Regeling vervallen per 30-12-2023

Coffeeshopbeleid gemeente Heerhugowaard 2013

Geldend van 11-12-2013 t/m 29-12-2023

Intitulé

Coffeeshopbeleid gemeente Heerhugowaard 2013

Tekstplaatsing

Burgemeester en wethouders van gemeente Heerhugowaard maken (ter uitvoering van het besluit van het college d.d. 02-12-2013) de tekst bekend van het Coffeeshopbeleid gemeente Heerhugowaard 2013.

Gemeente Heerhugowaard

Vastgesteld 2 december 2013

Datum inwerkingtreding 11 december 2013

Introductie

Het coffeeshopbeleid bestaat uit twee onderdelen:

1. Coffeeshopbeleid

2. Regionaal handhavingsplan (incl. handhavingsarrangement)

In het Coffeeshopbeleid wordt ingegaan op de gedoogcriteria en aanvullende voorschriften. In het Regionaal handhavingsplan treft u de wijze waarop de coffeeshop zal worden gecontroleerd en de exploitatievergunning wordt gehandhaafd.

1. Coffeeshopbeleid

Justitieel beleidskader

Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet. Naar aanleiding van de beleidsvoornemens in de landelijke Drugsnota zijn “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” op 10 september 1996 vastgesteld. Deze richtlijnen zijn op 1 oktober 1996 in werking getreden. In 2000 (Staatscourant 2000, 250) zijn de AHOJG-criteria aangescherpt. In de richtlijnen wordt aangegeven dat het beleid voor coffeeshops, binnen de kaders van de richtlijnen, wordt bepaald in het lokale driehoeksoverleg. Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”.

Per 1 januari 2013 zijn de AHOJG-criteria voor coffeeshops verder aangescherpt met het ingezetenencriterium (I-criterium) en maakt dit gedoogcriterium onderdeel uit van de Aanwijzing Opiumwet van het OM. Hiermee is het I-criterium onderdeel geworden van het landelijk gedoogbeleid coffeeshops. Het I-criterium beoogt coffeeshops kleiner en meer beheersbaar te maken en drugstoerisme tegen te gaan. Vanaf 1 januari 2013 is er sprake van de AHOJGI-criteria.

Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria:

A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder ‘transactie’ wordt verstaan alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper1.

I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder.

Naast toevoeging van het I criterium aan het gedoogbeleid zou eerder ook sprake zijn van de invoering van een zogenoemd afstandscriterium per 1 januari 2014 . Dit criterium wordt echter niet via landelijke regels opgelegd, maar het wordt gemeenten wel aangeraden het Afstandcriterium te hanteren, zodat schoolgaande jeugd niet met coffeeshops worden geconfronteerd. De gemeente Heerhugowaard neemt het landelijk advies over en voegt aan de AHOJGI-criteria het afstandscriterium toe.

Afstandscriterium Vestiging van een coffeeshop in de nabijheid van scholen is niet toegestaan. Gemeenten dienen een afstand van minimaal 350 meter tussen een school en een coffeeshop aan te houden.

Bestuurlijk beleid

Bevoegdheden van de burgemeester

De burgemeester is het bevoegd gezag in het kader van het lokale coffeeshopbeleid. In algemene zin geldt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en

veiligheid. Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat

toezicht. Coffeeshops zijn “voor het publiek openstaande gebouwen” als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet.

De burgemeester beschikt sinds 2007 op grond van artikel 13b van de Opiumwet over een bestuursrechtelijk handhavingsinstrument, namelijk het opleggen van een last onder bestuursdwang ten aanzien van een woning of lokaal dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, indien daar een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

De systematische handel in cannabis en harddrugs buiten coffeeshops om (bijvoorbeeld vanuit woningen of andere lokalen) kan na de wijziging van de Opiumwet beter worden aangepakt, ook als er geen sprake is van overlast. Voor de wijziging van 2007 kon alleen tegen ‘voor publiek toegankelijke lokalen’ worden opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Voor niet ‘publiek toegankelijke lokalen’ (zoals woningen) kon worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. In de praktijk bleek het vaak moeilijk om verstoring van de openbare orde, met name overlast, aan te tonen waardoor artikel 174a van de Gemeentewet veelal te kort schoot. Bestuursdwang kan nu worden ingezet tegen alle illegale verkooppunten wegens overtreding van de Opiumwet. Verstoring van de openbare orde hoeft niet meer aangetoond te worden.

Taken van de gemeenteraad

Voor de gemeenteraad is geen taak weggelegd bij de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet. Dit is uitsluitend een bevoegdheid van de burgemeester. De gemeenteraad kan wel een rol spelen door het coffeeshopbeleid te agenderen en door bijvoorbeeld op andere beleidsterreinen (gezondheidsbeleid, jeugdbeleid) na te gaan welke ondersteunende maatregelen (preventie, nazorg) ontwikkeld kunnen worden. Daarnaast heeft de gemeenteraad ten aanzien van het coffeeshopbeleid van de burgemeester een controlerende taak. In het duale stelsel is de burgemeester de gemeenteraad namelijk verantwoording schuldig over het door hem gevoerde beleid. Ook geldt de actieve informatieplicht.

Rol van het college van burgemeester en wethouders

Omdat coffeeshops alcoholvrije horeca-inrichtingen zijn en dus geen drank- en horecavergunning nodig hebben, is het college van B&W geen bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van coffeeshops. In de sfeer van de handhaving van het coffeeshopbeleid kan het college van B&W wel optreden tegen alcoholschenkende horeca-inrichtingen die cannabisproducten verkopen, bijvoorbeeld door de vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet in te trekken. Ook kan zij invloed uitoefenen op de verstrekking van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en de wenselijkheid betreffende ontheffingen van het bestemmingsplan.

Beleidsuitgangspunten

De beleidsuitgangspunten voor het gemeentelijke coffeeshopbeleid zijn:

1. scheiding van markten tussen soft- en harddrugs;

2. beperking van het softdrugsaanbod, door coffeeshops en vanuit het illegale circuit;

3. bescherming van kwetsbare groepen, door onder andere voorlichting en weren van coffeeshops in de nabijheid van scholen;

4. tegengaan van criminele organisaties;

5. en bestrijding van overlast, verloedering van het straatbeeld en normvervaging aangaande softdrugsgebruik onder jongeren.

Ad 1) Scheiding van de markten: Coffeeshops leveren een belangrijke bijdrage aan de scheiding van de markten. De gemeente gaat uit een aanbod van coffeeshops dat passend is voor de grootte van de gemeente in relatie tot de regionale functie van omliggende gemeenten, zodat softdrugsgebruikers niet zijn aangewezen op illegale verkoop.

Ad 2) Beperking van het aanbod: De vestiging van een coffeeshop in de nabijheid van het voortgezet onderwijs wordt voorkomen door middel van het afstandcriterium. Ook de illegale verkoop van cannabis wordt intensief bestreden.

Ad 3) Bescherming kwetsbare groepen: Uitgangspunt is om het gebruik door jongeren te voorkomen door strikte handhaving van de minimumleeftijd in coffeeshops, het weren van coffeeshops in de nabijheid van scholen en het geven van voorlichting over de risico’s van drugsgebruik. De voorlichting vindt plaats op school en door coffeeshopexploitanten in de coffeeshop.

Ad 4) Tegengaan van criminele organisaties: Tegen criminele samenwerkingsverbanden achter de hennepproductie en de illegale (door)verkoop van cannabis wordt strikt opgetreden.

Ad 5) Bestrijding overlast, verloedering en normvervaging: De subjectieve veiligheidsbeleving en het leef- en woonklimaat, die door de handel in en het gebruik van drugs worden aangetast, moeten verbeteren. De opgetreden normvervanging dient een halt te worden toegeroepen; het moet minder normaal gevonden worden dat jongeren softdrugs gebruiken.

Vergunningplicht

Voorkoming en beheersing van overlast is een bestuurlijke verantwoordelijkheid. Overlast tast immers de woon- en leefomgeving aan. Door hun uitstraling en/of het gedrag van bezoekers zijn er coffeeshops die overlast en/of gevoelens van onveiligheid onder burgers veroorzaken. De vestiging van een coffeeshop kan op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) worden gereguleerd op grond van overlast in de woon- en leefomgeving (exploitatievergunning).

Er kan een exploitatievergunning worden verleend voor de uitoefening van een horecabedrijf, waarin gedoogvoorschriften zijn opgenomen voor de verkoop en gebruik van softdrugs.

De betreffende APV-bepalingen ten aanzien van horeca-inrichtingen zijn voor het overige van

overeenkomstige toepassing, alsmede de weigeringsgronden. De burgemeester verleend dergelijke vergunningen en kan de vergunning weigeren als de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed, rekening houdend met het karakter van de beoogde vestiging en de directe omgeving, de al aanwezige horeca en de wijze van bedrijfsvoering. Bij deze belangenafweging wordt rekening gehouden met het specifieke karakter van de coffeeshops.

Kwetsbare jongeren

Speciale aandacht gaat uit naar jongeren, met name kwetsbare jongeren. Uit onderzoek is gebleken dat veel jongeren op vroege leeftijd beginnen met softdrugs; de gemiddelde startleeftijd is 16 jaar. Van deze jongeren, die weliswaar onder de in coffeeshops gehanteerde leeftijdsgrens van 18 jaar vallen, gebruikt een aanzienlijk deel softdrugs uit een coffeeshop.

Verder blijkt het softdrugs gebruik ondanks genomen maatregelen (onder andere extra streng handhaven op de aanwezigheid van en verkoop aan minderjarigen) over het algemeen gestabiliseerd te zijn, maar is het toegenomen bij ‘probleemgroepen’ zoals jongeren die spijbelen, met delinquent gedrag en jongeren die vroegtijdig school verlaten of na afronding van de opleiding geen werk kunnen vinden. Bovendien lijken jongeren het cannabisgebruik onder jongeren steeds normaler te gaan vinden, terwijl het drugsgebruik door jonge mensen juist kan leiden tot (al dan niet blijvende) schade aan de hersenen en achterstand in ontwikkeling.

Softdrugsgebruik

Uit cijfers van de GGD en uit ervaringen van de politie valt af te leiden dat er binnen het grondgebied van de gemeente Heerhugowaard een aantoonbare behoefte aan softdrugs bestaat.

Volgens de GGD zijn er in Heerhugowaard circa 1.500 softdrugsgebruikers.

De gemeente Heerhugowaard voorziet door middel van een maximumstelsel van één coffeeshop in voldoende mate in de lokale gebruikersbehoefte.

Beleidsregels

Definities

Coffeeshop: een alcoholvrije horeca-inrichting waar handel in cannabisproducten plaatsvindt en de exploitant, zijnde een natuurlijk persoon, in het bezit is van een exploitatievergunning voor een horeca-inrichting met gedoogvoorschriften. Deze bedrijven kunnen ook andere namen voeren, zoals koffieshops of theehuis of iets dergelijks. Voor de verzamelterm “coffeeshop” is gekozen omdat deze term voor de aanduiding van een inrichting waar tevens softdrugs worden verhandeld het meeste is ingeburgerd.

Cannabisproducten: producten als vermeld in lijst II onderdeel B behorende bij artikel 3 van de Opiumwet (zogenaamde softdrugs). Cannabisproducten zijn hasj (de hars van een hennepplant) en marihuana (de verkruimelde bladen van de hennepplant). De producten worden ook wel aangeduid als (Neder)-wiet, weed, stickie, joint. Spacecake valt ook onder de definitie omdat hierin cannabis is verwerkt.

Gedoogvoorschriften: de bijzondere voorschriften in de exploitatievergunning waardoor, indien aan de voorschriften wordt voldaan, niet tegen het exploiteren van een coffeeshop wordt opgetreden. De exploitatievergunning wordt op naam van de exploitant, zijnde een natuurlijk persoon, en voor één locatie verleend en is niet overdraagbaar.

Maximumstelsel

Ter bescherming van het woon- en leefklimaat en ter voorkoming van wildgroei van het aantal coffeeshops wordt hierbij als beleidsregel vastgesteld dat in gemeente Heerhugowaard een maximumstelsel wordt gehanteerd. In Heerhugowaard wordt één coffeeshop gedoogd waar verkoop en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

Bij het bepalen van een maximum aantal coffeeshops staat enerzijds de beheersbaarheid van de (cumulatieve) overlast voorop en het gericht zijn op de lokale gebruiker. Anderzijds dient de criminalisering, verschuiving en de vervaging van de scheiding van de markten voorkomen te worden. Het maximumstelsel impliceert dat overschrijding van het maximum niet toegestaan is. Voorts impliceert het dat overschrijding van dit maximum per definitie overlast oplevert van het woon- en leefklimaat. Door toepassing van deze constructie is al snel een sluiting te bewerkstelligen van zich illegaal vestigende verkooppunten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Gedoogvoorschriften

De volgende gedoogvoorschriften zijn in Heerhugowaard van toepassing:

1. Geen alcohol

2. Geen verkoop vanuit winkels

3. Geen verkoop van harddrugs

4. Geen affichering

5. Geen toegang aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

6. Verbod verkoop aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

7. Geen overlast

8. De maximale transactie van 5 gram per klant per dag

9. Niet meer dan 500 gram handelsvoorraad

10. Geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

11. Geen vestiging in de nabijheid van scholen (afstandscriterium)

Aanvullende voorschriften voor (verkrijging of behoud van de) exploitatievergunning:

12. Alleen verkoop tegen contante betaling

13. Boekhoudplicht

14. Geen kansspelautomaten

15. Geen verkoop van smartproducten

16. Cannabisvoorlichting

17. Verplichte sluitingstijd

18. Geen terrassen

19. Vrije toegankelijkheid

20. Geen verbinding tussen coffeeshop en woning

21. Geen loketverkoop aan straat

Toelichting:

1. Geen alcohol

In verkooppunten van softdrugs mag geen alcohol verkocht worden.

2. Geen verkoop vanuit winkels

De verkoop van cannabisproducten vanuit winkels is niet toegestaan.

3. Geen verkoop van harddrugs

In coffeeshops en overige horeca is de handel in of het voorhanden zijn van harddrugs verboden.

4. Geen affichering

Coffeeshops mogen geen reclame maken anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit. Dit betekent geen enkele reclame aan de gevel of verwijsborden met daarop aangegeven dat er softdrugs wordt verkocht bijvoorbeeld door middel van een hennepblad. Reclame in huis-aan-huisbladen, kabelkrant, gidsen, op het internet, flyers, freecards etc. is niet toegestaan evenals bijvoorbeeld het sponsoren van een sportclub door middel van shirtreclame. Bij de opsporing zal hieraan aparte aandacht besteed worden. Reclame is strafbaar op grond van artikel 3b van de Opiumwet.

5. Geen toegang aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

De exploitant van de coffeeshop is strafbaar indien personen beneden de 18 jaar in de coffeeshop worden aangetroffen. De exploitant kan dit voorkomen door een legitimatieplicht voor bezoekers in te stellen.

6. Verbod verkoop aan personen beneden de leeftijd van 18 jaar

De exploitant is strafbaar indien hij/zij aan personen beneden de 18 jaar in of buiten de coffeeshop softdrugs verkoopt. Doorverkoop aan minderjarigen van softdrugs uit de coffeeshop moet door de exploitant voorkomen worden.

7. Geen overlast

Een nadere uitleg van het begrip overlast in het kader van het coffeeshopbeleid is nodig omdat niet iedere klacht omtrent overlast kan leiden tot een onmiddellijke sluiting van een coffeeshop. Veel hangt af van de aard, de frequentie en de ernst van de overlast. Immers de coffeeshops worden gelijkgeschakeld met horecabedrijven en deze bedrijven brengen vaak enige hinder voor de omgeving met zich mee als gevolg van bijvoorbeeld geluidhinder door de komende en gaande bezoekers.

Zolang de hinder rond een coffeeshop niet groter of anders is dan bij een gemiddeld horecabedrijf, is er geen sprake van overlast en dus ook geen overtreding van dit criterium. Daarnaast is het zo dat de rechter eisen stelt aan de motivering van sluitingsbevelen en andere bestuurlijke maatregelen. De bewijsvoering voor het optreden tegen overlast moet dan ook bestaan uit deugdelijke bewijsstukken zoals politierapporten, processen-verbaal, verklaringen en klachten van omwonenden en dergelijke.

Concreet betekent dit dat er bij overlastsituaties rond een coffeeshop eerst een dossier opgebouwd moet worden dat voldoende bewijsmateriaal en argumenten bevat om een sluiting te kunnen rechtvaardigen. De overlast moet objectief en overtuigend blijken en moet voldoende ernstig zijn om op te wegen tegen de in het geding zijnde belangen van de coffeeshopexploitant. Gevoelens van onveiligheid, die niet ondersteund worden door controleerbare en verifieerbare feiten, zijn meestal niet genoeg. Klachten van burgers omtrent hinder en overlast, die niet bevestigd worden door eigen waarneming van politiemensen en ander bewijs van de politie vormen geen solide basis.

8. De maximale transactie van 5 gram per klant per dag

De exploitant mag maximaal 5 gram cannabisproducten per dag aan eenzelfde klant verkopen. Van de verkoop dient een registratie te worden bijgehouden, waarin de hoeveelheid verkochte cannabisproducten vermeld dient te worden. Dit kan ook een geautomatiseerd systeem zijn op basis van pasjes.

9. Niet meer dan 500 gram handelsvoorraad

Ten behoeve van verkoop in de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram cannabisproducten handelsvoorraad in de coffeeshop aanwezig zijn. Voorts is het niet toegestaan enige handelsvoorraad buiten de coffeeshop te hebben.

10. Geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

Het ingezetenen criterium bepaald dat er geen sprake kan zijn van toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder. ‘Onder ingezetene wordt verstaan: een persoon die zijn adres heeft in een gemeente van Nederland. Het ingezetenschap wordt aangetoond middels een uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie van de woonplaats van de klant.

11. Geen vestiging in de nabijheid van scholen

Het doel van het instellen van een afstandcriterium is om schoolgaande jongeren niet met coffeeshops te confronteren. Gemeenten dienen een afstandcriterium van minimaal 350 meter tussen een school en een coffeeshop aan te houden, tenzij aangetoond kan worden waarom dit niet mogelijk is en wordt aangegeven welke andere drempelverhogende maatregelen er genomen zijn. Het afstandcriterium in de gemeente Heerhugowaard wordt vastgesteld op 350 meter. Onder school wordt verstaan een school voor voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium) en middelbaar beroepsonderwijs. Het doel van het voorschrift is om de middelbare schooljeugd niet met coffeeshops te confronteren en hen de verkoop van softdrugs niet als iets normaals te laten beschouwen.

Om de afstand tussen een coffeeshop en een school te bepalen geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school.

Er is bewust gekozen om voor de afstand tot een basisschool geen aanvullend gedoogvoorschrift te maken, omdat softdrugsgebruik op de basisschool nagenoeg niet voorkomt. Het derde beleidsuitgangspunt - de bescherming van kwetsbare groepen - maakt het wel noodzakelijk maatregelen te treffen voor het speciaal basisonderwijs.

Weliswaar geldt voor het speciaal basisonderwijs, net als voor het gehele basisonderwijs, dat het gebruik van cannabis doorgaans pas op later leeftijd plaatsvindt, toch is er reden om extra terughoudend te zijn met de aanwezigheid van coffeeshops in de directe omgeving van dergelijke scholen. Kinderen op zulke scholen zijn vaak minder weerbaar en meer beïnvloedbaar dan kinderen op een reguliere onderwijsvoorziening. Veel van deze kinderen groeien op in een omgeving met sociale en psychische problematiek. De kinderen worden door hun beperkte actieradius veelal met een busje vervoerd tussen school en woonplek. Een eventuele confrontatie met coffeeshops tijdens het wachten op het busje is niet wenselijk.

Derhalve is ervoor gekozen om het afstandscriterium niet direct van toepassing te verklaren voor het speciaal basisonderwijs, maar van geval tot geval te beoordelen of het afstandscriterium van toepassing moet worden verklaard.

12. Alleen verkoop tegen contante betaling

De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct afgerekend worden. Stempel- of zegelkaarten, verkoop op rekening, ruilen tegen goederen, onderpand dan wel in ruil tegen het verrichten van werkzaamheden of anderszins is niet toegestaan. Een prijslijst moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn. Het elektronisch betalen door middel van pin is ook een contante betaling.

13. Boekhouding

Exploitanten van coffeeshops zijn belasting verschuldigd over hun inkomsten. Geldstromen die samenhangen met de reële omzetten van coffeeshops die zich houden aan de door het Openbaar Ministerie gestelde eisen, worden niet gerekend tot de ongebruikelijke transacties in de zin van de wet Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. In de gedoogvoorschriften zijn bepalingen opgenomen betreffende de boekhoudplicht met als doel de handelsvoorraad en de maximale transactie per klant per dag te controleren. Een leidinggevende dient zich aan de belastingwetgeving te houden. Dit is zijn eigen verantwoordelijkheid. In de gedoogvoorschriften wordt hierop gewezen.

Een nieuw aanvullend bestuursrechtelijk voorschrift op basis van artikel 13b Opiumwet is de

Verklaring omtrent goed betalingsgedrag. Bij de aanvraag van een (of verlenging van een)

Exploitatie vergunning voor een coffeeshop dient de exploitant een dergelijke verklaring bij de Belastingdienst aan te vragen en dient hij die bij de aanvraag te overleggen. Deze verklaring wordt door de Belastingdienst afgegeven en omhelst het fiscale betalingsgedrag van de eventuele rechtspersoon, maar ook van de onderliggende natuurlijke personen. Deze voorwaarde heeft de verwachting dat de wil en noodzaak om bij de Belastingdienst de betalingsverplichtingen na te komen wordt vergroot.

14. Geen kansspelautomaten

Coffeeshops worden ingevolge het kansspelbeleid gekarakteriseerd als zijnde laagdrempelige inrichtingen. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen behendigheidsautomaten toegestaan.

15. Geen verkoop van smartproducten

De verkoop van hallucinogene paddenstoelen, andere ecodrugs en smart producten in coffeeshops is verboden.

16. Cannabisvoorlichting

Coffeeshopexploitanten hebben op het terrein van volksgezondheid een verantwoordelijkheid bij de verstrekking van cannabisproducten aan gebruikers. Voor de algemene groep bezoekers van coffeeshops dient de voorlichting een ‘trigger’ te vormen om de juiste vragen te stellen over het gebruik van cannabisproducten en daarop ook adequate antwoorden krijgen. Ten aanzien van probleemgebruikers moet voorlichting een signaalfunctie vervullen.

De exploitant van de coffeeshop en personeelsleden dienen aantoonbaar deskundig te zijn op het gebied van problematisch drugsgebruik en drugsverslaving en beschikken over een bewijs hiervan, afgegeven door een verslavingszorginstelling. In de coffeeshop dient op een zichtbare plaats voorlichtingsmateriaal over het gebruik van cannabis aanwezig te zijn waarin aandacht wordt gegeven aan de gevaren van cannabisgebruik en de mogelijkheden ten aanzien van de hulpverlening. Daarnaast dient de coffeeshophouder bij klanten ten aanzien waarvan wordt gesignaleerd dat er sprake is van risicovol gebruik en/of verslaving, actief deze gevaren onder de aandacht van de betreffende klanten te brengen en deze op de mogelijkheden van hulpverlening te wijzen.

17. Sluitingstijd

De inrichting dient tussen 24.00 uur en 12.00 uur gesloten te zijn.

Coffeeshops hebben niet de mogelijkheid om een ontheffing van het sluitingsuur aan te vragen. De burgemeester is bevoegd in het belang van de openbare orde en zedelijkheid een vroeger sluitingsuur vast te stellen.

Bij overlast veroorzaakt door een coffeeshop – het gaat dan nadrukkelijk om een lichte vorm van overlast die zich concentreert rond bepaalde tijdstippen – kan een beperking van de openingstijden worden opgelegd, die recht doet aan de specifieke situatie, hetzij in de vergunningvoorschriften, hetzij bij wijze van sanctiemaatregel (gebruik makend van de bevoegdheid ex. artikel 13b Opiumwet).

Bij het opleggen van een beperking van de openingstijden worden de volgende voorwaarden gehanteerd:

- de sanctie van beperkte openingstijden komt niet in plaats van de in het handhavingarrangement opgenomen maatregelen, maar is een aanvulling;

- de beperking strekt tot beëindiging van lichte vormen van overlast, waar eerder niet tegen opgetreden kon worden door een sluiting;

- de beperking wordt alleen opgelegd als er een direct verband bestaat tussen de ervaren overlast en de openingstijden;

- bij het opleggen van de beperking baseert de burgemeester zich op het advies van de politie en houdt hij rekening met de ligging van de coffeeshop, de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld het al dan niet aanwezig zijn van een portier of het soort klanten dat de coffeeshop ontvangt) etc.

18. Geen terrassen

Bij coffeeshops worden geen terrassen toegestaan. Dit om te voorkomen dat publiek ongewild in aanraking komt met softdrugs en om te voorkomen dat de drempel te laag wordt.

19. Open karakter/vrije toegankelijkheid

Aangezien de verkoop en het gebruik van softdrugs achter gesloten deuren en geblindeerde ramen argwaan en gevoelens van onveiligheid kunnen oproepen, bijvoorbeeld bij omwonenden, moet er sprake zijn van een open inrichting die vrij toegankelijk is en die vanaf de straat is te overzien. Dit bevordert bovendien het toezicht en de controle op de naleving van de vergunningvoorschriften.

Het vereiste van een open karakter van de coffeeshop wordt nader inhoudelijk ingevuld en geconcretiseerd bij voorkeur in afstemming met de coffeeshophouders.

Dit kan betekenen dat:

- ramen moeten zijn bezet met blank doorzichtig glas, waarvan de helft maximaal mag zijn bedekt met materiaal dat doorkijken verhindert;

- in de inrichting mogen geen voorzieningen zijn aangebracht die een gehele afzondering van een gedeelte van de inrichting mogelijk maken;

- ter wering van ongewenste klanten en ter controle van de leeftijd de exploitant, net als bij horecabedrijven, een portier kan aanstellen.

20. Geen verbinding tussen coffeeshop en woning

Het is niet toegestaan dat een coffeeshop in verbinding staat met een woning.

21. Geen loketverkoop aan straat

De richtlijn van het College van Procureurs-generaal van het OM stelt eisen aan de locatie waar softdrugs mogen worden verkocht. De richtlijn spreekt over het onder strikte voorwaarden gedogen van verkoop van softdrugs in alcoholvrije horecagelegenheden. Dit impliceert dat verkoop van softdrugs door coffeeshopexploitanten vanuit een loket aan de straat niet is toegestaan. Wel is het mogelijk de coffeeshop zodanig in te richten dat sprake is van een loket in de inrichting, waarbij het dan mogelijk is om al dan niet naast het loket een verblijfsmogelijkheid te bieden. Coffeeshops zonder verblijfsmogelijkheid worden ook wel afhaalshops genoemd.

Gemeentelijke onderbouwing maximumstelsel

Een analyse van de lokale en regionale situatie vormt de basis van de motivering tot het gekozen beleid. De gemeente is hiervoor te rade gegaan bij de politie, het OM en instelling voor verslavingszorg. Deze partijen beschikken vanuit hun eigen werkzaamheden over (cijfermatige) gegevens over de lokale situatie. Daarnaast is aangegeven hoe vanuit de bescherming van de openbare orde en veiligheid, de leefbaarheid en de volksgezondheid (bijvoorbeeld het voorkomen dat jongeren in aanraking komen met cannabis) aangekeken wordt tegen coffeeshopbeleid.

Typering van de gemeente

De gemeente Heerhugowaard heeft ten tijde van vaststelling van dit beleid circa 53.000 inwoners. De aard en het karakter van een gemeente zijn van groter belang dan het absolute inwoneraantal. Aan de hand van de volgende vragen wordt een beeld van het woon- en leefklimaat geschetst, het geeft ook inzicht in het draagvlak binnen de gemeente voor een eventuele coffeeshop.

De gemeente kan worden omschreven als een groeigemeente die met stadse voorzieningen een functie vervuld voor de omliggende gemeenten.

De gemeente heeft een groene druk van 0,44 (44 jongeren voor iedere 100 personen in de beroepsbevolking (20-64 jaar)) en een grijze druk van 0,25 (25 ouderen voor iedere 100 personen in de beroepsbevolking).

Bron: Wijkmonitor 2013.

Horeca

Horecaconcentraties in de gemeente Heerhugowaard zijn verdeeld over twee gebieden. Het stadshart (Coolplein) en het oude centrum (Raadhuisplein/Middenweg).

Omliggende gemeenten

De buur gemeente Alkmaar hanteert een beleid waarin coffeeshops gedoogd worden. Alkmaar is met de auto en het openbaar vervoer goed te bereiken. De afstand vanuit Heerhugowaard tot de dichtstbijzijnde coffeeshop in Alkmaar is ongeveer 8 kilometer. Het overbruggen van deze afstand neemt een gemiddelde reistijd van 15 minuten in beslag. Andere aangrenzende gemeenten hebben geen coffeeshop en hanteren op dit moment een 0-nulbeleid.

Overlast

In de gemeente Heerhugowaard zijn geen locaties bekend waar sprake is van (structurele) problematiek en overlast die verband zou kunnen houden met drugs.

Lokale vraag naar cannabis

Er zijn voor de gemeente Heerhugowaard geen aanwijzigen dat de lokale behoefte aan cannabis en daarmee het cannabisgebruik afwijkt van de landelijke en regionale gemiddelden. Voor informatie over het drugsgebruik is informatie ingewonnen bij de GGD en het Trimbos Instituut.

Afweging van belangen

De weergave van incidenten geeft nader inzicht in het gebruik en mogelijk handel in softdrugs binnen de gemeente. Het toont aan dat wel gebruik (en handel) in softdrugs wordt waargenomen.

Na afweging van belangen van burgers, diverse belangenorganisaties, volksgezondheidsaspecten, zowel de subjectieve als de objectieve veiligheid en aanwezige drugsgerelateerde overlast in de gemeente is gekomen tot de keuze van een zogenoemd maximumstelsel van één coffeeshop.

Wet Bibob

De gemeente Heerhugowaard heeft de Wet Bibob onder meer van toepassing verklaard op de vergunningverlening voor horeca en coffeeshops. Dit betekent voor een coffeeshophouder dat deze bij aanvraag van de exploitatievergunning horecabedrijf aan een scherpere toetsing wordt onderworpen.

Exploitatievergunning

Door het verlenen van de exploitatievergunning is het mogelijk om, voorafgaand aan de vestiging van een alcoholvrij horecabedrijf, bij de beslissing op een aanvraag een aantal overwegingen te betrekken. Dit kan betekenen dat er eisen gesteld worden ter bescherming van de belangen van openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. In de voorschriften van de exploitatievergunning kan opgenomen worden dat de exploitant dient toe te zien op het gedrag van de komende en gaande bezoekers.

Eisen exploitant en leidinggevenden

Aan exploitant en leidinggevenden worden op basis van het coffeeshopbeleid dezelfde eisen gesteld als de eisen genoemd in artikel 8 van de Drank- en Horecawet. De criteria zijn vermeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999. Dit houdt in dat aan de hand van justitiële documentatie wordt bezien of een exploitant/leidinggevende de laatste 5 jaar een veroordeling heeft gehad verband houdende onder andere met de Drank- en Horecawet, Opiumwet, Wet op de Kansspelen, heling, rijden onder invloed, discriminatie. De exploitant(en) en/of leidinggevende(n) mogen alleen natuurlijke personen zijn. Rechtspersonen zijn niet toegestaan als beheerder en/of exploitant.

Een verzoek om een exploitatievergunning met gedoogvoorschriften zal geweigerd worden indien geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de exploitant, leidinggevenden en alle overige medewerkers uiterlijk 3 maanden voor de datum waarop het verzoek om een exploitatievergunning is ingediend is afgegeven.

De houder van de exploitatievergunning dan wel een leidinggevende dient tijdens de openingstijden van de coffeeshop aanwezig te zijn. De minimum leeftijd van de exploitant en leidinggevenden is 21 jaar.

Bestemmingsplan

Een pand waarin een coffeeshop is gevestigd, dient een horecabestemming te hebben.

Geen vestiging in een horecaconcentratiegebied of in een woonstraat.

Termijn gedoogvoorschriften

De exploitatievergunning met gedoogvoorschriften wordt tot wederopzegging verleend. Indien een coffeeshop of de exploitant niet meer aan de voorschriften voldoet, kan de gedoogbeschikking worden ingetrokken.

Handhaving

Ten aanzien van de handhaving van de coffeeshops in de regio Noord-Holland Noord zijn regionale afspraken gemaakt. Voorgesteld wordt het Regionaal handhavingsplan (onderdeel 3 van deze nota), met daarin verwoord de wijze waarop de handhaving wordt opgepakt, de prioritering en de bestuurlijke sancties, van toepassing te verklaren voor de gemeente Heerhugowaard.

Evaluatie

Het coffeeshopbeleid moet bezien worden in relatie tot andere vormen van ongewenste drugsfaciliteiten. Te denken valt aan growshops en hennepkwekerijen.

Uit de analyse die het RIEC Noord-Holland Noord maakt, zal moeten blijken of er sprake is van mogelijke verschuivingsaspecten, een toename of afname van drugsincidenten.

Indien nadere informatie hierover bekend wordt, kan dit aanleiding vormen om het maximumbeleid ten aanzien van coffeeshops te wijzigen.

2. Regionaal Handhavingsplan

Introductie

Bij brief van 4 februari 2013 schrijft de minister van Veiligheid en Justitie aan de burgemeesters dat hij het aangescherpte coffeeshopbeleid dat per 1 januari 2013 landelijk is doorgevoerd wil toelichten. Hij zegt daarover het volgende: Het landelijk coffeeshopbeleid moet een einde maken aan overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en daarnaast de handel in verdovende middel tegen gaan. De coffeeshop moet kleiner en meer beheersbaar worden gemaakt en de aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers afkomstig uit het buitenland moet terug worden gedrongen. Daarnaast is het doel van het coffeeshopbeleid om de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren te verkleinen2.

De minister heeft in december 2012 aan de Tweede Kamer toegezegd te rapporteren over het lokale maatwerk per gemeente. Daarnaast heeft hij toegezegd voor de zomer te berichten over de tussenstand hiervan. In het kader van deze toezeggingen worden de gemeenten verzocht om de afgestemde handhavingsplannen (inclusief het handhavingsarrangement) voor 1 mei 2013 in te sturen naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Als aanvulling op het regionaal Beleid drugsverkooppunten en om aan de wens van de minister van Veiligheid en Justitie te voldoen, is er besloten een regionaal handhavingsplan en handhavingsarrangement op te stellen. Door het regionaal vaststellen van de stukken staan wij als regio sterker in de aanpak van overlast en criminaliteit ten aanzien van coffeeshops en de handel in softdrugs. Daarbij is het tevens voor alle coffeeshophouders in de regio duidelijk hoe de gemeenten met één of meer coffeeshops de lokale handhaving hebben ingericht.

Het regionaal handhavingsplan bestaat uit de volgende drie onderdelen:

1. Controle op coffeeshops

2. Regionale prioriteiten in de handhaving

3. Regionaal handhavingsarrangement

Controle op coffeeshops

Iedere coffeeshop zal minimaal 2 keer per jaar door de gemeente met ondersteuning van de politie (t.b.v. de veiligheid van de controlerende ambtenaren) worden gecontroleerd.

- De gemeentelijk toezichthouder is belast met de leiding en uitvoering van de controle;

- de politie heeft tot taak de veiligheid van de bij de controle betrokken ambtenaren te waarborgen. Indien tijdens de controle het vermoeden rijst van gepleegde strafbare feiten, stelt de politie een strafrechtelijk onderzoek in3 ;

- waar mogelijk wordt ook de Belastingdienst bij de integrale controle betrokken;

- bij klachten omtrent overlast en bij meldingen en signalen omtrent andere misstanden en incidenten rond coffeeshops, zal de politie reageren in de vorm van het onderzoeken van dergelijke informatie en indien nodig daartegen optreden. Wanneer het in dergelijke ad-hoc situaties mogelijk is, wordt ook in die gevallen de mogelijkheid verkend om direct door politie en gemeente gezamenlijk op te treden. Als dat niet eenvoudig en direct mogelijk blijkt te zijn, treedt de politie zelfstandig op;

- de controlerapporten worden besproken in het lokaal driehoeksoverleg;

- in ernstige overlastsituaties zal er een lokaal driehoeksoverleg worden belegd om afspraken te maken over de aanpak.

De controle wordt door de politie geregistreerd en besproken in het lokale driehoeksoverleg. Op grond van de rapportages worden in het driehoeksoverleg afspraken gemaakt over de strafrechtelijke vervolging en bestuursrechtelijke maatregelen zoals omschreven in het handhavingsarrangement.

Daarnaast zal de politie ook toezien op het terugdringen van de rol van criminele organisaties bij het bevoorraden van coffeeshops. Ook coffeeshops die zich bezighouden met voorraadvorming voor de export zullen worden vervolgd door het Openbaar Ministerie.

Illegale handel in softdrugs

Handel in softdrugs wordt alleen onder de strikte voorwaarden van het beleid gedoogd. Deze gedoogcriteria betreffen de AHOJGI-criteria 4 zoals opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie. Alle andere vormen van handel in softdrugs zijn illegaal, en zijn verboden op grond van artikel 3 van de Opiumwet.

Registratie

De politie draagt zorg voor een centrale registratie van alle informatie over coffeeshops en de softdrugshandel. Dat betekent dat de politie alle klachten, meldingen en waarnemingen van politiemensen/politieoptredens, die verband houden met coffeeshops en drugshandel, vastlegt in een registratiesysteem.

In de eerste plaats is registratie van belang om een goed beeld te krijgen van de gang van zaken rond coffeeshops, van de softdrugshandel in het algemeen en dus ook van de effectiviteit van het beleid. In de tweede plaats is registratie een onmisbare basis voor het optreden tegen coffeeshops die zich niet aan de gedoogcriteria houden, doordat op deze manier “automatisch” een dossier wordt opgebouwd dat in juridische procedures de basis moet vormen voor sluiting en andere sancties. In verband met de dossiervorming levert de politie zo spoedig mogelijk na ieder incident aan de gemeente alle relevante informatie aan (waaronder mutaties en proces verbalen5) . In dit verband is ook afgesproken dat de politie periodieke rapportages uitbrengt aan het driehoeksoverleg, zodat de uitvoering van het coffeeshopbeleid regelmatig op de agenda van het driehoeksoverleg staat. De rapportages vormen een goede basis voor concrete afspraken over optreden tegen overtredingen en misstanden.

Regionale prioriteiten in de handhaving

Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid vast en voert de regie. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving6. Gemeenten bepalen zelf of zij coffeeshops toelaten of dat zij een nulbeleid voeren. Deze twee beleidsopties staan beschreven en toegelicht in het eerste deel van dit Beleid drugsverkooppunten. Van gemeenten met één of meer coffeeshops wordt verwacht dat zij een bijbehorend handhavingsplan opstellen. De handhaving van het I-criterium dient volgens de minister te verlopen in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat sprake is van lokaal maatwerk.

De gemeenten in de regio Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops 7 hebben regionale overeenstemming bereikt over welke gedoogcriteria prioriteit krijgen toegekend in de handhaving. De handhaving van de AHOJG-criteria is tot regionale prioriteit benoemd omdat men van mening is dat op die criteria de meeste overlast en criminaliteit kan ontstaan. De handhaving van de AHOJG-criteria geschiedt zowel stafrechtelijk als bestuursrechtelijk (zie handhavingsarrangement).

Met de aanscherping van het gedoogbeleid voor coffeeshops, door middel van het I-criterium, zijn de gemeenten de discussie gestart over het al dan niet handhaven en toekennen van prioriteit aan dit criterium. De gemeenten zijn overeengekomen vooralsnog geen prioriteit toe te kennen aan de handhaving van dit criterium. Dit volgende redenen liggen hieraan ten grondslag:

- De gemeenten in Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops, kennen geen drugtoerisme en daarmee verbandhoudende drugsrunners (personen die potentiële buitenlandse klanten opwachten en overhalen naar een coffeeshop te gaan).

- Overlast ten aanzien van coffeeshops wordt niet specifiek toegeschreven aan bezoekers die geen ingezetenen van Nederland zijn.

- Criminaliteit in verband met coffeeshops en verdovende middelen is niet het gevolg van toegang tot coffeeshops en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

- Door strikte handhaving van de AHOJG-criteria wordt overlast en criminaliteit die verband houdt met coffeeshops dermate bestreden dat handhaven van het I-criterium hier zeer geringe bijdrage aan zal leveren ten opzichte van de inspanningen die hiervoor moeten geleverd.

- Het regionaal opgestelde beleid drugsverkooppunten voorziet voldoende in het treffen van maatregelen ten aanzien van coffeeshops en de beheersing van de openbare orde.

- De burgemeester beschikt over afdoende bevoegdheden om maatregelen te treffen in het kader van de openbare orde.

- In de regio is van een groep Oost Europeanen die in de tuinbouw werkzaam is, bekend dat zij zich tot coffeeshops wenden. Deze groep staat echter ingeschreven in het GBA en valt daarnaast binnen het project Kompas. Door deze groep ontstaat dan ook geen overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops.

Dat er geen prioriteit wordt toegekend aan de handhaving van het I-criterium betekent echter niet dat het criterium niet in het handhavingsarrangement is opgenomen. Om voorbereid te zijn op overlast en criminaliteit die in de toekomst kan ontstaan door het verlenen van toegang tot en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland, is het I-criterium uit voorzorg opgenomen in het arrangement. Toekomstige handhaving van het I-criterium kan zo gemakkelijk worden gerealiseerd. Daarbij is het voor het Openbaar Ministerie van belang dat het I-criterium in het handhavingsarrangement is opgenomen, zodat zij strafrechtelijk kan handhaven in geval van zware overtreding conform de richtlijn Opiumwet.

Er moet worden opgemerkt dat alle zes de gemeenten in Noord-Holland Noord met één of meer coffeeshops de handhaving van het afstandscriterium strikt hebben doorgevoerd. De afstand tussen een coffeeshop en scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs is in de gehele regio minimaal 350 meter.

Regionaal Handhavingsarrangement

Gemeenten hebben beleidsvrijheid om de hoogte van sancties vast te stellen, mits de zwaarte van de overtreding in verhouding staat tot het doel van de sanctie. Vanuit regionaal oogpunt en duidelijkheid voor alle handhavingspartners is het wenselijk om zoveel mogelijk uniformiteit te hanteren, mede om het zogeheten “waterbedeffect” tegen te kunnen gaan.

De driehoekspartners hebben ten behoeve van het coffeeshopbeleid afspraken gemaakt over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumentarium, overigens met behoud van eigen verantwoordelijkheden.

Teneinde het justitiële optreden en de bestuursrechtelijke handhaving complementair te laten zijn, wordt gewerkt met een handhavingarrangement.

Het handhavingarrangement heeft tot doel:

- de handhavingactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk complementair te laten zijn;

- dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding;

- kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding.

Handhavingsinstrument

1. Als beleidsuitgangspunt wordt in de regel gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in

tegenstelling tot de dwangsom, (op termijn) tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.

2. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt in principe gekozen voor sluiting van de woning c.q. het lokaal. Dit wordt als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

3. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere vorm van bestuursdwang dient te worden toegepast of dat er toch een last onder dwangsom wordt opgelegd. Indien er een last onder dwangsom wordt opgelegd is afdeling 5.3.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Indien een coffeeshop handelt in strijd met de AHOJGI-criteria en/of het beleid drugsverkooppunten (inclusief voorschriften) is de volgende sanctiestrategie van toepassing:

Overtredingen (AHOJGI)

Politie

Gemeente

Overtreding

- Affichering

- Verkooptransactie > 5 gram

- Handelsvoorraad > 500 gram

- Verkoop alcohol

- Toegang tot en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland

1e (en volgende) keer:

- Verbaliseren

- Eventueel inbeslagname

- Voorstel Bestuurlijke Maatregel

- Bij acute noodzaak:

Directe sluiting o.g.v. art. 3 Politiewet tot APV sluiting

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing/ voornemen tot handhaving

2e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden 1

3e keer:

Intrekking exploitatievergunning en sluiting voor onbepaalde tijd 1

Overtreding

- Harddrugs aanwezig/handel 1

- Aanwezigheid van/verkoop

aan minderjarigen

1e (en volgende) keer:

- Verbaliseren/informeren OM

- Eventueel inbeslagname

- Voorstel Bestuurlijke Maatregel

- Bij acute noodzaak:

Directe sluiting o.g.v. art. 3 Politiewet tot APV sluiting of sluiting artikel 13b Opiumwet

1e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden

2e keer:

Intrekking exploitatievergunning en sluiting voor onbepaalde tijd

Overtreding

- Overlastgevend handelen van bezoekers

1e (en volgende keer):

- Meldingen registreren

- Verbaliseren

- Einde maken aan concrete overlast

Melding doorgeven aan de

gemeente

1e keer:

Gemeente registreert encmaakt afspraken met exploitant om overlast te beëindigen 1

2e keer (geen verbetering):

Bestuurlijke waarschuwing/ voornemen tot handhaving

3e keer (nog geen verbetering):

Sluiting maximaal 12 maanden

Overtreding

- Vergunningvoorschriften en aanvullende bestuursrechtelijke criteria

(Zie aanvullende voorschriften beleid drugsverkooppunten)

1e (en volgende) keer:

- Verbaliseren

- Eventueel inbeslagname

- Voorstel Bestuurlijke Maatregel

- Bij acute noodzaak:

Directe sluiting o.g.v. art. 3 Politiewet tot APV sluiting

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing/ voornemen tot handhaving

2e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden

3e keer:

Intrekking exploitatievergunningen sluiting voor onbepaalde tijd

Ernst, aard of combinatie van overtredingen

Indien de burgemeester dit nodig acht kan er, gemotiveerd, van het hiervoor aangegeven handhavingsarrangement worden afgeweken. Het is denkbaar dat tegelijkertijd verschillende overtredingen worden begaan. Aan de aanpak van een combinatie van overtredingen kent justitie een hoge prioriteit toe. Het achtereenvolgens of tegelijkertijd overtreden van verschillende voorwaarden kan leiden tot het overslaan van bepaalde beschreven stappen in de overheidsreactie op afzonderlijke overtredingen. Ook de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan of afwijken van bepaalde beschreven stappen in het handhavingarrangement.

Ondertekening


Noot
1

Met name het criterium Affichering dient volgens het College strikt te worden gehandhaafd, omdat binnen het Nederlandse drugsbeleid wordt gehecht aan preventie en het onwenselijk is niet-gebruikers ongewild te confronteren met (reclame voor) drugs (Staatscourant 2000, 250). Naast de AHOJG-criteria stelt het College van procureurs-generaal dat een coffeeshop een alcoholvrije horecagelegenheid moet zijn. Tevens geeft het aan dat in het lokale driehoeksoverleg de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops kan worden vastgesteld. De voorraad zou in ieder geval niet de 500 gram te boven mogen gaan. Het afficheringsverbod is aangescherpt in de zin dat ook internet-affichering verboden is. Met de richtlijnen is een basis gelegd voor gemeenten om beleidskaders op te stellen.

Noot
2

Ministerie van Veiligheid en Justitie, Brief aan de burgemeesters, coffeeshopbeleid, 4 februari 2013.

Noot
3

Uitspraak Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 maart 2012, LJN:BW 1047 inzake Sfeerovergang van controlebevoegdheden naar opsporing bij projectmatige controle coffeeshop.

Noot
4

A: geen affichering; H: geen harddrugs; O: geen overlast; J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop; G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie; I geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

Noot
5

De gemeente en politie zorgen ervoor dat deze gegevensuitwisseling juridisch gewaarborgd is.

Noot
6

Ministerie van Veiligheid en Justitie, Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, coffeeshopbeleid, 19 november 2012.

Noot
7

Het betreffen de gemeenten Alkmaar, Den Helder, Enkhuizen, Heerhugowaard, Hoorn en Schagen.

Noot
1

Maximaal 12 maanden wil zeggen: uitgangspunt is sluiting voor 6 maanden, sluiting voor 3 maanden indien reden voor matiging; sluiting voor 12 maanden indien reden voor verscherping.

Noot
1

Na intrekking van de exploitatievergunning terugkeer van een coffeeshop in dezelfde inrichting niet mogelijk in verband met beleid van afnemend maximum.

Noot
1

Artikel 13b Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is op te treden indien een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Noot
1

Afspraken die er toe moeten leiden dat de overlast wordt beëindigd kunnen onder meer zijn dat de coffeeshopexploitant een portier aanstelt en/of de openings- of sluitingstijden beperkt, in die zin dat de coffeeshop op de uren van overlast niet open is.