Regeling vervallen per 22-05-2010

Inspraakverordening hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2003

Geldend van 14-11-2003 t/m 21-05-2010

Intitulé

Inspraakverordening hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2003

Inspraakverordening

Artikel 1 - Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan:

een door of namens dijkgraaf en hoogheemraden (d&h) geboden gelegenheid voor ingezetenen en in het gebied van het hoogheemraadschap belanghebbenden, natuurlijke en rechtspersonen, om hun zienswijze omtrent de door het college van hoofdingelanden (chi) te nemen besluiten naar voren te brengen.

Artikel 2 - Object van inspraak

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder deze verordening de door het chi van het hoogheemraadschap te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of hun belang niet in aanmerking komen.

  • 2. In ieder geval vallen onder de werking van deze verordening besluiten inzake:

    • a.

      verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

    • b.

      de handhaving van waterstanden, met name peilbesluiten;

    • c.

      de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van d&h niet in betekende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

    • d.

      de legger;

    • e.

      beleidsregels, tenzij deze daarvoor naar hun aard of hun belang niet in aanmerking komen.

Artikel 3 - Inspraakprocedure

  • 1.Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in artikel 2, is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In aanvulling op afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gelden de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van deze verordening.

Artikel 4 - Terinzagelegging

  • 1. De terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt op het algemeen kantoor en het/de districtskanto(o)r(en) van het hoogheemraadschap en/of de gemeentehuizen (secretarieën) van de geheel of gedeeltelijk in het beheersgebied van het hoogheemraadschap liggende gemeenten.

  • 2. Indien het ontwerp van het te nemen besluit betrekking heeft op een deel van het gebied, kan worden volstaan met terinzagelegging op het algemeen kantoor en het/de districtskanto(o)r(en) van het hoogheemraadschap en/of de gemeentehuizen  (secretarieën) van de gemeenten in het desbetreffende gebied.

Artikel 5 - Rapportage

  • 1. In het voorstel aan het chi met betrekking tot het te nemen besluit wordt melding      gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van d&h over de       naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 2. De persoonlijke gegevens van degene die een zienswijze heeft ingebracht, worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekendgemaakt.

Artikel 6 - Beklagrecht

Ingezetenen en in het gebied belanghebbende natuurlijke- en rechtspersonen kunnen omtrent de uitvoering van deze verordening bij d&h een schriftelijke klacht indienen. Op de behandeling van deze klachten is de in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking daarvan.

Artikel 8 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Inspraakverordening hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2003”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 2 juli 2003

van het college van hoofdingelanden,

de voorzitter,                                        de secretaris,

drs. J.M. de Vries                M.J. Kuipers

Toelichting

Toelichting bij de inspraakverordening                              hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2003

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht een waterschap tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het chi te nemen besluiten.

Deze algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer. Bij de opstelling van deze inspraakverordening is ook de model-inspraakverordening van de Unie van waterschappen geraadpleegd. In deze model-inspraakverordening is zoveel mogelijk rekening gehouden met de hierboven genoemde regelingen alsmede met de Algemene wet bestuursrecht. Ook zijn de laatste wijzigingen in de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht verwerkt in de inspraakverordening.

Het doel van inspraak is tweeledig. Enerzijds worden ingezetenen en in het gebied van het hoogheemraadschap belanghebbenden, natuurlijke en rechtspersonen de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Anderzijds is de inspraak een, voor het hoogheemraadschap, belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Uit het doel van inspraak vloeit een aantal randvoorwaarden voort. Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Indien het hoogheemraadschap geen keuze heeft, hetgeen met name kan voorkomen indien het een gebonden besluit betreft dat voortvloeit uit een voorschrift van hoger gezag, kan het ook geen rekening houden met de meningen van belanghebbenden. In deze situatie moet het hoger gezag inspraak verlenen ten aanzien van zijn voorschrift.

Een tweede belangrijk aspect in dit verband is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het beleidsvoornemen dan wel de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk is aangegeven. Dit betekent dat ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming inzake het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven.

In dit verband wordt overigens opgemerkt dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeger stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen dan wel om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het hoogheemraadschap en door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het hoogheemraadschap een ontwerpbesluit in de inspraak brengt dat op de juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het voorgenomen besluit.

Verder wordt gewezen op het gegeven dat voor bepaalde projecten zowel besluitvorming door het hoogheemraadschap als door andere overheden nodig is. Indien voor beide besluiten inspraakprocedures moeten worden aangehouden zou met het oog op doelmatigheid moeten worden gestreefd naar coördinatie van die procedures. Daarbij kan worden gedacht aan gelijktijdige terinzagelegging, gezamenlijke kennisgeving, afspraken met betrekking tot ingekomen reacties, gezamenlijke hoorzittingen enzovoort.

Ingevolge artikel 79 van de Waterschapswet worden in elk geval onder de werking van de inspraakverordening gebracht besluiten inzake:

a.        verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

b.       de handhaving van de waterstanden, met name peilbesluiten;

c.        de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van d&h niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

d.       de legger.

Artikel 79, derde lid van de Waterschapswet stelt de volgende formele vereisten aan de inspraakverordening. De verordening dient tenminste te regelen de wijze waarop ontwerpbesluiten worden bekendgemaakt en waarop ingezetenen en in het gebied belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun mening daaromtrent kenbaar te maken, alsmede de verplichting tot rapportering over die inspraak en de uitkomsten daarvan. Ook dient ingevolge artikel 79 in de verordening te worden geregeld de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om beklag te doen over de wijze van uitvoering daarvan.

Op 9 juli 1999 is hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden (Stb. 1999, 214 en 241). Dit hoofdstuk regelt in het algemeen op welke wijze de overheid klachten dient de behandelen. Daarom is in deze inspraakverordening hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing verklaard. Bij eventuele klachten over de wijze van uitvoering van de inspraakverordening wordt hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 -  Begripsomschrijving

De omschrijving van het begrip inspraak is voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet. De verantwoordelijkheid voor de inspraak wordt gelegd bij d&h van het hoogheemraadschap, omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een waterschapsverordening.

Voor wat betreft de definitie van het begrip ingezetene lijkt het zinvol aan te sluiten bij artikel 11 van de Waterschapswet. Dit artikel bepaalt dat ingezetene degenen zijn die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het hoogheemraadschap.

Een omschrijving van het begrip “in het gebied van het hoogheemraadschap belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen” is nauwelijks te geven. Voor de omschrijving van het begrip belanghebbende wordt aangesloten bij artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Ten aanzien van organisaties, niet behorend tot bovengenoemde categorieën die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het om pragmatische redenen wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld landbouworganisaties of milieuorganisaties) bij de inspraak te betrekken.

In de rechtspraak zijn vertegenwoordigers van collectieve belangen in het algemeen als belanghebbenden geaccepteerd. Dit vloeit tevens voort uit artikel 1:2, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht voor zover het gaat om rechtspersonen.

Artikel 2 - Object van inspraak

Ten aanzien van het object van de inspraak kan worden opgemerkt dat uit de formulering van artikel 79 blijkt dat in beginsel alle besluiten van het chi onder de werking van de inspraakverordening kunnen vallen. Dit artikel spreekt immers over “de besluiten van het chi”. Uit het tweede lid van artikel 79 waarin wordt bepaald welke besluiten in ieder geval onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, kan worden afgeleid dat het waterschapsbestuur een grote mate van beleidsvrijheid heeft inzake de vraag welke ontwerpbesluiten onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht, maar dat tenminste de in het tweede lid van artikel 79 genoemde besluiten hieronder vallen.

Deze inspraakverordening geldt alleen voor besluiten van algemene strekking. Voor besluiten die één belanghebbende of slechts een beperkte groep belanghebbenden treffen is een algemene inspraakprocedure immers niet noodzakelijk.

Volgens het bepaalde in de Memorie van Toelichting bij artikel 79 Waterschapswet dienen besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten op het gebied van het operationeel waterstaatkundig beheer in elk geval onder de werkingssfeer van de inspraakverordening te worden gebracht.

In de Memorie van Antwoord wordt gepreciseerd dat het hier met name gaat om peilbesluiten en dat besluiten die een beperkte betekenis hebben voor de bestaande waterstaatkundige situatie en die ook niet of nauwelijks van invloed zijn op de te heffen waterschapsomslag niet onder de werking van de inspraakverordening moeten worden gebracht.

Er is voor gekozen om, naast de in de Waterschapswet genoemde besluiten ook “beleidsregels” aan het lijstje in het tweede lid van dit artikel toe te voegen. Juist bij het opstellen van beleidsregels is het wenselijk om vooraf de mening van het publiek hierover te vernemen, zodat hiermee bij de besluitvorming rekening kan worden gehouden. Indien de beleidsregels daarvoor naar hun aard of belang niet in aanmerking komen kan d&h de inspraakprocedure achterwege laten.

De omstandigheid dat de onderhavige inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen, wordt tot uitdrukking gebracht door de zinsnede “Onverminderd het bepaalde in wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening”. Zo dient bij een besluit inzake het (water)beheersplan in eerste instantie rekening te worden gehouden met de procedurebepalingen in de Provinciale verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland. Overigens dient hierbij nog als algemeen voorbehoud te worden aangetekend dat in dringende gevallen van het bepaalde in de verordening mag worden afgeweken.

Artikel 3 - Inspraakprocedure

In de Algemene wet bestuursrecht is een uniforme openbare voorbereidingsprocedure opgenomen. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van een bestuursorgaan kan worden bepaald dat deze procedure moet worden toegepast. In deze inspraakverordening is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing te verklaren. De artikelen 4 en 5 van deze inspraakverordening zijn een aanvulling op afdeling 3.4. 

Ingevolge afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden in beginsel  “belanghebbenden” in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. In artikel 3.15, tweede lid is echter aangegeven dat bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

In artikel 79 van de Waterschapswet is bepaald dat de inspraakmogelijkheid dient te worden geboden aan ingezetenen en in het gebied belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen. Bij de toepassing van deze inspraakverordeningen wordt daarom uitgegaan van de in de Waterschapswet omschreven groep.

In afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld op welke wijze een ontwerpbesluit moet worden bekendgemaakt en ter inzage moet worden gelegd. Verder is aangegeven op welke wijze een zienswijze kan worden ingediend.

Artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt een termijn van zes weken voor het naar voren brengen van zienswijzen. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Zienswijzen kunnen schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht.

Tenslotte wordt opgemerkt dat in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat aan een ieder die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van inspraak wordt geïnformeerd over de inhoud van het uiteindelijke besluit.

Artikel 4 - Terinzagelegging

De terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:11, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt op het algemeen kantoor van het hoogheemraadschap en/of de gemeentehuizen (secretarieën) van de geheel of gedeeltelijk in het beheersgebied van het hoogheemraadschap liggende gemeenten. Met het algemeen kantoor wordt bedoeld het kantoor in de plaats waar het hoogheemraadschap volgens het reglement zijn zetel heeft. In het tweede lid van artikel 4 wordt geregeld waar het ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd indien het ontwerpbesluit slechts betrekking heeft op een beperkt gedeelte van het werkgebied. In dat geval wordt het ontwerpbesluit afhankelijk van het geval op het hoofdkantoor en/of op één of meerdere districtskantoren ter inzage gelegd. Met districtskantoren wordt bedoeld kantoren van het hoogheemraadschap die een regiofunctie vervullen.

Artikel 5 - Rapportage

De regeling met betrekking tot de rapportage is zo eenvoudig mogelijk gehouden. Bepaald is dat van de inspraakprocedure en de beschouwingen van d&h over de ingekomen reacties melding wordt gemaakt in het voorstel dat aan het chi wordt voorgelegd. Het is uiteraard van belang dat degenen die een schriftelijke reactie hebben ingediend van deze rapportage kennis kunnen nemen. Ingevolge artikel 3:43, eerste lid wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan de indiener van een zienswijze.

In het tweede lid van dit artikel is geregeld dat persoonlijke gegevens van de indiener van een zienswijze op diens verzoek niet bekend worden gemaakt.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder inspraak verstaan: een door of namens dijkgraaf en hoogheemraden (d&h) geboden gelegenheid voor ingezetenen en in het gebied van het hoogheemraadschap belanghebbenden, natuurlijke en rechtspersonen, om hun zienswijze omtrent de door het chi te nemen besluiten naar voren te brengen.