Regeling vervallen per 12-03-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende houdende regels omtrent financien Financiële verordening gemeente Heeze-Leende 2017

Geldend van 30-03-2017 t/m 11-03-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende houdende regels omtrent financien Financiële verordening gemeente Heeze-Leende 2017

De raad van de gemeente Heeze-Leende;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 januari 2017, nr. ;

gehoord het besprokene in het Rondetafelgesprek d.d. ;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Financiële verordening Heeze-Leende 2017:

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

b. afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

c. inkomsten:

totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

d . overheidsbedrijf:

onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

De begroting en jaarstukken worden ingericht overeenkomstig de aanwijzingen zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze Kadernota vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen. Deze post onvoorzien is bedoeld als dekking voor lasten die niet in de begroting zijn opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de geautoriseerde lasten van een programma dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma dreigen te onderschrijden.

  • 4. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 2.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse bestuursrapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van minimaal één tussentijdse bestuursrapportage over de realisatie van de begroting in het lopende boekjaar.

  • 2. De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma, met een specificatie van de mutaties;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de raming en realisatie van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 10.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de

gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Voor lid b en c is eveneens artikel 13 van toepassing.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9.

Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

1.Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • a.

    onroerende zaakbelasting gebruikers;

  • b.

    onroerende zaakbelasting eigenaren;

  • c.

    precariobelasting;

  • d.

    rioolrechten;

  • e.

    en afvalstoffenheffing,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van beoordeling van de ouderdom van de openstaande vorderingen.

Bij specifieke kennis wordt een individuele beoordeling meegewogen.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve.

Artikel 12.

Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart inzichtelijk gemaakt en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart inzichtelijk gemaakt en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een percentage dat berekend wordt door het totaal aan overhead (baten minus lasten) te nemen zoals verantwoord op taakveld 0.4. Dit wordt gedeeld door het totaal aan directe salarislasten personeel. De toe te rekenen overhead wordt vervolgens bepaald door dit percentage te vermenigvuldigen met de directe salarislasten die op het betreffende taakveld zijn verantwoord.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door de aan te taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de integraal gefinancierde vaste activa. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze kan verhoogt worden met een premiegarantstelling en/of opslagrente .

  • 8.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van de omslagrente.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een waardering tegen verkrijgingsprijs. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht, het bedrag niet hoger is dan € 50.000 en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.De raad stelt de tarieven bij verordening vast.

  • 2. Het college biedt jaarlijks bij de begroting, in de paragraaf Grondbeleid, de kaders aan voor de prijzen voor de uitgifte van gronden.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie het door haar vastgestelde treasurystatuut in acht.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad periodiek een onderhoudsplan wegen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor alle openbare wegen. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de raad periodiek een onderhoudsplan openbare verlichting aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de openbare verlichting. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad periodiek een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad periodiek een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 17. Grondbeleid

Het college biedt de raad periodiek een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast.

In de nota wordt aandacht besteed aan:

  • a.

    de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

  • b.

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • c.

    het verloop van de grondvoorraad;

  • d.

    de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 18. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, e.d.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 19. Financiële organisatie

Voor zover taken en verantwoordelijkheden niet zijn overgedragen aan de gemeenschappelijke regeling samenwerking A2-gemeenten, draagt het college zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 20. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen periodiek. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 21.

Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Heeze-Leende 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van de begrotingsjaren 2012 t/m 2016.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Heeze-Leende 2012 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heeze-Leende 2017.

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Algemeen

Activa met economisch -en maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Afschrijving en rente wordt toegerekend in het eerste jaar na gereedkomen of verwerving van het actief.

Bij raadsbesluit kan van onderstaande afschrijvingstermijnen worden afgeweken.

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal de door de gemeente Heeze-Leende voor het betreffende actief gehanteerde afschrijvingstermijn conform bijlage artikel 9: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

  • b.

    maximaal 5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • c.

    maximaal 5 jaar: saldi van agio of disagio;

  • d.

    8 jaar: computerapplicaties.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in:

  • a.

    60 jaar: vrij-verval riolering;

  • b.

    60 jaar: rioolgemalen, bouwkundig;

  • c.

    20 jaar: rioolgemalen, elektromechanisch;

  • d.

    60 jaar: persleidingen riolering;

  • e.

    60 jaar: drukriolering, bouwkundig;

  • f.

    15 jaar: drukriolering, elektromechanisch;

  • g.

    10 jaar: meetopstellingen riolering;

  • h.

    60 jaar: randvoorziening riolering, bouwkundig;

  • i.

    25 jaar: randvoorziening riolering, Elektromechanisch;

  • j.

    60 jaar: infiltratie voorzieningen;

  • k.

    60 jaar: drainage / infiltratie-riolering

  • l.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • m.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • n.

    20 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • o.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen;

  • p.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • q.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • r.

    15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • s.

    10 jaar: telefooninstallaties;

  • t.

    4 jaar: automatisering hardware;

  • u.

    8 jaar: automatisering software en licenties

  • v.

    10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • w.

    15 jaar: zware transportmiddelen;

  • x.

    10 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

  • y.

    machines en gereedschappen worden afgeschreven afhankelijk van soort en type in combinatie met technische en economische levensduur.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden afgeschreven in:

  • a.

    20 jaar: parken, speelvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    10 jaar: renovatie sportvelden;

  • c.

    20 jaar: aanleg sportvelden

  • d.

    50 jaar: Nieuwe constructie van een weg, fietspad of voetpad (rehabilitatie/herinrichting);

  • e.

    15 jaar: nieuwe deklaag (alleen de deklaag, niet de volledige constructie);

  • f.

    maximaal 15 jaar: geluidswallen;

  • g.

    50 jaar: openbare verlichting, masten;

  • h.

    25 jaar: openbare verlichting, armaturen;

  • i.

    20 jaar: straatmeubilair, hekwerken, kunstwerken e.d.;

  • j.

    10 jaar speeltoestellen

  • k.

    15 jaar: Verkeersregelinstallaties;

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad voornoemd, d.d. 13 maart 2017

, de voorzitter

, de griffier