Regeling vervallen per 01-07-2011

Besluit Bronbemalingen en Open Bemalingen Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2005

Geldend van 22-12-2009 t/m 30-06-2011

Intitulé

Besluit Bronbemalingen en Open Bemalingen Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2005

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

gelet op het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden, d.d. 28 juni 2005 met nr. WBV/05.070;

Besluit:

  • a.

    de algemene regels voor bepaalde categorieën bronbemalingen van 16 september 1998 (nr. wbv98.129) in te trekken per 1 januari 2006.

  • b.

    het Besluit Bronbemalingen en Open Bemalingen vast te stellen, zoals hierna vermeld.

Besluit Bronbemalingen en Open Bemalingen Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2005

De lozing(en) van de (grond)waterstro(o)m(en) geschied(en)t overeenkomstig de bij de aanvraag van [datum] onder [nummer] te [plaats] toegevoegde beschrijvingen en de daarbij behorende bijlagen met inachtneming van de voorschriften.

Inhoud

Artikel 1 Begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    lozen: met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen te brengen in oppervlaktewateren;

  • b.

    NEN onderscheidenlijk NVN: door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm of voornorm;

  • c.

    bronbemalingen: grondwateronttrekkingen om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen met als doel de werkzaamheden in den droge uit te kunnen voeren;

  • d.

    open bemaling: onttrekking van (grond)water, waarbij het grond- en regenwater, dat zich in de bouwput verzamelt, door middel van een (dompel)pomp wordt onttrokken;

  • e.

    Wet: de Waterwet;

  • f.

    waterschap: het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, afdeling Vergunningverlening en Handhaving, bereikbaar onder telefoonnummer 030-634 5700;

  • g.

    monster: een hoeveelheid water, bestemd voor analyse, representatief voor het geloosde bronbemalingswater/afvalwater;

  • h.

    vergunninghouder: rechthebbende van de vergunning;

  • i.

    meetpunt: mogelijkheid tot meting en bemonstering.

Artikel 2 Lozingseisen voor debiet en gehalte

  • 1.Het bemalingswater/afvalwater, gemeten ter plaatse van het lozingspunt, dient aan de volgende eisen te voldoen:

    • a.

      de zuurgraad, uitgedrukt in pH-eenheden moet een waarde hebben tussen 6,5 en 9;

    • b.

      het zuurstofgehalte mag niet lager zijn dan 5 milligram per liter;

    • c.

      het ijzergehalte mag niet hoger zijn dan 5 milligram per liter;

    • d.

      het gehalte aan onopgeloste bestanddelen mag niet hoger zijn dan 100 milligram per liter;

  • 2. De hoeveelheid te lozen bemalingswater/afvalwater mag niet meer bedragen dan maximaal [uurdebiet] en gedurende het gehele project [totaaldebiet] niet overschrijden.

Artikel 3 Controlevoorzieningen

  • 1. Het te lozen bemalingswater/afvalwater dient een controlevoorziening te passeren, die geschikt is voor bemonsteringsdoeleinden en die te allen tijde goed bereikbaar en toegankelijk is voor medewerkers van het waterschap.

  • 2. De controlevoorziening behoeft de goedkeuring van het waterschap.

Artikel 4 Proeflozing

Alvorens met de lozing van het bemalingswater/afvalwater op [naam oppervlaktewater] wordt gestart dient:

  • a.

    hiervan 72 uur voor aanvang van de lozing schriftelijk melding gemaakt te worden aan het waterschap.

  • b.

    een proeflozing plaats te vinden ter vaststelling van de concentratie ijzer en de vracht van ijzer, die met het bemalingswater/afvalwater worden geloosd.

    De duur van de proeflozing dient maximaal 6 uur te bedragen. Hierna dient met de lozing te worden gestopt. Pas na toestemming van het waterschap kan de lozing hervat worden.

  • c.

    de resultaten van de analyses dienen binnen 48 uur na de proeflozing schriftelijk bekend te zijn gemaakt bij het waterschap.

Artikel 5 Verplichting tot meting, bemonstering en analyse

  • 1. Van het te lozen afvalwater, afkomstig van de grondwateronttrekking ten behoeve van [doel], dienen gedurende de bemaling op de hierna genoemde tijdstippen steekmonsters te worden genomen:

    • er dient 6 uur na de opstart één monster te worden genomen van het te lozen afvalwater;

    • voorts dient in de eerste week na de opstart op dag 3 en dag 7 een monster van het te lozen afvalwater te worden genomen;

    • in de tweede week en verder worden er éénmaal per twee weken monsters genomen van het te lozen afvalwater;

  • De monsters dienen door of namens de lozer door middel van analyse op de volgende parameters te worden gecontroleerd:

    • pH;

    • zuurstofgehalte;

    • ijzergehalte;

    • onopgeloste bestanddelen.

  • Tussen 2 opeenvolgende monsternames dient vanaf de eerste week na de opstart minimaal 1 week te zijn verstreken.

  • 2. De (grond)waterhoeveelheid, afkomstig van de bemaling(en), dien(en)t dagelijks aan de hand van de afvoer, gemeten met een geijkte debietmeter, door of namens de lozer te worden vastgesteld.

  • 3. De analyseresultaten van het monster dat 6 uur na de opstart is genomen dienen binnen 48 uur na de opstart schriftelijk bekend te zijn bij het waterschap.

  • 4. De geloosde hoeveelheden en analyseresultaten van het geloosde afvalwater van de eerste week (na het begin van de lozing), dienen binnen 72 uur namonstername van dag 7 schriftelijk aan het waterschap te worden gemeld. De geloosde hoeveelheden en analyseresultaten van het geloosde afvalwater van de tweede week (na het begin van de lozing), dienen eenmaal per twee weken schriftelijk aan het waterschap te worden gemeld.

  • 5. De bemonstering, conservering en analyse van grondwatermonsters dienen te worden uitgevoerd volgens de methoden vermeld in de betreffende bijlage.

Artikel 6 Melding start en einde lozing

De lozer meldt schriftelijk aan het waterschap wanneer de lozing van het bemalingswater/afvalwater gaat beginnen.

Van het einde van de bemaling dient uiterlijk 5 dagen na beëindiging schriftelijk melding te worden gemaakt aan het waterschap.

Artikel 7 Aanwijzen contactpersoon

De lozer is verplicht één of meer pers(o)on(en) aan te wijzen met wie door of namens het waterschap in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. De naam/namen van de betrokkene(n) dienen schriftelijk, direct na toestemming voor de proeflozing of lozing van het bemalingswater/afvalwater, aan het waterschap te worden meegedeeld.

Artikel 8 Calamiteiten

  • 1. Indien zich een calamiteit of andere uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, dient de feitelijke lozer onmiddellijk maatregelen te treffen, die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden teneinde deze nadelige invloeden te voorkomen of te beperken en deze zoveel mogelijk ongedaan te maken.

  • 2. Het waterschap dient van het één en ander onmiddellijk op de hoogte te worden gebracht. De namens het waterschap gegeven aanwijzingen dienen stipt te worden opgevolgd.

  • 3. Indien het waterschap het noodzakelijk acht, dient de lozer schriftelijk rapport uit te brengen met vermelding van oorzaak, datum, tijdstip, tijdsduur en beëindiging van de gebeurtenis en de gevolgen ervan voor de kwaliteit van het ontvangende water, alsmede de voorgenomen maatregelen om herhaling te voorkomen.

Artikel 9 Tijdelijkheid

De geldigheidsduur van de toestemming voor deze lozing bedraagt 6 maanden, gerekend vanaf de dag van de verzending van de beschikking.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 december 2005.

ir. D. Vergunst, voorzitter.

drs. E.Th. Meuleman, secretaris.

Toelichting op het Besluit Bronbemalingen en Open Bemalingen Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2005

1. INLEIDING

In het beheersgebied van het HDSR vinden jaarlijks meer dan 100 bronbemalingen en open bemalingen plaats. Dit zijn onttrekkingen van grondwater om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen met als doel werkzaamheden droog uit te kunnen voeren. Er zijn verschillende manieren om het grondwater af te voeren. Herinfiltratie in de bodem is vanuit het oogpunt van milieu en grondwaterbeheersing de beste optie. In de praktijk blijkt dat deze methode vaak te duur is en technisch niet haalbaar. Een andere mogelijkheid is het grondwater te lozen op oppervlaktewater. Vanuit waterkwaliteitsbeheer is dit een acceptabele mogelijkheid, omdat het vaak om grote en relatief schone hoeveelheden gaat. Lozingen op oppervlaktewater zijn vergunningplichtig in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In sommige gevallen vindt lozing plaats via het vuilwaterriool op een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het HDSR. Vanwege de dunwaterproblematiek heeft deze optie niet de voorkeur, maar is soms de enige reële optie (bijvoorbeeld in stedelijk gebied zonder oppervlaktewater).

Omdat de milieubelasting van deze lozingen gering is en het te lozen water relatief "schoon" is, heeft het HDSR in 1998 algemene regels voor bepaalde categorieën bronbemalingen vastgesteld voor lozingen van bronbemalingswater op oppervlaktewater. In deze algemene regels zijn kwalitatieve en kwantitatieve belangen voor het oppervlaktewater ten aanzien van deze lozingen opgesomd.

Deze algemene regels zijn inmiddels 6 jaar in gebruik en hebben zeer positieve effecten. Ten eerste is de proceduretijd aanzienlijk korter (6 weken in plaats van 6 maanden), ten tweede is het voor bronbemalers eenvoudiger om een melding (aanvraag) in te dienen. Er is een situatie ontstaan dat bijna 100 % van de lozingen van bronbemalingswater tijdig bij het HDSR worden gemeld. Tenslotte zijn de eisen voor lozingen van bronbemalingswater vooraf bekend bij bronbemalers, wat leidt tot een beter naleefgedrag. Door de actualiteit zijn deze algemene regels echter toe aan revisie.

De reikwijdte van dit besluit heeft betrekking op:

  • soort lozing; het besluit is alleen van toepassing op tijdelijke lozingen van grondwater met als doel de grondwaterstand te verlagen en/of grondwater af te voeren om werkzaamheden - anders dan het saneren van de bodem - droog uit te kunnen voeren;

  • tijdsduur; de lozing duurt niet langer dan 6 maanden;

  • lozingsdebiet; in het kader van de Keur zal gekeken worden naar afvoerhoeveelheden; in het kader van de Wvo wordt gekeken naar de relatie tussen de grootte van de lozing en het ontvangende oppervlaktewater;

  • kwaliteit; de kwaliteit van het te lozen water is zodanig dat in het ontvangend oppervlaktewater geen overschrijdingen van de normen van het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) ontstaan;

  • lozingspunt; De lozing is in principe toegestaan op alle oppervlaktewateren binnen het beheersgebied van het HDSR, mits het te lozen water voldoet aan de gestelde voorwaarden. Lozingen op oppervlaktewateren met een hydrobiologische en/of ecologische waarde of andere functie zullen van geval tot geval bekeken moeten worden of de lozing toegestaan kan worden (sterk afhankelijk van de kwaliteit van het te lozen bemalingswater).

  • Het HDSR toetst elke lozing op deze reikwijdte om te bepalen in hoeverre de lozing voldoet aan het voorgestelde beleid.

2. ALGEMEEN

2.1. Aard en omvang

Om bepaalde bouwactiviteiten, zoals de bouw van kelders en de aanleg van riolering, uit te kunnen voeren, is vaak een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand noodzakelijk. De uitvoerder van de werkzaamheden onttrekt grondwater aan de bodem en zal zich hier vervolgens van willen ontdoen. Deze grondwateronttrekkingen duren vaak slechts enkele weken. De hoeveelheid grondwater, die nodig is om droog te kunnen werken, varieert tussen tien en enkele honderden kubieke meters per uur. Lozingen voor het uitvoeren van bodemsaneringen vallen buiten de reikwijdte van het Besluit bronbemalingen en Open Bemalingen.

2.2. Gevolgen van herinfiltratie

Herinfiltratie of retourbemaling is het (gedeeltelijk) terugbrengen van onttrokken grondwater in de bodem. Omdat geen sprake is van een lozing op oppervlaktewater, is het waterschap niet het bevoegde gezag voor het grondwater dat in de bodem wordt gebracht. Het is meestal niet mogelijk om al het onttrokken grondwater terug te brengen in de bodem en er is een overloop aanwezig voor het geval de infiltratiefilters verstopt raken. Het grondwater dat niet in de bodem teruggebracht kan worden, zal dus alsnog geloosd worden (zie 2.3 en 2.4).

2.3. Gevolgen van lozing van grondwater op oppervlaktewater

De samenstelling van grondwater en oppervlaktewater zijn niet gelijk. Bovendien gaat het vaak om lozingen van grote hoeveelheden grondwater. De volgende gevolgen kunnen dan ook optreden bij lozing van grondwater op oppervlaktewater:

  • Visuele verontreiniging door uitvlokken van het ijzer (roodkleuring);

  • Afname van het zuurstofgehalte en daardoor mogelijke vissterfte;

  • Eutrofiëring van het ontvangende oppervlaktewater;

  • Doorspoeling van het ecosysteem met water van afwijkende samenstelling, vooral bij grote lozingen op kleine watergangen;

  • Mogelijk extra waterafvoer uit het peilgebied als gevolg van lozingshoeveelheden;

  • Mogelijk instortende oevers nabij de lozingspunten.

2.4. Gevolgen van lozing van bemalingswater op riolering

Als geen alternatief haalbaar is, kan de lozing van bemalingswater plaatsvinden op het vuilwaterriool (en dus op een rioolwaterzuiveringsinstallatie - rwzi). Hiervoor is de beheerder van de riolering (veelal de gemeente) het bevoegd gezag. Om overbelasting van een rwzi te voorkomen, is het noodzakelijk dat de lozer ook een melding indient bij het waterschap. Deze melding heeft als doel om na te gaan of de rwzi niet nadelig wordt beïnvloed en of er geen sprake is van een bodemsanering (waarvoor andere regels gelden).

In kwantitatieve zin kunnen bij lozing op de riolering de volgende negatieve gevolgen ontstaan:

  • Extra riooloverstorten door capaciteitsproblemen van de gemeentelijke riolering. Dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Voor lozingen via het vuilwaterriool is toestemming nodig van de gemeente. De gemeente toetst of deze lozingen extra overstorten veroorzaken. Het waterschap kan door middel van de overstortvergunningen de gemeente hierop aanspreken.

  • Teruglopend zuiveringsrendement van de rwzi. Door de lozing vindt verdunning plaats waardoor het zuiveringsrendement negatief kan worden beïnvloed.

  • Hogere heffing. Verlaging van het zuiveringsrendement geeft een hogere restvervuiling en dus een hogere heffing voor rwzi's die lozen op rijkswater of de Vecht.

  • Hogere energiekosten. Bij de extra hoeveelheid afvalwater nemen de pomp- en transportkosten toe.

2.5. Bodemsaneringen

Lozingen van grondwater afkomstig van bodemsaneringen vallen niet binnen de reikwijdte van dit besluit. Voor deze lozingen is het landelijke Lozingenbesluit Bodemsanering en Proefbronnering van kracht. Voor lozingen die buiten de reikwijdte van dit lozingenbesluit vallen is een Wvo-vergunning nodig (en een Keurvergunning in het geval van lozing op oppervlaktewater).

3.TOETSINGSKADER VOOR KWALITEIT EN KWANTITEIT

Om te beoordelen of een lozing kan plaatsvinden op oppervlaktewater is inzicht nodig in de kwaliteit en kwantiteit van het te lozen bronbemalingswater. Voorafgaand aan de lozing is het nodig dat de lozer van grondwater een aanvraag indient om hierover duidelijkheid te verschaffen.

3.1. Kwaliteit van het te lozen grondwater

In het kader van de Wet Bodembescherming is voorafgaand aan de uitvoering van werkzaamheden in de bodem vrijwel altijd een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 vereist. Onderdeel van het verkennend bodemonderzoek is monstername en analyse van het grondwater volgens het zogenaamde NEN 5740 pakket. In het geval van lozing op oppervlaktewater is het daarnaast noodzakelijk dat het grondwater wordt geanalyseerd op zogenaamde macro-parameters.

3.2. NEN 5740 pakket

Het NEN 5740 pakket is voorgeschreven voor grondwateronderzoek bij verkennend bodemonderzoek. Tot dit pakket behoren onder andere zware metalen, minerale olie en vluchtige aromaten. Dit zijn de veelvoorkomende parameters die worden aangetroffen op verontreinigde locaties, zoals tankstations en chemische wasserijen. Wanneer deze parameters verhoogd zijn aangetroffen, is dat aanleiding om extra bodemonderzoek te vragen of aanvullende eisen stellen. Wanneer deze parameters sterk verhoogd worden aangetroffen is in feite sprake van een grondwatersanering en zijn de algemene regels van het Bronbemalingsbesluit niet van toepassing op de betreffende lozing.

3.3. Macroparameters

Dit pakket betreft de gangbare waarden die primair tot doel hebben de zuurstof-, fosfaat- en stikstofhuishouding van het ontvangende water veilig te stellen. Daarnaast is een aantal waarden opgenomen met betrekking tot de zuurgraad, zout- en ijzergehalte.

3.4. De hoeveelheid te lozen grondwater

Het watersysteem van het HDSR is bedoeld om in natte tijden, regenwater te bergen en/of af te voeren en in droge tijd water aan te voeren. Met de afvoer van extra water is niet altijd rekening gehouden. Grote lozingen kunnen dan ook problemen opleveren. Om deze problemen te voorkomen is het van belang dat vooraf bekend is op welke watergang, met welk lozingsdebiet en in welke periode de lozing plaatsvindt.

3.5. Toetsing

Algemeen

Bij de beoordeling van een lozing is het belangrijk wat de kwalitatieve doelstelling is voor het ontvangende oppervlaktewater en welke afvoercapaciteit de watergang heeft. Dit inzicht wordt verkregen door de kwaliteit van het te lozen water te toetsen aan vooraf bepaalde uitgangspunten van het betreffende oppervlaktewater te toetsen. De kwantiteit van het te lozen grondwater wordt vooraf afgestemd met de afdeling Waterbeheer Regio Oost/West.

Toetsingskader voor lozingen op oppervlaktewater

De 4e Nota Waterhuishouding spreekt over Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR). De MTR-normen zijn toxicologisch onderbouwd en zijn doelstellingen voor de korte termijn (voorjaarsnota HDSR: 2010). Op dit moment voldoet de kwaliteit van het oppervlaktewater op veel plaatsen nog niet aan de MTR voor metalen en microverontreinigingen. Het te lozen grondwater mag in principe dan ook geen overschrijdingen van de MTR-waarden in het ontvangend oppervlaktewater veroorzaken. De immissie-/emissietoets is een instrument, die dit inzichtelijk maakt.

Toetsingskader voor lozingen op hydrobiologisch waardevolle wateren

Als de kwaliteit van het te lozen grondwater beter is dan de waterkwaliteit in het hydrobiologisch waardevolle watersysteem, kan de lozing plaatsvinden. Met name nutriënten zijn van belang bij deze toetsing in verband met eutrofiëring. In bepaalde gevallen kan het waterschap verzoeken om aanvullende kwaliteitsgegevens, in de vorm van een zogenaamde nutriëntenbalans aan te leveren.

Overige toetsingskaders

Voor zwarte lijststoffen (132) wordt in principe gestreefd naar een nullozing door middel van een "best bestaande techniek" (bbt). Als zwarte lijststoffen in verhoogde mate in het grondwater aanwezig zijn, is altijd een Wvo-vergunning nodig. Voor de overige verontreinigingen (restverontreiniging is acceptabel onder voorwaarden) zal lozing toegestaan kunnen worden door toepassing van een "best uitvoerbare techniek" (but).

Achtergrondconcentraties

Bij het beoordelen van een aanvraag houdt het waterschap rekening met hogere achtergrondniveaus in het grondwater. Sommige parameters komen van nature in hogere concentraties in het grondwater voor, zoals arseen en nikkel.

IJzer

In het beheersgebied van het HDSR is het ijzergehalte in het grondwater vaak sterk verhoogd. In het zuurstofarme grondwater bevindt het ijzer zicht in opgeloste toestand (Fe2+). Zodra het grondwater wordt opgepompt en geloosd komen de ijzer-ionen in contact met zuurstof en zullen worden omgezet in driewaardig ijzer (Fe3+). Naast de onttrekking van zuurstof aan het ontvangend oppervlaktewater veroorzaakt deze vorm van ijzer ook roodkleuring en in extreme gevallen een dikke sliblaag. Bovendien kan deze vorm van ijzer problemen veroorzaken bij de nachtvorstbestrijding.

3.6. Lozing op de riolering

Voor lozing van grondwater op de riolering - afgezien van bodemsaneringen - nemen wij geen eisen op ten aanzien van de kwaliteit van het te lozen grondwater, omdat wij daarvoor niet het bevoegde gezag zijn maar de gemeente. De beoordeling van een lozing op de riolering is hoofdzakelijk kwantiteitsaangelegenheid. Aspecten als hydraulische capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) en de mogelijke invloed van het te lozen bronbemalingswater op het zuiveringsproces van de rwzi spelen hierbij een rol. Deze lozingen worden afgestemd met de sector zuiveringsbeheer. In principe geldt dat het aandeel van grondwater niet groter mag zijn dan 10 % van de droogweer-aanvoer (dwa) van een rwzi.

4. VERGUNNINGSINSTRUMENTEN

4.1. Het lozen van bronbemalingswater op oppervlaktewater

Voor het lozen van bronbemalingswater zijn de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Keur van het waterschap van belang.

Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo)

In principe is voor elke lozing op oppervlaktewater een Wvo-vergunning nodig. Omdat de kwaliteit van het te lozen bronbemalingswater in verhouding tot de kwaliteit van het oppervlaktewater relatief schoon is, streeft het HDSR ernaar dit water af te voeren op oppervlaktewater. De verkorte procedure met algemene regels voor deze lozingen blijft dan ook gehandhaafd. De toetsingscriteria blijven voor elke afzonderlijke lozing van kracht.

Keur

In principe is voor elke lozing op oppervlaktewater een vergunning in het kader van de Keur nodig (artikel 28) in verband met het beïnvloeden van het waterpeil.

Integrale afhandeling

Op 23 april 2001 heeft het dagelijks bestuur van het HDSR ingestemd met de integrale afhandeling van Wvo en Keur vergunningen. Ook aanvragen voor lozingen van grondwater op oppervlaktewater zullen daarom in één integrale beschikking worden afgehandeld.

Nadere eisen

Het waterschap heeft de mogelijkheid nadere eisen te stellen voor bepaalde parameters. De nadere eisen hebben als doel de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewater te beschermen. Dit is eerder gedaan in het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Het opstellen van aanvullende eisen gebeurd op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht, hoofdstuk 4.

4.2. Het lozen van bronbemalingswater op de riolering

Wanneer herinfiltratie of lozing op oppervlaktewater niet mogelijk is, is lozing via het vuilwaterriool vaak de enige optie. Voor lozing op het rioolstelsel is toestemming nodig van de betreffende gemeente. De gemeente toetst of het ontvangend rioolstelsel voldoende capaciteit heeft. Bovendien heeft het HDSR overstort- en aansluitvergunningen verleend met voorwaarden die gemeenten moeten naleven.

Desalniettemin is het zinvol dat lozingen van grondwater via het vuilwaterriool op een rwzi worden gemeld bij het HDSR. Aan de hand van deze meldingen toetst het waterschap of de ontvangende rwzi geen schade ondervindt van deze lozing. Bovendien kan op basis van de melding gezocht voor naar alternatieven.

5. PRAKTISCHE UITVOERING VAN HET VOORGESTELDE BELEID

5.1. Vergunningverlening

Een lozing van bemalingswater op oppervlaktewater wordt vooraf gemeld bij het HDSR. Het waterschap toetst deze melding om te kunnen beoordelen of de lozing kan plaatsvinden. Als blijkt dat de betreffende melding/lozing valt binnen de reikwijdte van het besluit, doch stoffen bevat, die niet gelimiteerd worden binnen het besluit, kunnen deze stoffen onder voorwaarden toch worden geloosd. Hiervoor zullen dan naast de algemeen geldende regels volgens dit besluit zogenaamde nadere eisen worden geformuleerd. (zie ook bijlage II, beslisschema).

Het is belangrijk dat het HDSR tijdig op de hoogte wordt gebracht van de lozing, zodat overleg kan plaatsvinden tussen provincie, waterschap en gemeente. Bovendien moet er voldoende tijd zijn om eventuele maatregelen te nemen om het te lozen water af te kunnen voeren of eventueel te zoeken naar alternatieven. Het melden van een lozing gebeurt met een integraal aanvraagformulier (Wvo en Keur), minimaal 6 weken voor aanvang van de lozing. Hieronder staan, in volgorde van prioriteit, de mogelijkheden van afvoer van grondwater.

Preventie van de lozing

Bij de bouw van een kelder kan gebruik gemaakt worden van onderwaterbeton. Door deze techniek toe te passen hoeft de grondwaterstand niet verlaagd te worden en wordt de lozing beperkt tot het volume van de bouwkuip en eventueel regenwater. Bij bronbemalingen en open bemalingen wordt een veelvoud van het volume van de bouwkuip geloosd. De toepassing van onderwaterbeton brengt echter hoge kosten met zich mee en is pas rendabel bij bouwputten met een grote oppervlakte en diepte. Bovendien is deze techniek alleen toepasbaar voor bouwkuipen en niet voor bijvoorbeeld de aanleg van riolering.

Herinfiltratie

Bij herinfiltratie wordt het onttrokken grondwater in de nabije omgeving weer in de bodem geïnfiltreerd. Vanwege de hoge kosten is herinfiltratie pas haalbaar bij onttrekkingen van meer dan 100 m³/uur. Bovendien is ruimte nodig voor zogenaamde herinfiltratie-velden en is de doorlatendheid van de bodem een belangrijke factor.

Lozing op oppervlaktewater

Voor lozingen van grondwater op oppervlaktewater zijn algemene regels en lozingseisen opgesteld. De belangrijkste parameters zijn het ijzer- en zuurstofgehalte. Ook worden eisen gesteld aan het lozingsdebiet in het kader van de Keur.

Lozing op de riolering

Als geen geschikt oppervlaktewater in de nabije omgeving is, kan in overleg met het HDSR en de gemeente geloosd worden op de riolering. De betreffende beheerder (gemeente) van het riool zal hiervoor toestemming moeten geven in verband met de capaciteit van het rioolstelsel. Het HDSR zal een toets uitvoeren ten aanzien van de capaciteit van de rwzi.

5.2. Handhaving

Tijdens het opstellen van de huidige algemene regels voor bronbemalingen (1998) is overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie (OM). Het OM heeft haar goedkeuring verleend om bepaalde categorieën bronbemalingen en open bemalingen onder voorwaarden te gedogen. Bepaalde categorieën bronbemalingen en open bemalingen zijn de lozingen van grondwater, die onder de reikwijdte van dit Besluit vallen. De voorwaarden zijn de voorschriften, die verbonden zijn aan de gedoogbeschikking voor lozing van grondwater op oppervlaktewater. Bij overschrij-dingen van de voorwaarden van een gedoogbeschikking vindt handhaving plaats conform de richtlijnen van het OM, namelijk het lozen van afvalwater zonder Wvo-vergunning.

bijlage I Voorschriften voor meting bemonstering analyse en berekening_v1.pdf