Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening nadeelcompensatie gemeente Hellendoorn 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Hellendoorn 2015

De raad van de gemeente Hellendoorn;

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 2 november 2015;

Gelet op artikel 149 Gemeentewet;

B e s l u i t vast te stellen:

de Verordening nadeelcompensatie gemeente Hellendoorn 2015

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    nadeelcompensatie: vergoeding van schade door een bestuursorgaan veroorzaakt in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak;

  • b.

    bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende handeling is verricht;

  • c.

    schade: financieel nadeel veroorzaakt door een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak;

  • d.

    aanvraag: een aanvraag om nadeelcompensatie;

  • e.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2 Het recht op nadeelcompensatie

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie

  • 1. Recht op nadeelcompensatie ingevolge deze verordening bestaat indien de schade uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2. Schade blijft in ieder geval voor rekening van de aanvrager voor zover:

    • a.

      hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

    • b.

      hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;

    • c.

      de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend;

    • d.

      de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd;

    • e.

      het schadebedrag lager is dan € 1000,--.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid valt schade ten gevolge van een infrastructurele maatregel in ieder geval binnen het normale maatschappelijke risico indien de schade het gevolg is van een tijdelijke omzetdaling dan wel een tijdelijke kostenstijging en die omzetdaling dan wel kostenstijging niet uitgaat boven de drempelwaarde van 15% van de normomzet op jaarbasis dan wel de normkosten op jaarbasis.

  • 4. Het college is belast met de beslissing op aanvragen om nadeelcompensatie.

  • 5. Het college kan de aanvraag afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt.

  • 6. Heeft een schadeoorzaak voor de benadeelde naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking worden genomen.

  • 7. Het college kan een vergoeding toekennen in een andere vorm dan betaling van een geldsom.

Paragraaf 3 De aanvraag

Artikel 3 Aanvraag om nadeelcompensatie

  • 1. De aanvrager van nadeelcompensatie maakt gebruik van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      indien het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: een gewaarmerkte jaarrekening over het jaar waarin schade is geleden alsmede zo mogelijk van de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden. De jaarrekeningen moeten zijn voorzien van een verklaring van een accountant;

    • b.

      indien het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte;

    • c.

      indien het schade betreft wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak: de eigendomsakte van de onroerende zaak dan wel indien het de verkoop van een bedrijf betreft, van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel alsmede in beide gevallen een taxatierapport van een onafhankelijke deskundige;

    • d.

      indien het een aanvraag betreft vanwege gemaakte kosten als bedoeld in artikel 11 aanhef en onder b: een kopie van de betreffende factuur.

  • 3. Van de aanvrager wordt een recht van € 300,-- geheven. Het geheven recht wordt aan de aanvrager terugbetaald indien de aanvraag om nadeelcompensatie geheel of gedeeltelijk wordt gehonoreerd.

Artikel 4 Aanvraag voorschotverlening

  • 1. Het college kan de benadeelde op diens aanvraag een voorschot verlenen van ten hoogste 90% van de te verwachten vergoeding.

  • 2. Het college kan, voordat het overgaat tot de verlening van een voorschot, een zekerheidsstelling van de aanvrager verlangen.

  • 3. Indien het college een formulier voor het doen van de aanvraag tot het verlenen van een voorschot heeft vastgesteld, maakt de aanvrager hiervan gebruik.

Artikel 5 Ontvangstbevestiging

Het college stuurt de aanvrager binnen twee weken na ontvangst van zijn aanvraag een ontvangstbevestiging waarin de aanvrager op de hoogte wordt gesteld van de te volgen procedure.

Paragraaf 4 Advies en beslissing

Artikel 6 Advies deskundige

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van schade. De adviseur maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente en mag niet betrokken zijn bij de handeling of het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. In elk geval is geen advies vereist, indien het college:

    • a.

      besluit een aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet in behandeling te nemen;

    • b.

      van oordeel is dat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 2, dan wel de aanvraag grotendeels overeenkomt met andere aanvragen waarover de adviseur eerder advies heeft uitgebracht.

Artikel 7 Betrokkenheid aanvrager bij aanwijzing adviseur

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering geeft, stelt het college de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van een adviseur als bedoeld in artikel 6, eerste lid.

  • 2. De aanvrager kan binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van de adviseur.

Artikel 8 Behandeling aanvraag om nadeelcompensatie

  • 1. De adviseur zendt het conceptadvies naar de aanvrager en het college.

  • 2. De adviseur stelt de aanvrager en het college in de gelegenheid schriftelijk hun zienswijze in te dienen op het conceptadvies. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt twee weken. Deze termijn kan op verzoek van de aanvrager of het college met maximaal twee weken verlengd worden.

  • 3. De adviseur brengt zijn advies uit aan het college waarbij hij ingaat op de eventueel ingebrachte zienswijzen.

  • 4. De adviseur brengt zijn advies aan het college uit binnen vijf maanden nadat het bestuursorgaan de opdracht aan hem heeft verleend.

Artikel 9 Afwijken van advies

Indien de beslissing op de aanvraag afwijkt van het advies van de adviescommissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist binnen acht weken of – indien een adviseur is ingeschakeld – binnen zes maanden na de ontvangst van de aanvraag. Het college kan de termijn van zes maanden met ten hoogste 8 weken verlengen.

Artikel 11 Gevolgen toekenning nadeelcompensatie

Indien het college nadeelcompensatie toekent, vergoedt het tevens:

  • a.

    redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade;

  • b.

    redelijke kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade;

  • c.

    indien voor de indiening van de aanvraag een recht is geheven, het betaalde recht;

  • d.

    de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of indien de schade op een later tijdstip ontstaat, vanaf dat tijdstip.

Paragraaf 5 Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 12 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    het bepalen van de omvang en de hoogte van nadeelcompensatie, alsmede de wijze van vaststelling daarvan;

  • b.

    het al dan niet inschakelen van de adviseur;

  • c.

    de bij de aanvraag in te dienen stukken, alsmede de daaraan te stellen eisen.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen, vastgesteld bij of krachtens deze verordening, buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14 Overgangsbepaling

Deze verordening is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag, volgende op die van haar bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Hellendoorn 2015.

Ondertekening

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

1.1. Inleiding

Nadeelcompensatie is een verplichting van de overheid om schadevergoeding te betalen bij rechtmatig handelen. De basis van deze schadevergoedingsplicht berust op een beginsel uit de rechtspraak, namelijk dat een bestuursorgaan, onder voorwaarden, verplicht is tot het vergoeden van onevenredige nadelen die het rechtmatig overheidshandelen in het kader van de uitoefening van een publiekrechtelijke taak bij belanghebbenden heeft veroorzaakt (égalitébeginsel). De plicht tot nadeelcompensatie is dus ontleend aan het égalitébeginsel. Het gaat hier om een juridische aanspraak, niet om een gunst. De grondgedachte bij dit beginsel is dat de publieke lasten evenredig over de burgers verdeeld moeten worden.

Een zekere mate van overlast of financieel nadeel ten gevolge van rechtmatig overheidshandelen dient te worden beschouwd als een normale maatschappelijke gebeurtenis, waarmee iedereen kan worden geconfronteerd. Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, (in zijn geheel) te vergoeden. Dat ingrijpen van de overheid voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is onvermijdelijk. Daarbij mag van de betrokkenen én van de overheid worden verwacht dat zij proberen het eventuele nadeel waar mogelijk te beperken of te voorkomen. Dit neemt niet weg dat zich feiten en omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een feitelijke handeling of maatregel dermate zwaar wordt getroffen dat dit nadeel redelijkerwijs niet ten laste van de getroffene kan blijven.

De twee kernvoorwaarden van het égalitébeginsel zijn de abnormale last en de speciale last. Het vereiste van de abnormale last houdt in dat de schade buiten het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico moet vallen om voor vergoeding in aanmerking te komen. Met het vereiste van de speciale last wordt bedoeld dat sprake moet zijn van een last die op een beperkte groep burgers of instellingen onevenredig zwaar drukt, zodat de gelijke behandeling met een vergelijkbare groep die niet door de handeling wordt getroffen, wordt verstoord.

Geen recht op nadeelcompensatie bestaat echter als de schade het gevolg is van een gebonden besluit, i.e. een besluit waarbij geen belangenafweging plaatsvindt (Afd. bestuursrechtspraak Raad van State 21 december 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU8444).

Bij Wet van 31 januari 2013, Stbl. 2013, 50 (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten) zijn onder andere bepalingen over nadeelcompensatie in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) opgenomen. Oorspronkelijk was het de bedoeling van het wetsontwerp om de gang naar de bestuursrechter bij besluiten tot (gedeeltelijke) weigering van nadeelcompensatie alleen open te stellen in de gevallen dat de schade werd veroorzaakt door een Awb-besluit of een feitelijke handeling ter uitvoering van een dergelijk besluit. Als gevolg van het aangenomen amendement van het kamerlid Taverne is artikel 8:2a Awb uit het wetsontwerp gehaald. Hierdoor is het mogelijk geworden om de gang naar de bestuursrechter te maken in alle gevallen waarin een aanvraag om nadeelcompensatie (geheel of gedeeltelijk) is afgewezen, ongeacht het juridische karakter van het besluit of de handeling dat/die de gestelde schade heeft veroorzaakt (Awb-besluit, feitelijke handeling, algemeen verbindend voorschrift of beleidsregel).

De bepalingen, die onderdeel uitmaken van titel 4.5, zijn nog niet in werking getreden. Door een verordening vast te stellen wordt – voor de periode dat de wet nog niet in werking is getreden - hetzelfde resultaat bereikt (zie Memorie van Toelichting pag. 9 en de daar genoemde jurisprudentie ARRS 18 november 1987 Kromhout/Rijkswaterstaat). Op grond van artikel 121 Gemeentewet blijft de bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn.

Zoals hierboven gesteld heeft de verordening dezelfde reikwijdte als titel 4.5 Awb, zodat de raad bevoegd is om over dit onderwerp in een verordening regels te stellen.

1.2 Reden om verordening vast te stellen

Door een nadeelcompensatieverordening in het leven te roepen wordt bereikt dat burgers en ondernemers weten aan de hand van welke criteria een verzoek om nadeelcompensatie wordt beoordeeld, waar een verzoek om nadeelcompensatie moet worden ingediend en hoe een dergelijk verzoek wordt behandeld. Tegen een beslissing op een verzoek om nadeelcompensatie (deze beslissing wordt een zelfstandig schadebesluit genoemd) kan de aanvrager bezwaar en beroep indienen. Zonder een verordening zou het van de aard van het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling afhangen hoe de vervolgprocedure er uit ziet. Door het vaststellen van de verordening ontstaat een eenduidige procedure. Dit is in het voordeel van zowel de aanvrager als de gemeente.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Paragraaf 1     Algemene bepalingen

Artikel 1  Definities

Onder a, nadeelcompensatie

Voor vergoeding komt alleen in aanmerking schade, die het gevolg is van de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid door een bestuursorgaan van de gemeente Hellendoorn. Dit kan zijn een Awb-besluit, maar ook een feitelijke handeling, een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.

De verordening is niet van toepassing als er een bijzondere regeling geldt, die de procedure voor de behandeling van de aanvraag om nadeelcompensatie regelt, zoals de Procedureverordening Planschade gemeente Hellendoorn 2009.

Onder b, bestuursorgaan

Met bestuurorganen worden bedoeld de organen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb.

De burgemeester kan besluiten nemen, zoals de verlening, intrekking of wijziging van vergunningen in de openbare ordesfeer die tot nadeel voor derden of vergunninghouders kunnen leiden. Een aantal van deze bevoegdheden staat onder meer in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellendoorn 2009. Voorbeelden zijn de verlening van exploitatievergunningen en evenementenvergunningen.

Daarnaast kan het college van burgemeester en wethouders beslissingen en besluiten nemen die als schadeoorzaak kunnen worden aangemerkt. Hierbij kan gedacht worden aan verkeersbesluiten.

Tot slot is het voorstelbaar dat de gemeenteraad besluiten neemt die schade kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld het vaststellen en wijzigen van verordeningen en beleidsnotities.

Onder c, schade

Bij nadeelcompensatie wordt voor het schadebegrip aansluiting gezocht bij artikel 6:96 van het BW, de vermogensschade. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit geleden verlies, winst- of inkomstenderving, huurderving, lagere opbrengst bij verkoop bedrijf of verkoop onroerende zaak, alsmede de in artikel 11 genoemde posten.

Schade is een verslechtering of een vermindering ten opzichte van een bepaalde toestand, waarbij die vermindering aan een bepaald object (het vermogen of iets anders) wordt gerelateerd. Daaruit valt af te leiden dat de schade zich slechts laat vaststellen door een vergelijking te maken; het gaat om vermindering ten opzichte van een bepaalde toestand. Het gaat om een vergelijking tussen de financiële situatie waarin een persoon of instelling zich thans bevindt en de (hypothetische) financiële situatie waarin deze zich zou hebben bevonden indien de bewuste schadeveroorzakende gedraging achterwege zou zijn gebleven. Aan de hand van die vergelijking kan een indruk van het bestaan van schade en de omvang daarvan worden verkregen.

Geen recht op nadeelcompensatie bestaat indien de schade anderszins voldoende is verzekerd, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening.

Onder d, aanvraag

De aanvraag om nadeelcompensatie is een aanvraag om een beschikking te nemen. Op de aanvraag zijn dan ook de bepalingen van Titel 4.1 Awb van toepassing.

Paragraaf 2     Het recht op nadeelcompensatie

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie

In het eerste lid wordt het égalitébeginsel tot uitdrukking gebracht. In de Algemene Toelichting is al op dit beginsel ingegaan. Dit beginsel is ook neergelegd in (het nog niet in werking getreden) artikel 4:126 Awb.

Het tweede lid kent een aantal uitsluitingen. De uitsluitingen onder a. tot en met d. komen overeen met de uitsluitingen, die genoemd zijn in het tweede lid van artikel 4:126 Awb.

In het derde lid wordt tot uitdrukking gebracht dat bij infrastructurele maatregelen een drempel van 15% van de omzetdaling/kostenstijging wordt gehanteerd. In gevallen waarin de hantering van dit percentage voor de aanvrager leidt tot onbillijkheid van overwegende aard, kan hiervan op grond van de hardheidsclausule (artikel 13) ten gunste van de aanvrager worden afgeweken.

In het vierde lid wordt tot uitdrukking gebracht dat het college een beslissing neemt op een aanvraag om nadeelcompensatie, ook als het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling is genomen resp. verricht door de raad of de burgemeester.

Het vijfde lid is gelijkluidend aan het nog niet in werking getreden eerste lid van artikel 4:131 Awb en brengt tot uitdrukking dat een aanvraag om nadeelcompensatie kan verjaren en niet meer succesvol kan worden ingediend indien een bepaalde termijn is verstreken.

Het zesde lid brengt tot uitdrukking dat, indien een besluit of handeling naast nadeel ook voordeel oplevert voor de aanvrager, beide met elkaar worden verrekend. Dit uitgangspunt is ook terug te vinden in de jurisprudentie met betrekking tot planschade.

Het zevende lid bepaalt dat vergoeding op een andere wijze, bijvoorbeeld in natura, kan plaatsvinden dan in de vorm van de betaling van een geldsom. Deze wijze van vergoeding wordt in de jurisprudentie erkend.

Paragraaf 3 De aanvraag

Artikel 3 Aanvraag om nadeelcompensatie

Tweede lid

Bij een aanvraag om nadeelcompensatie geldt dat degene, die stelt te zijn benadeeld, de bewijslast draagt van het bestaan van dit nadeel. De aanvrager zal door het aanvoeren van zoveel mogelijk concrete gegevens moeten aantonen dat hij door het rechtmatige overheidshandelen in een verslechterde situatie is geraakt. Op de aanvraag is het bepaalde in artikel 4:1 en 4:2 van de Awb onverkort van toepassing (zie ook de toelichting bij artikel 1 onder d.). Dit betekent dat de aanvraag moet worden ondertekend en tenminste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking, die wordt gevraagd, moet bevatten. Daarnaast verschaft de aanvrager ingevolge het tweede lid van artikel 4:2 Awb de gegevens en bescheiden, die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Hierbij kan worden gedacht aan het overleggen van een kopie van het schadeveroorzakende besluit. Dit kan evenwel niet in alle gevallen worden verlangd, omdat het overleggen van bijvoorbeeld complexe milieuvergunningen te veel van de benadeelde zou vergen. Het spreekt voor zich dat de aanvraag een aanduiding dient te bevatten van het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling. Daarnaast moet uit de aanvraag blijken wat de aard van de schade is. Ten slotte bevat de aanvraag voor zover redelijkerwijs mogelijk een opgave van de omvang van de geleden of te lijden schade en een specificatie van de schade.

Derde lid

De figuur van het recht is geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een verzoek om nadeelcompensatie. Als gezegd is de overheid uitsluitend onder bijzondere omstandigheden verplicht tot vergoeding van (een deel van) door rechtmatig overheidshandelen veroorzaakte schade. Door de heffing van het recht kan worden voorkomen dat veel werk moet worden besteed aan de behandeling van aanvragen die ‘zekerheidshalve' worden ingediend. Het recht bedraagt € 300,--. Voor dit bedrag is gekozen omdat het goed aansluit bij de regeling voor planschade in artikel 6.4, derde lid Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 4 Aanvraag voorschotverlening

Eerste lid

De aanvrager, die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2, kan bij het college een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie. Het verlenen van voorschotten is gebaseerd op artikel 4:95 Awb. In beginsel dient er sprake te zijn van een aanmerkelijk belang, dat de aanvrager zal moeten onderbouwen. Er is voor een hoog percentage gekozen, omdat het voorschot bedoeld is om de continuering van de bedrijfsvoering te vergemakkelijken. Daarnaast kan het verlenen van een voorschot onder meer strekken om te voorzien in de kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter beperking van het nadeel. Indien het college beslist tot toekenning van een voorschot, wordt daarmee geen aansprakelijkheid erkend.

De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, is geregeld in de Awb (artikel 4:87).

Tweede lid

Het college kan bij het verlenen van een voorschot een zekerheidsstelling verlangen, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, ten behoeve van een eventueel ten onrechte uitbetaald voorschot. Deze voorschotten zullen renteloos worden teruggevorderd.

Artikel 5 Ontvangstbevestiging

In de ontvangstbevestiging wordt de aanvrager geïnformeerd over de verdere procedure. Indien het college de aanvraag behandelt met inschakeling van de adviseur, stelt het college de aanvrager hiervan in de ontvangstbevestiging op de hoogte en wordt informatie gegeven over de samenstelling en de werkwijze van de adviseur.

Indien nodig wordt de aanvrager, in overeenstemming met artikel 4:5 van de Awb, verzocht binnen vier weken, de zogenaamde hersteltermijn, zijn aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens of bescheiden, indien de aanvraag niet compleet is. Deze termijn kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager met vier weken worden verlengd.

Paragraaf 4 Advies en beslissing

Artikel 6 Advies deskundige

De beoordeling van een aanvraag om nadeelcompensatie vraagt veelal een specifieke deskundigheid. Daarom is bepaald dat het college een adviseur aanwijst die beschikt over deskundigheid op het gebied van schade.

In het tweede lid is geregeld dat geen adviseur behoeft te worden ingeschakeld als het college besluit de aanvraag op grond van het bepaalde in artikel 4:5 Awb niet in behandeling te nemen omdat de aanvraag niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen óf omdat de adviseur in soortgelijke gevallen al eerder advies heeft uitgebracht. In het laatste geval kan worden teruggevallen op dat eerdere advies. Dit voorkomt dat het college onnodige kosten maakt.

Artikel 7 Betrokkenheid aanvrager bij aanwijzing adviseur

Uit een oogpunt van zorgvuldigheid wordt de aanvrager in kennis gesteld van de naam van de adviseur en krijgt hij de gelegenheid de adviseur te wraken. Hij moet dit wel gemotiveerd doen. Uiteindelijk beslist het college of de adviseur gewraakt wordt. In dat geval zal het bestuursorgaan op zoek moeten naar een andere adviseur. De Procedureverordening planschade gemeente Hellendoorn 2009 kent een soortgelijke bepaling.

Artikel 8 Behandeling aanvraag om nadeelcompensatie

Wanneer het gaat om een aanvraag om nadeelcompensatie stelt de adviseur eerst een conceptadvies op dat naar de aanvrager en het college wordt toegezonden. De aanvrager en het college worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze daarop te geven. Vervolgens stelt de adviseur zijn definitieve advies op waarin hij ingaat op de eventueel ingediende zienswijzen.

In verband met de beslistermijn van artikel 13 dient de adviseur de adviesprocedure af te ronden binnen 5 maanden nadat hij de opdracht heeft verkregen. Het college heeft dan nog één maand de tijd om een beslissing op de aanvraag te nemen.

Artikel 9 Afwijken van advies

Het college kan niet zomaar van het gegeven advies afwijken (vgl. artikel 3:50 Awb). In dit artikel is opgenomen dat de reden van de afwijking moet worden vermeld en het advies met de beslissing moet worden meegezonden. Hiermee is een extra waarborg ingebouwd dat niet lichtvaardig van adviezen wordt afgeweken.

Artikel 10 Beslistermijn

De beslistermijn is mede gebaseerd op de tijd die is gemoeid met de procedure die moet worden gevoerd door de adviseur. De beslistermijn begint te lopen op het moment dat sprake is van een compleet ingediende aanvraag. In het algemeen zal een termijn van 6 maanden voldoende zijn om de gehele procedure af te ronden. Als bijvoorbeeld de adviseur door de aanvrager met succes wordt gewraakt, zal het college op zoek moeten naar een andere adviseur. In dat geval kan er reden zijn om de beslistermijn te verlengen.

Artikel 11 Gevolgen toekenning nadeelcompensatie

Deze bepaling komt overeen met het nog niet in werking getreden artikel 4:129 Awb.

Paragraaf 5 Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 12 Nadere regels

Deze bepaling geeft het college de bevoegdheid om met betrekking tot in die bepaling vermelde onderwerpen nadere regels vast te stellen. De praktijk zal moeten leren of een aanvulling wenselijk is.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding krachtens deze verordening, maar het nadeel voor betrokkene zo schrijnend is dat een uitzondering op de verordening dient te worden gemaakt.

Artikel 14 Overgangsbepaling 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.