Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009

Geldend van 01-03-2009 t/m heden

Intitulé

Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009

Op grond van artikel 231 van de Gemeentewet zijn bij de heffing en de invordering van gemeentelijke

belastingen onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990

van toepassing.

Op grond van dit artikel alsmede op basis van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

kan het college van burgemeester en wethouders nadere (beleids)regels geven over bepaalde heffings-

en invorderingsaangelegenheden.

Op grond van artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet is het college ook bevoegd beslissingen van de raad en dus belastingverordeningen uit te voeren.

Met de inwerkingtreding van de 3e tranche Awb op 1 januari 1998 is een aantal bevoegdheden van de gemeenteraad op belastinggebied overgegaan naar het college.

In verband hiermee kan het college nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Gelet op het bovenstaande wordt het college van burgemeester en wethouders gevraagd over te gaan tot het vaststellen van de:

LEIDRAAD INVORDERING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN 2009

Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009

Artikel 1 Kader

(gemeentelijke Leidraad versus Rijksleidraad)

  • 1.

    Met betrekking tot de invordering van de gemeentelijk belastingen geldt de landelijk geldende Rijksleidraad invordering gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    Het afwijkende of aanvullende beleid ten opzichte van de in het eerste lid genoemde Rijkslei-draad invordering gemeentelijke belastingen staat in deze Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009.

Artikel 2 Tijdstip betaling belastingdeurwaarder

(aanvulling art. 7 Rijksleidraad)

Aanvullend op het gestelde in de Rijksleidraad geldt bij betaling aan de belastingdeurwaarder, de dag waarop het bedrag aan de belastingdeurwaarder is betaald als het tijdstip van betaling.

Artikel 3 Achterwege laten tussentijdse afboeking

(afwijking art. 11 Rijksleidraad)

In tegenstelling tot het gestelde in de Rijksleidraad wordt de invordering van een belastingschuld achter-wege gelaten indien het achterstallige in te vorderen bedrag minder dan € 4,- bedraagt. Dit met uitzonde-ring van de invordering van een belastingschuld inzake de onroerende-zaakbelastingen, want dan wordt invordering achterwege gelaten indien het achterstallige in te vorderen bedrag minder dan € 10,- bedraagt.

Artikel 4 Alleen op verzoek uitstel

(afwijking art. 25 Rijksleidraad)

  • 1.

    In tegenstelling tot het gestelde in de Rijksleidraad wordt een door de belastingschuldige inge-diend bezwaarschrift tegen een belastingaanslag niet tevens aangemerkt als een verzoek om uit-stel van betaling.

  • 2.

    Een belastingschuldige zal een verzoek om uitstel van betaling expliciet moeten vermelden in het bezwaarschrift tegen een belastingaanslag dan wel een apart verzoek moeten doen gericht aan het afdelingshoofd Belastingen.

Artikel 5 Uitstel in verband met te verwachten uit te betalen bedrag

(aanvulling art. 25 Rijksleidraad)

  • 1.

    Als binnen afzienbare tijd een door de werkgever/uitkeringsinstantie van de belastingschuldige (vakantiegeld of eindejaarsuitkering) of de inspecteur (teruggave IB) uit te betalen bedrag wordt verwacht, kan de ontvanger uitstel van betaling verlenen tot het moment waarop hij dit uit te be-talen bedrag kan verrekenen met de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt gevraagd.

  • 2.

    Er is sprake van een binnen afzienbare tijd te verwachten Rijksbelastingteruggaaf als:

    • a.

      het belastingjaar/belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht is afgelopen; en

    • b.

      de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend; en

    • c.

      over die teruggaaf tussen de inspecteur en de belastingplichtige geen verschil van mening

      bestaat.

  • 3.

    Bij het verzoek om uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag moet een be-rekening van het uit te betalen bedrag zijn gevoegd. Als dit ontbreekt of onvoldoende is gemo-tiveerd, verleent de ontvanger voor ten hoogste één maand na de dagtekening van de uitstelbe-schikking uitstel om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn verzoek (nader) te mo-tiveren. De ontvanger kan voor een langere periode uitstel verlenen als hij dit redelijk acht.

  • 4.

    Als na het verstrijken van de gestelde termijn het verzoek niet (nader) is gemotiveerd, is het uitstel vervallen.

  • 5.

    De ontvanger beslist - onder door hem te stellen voorwaarden - in het algemeen positief op een volledig gemotiveerd verzoek om uitstel van betaling. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het te verrekenen bedrag.

  • 6.

    Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het te verrekenen bedrag moet de belastingschuldige tijdig betalen. De ontvanger kan echter een betalingsregeling toestaan als daartoe aanleiding bestaat.

  • 7.

    Uit te betalen bedragen waarop het uitstel geen betrekking heeft, verrekent de ontvanger met de openstaande belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag.

  • 8.

    Als volgens de ontvanger de continuïteit van de bedrijfsvoering direct gevaar loopt als gevolg van een eventuele gehele verrekening van teruggaven en niet hoeft te worden gevreesd voor onverhaal baarheid van de schuld, dan kan hij deze teruggaven (gedeeltelijk) uitbetalen.

Artikel 6 Geautomatiseerde kwijtschelding

  • (aanvulling art. 26 Rijksleidraad)

  • 1.

    Een belastingschuldige aan wie gedurende twee jaren kwijtschelding is verleend en bij wie na controle gebleken is dat deze alleen AOW/WWB of een vergelijkbaar bijstandsinkomen ontvangt, krijgt in de daaropvolgende jaren geen aanslag gemeentelijke belastingen, als aannemelijk is dat in de daaropvolgende jaren een eventueel kwijtscheldingsverzoek gehonoreerd zou worden.

  • 2.

    Na twee achtereenvolgende jaren van zogenoemde geautomatiseerde kwijtschelding ontvangt de belastingschuldige in het daaropvolgende jaar een aanslag gemeentelijke belastingen en moet de belastingschuldige weer een kwijtscheldingsverzoek indienen die op vermogen en inkomen wordt getoetst.

  • 3.

    Gelet op het eerste lid, komen belastingschuldigen met een AOW-uitkering direct na toewijzing van een kwijtscheldingsverzoek voor geautomatiseerde kwijtschelding in aanmerking.

  • 4.

    Gelet op het eerste lid, wordt bij belastingschuldigen met een WWB-uitkering, die een toegewe-zen kwijtschelding hebben, jaarlijks gecontroleerd of deze in de bestanden van de Gemeentelijke Sociale Dienst voorkomen. Is dit het geval, dan wordt ervan uitgegaan dat zij nog steeds voldoen aan de toetsingscriteria en komen zij voor geautomatiseerde kwijtschelding in aanmerking.

  • 5.

    Gelet op het eerste lid, geldt voor de overige belastingschuldigen dat ze na twee opeenvolgende jaren kwijtschelding te hebben genoten, vanaf het derde jaar voor geautomatiseerde kwijtschel-ding in aanmerking komen.

  • 6.

    Indien een belastingschuldige bij de koppeling van de gemeentelijke bestanden met die van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de Rijksbelastingdienst niet meer voorkomt, dan ontvangt de belastingschuldige voor het betreffende belastingjaar weer een aanslag gemeentelijk belastingen.

Eventueel kan belastingschuldige voor dat jaar dan weer om kwijtschelding verzoeken door

middel van het daarvoor bestemde kwijtscheldingsformulier.

Artikel 7 Indienen van verzoek tot kwijtschelding

(afwijking art. 26 Rijksleidraad)

  • 1.

    Een kwijtscheldingsverzoek dient op het daarvoor bestemde kwijtscheldingsformulier met de daarbij toe te voegen bijlagen het liefst binnen 4 maanden na dagtekening van de betreffende aanslag gemeentelijke belastingen bij de gemeente zijn ingediend.

  • 2.

    Als de aanslag gemeentelijke belastingen al volledig betaald is, moet een ingevuld kwijtschel-dingsverzoek met alle bijlagen binnen 4 maanden bij de gemeente zijn ingediend. Bij overschrij-ding van deze 4 maanden zal een te laat ingediend kwijtscheldingverzoek niet in behandeling worden genomen.

  • 3.

    Indien er al kosten voor dwanginvordering zijn gemaakt (zoals kosten aanmaning en/of kosten dwangbevel) wordt een na toezending van de aanmaning en/of dwangbevel ingevuld kwijtschel-dingsverzoek met alle bijlagen niet in behandeling genomen voordat de kosten voor dwanginvor-dering betaald zijn.

  • 4.

    De kosten voor dwanginvordering uit het derde lid blijven in stand als door een later ingediend kwijtscheldingsverzoek alsnog (gedeeltelijke) kwijtschelding wordt verleend.

Artikel 8 Normbedragen voor bestaanskosten

(afwijking art. 26 Rijksleidraad)

In tegenstelling tot het gestelde in de Rijksleidraad worden de kosten van bestaan bij de berekening van de kwijtschelding, conform het raadsbesluit d.d. 7 december 2000 vastgesteld op 100% van het inkomen van de belastingschuldige.

Artikel 9 Na afwijzen kwijtschelding 30 dagen geen invordering

(afwijking art. 26 Rijksleidraad)

Als de ontvanger geen kwijtschelding verleent, of als het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen de afwijzing, dan wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet bin-nen een termijn van dertig dagen na dagtekening van de beschikking. Deze termijn wordt niet of niet ge-heel verleend als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvan-gen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad.

Artikel 10 Bij exploten geen vervolgingskosten

(afwijking art. 75 Rijksleidraad)

1.Voor het uitbrengen van de volgende exploten worden geen vervolgingskosten in rekening gebracht:

  • a.

    Herhaalde betekening van een dwangbevel.

  • b.

    (Herhaalde) betekening van een dwangbevel uitsluitend ter stuiting van de verjaring.

  • c.

    Betekening van een vordering.

  • d.

    Betekening aan een minderjarige of onder curatele gestelde, met dien verstande dat de eerste betekening wel, maar de tweede betekening (aan de wettelijke vertegenwoordiger) niet in rekening wordt gebracht.

  • e.

    Betekening van een beslissing op een beroepschrift tegen de inbeslagneming van roerende zaken aan de derde die het beroepschrift heeft ingediend, de beslagene en - zo nodig - de bewaarder, al dan niet gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke opheffing van het beslag.

  • f.

    Betekening van een proces-verbaal van overgang van de bewaring van beslagen roerende zaken, anders dan op verzoek of door toedoen van de belastingschuldige.

Artikel 11 Geen vervolgingskosten verschuldigd

(afwijking art. 75 Rijksleidraad)

1.Vervolgingskosten zijn niet verschuldigd in de volgende situaties:

  • a.

    Wanneer er ten aanzien van de kostenberekening rekenfouten zijn gemaakt dan wel een onjuist tarief is gehanteerd.

  • b.

    Wanneer het initiatief tot betalen al was genomen voor het moment van het in rekening brengen van kosten.Bij girale betalingen ligt het moment van het nemen van initiatief in principe een aantal dagen voor de datum van betaling. Ter bepaling van dat moment is bepalend de valuta-datum op het dagafschrift van de bank/girorekening waarmee de betaling is gedaan.

  • c.

    Voor zover na het in rekening brengen van de kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening, tot stand is gekomen. Deze situatie zal zich voordoen bij vermindering van belastingaanslagen ten aanzien van de aanmaning en/of betekeningskosten van een dwangbevel. Het bedrag van de aanma ning en/of betekeningskosten zal worden ingetrokken.

  • d.

    Wanneer er, achteraf bezien, al voor het in rekening brengen van de kosten om beleidsmatige redenen aanleiding is geweest om de invordering op te schorten.

Hierbij valt te denken aan:

  • -

    een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel;

  • -

    een ingediend aanvraagformulier voor kwijtschelding, mits volledig ingevuld;

  • -

    een ingediend verzoekschrift bij het college van burgemeester en wethouders;

    Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat zich omstandigheden kunnen voordoen waarin

    het noodzakelijk is de invordering wel voort te zetten. In dat geval komen de hieraan

    verbonden kosten vanzelfsprekend niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.

    Bepalend is de ontvangst van bovengenoemde stukken door de ontvanger zelf, dan wel

    degene, met wie de ontvanger in dit kader redelijkerwijs vereenzelvigd kan worden

    (bijvoorbeeld: het college van burgemeester en wethouders).

Kosten worden in afwijking van het vorenstaande altijd in rekening gebracht als na overleg tussen de coördinator Innen en het afdelingshoofd Belastingen besloten is, dat er sprake is van trainering van de invordering.

    • e.

      Wanneer na het in rekening brengen van de kosten aan de belastingaanslag een nieuwe dagtekening is toegekend.

    • f.

      Wanneer een derdenbeslag nooit blijkt te hebben gelegen als bedoeld in artikel 14.4.1 van de Rijksleidraad.

    • g.

      Wanneer zaken - die in een onroerende zaak aanwezig zijn - zowel in een beslag op roerende als in een beslag op onroerende zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken roerend dan wel onroerend zijn en duidelijkheid is verkregen door middel van welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen zijn de kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd (zie artikel 14.3.1 van de Rijksleidraad).

    • h.

      Wanneer zaken - die op of in een schip van de belastingschuldige aanwezig zijn - zowel in een beslag op het schip als in een beslag op roerende zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken een bestanddeel vormen van het schip dan wel zelfstandige roerende zaken zijn en duidelijkheid is verkregen door middel van welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen zijn de kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd (zie artikel 14.5.1 van de Rijksleidraad).

  • 2.

    De beslissing om de kosten terug te brengen tot het juiste bedrag dan wel de kosten terug te betalen, geschiedt ambtshalve dan wel na een daartoe ingediend verzoekschrift.

Artikel 12 Uitzonderlijke situatie verminderd vervolgingskosten

(afwijking art. 75 Rijksleidraad)

  • 1.

    In uitzonderlijke situaties kan er aanleiding bestaan vervolgingskosten - hoezeer ook verschuldigd - te verminderen. Deze (strikt individueel te beoordelen) situaties doen zich alleen voor als de ontvanger van mening is dat het feit dat de belastingschuld niet tijdig is voldaan aan de belastingschuldige niet kan worden verweten en bovendien de invordering van vervolgingskosten - gezien de omstandighe-den van het specifieke geval - onredelijk en onbillijk is.

  • 2.

    Redenen voor niet-verwijtbaarheid kunnen zijn:

  • a.

    Een verhuizing, waardoor de belastingschuldige niet op de hoogte was van de aanslag, terwijl hij wel datgene heeft gedaan dat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht om de Gemeente in kennis te stellen van zijn nieuwe adres.

  • b.

    Een ongeval, ernstige ziekte of overlijden van de belastingschuldige dan wel van degene die zijn be-lastingzaken behandelt, waardoor deze niet in staat kon worden geacht zijn verplichtingen te voldoen.

  • c.

    Een onvoorzien vertrek wegens dringende omstandigheden, waarbij de persoonlijke aanwezigheid werd vereist en waardoor men geen kans heeft gehad een regeling te treffen, om de verplichtingen jegens de Gemeente na te komen.

Artikel 13 Door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten

(afwijking art. 75 Rijksleidraad)

Met betrekking tot de door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten die het gevolg zijn van invorderings-maatregelen die ten aanzien van de aansprakelijkgestelde zijn genomen is het gestelde in dit artikel van over-eenkomstige toepassing.

Artikel 14 Intrekking oude regeling

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 15 Overgangsbepaling

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2007 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór 1 maart 2009 hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009 treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 maart 2009 en geldt zolang er geen wijziging van deze Leidraad plaats heeft gevonden.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van burgemeester en wethouders d.d.

Hilversum, 12 mei 2009

de secretaris de burgemeester

I.C. de Vries E.C. Bakker