Erfgoedverordening gemeente Hillegom 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2023

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Hillegom 2010

De raad van de gemeente Hillegom;

gezien het voorstel van het college van 18 mei 2010, nummer 1322;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit:

vast te stellen de volgende Erfgoedverordening 2010 gemeente Hillegom.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de over-eenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a en het onder d genoemde dorpsgezicht;

c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. gemeentelijk beschermd dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich één of meer monumenten genoemd onder a of c bevinden;

e. woonhuis monument: onroerend monument dat van oorprong en qua huidi-ge bestemming een functie heeft als woonruimte of een combinatie van wonen en werken met een maximale omvang van totaal 700 m² bruto vloer oppervlak;

f. monumentencommissie: de op basis van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumen-tenbeleid;

g. gemeentelijke archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart: topografi-sche kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebie-den zijn aangegeven;

h. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeo-logische vindplaats- en verwachtingenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet alge-mene bepalingen omgevingsrecht;

j. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom;

k. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

l. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten en beschermd dorpsgezicht

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

3. Voordat het college een woonhuismonument als gemeentelijk monument aanwijst is overeenstemming met de eigenaar bereikt.

4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Voorbescherming beschermd gemeentelijk monument

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 9 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 13 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

1. Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

3. De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 6 Voorbescherming beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

Met ingang van de datum waarop de eigenaar of eigenaren van objecten binnen een gemeentelijk dorpsgezicht de kennisgeving van het voornemen tot aanwij-zing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 9 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het gemeentelijk dorpsgezicht niet wordt geregistreerd, zijn artikel 13 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit gemeentelijk monument of beschermd dorpsgezicht

1. De monumentencommissie adviseert voor zover het een advies betreft als bedoeld in artikel 3, tweede lid, schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

2. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na de adviesaanvraag.

3. Het college kan de termijn als bedoeld in het tweede lid voor ten hoogste 12 weken verdagen.

4. De monumentencommissie adviseert voor zover het een advies betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid, schriftelijk binnen 6 maanden na ontvangst van het verzoek van het college.

5. Het college beslist voor zover het een besluit betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid, binnen 6 maanden na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 12 maanden na de adviesaanvraag.

6. Het college kan de termijn als bedoeld in het vijfde lid voor ten hoogste 12 maanden verdagen.

Artikel 8 Mededeling aanwijzingsbesluit gemeentelijk monument of beschermd dorpsgezicht

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 5, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 9 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

1. Het college registreert het gemeentelijk monument en het beschermde gemeentelijke dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk monument of dorpsgezicht.

Artikel 10 Wijzigingen van de aanwijzing tot gemeentelijk monument of beschermd dorpsgezicht

1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

2. Artikel 3, tweede en derde lid, artikel 5, tweede lid alsmede artikel 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

3. Indien de wijzging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid, achterwege.

4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 11 Intrekken van de aanwijzing tot gemeentelijk monument of beschermd dorpsgezicht

1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, artikel 5, tweede lid en artikel 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.

2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Artikel 12 Bescherming dorpsgezicht

1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 13 Instandhoudingsbepaling

1. Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen. Dit geldt eveneens voor onroerend goed dat gelegen is binnen een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

a. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1, onder d, bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder d, bouwwerken te herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

c. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen - niet zijnde een bouwwerk – te wijzigen.

4. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede en derde lid, gelden niet indien het bevoegd gezag nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

5. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 14 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 13 en de daarbij te overleggen gegevens en beschei-den worden in 4voud ingediend.

Artikel 15 Termijnen advies en vergunningverlening

1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, aan de monumentencommissie voor advies.

2. Binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 16 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden geweigerd indien het belang van de monumentenzorg zich tegen de vergunningverstrekking verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 17 Intrekken van een vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

a. blijkt dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig

hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 Beschermde munumenten

Artikel 18 Vergunning voor beschermd (rijks)monument

1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd (rijks)monument aan de monumentencommissie.

2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5 Instandhouding archeologische terreinen

Artikel 19 Instandhoudingbepaling

1. Het is verboden om de bodem te verstoren in een archeologisch monument of in een archeologisch verwachtingsgebied, zoals aangegeven op de gemeentelijke archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart (zie bijlage 1 bij deze verordening).

2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:

a. het een verstoring betreft van een in het eerste lid genoemd gebied, waarbij de diepte en de oppervlakte ervan de in het renvooi van de kaart genoemde maten niet overschrijden.

b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

c. sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart.

e. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 20

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 13 te verlenen;

b. de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 13;

c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 13, vierde lid;

d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder d.

Artikel 21 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13, eerste, tweede en derde lid en artikel 19, met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22 Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

a. met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a sub 1 de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren;

b. met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a sub 2 de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 23 Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2009 gemeente Hillegom, vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hillegom van 9 juli 2009 wordt ingetrokken op het in artikel 25 genoemde tijdstip.

Artikel 24 Overgangsrecht

1. De op grond van de onder artikel 23 ingetrokken Erfgoedverordening 2009 gemeente Hillegom aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten en beschermde gemeentelijke dorpsgezichten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 23 ingetrokken verordening.

3. Een vergunning verleend op grond van de Erfgoedverordening 2009 wordt gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 13 van de Erfgoedverordening 2010.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 26 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als "Erfgoed¬verordening 2010 gemeente Hillegom”.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hillegom van 17 juni 2010.
De voorzitter;
drs. A. Mans
De griffier;
drs. P.M. Hulspas-Jordaan

Bijlage Bijlagen

Erfgoedverordening - nadere regels artikel 13 (2009)