Regeling vervallen per 01-04-2011

Algemene subsidieverordening gemeente Hilversum 2006

Geldend van 24-03-2006 t/m 31-03-2011

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Hilversum 2006

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Hilversum,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 februari 2006 ;

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet, en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht besluit vast te stellen de:

BESLUIT:

Algemene Subsidieverordening gemeente Hilversum 2006

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    subsidieregeling:een algemeen verbindend voorschrift, houdende nadere regels in verband met het verstrekken van subsidies;

  • c.

    structureel subsidie: een jaarlijkse subsidie voor activiteiten die jaarlijks terugkeren of voor activiteiten die zich uitstrekken over meer dan één jaar;

  • d.

    niet-structureel subsidie: een subsidie voor een eenmalige of een kortdurende activiteit;

  • e.

    gemeente: de gemeente Hilversum;

  • f.

    raad: de raad van de gemeente Hilversum;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    . rekenkamercommissie: de door de gemeenteraad bij of krachtens verordening ingestelde rekenkamercommissie.

Artikel 2 Reikwijdte

Subsidies kunnen verstrekt worden ten behoeve van activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad vastgestelde programma’s.

Artikel 3 Weigeringsgronden

  • 1. De verstrekking van subsidies wordt geweigerd in de gevallen genoemd in artikel 4:35 van de wet.

  • 2. De verstrekking van subsidies wordt eveneens geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn of zullen zijn op het algemeen belang van de gemeente of niet kennelijk ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente of de promotie van de gemeente;

    • b.

      de aanvrager doelen beoogt of activiteiten zal ontplooien die strijdig zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de financiële middelen niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • d.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen beschikt of kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

HOOFDSTUK 2 Delegatie

Artikel 4 Delegatie van bevoegdheden

  • 1. Het college is bevoegd te beslissen op de bij het bestuursorgaan ingediende aanvragen.

  • 2. Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening een of meer subsidieregelingen vast te stellen.

Artikel 5 Eisen aan een subsidieregeling

De in artikel 4 het tweede lid bedoelde subsidieregelingen bevatten tenminste

  • a.

    voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt;

  • b.

    of een subsidieplafond wordt ingesteld, dan wel op welke andere wijze wordt voorkomen dat de door de raad beschikbaar gestelde middelen worden overschreden;

  • c.

    aan welke eisen de aanvraag om subsidie moet voldoen;

  • d.

    de criteria die worden gehanteerd om de aanvragen om subsidie te toetsen;

  • e.

    of de subsidie wordt verstrekt in de vorm van een beschikking tot vaststelling van subsidie of door achtereenvolgens een beschikking tot verlening en tot vaststelling van een subsidie;

  • f.

    of en wanneer toepassing gegeven wordt aan afdeling 4.2.8 van de wet;

  • g.

    de regels voor bevoorschotting en uitbetaling van het subsidie;

  • h.

    welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking kunnen worden verbonden;

  • i.

    hoe toepassing gegeven wordt aan de artikelen 4:23, vierde lid en 4:24 van de wet.

Artikel 6 Meerjarige subsidies

Subsidies voor meer dan een jaar worden toegekend door middel van een beschikking tot subsidieverlening, waarbij voor het tweede en volgende jaren toepassing gegeven wordt aan het bepaalde in artikel 4:34 van de wet.

Artikel 7 Subsidieovereenkomsten

  • 1. Met toepassing van artikel 4:36 van de wet kan met een instelling een overeenkomst worden gesloten, als aanvulling op en ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Bij een structurele subsidie die voor meer dan een jaar wordt verleend kan de subsidieovereenkomst betrekking hebben op telkens één jaar of op de volledige periode.

HOOFDSTUK 3 Overige subsidies

Artikel 8 Beslissing

  • 1. Het college beslist op aanvragen om niet-structurele subsidies die vallen buiten het kader van de subsidieregelingen, bedoeld in artikel 4. Het bepaalde in artikel 3 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De beslissing op een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, heeft de vorm van een besluit tot verlening of vaststelling van subsidie. Zij wordt genomen binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK 4 Rekenkamercommissie

Artikel 9 Onderzoek door Rekenkamercommissie

  • 1. De Rekenkamercommissie kan bij gesubsidieerde instellingen een onderzoek instellen naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het gebruik van de verleende subsidies en/of de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Medewerking door de instelling aan dit onderzoek is een ontbindende voorwaarde bij subsidieverlening.

  • 3. Het onder artikel 9 lid 1 bedoelde onderzoek strekt zich alleen uit tot de gesubsidieerde instellingen of activiteiten die voor meer van 50% afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies.

  • 4. De rapportage die de Rekenkamercommissie uitbrengt aan de raad van de gemeente zal ter kennis gebracht worden aan de betrokken instelling bij wie het onderzoek heeft plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 5 Bijzondere subsidieverordeningen

Artikel 10 Bijzondere subsidieverordeningen

Indien in bestaande bijzondere subsidieverordeningen bepalingen voorkomen die strijdig zijn met deze verordening, gelden de bepalingen in de bijzondere subsidieverordening, totdat die verordening in overeenstemming is gebracht met deze verordening.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Algemene subsidieverordening Hilversum 1998

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Algemene Subsidieverordening gemeente Hilversum zoals vastgesteld op 8 december 1998.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

Artikel 13 Overgangsregeling

In de gevallen dat een of meer bepalingen uit deze verordening voor een instelling ongunstiger zijn, gelden alleen voor het begrotingsjaar 2007 de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Hilversum 1998, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als “Algemene Subsidieverordening Hilversum 2006”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

15 maart 2006

De griffier De voorzitter

K.E. Driehuijs E.C. Bakker

Artikelsgewijze toelichting op de ASV 2006

Artikel 1

De meeste begrippen spreken voor zich. Het begrip “algemeen verbindend voorschrift” behoeft enige nadere toelichting. Temeer omdat er verband bestaat met het achterwege blijven van een zogenaamde hardheidsclausule.

Een verordening c.q. subsidieregeling is een algemene regel met voor ieder verbindende voorschriften. De bindende kracht van de voorschriften is erg groot, zelfs veel groter dan die van beleidsregels.

De VNG adviseert de gemeenten dan ook met klem geen hardheidsclausule in verordeningen op te nemen. “Tenzij er aanleiding is om te verwachten dat, gelet op het doel en de strekking van de regeling, de toepassing van de regeling kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in precies te voorziene gevallen of groepen van gevallen”.

De uitzondering waarop de VNG doelt, is echter niet van toepassing op deze verordening. Er is immers geen sprake van onbillijkheden in precies te voorziene gevallen. Integendeel, de genoemde bepalingen dragen een algemeen karakter en gelden voor een ieder.

Anders ligt dit bij beleidsregels. Bij deze regels zal bij de zorgvuldige afweging betrokken moeten worden de mogelijkheid van bijzondere omstandigheden die in het concrete, nauwkeurig te bepalen, geval afwijking van deze beleidsregels zouden rechtvaardigen. Deze hardheidsclausule is expliciet geregeld in de Awb, artikel 3:4 juncto artikel 4:84.

Artikel 2

Dit artikel formuleert de beleidsterreinen waarop structurele subsidies verstrekt kunnen worden op basis van door het college vast te stellen subsidieregelingen.

Hier worden alle beleidsterreinen benoemd waarbij per 1 januari 2006 sprake is van structurele subsidiëring door de gemeente.

Het is niet de bevoegdheid van het college om nieuwe beleidsterreinen toe te voegen; daartoe is een raadsbesluit vereist.

De huidige subsidiesystematiek heeft bij de raad(scommissies) al meermalen geleid tot de vraag wat nu het beste moment is om als raad zijn taak als sturend orgaan beter in te vullen. De ervaring is immers dat sturen op het eind van de begrotingscyclus meer een marginaal karakter heeft.

De sturing door de raad verplaatst zich in de nieuwe systematiek naar de voorkant van het hele proces. Namelijk aan het begin van het jaar. In het 1e kwartaal van het jaar worden immers de lijnen uitgezet voor het komende begrotingsjaar. Vóór 1 april van elk jaar dienen de gegevens binnen te zijn voor de voorjaarsnota. Deze nota is in grote mate bepalend voor de nieuwe begroting. Dat is hét moment om te beslissen budgetten wel of niet toe te voegen aan bestaande budgetten; of om te beslissen tot onderlinge verschuiving van budgetten (= oud inleveren voor nieuw). Burgers en instellingen kunnen dan hun invloed uitoefenen op het bestuursorgaan dat beslist over de budgetten, namelijk op de raad. Die beïnvloeding kan plaatsvinden tot het moment dat de raad de voorjaarsnota vaststelt, veelal in de maand juni. Tenslotte blijft de vaststelling van de programmabegroting in de maand november het ultieme moment om alsnog op programmaniveau (= inhoudelijk + budgettering) invloed uit te oefenen. Uiteindelijk is de vastgestelde begroting het program waaraan het college gehouden is bij de uitvoering van dit raadsbesluit.

Wel is het zo dat de nadruk komt te liggen in het eerste kwartaal.

Omdat deze “omkering” eerst nu gestalte gaat krijgen, is er sprake van een groeiproces, zowel voor de raadscommissies als voor de instellingen.

Artikel 3

Naast de in de Awb onder artikel 4:35 genoemde weigeringsgronden gelden ook de nadere weigeringsgronden die vermeld staan in artikel 3 het tweede lid van deze verordening.

In het onder lid d genoemde beleid van de gemeente is inbegrepen de keuze tussen vraag- of aanbodgestuurde subsidiëring.

Onder lid e worden tevens begrepen activiteiten die gefinancierd kunnen worden uit een “voorliggende voorziening”, bijvoorbeeld de AWBZ, alsmede gefinancierd kunnen worden uit ondersteunende acties en/of bijdragen van betrokken groeperingen, instanties, instellingen of bedrijven.

Artikel 4

Zowel de algemene subsidieverordening, vastgesteld door de raad, als de subsidieregelingen, vastgesteld door het college, hebben het karakter van “wettelijk voorschrift” als bedoeld in artikel 4:23 van de Awb.

Het hier gehanteerde onderscheid tussen “subsidieverordening” en “subsidieregeling” is ingegeven door de wens om onderscheid te maken tussen een door de raad vastgesteld wettelijk voorschrift (hier verordening genoemd) en een door het college vastgesteld wettelijk voorschrift (hier voorzien van de naam “regeling”).

De subsidiebepalingen van de Awb zijn zowel van toepassing op de subsidieverordening als op de subsidieregelingen.

In verband met het feit dat de accountant in toenemende mate de rechtmatigheid van genomen beslissingen toetst, is het belangrijk dat het college in zijn beslissingen toeziet op de rechtmatigheid van zowel de toekenning als de weigering van subsidies. Dit betekent dat de regelgeving nauwkeurig toegepast dient te worden.

Artikel 5

De raad stelt een aantal minimumeisen aan de subsidieregelingen die het college vaststelt.

De meeste spreken voor zichzelf. Enkele eisen worden hier toegelicht.

Onder b. Het college dient in de subsidieregeling bepalingen op te nemen die garanderen dat er geen ”open-einde-regeling” ontstaat.

Soms is daarvoor het middel van subsidieplafond toepasbaar, bijvoorbeeld bij incidentele subsidies of bij grotere aantallen aanvragen met een min of meer gelijk karakter.

In andere gevallen kan het systeem worden toegepast van subsidieonderhandelingen voorafgaand aan de vaststelling van de gemeentebegroting, waarbij de koppeling tussen begrotingsvaststelling en subsidiebeschikking een waarborg is dat het beschikbare budget niet wordt overschreden

Een gevolg van het opnemen van de in artikel 5 onder b geformuleerde eis is dat subsidieregelingen waarbij, bijvoorbeeld als gevolg van rijksbeleid, niet aan deze eis kan worden voldaan, niet door het college kunnen worden vastgesteld. Anders gezegd: de bevoegdheid tot het vaststellen van “open-einde-regelingen” blijft liggen bij de raad (budgetrecht).

Onder e. Het college krijgt de bevoegdheid om te bepalen of subsidies toegekend worden door middel van een beschikking tot subsidieverlening (altijd gevolgd door een subsidievaststelling) of door subsidievaststelling zonder een hieraan voorafgaande verleningsbeschikking.

Een eensluidende regeling is daarvoor in een algemene subsidieverordening niet te geven, gezien de uiteenlopende omvang en het sterk uiteenlopende karakter van verschillende subsidies. In eenvoudige gevallen zal gekozen worden voor het direct vaststellen van de subsidie. De procedure waarbij twee beschikkingen worden toegepast (eerst verlenen en later vaststellen) is meer geschikt voor de meer complexe situaties.

Onder f. Afdeling 4.2.8 van de Awb bevat zeer uitvoerige voorschriften voor “per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen”. Deze kunnen, mits het wettelijk voorschrift daartoe de mogelijkheid biedt, door het college op bepaalde gesubsidieerde instellingen van toepassing worden verklaard. De betreffende voorschriften sluiten aan op de professionele administratie waarover grote instellingen reeds om andere redenen dienen te beschikken.

Onder g. In artikel 4:52 tweede lid Awb staat een betalingstermijn vermeld van vier weken na de datum van de vaststelling. Indien de gemeente een andere betalingstermijn gewenst acht, dient dat bij wettelijk voorschrift te worden bepaald. De raad geeft aan het college deze bevoegdheid.

Onder i. De Awb biedt de mogelijkheid om de bepalingen over verslaglegging en verantwoording buiten werking te stellen. Het ligt, gezien de controlerende functie van de raad, niet voor de hand om het college de bevoegdheid te geven deze bepalingen buiten werking te zetten.

Artikel 6

Bij meerjarige subsidies wordt altijd toepassing gegeven aan het systeem van subsidieverlening gevolgd door jaarlijkse vaststelling. In de verleningsbeschikking dient altijd een begrotingsvoorbehoud te worden opgenomen voor wat betreft het volgende of de volgende jaren (zie hiervoor art. 4:34 van de Awb).

Artikel 7

Het kan in sommige gevallen praktisch zijn om de prestatie-eisen niet als verplichtingen op te nemen in de subsidiebeschikking, maar als prestatieafspraken in een met de instelling te sluiten uitvoeringsovereenkomst. De Awb biedt in artikel 4:36 de mogelijkheid tot het sluiten van dergelijke overeenkomsten. Deze zijn altijd aanvullend op een subsidiebeschikking en kunnen deze nooit geheel vervangen.

Artikel 8

In dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om subsidie die vallen buiten het kader van de in artikel 4 bedoelde regelingen. Het is in feite een zogenaamd kapstokartikel om te voorkómen dat allerlei incidentele subsidieaanvragen ter besluitvorming aan de raad moeten worden voorgelegd. De bepaling laat het budgetrecht van de raad uiteraard onverlet. Het kan dus nodig zijn dat het college, teneinde een aanvraag te kunnen honoreren, eerst een krediet vraagt aan de raad.

In de praktijk zal toepassing van dit artikel zich niet veel voordoen. Als het zich al voordoet, gaat het veelal om een zich in de samenleving spontaan voordoende activiteit die (nog) niet in een programma staat vermeld of daaronder te rangschikken is. Een voorbeeld uit het verleden is “de dierenambulance”. Een spontaan ontwikkelde activiteit die aanvankelijk nergens in de gemeentebegroting onder te brengen was.

Artikel 9

Als extra controlemiddel van de raad is de functie van de Rekenkamercommissie uitgebreid met de onderzoeksmogelijkheid bij instellingen die voor meer dan de helft financieel afhankelijk zijn van gemeentelijke subsidies. Dit geldt ook voor regionale instellingen die van meer dan een gemeente subsidie ontvangen. De optelsom van alle gemeentelijke bijdragen dient in dat geval meer dan 50% te bedragen.

Een onderzoek door de rekenkamercommissie kan plaatsvinden op verzoek van de raad, maar kan ook op initiatief van deze commissie zelf plaatsvinden.

Artikel 10

In de gemeente Hilversum is nog aantal andere – bijzondere - subsidieverordeningen van kracht. Om te voorkomen dat er bij de invoering van de nieuwe ASV onzekerheid ontstaat over de toepasselijkheid van een of meer bepalingen in deze verordeningen, wordt hier expliciet bepaald dat regels in de bijzondere verordeningen voorrang hebben op de regels in de nieuwe ASV tot het moment dat deze bijzondere subsidieverordeningen zijn aangepast.

Voorbeelden hiervan zijn onder andere de subsidieverordening voor Monumenten en de ISV-subsidieverordening. De bepalingen van deze verordeningen blijven dus gewoon van kracht.

Artikel 11, 12 en 14

Spreken voor zich.

Artikel 13

Als in voorkomend geval er frictie ontstaat tussen de toepassing van de “oude” en de “nieuwe” verordening geldt 2006 als overgangsjaar. In de gevallen dat de verordening van 1998 gunstiger is dan die van 2006 gelden eenmalig de bepalingen van de verordening van 1998, met uitzondering van een eventueel onderzoek door de Rekenkamercommissie.

De bedoeling van dit artikel is duidelijk: mocht in een voorkomend geval er als gevolg van de invoering van nieuwe verordening een substantieel nadeel optreden voor de subsidieontvanger, dan is het overgangsjaar van toepassing. De subsidieontvanger krijgt dan ruimschoots de gelegenheid in te spelen op de gewijzigde situatie.