Besluit houdende nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen

Geldend van 31-12-2008 t/m heden

Intitulé

Besluit houdende nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

op het voorstel met nr. FBB/01.001;

gelet op het bepaalde in artikel 21a van de Omslagverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en artikel 20 van de Verordening verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2001;

Besluit:

vast te stellen het volgende besluit houdende nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen.

Inhoud

Begripsbepalingen

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    bedrijfsruimte: een ruimte als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Verordening Zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 en artikel 1, onderdeel f, van de Verordening Verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;

  • b.

    watersysteemheffing ongebouwd: de waterschapsbelasting, bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 2 lid 2 sub b. van de Verordening Watersysteemheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;

  • c.

    watersysteemheffing gebouwd: de waterschapsbelasting, bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 2 lid 2 sub d. van de Verordening Watersysteemheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;

  • d.

    watersysteemheffing natuur; de waterschapsbelasting, als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 2 lid 2 sub c. van de Verordening Watersysteemheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;

  • e.

    zuiveringsheffing; de waterschapsbelasting, bedoeld in artikel 3 van de Verordening Zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009;

  • f.

    verontreinigingsheffing: de waterschapsbelasting, bedoeld in artikel 3 van de Verordening Verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009.

Artikel 2 Aangifte

De gebruiker van een bedrijfsruimte aan wie niet binnen 26 weken na afloop van het heffingsjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen 2 weken na het verstrijken van die 26 weken bij de ambtenaar belast met de heffing, bedoeld in artikel 123, derde lid, van de Waterschapswet een schriftelijk verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet verontreinigingsheffing in te dienen.

Voorlopige aanslagen

Artikel 3

  • 1. Met betrekking tot de watersysteemheffing gebouwd, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing natuur kunnen één of meer voorlopige aanslagen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag, waarop de aanslag over dat belastingjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2. Na de aanvang van het heffingsjaar kunnen aan de gebruiker van een bedrijfsruimte één of meer voorlopige aanslagen verontreinigingsheffing en/of zuiveringsheffing worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag, waarop de aanslag over dat heffingsjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Invorderingsrente

Bij de berekening van invorderingsrente vindt de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990, overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat invorderingsrente, indien het bedrag aan invorderingsrente hoger is dan € 23,00, in rekening wordt gebracht. De invorderingsrente wordt berekend over de periode tussen de laatste vervaldatum van het aanslagbiljet en het moment waarop de betaling ontvangen wordt. Het bedrag aan invorderingsrente wordt na het ontvangen van de betaling bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.

  • 2. Het 'Besluit Nadere regels heffing en invordering Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1998', vastgesteld bij besluit van 16 maart 1998, wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3. Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit Nadere regels heffing en invordering Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2001'.

  • Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 december 2000.

  • Het college van dijkgraaf en hoogheemraden voornoemd,

  • ir. D. Vergunst, dijkgraaf.

  • mr. D. Wijtmans, secretaris-directeur.

Algemene toelichting

Op grond van het bepaalde in artikel 123, derde lid, sub a, van de Waterschapswet berusten de zogenoemde 'ministersbevoegdheden' uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 bij het dagelijks bestuur.

Een aantal van deze ministersbevoegdheden zijn regelgevend van aard.

Het betreft dan de volgende onderwerpen:

- aangifte;

- voorlopige aanslag;-

- regels voor het hanteren van afrondingen en het niet in rekening brengen van invorderingsrente.

Dit besluit strekt ertoe deze onderwerpen te regelen. Overigens worden met dit besluit geen materiële wijzigingen ten opzichte van hetBesluit Nadere regels heffing en invordering Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1998 beoogd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat omschrijvingen van begrippen, die in de volgende artikelen worden gebruikt.

Artikel 2 Aangifte

Op grond van het bepaalde in artikel 6, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet kan het dagelijks bestuur bij algemeen voorschrift aan hen die in de daarbij te omschrijven omstandigheden verkeren, de verplichting opleggen binnen een te stellen termijn een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet in te dienen.

Van deze mogelijkheid is in dit artikel gebruik gemaakt. Het artikel is uitsluitend van belang voor de verontreinigingsheffing voor bedrijfsruimten.

Overigens is het aangiftebiljet geen voorwaarde om een aanslag te kunnen opleggen, omdat de verontreinigingsheffing voor bedrijfsruimten bij wege van aanslag of kennisgeving wordt geheven. Het aangiftebiljet is slechts een hulpmiddel voor het verkrijgen van de noodzakelijke informatie.

Op het niet of niet tijdig verzoeken, staan geen administratiefrechtelijke sancties. Wel geldt de strafrechtelijke sanctie van artikel 68, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 3 Voorlopige aanslagen

Op grond van het bepaalde in de artikelen 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 123, derde lid, onderdeel a, van de Waterschapswet kunnen volgens door het dagelijks bestuur te stellen regels voorlopige aanslagen worden opgelegd.

De bepaling van het eerste lid regelt de mogelijkheid voorlopige aanslagen terzake van de omslagheffing op te leggen. Van de mogelijkheid om voorlopige aanslagen op te leggen ter zake van de ingezetenenomslag is afgezien, omdat niet goed voorstelbaar is, onder welke omstandigheden een zodanige mogelijkheid wenselijk zou zijn.

De bepaling van het tweede lid regelt het opleggen van voorlopige aanslagen terzake van de verontreinigingsheffing.

De verschillende redactie van beide leden houdt verband met het verschillende karakter van de omslagheffingen gebouwd en ongebouwd enerzijds en de verontreinigingsheffing voor bedrijfsruimten anderzijds. De omslagheffingen gebouwd en ongebouwd zijn zogenoemde tijdstipbelastingen. Dit betekent, dat deze heffingen kunnen worden opgelegd, zodra het belastingjaar is aangevangen. De bevoegdheid om ter zake van tijdstipbelastingen voorlopige aanslagen op te leggen, wordt ontleend aan artikel 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De verontreinigingsheffing voor bedrijfsruimten is een zogenoemde tijdvakbelasting. Deze heffing kan in beginsel pas worden opgelegd, als het belastingjaar verstreken is.

De bevoegdheid om ter zake van tijdvakbelastingen voorlopige aanslagen op te leggen, wordt ontleend aan artikel 13 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 4 Invorderingsrente

Artikel 31 van de Invorderingswet 1990 geeft de mogelijkheid om bij besluit van het dagelijks bestuur nadere regels voor de berekening van invorderingsrente te stellen. Artikel 4 voorziet daarin.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

De datum van inwerkingtreding is zodanig gekozen, dat dit besluit gelijktijdig met de Verordening verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2001 in werking treedt.

Het BesluitNadere regels heffing en invordering Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1998 blijft van toepassing voor de jaren waarvoor het heeft gegolden.