Regeling vervallen per 19-05-2015

Beleidsregels wet BIBOB

Geldend van 12-05-2005 t/m 18-05-2015

Intitulé

Beleidsregels wet BIBOB

De burgemeester en het college van de gemeente Heusden ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2.3.1.2 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Besluiten vast te stellen de volgende

Beleidsregels Wet BIBOB

Beleidsregels Wet BIBOB

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking resp. het aanbod tot een overheidsopdracht;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen en overheidsopdrachten; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het Besluit BIBOB;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • g.

    BIBOBtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    Wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

1.De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele

activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

2.Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze

2. waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels

    daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot

    • a.

      beschikkingen zoals bedoeld in:

      • I.

        artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • II.

        artikel 7 van de wet j° artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • III.

        artikel 7 van de wet j° artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

        b.overheidsopdrachten die volgens de “richtlijnen van de gemeente

        b. Heusden voor aanbesteden van werk, diensten en leveringen”openbaar

        b. moeten worden aanbesteed;

  • 2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen resp. ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten.

  • 3. Bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in eerste lid, sub b zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 4. Bijzondere situaties

1.Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet

toe:

  • a.

    in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is;

  • b.

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet BIBOB;

  • c.

    in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

  • 2.

    De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op subsidies.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1. In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke vragenlijsten BIBOB-vragenlijsten invullen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde BIBOB-vragenlijst in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op overheidsopdrachten.

    Artikel 6. Regulier afhandelen

    • 1.

      Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

    • 2.

      Onverminderd het bepaalde in art. 11 van deze beleidsregels weigert het bestuursorgaan de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen danwel het ontbinden van overeenkomsten, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen en overheidsopdrachten van toepassing zijn.

    Artikel 7. Ultimum remedium

    • 1.

      uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6 van deze beleidsregels, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking of ontbinding op grond van de wet mogelijk is.

    • 2.

      het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

    Artikel 8. Motivering

    Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

    Artikel 9. Informatieplicht

    • 1.

      Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

    • 2.

      In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

    Artikel 10. Opschorten beslistermijn

    • 1.

      Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

    • 2.

      De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.

    • 3.

      Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

    Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

    • 1.

      Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking danwel ontbinding van de overeenkomst op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    • 2.

      Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken danwel de overeenkomst ontbinden, indien sprake is van een minder mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

    • 3.

      Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken danwel de opdracht te ontbinden op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 5. Evaluatie

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 3 mei 2005.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op:

  • a. na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen

  • b. en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen en overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

  • 2. alle reeds op grond van artikel 2.3.1.2. en artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening verleende beschikkingen worden middels toezending van de BIBOBvragenlijsten alsnog aan een BIBOBtoets onderworpen.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet BIBOB’.

Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels opname in het Gemeenteblad en publicatie in de ‘Scherper’.

  • 2.

    Het besluit ligt tevens ter inzage in het gemeentehuis.

Aldus vastgesteld d.d. 3 mei 2005

De burgemeester, Het college,

Hoofdstuk 2 Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet BIBOB

Beleidsregels Wet BIBOB Heusden

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet BIBOB. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze om de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘BIBOBtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet BIBOB. Voor de gemeente Heusden is het echter van belang om dit instrument toe te passen. Met dit instrument wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt de wet vooralsnog niet in de volle breedte toegepast. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt de wet toegepast in een aantal sectoren, waar risico’s op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen.

a. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

De wet BIBOB wordt toegepast op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria’s en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bepaald bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub I en II van de beleidsregels. De toevoeging “indien sprake is van …”zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast.

Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, kan getoetst worden indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet.

Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Heusden een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

De wet BIBOB wordt toegepast op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3 lid 1 onder a sub III van de beleidsregels. Voor wat betreft de toegevoegde zinsnede “indien sprake is van …”, geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.

b. Overheidsopdrachten

De wet zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens de “richtlijnen van de gemeente Heusden voor aanbesteden van werken, diensten en leveringen” openbaar moeten worden aanbesteed, binnen de krachtens de wet aangewezen sectoren. Voor de categorie diensten betekent dit dat toepassing van de beleidsregels pas plaatsvindt bij een openbare aanbesteding volgens de Europese richtlijnen. Met betrekking tot de bedragen die van toepassing zijn op de beleidsregels bij overheidsopdrachten kan verwezen worden naar het inkoopbeleid van de gemeente Heusden dat op 1 april 2003 door het college is vastgesteld.

Artikel 4. Bijzondere situaties

1 De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het BIBOB-instrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het BIBOB-instrumentarium:

  • a)

    in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/ intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

  • b)

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeente en,

  • c)

    in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een BIBOBtoets te onderwerpen.

Zoals hierboven al is aangegeven, is artikel 4 niet van toepassing op subsidies.

2 De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de wet BIBOB alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald. Deze subsidieregeling behoeft – indien deze niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld – goedkeuring van de ministers van Justitie en BZK. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er op dit moment geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Dit betekent echter wel dat een beroep op een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 niet mogelijk is. Subsidies zijn derhalve uitgezonderd van toepassing van artikel 4.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een BIBOB-toets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om BIBOB-vragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, drie soorten BIBOB-vragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen, één gericht op rechtspersonen en één gericht op aanbestedingen. Alle vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden- moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de wet BIBOB slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7 van de beleidsregels. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau BIBOB:

  • 1.

    Na de BIBOB-toets zijn er nog vragen over:

  • a.

    de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

  • b.

    de financiering van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van stafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    De officier van Justitie geeft aan in het wenselijk te vinden om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking of opdracht, een advies aan bureau BIBOB te vragen.

Artikel 9. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau BIBOB gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 van de beleidsregels opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het bureau BIBOB neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd door het centrale coördinatiepunt. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau BIBOB, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet BIBOB nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.

Artikel 14. Overgangsrecht

Lopende aanvragen moeten volgens het ‘oude regime’ afgehandeld worden. Dit kan betekenen dat een vergunning of een opdracht verleend wordt. In de gevallen dat dit niet wenselijk lijkt, wordt direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken of overgegaan moet worden tot intrekking van de beschikking resp. ontbinding van de overeenkomst.