezelfde datum komen te vervallen.

 

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor de overtredingen met betrekking tot de Verklaring omtrent het gedrag is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt, tenzij toepassing van de beleidsregel op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege moet blijven. Ook als de geconstateerde overtreding inmiddels is beëindigd kan de boete worden opgelegd, omdat de overtreding wel is begaan. Het doel hiervan is de overtreders te stimuleren tot norm-conform gedrag, met andere woorden, herhaling te voorkomen.

Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

 

Artikel 8 Hoogte van de boete

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

 

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

 

Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

 

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

 

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

Lager bedrag voor gastouders

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

 

Artikel 9 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.

Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

 

Artikel 10 tm 12

Dit artikelen spreken voor zich.


Noot
1

Voor- en vroegschoolse educatie