Regeling vervallen per 01-01-2024

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Geldend van 01-10-2016 t/m 31-12-2023

Intitulé

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze keur en de daarop rustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • a.

    bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen;

  • b.

    beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;

  • c.

    bestuur: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap;

  • d.

    grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen;

  • e.

    infiltreren van water: in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • f.

    legger: legger als bedoeld in artikel 5.1 van de wet of in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

  • g.

    ondersteunend kunstwerk: kunstwerk dat van belang is voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding;

  • h.

    onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

  • i.

    oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;

  • j.

    profiel van vrije ruimte: de ruimte als vastgelegd in de legger ter weerszijden van, boven en onder een waterstaatswerk of een toekomstig waterstaatswerk die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen;

  • k.

    waterhuishoudkundige functie: de functie die de provincie of het hoogheemraadschap aan het waterstaatswerk heeft toegekend;

  • l.

    waterkering: kunstmatige hoogte, natuurlijke hoogte of gedeelte daarvan, of hoge gronden, met ondersteunende kunstwerken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

  • m.

    waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk;

  • n.

    watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

  • o.

    watervergunning: watervergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • p.

    werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren;

  • q.

    wet: Waterwet.

Artikel 1.2 Verplichtingen

De verplichtingen ingevolge deze keur rusten op de eigenaar van gronden.

Wanneer gronden met een beperkt zakelijk recht zijn bezwaard of krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven rusten de verplichtingen ingevolge deze keur ook op de beperkt zakelijk gerechtigden onderscheidenlijk de gebruikers.

Het geheel van de verplichtingen ingevolge deze keur berust op een ieder van de in het eerste en tweede lid genoemde gerechtigden.

Hoofdstuk 2 Beheer en onderhoud van waterstaatswerken

§ 1 Onderhoudsplichtigen

Artikel 2.1 Onderhoudsplichtigen

  • 1. Onderhoudsplichtig zijn degenen die in de legger ingevolge de Waterschapswet of in artikel 2.12 van deze keur tot het verrichten van gewoon of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.

  • 2. Onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig zijn functie.

§ 2 Onderhoud aan waterkeringen door derden

Artikel 2.2 Gewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen te allen tijde zorg voor een goede toestand van de waterkeringen door onder andere het bestrijden van schadelijk wild, met uitzondering van muskus- en beverratten, en van schadelijke begroeiingen, het herstellen van beschadigingen en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

Artikel 2.3 Buitengewoon onderhoud

  • 1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolge de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

  • 2. Buitengewoon onderhoud aan primaire waterkeringen, bedoeld in artikel 1.1 van de wet, mag niet worden uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot 15 april.

§ 3 Onderhoud aan kunstwerken door derden

Artikel 2.4 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken

  • 1. De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken of werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

  • 2. De middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken dienen door de onderhoudsplichtigen in goede staat te worden onderhouden en zo vaak als dat door het bestuur nodig wordt geoordeeld, dient de goede werking te worden getoond. Het waterkerend houden betreft zowel de instandhouding als het functioneren van het werk.

§ 4 Onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen door derden

Artikel 2.5 Gewoon onderhoud

  • 1. De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen, bagger en afval.

  • 2. De onder het eerste lid vermelde onderhoudsplichtigen zijn tevens verplicht tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2.6 Buitengewoon onderhoud

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger ingevolge de Waterwet bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

§ 5 Onderhoud aan kunstwerken door derden

Artikel 2.7 Onderhoud ondersteunende kunstwerken en werken

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en werken dienen de ondersteunende kunstwerken en werken die in, op, aan of boven de oppervlaktewaterlichamen zijn aangebracht en die een waterhuishoudkundige of mede een waterhuishoudkundige functie hebben, te onderhouden.

§ 6 Overige gebodsbepalingen

Artikel 2.8 Afrasteringen

De eigenaren of gebruikers van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die zijn gelegen op of nabij waterstaatswerken, zijn verplicht op of langs hun gronden op eerste aanzegging door het bestuur een voldoende veekerende afrastering aan te brengen en te houden.

Artikel 2.9 Coupures en sluizen

De onderhoudsplichtigen van de in waterkeringen voorkomende coupures en sluizen dragen zorg dat deze op eerste aanzegging door het bestuur terstond worden gesloten.

Artikel 2.10 Stuwen

De eigenaren van stuwen, dan wel andere onderhoudsplichtigen van stuwen, zijn verplicht het door het bestuur bepaalde stuwpeil in te stellen en in stand te houden.

§ 7 Algemene regels, nadere regels en onderhoudsplicht, indien geen (actuele) onderhoudslegger is vastgesteld

Artikel 2.11 Algemene regels/nadere regels

Het bestuur kan voor de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2.2 tot en met 2.10 en 2.12, algemene regels stellen, die mede kunnen inhouden een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in deze artikelen genoemde geboden of nadere regels met betrekking tot deze verplichtingen.

Artikel 2.12 Onderhoud aan waterstaatswerken zonder (actuele) legger

  • 1. Voor waterstaatswerken, waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven, maar waarvoor nog geen legger is vastgesteld, is de onderhoudsplicht als volgt, tenzij het onderhoud op andere wijze is geregeld:

    • a.

      voor waterkeringen of gedeelten van waterkeringen en ondersteunende kunstwerken met een waterkerende functie berust het gewoon onderhoud bij de eigenaren ervan en het buitengewoon onderhoud bij het hoogheemraadschap;

    • b.

      voor oppervlaktewaterlichamen berust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de aangrenzende eigenaren;

    • c.

      voor overige waterstaatswerken berust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de eigenaren.

  • 2. Voor waterstaatswerken, waarvoor het vaststellen van een legger ingevolge de Waterschapswet is voorgeschreven en die op grond van een projectplan of een watervergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de legger, geldt, zolang vaststelling van een legger of van een wijziging van de legger niet heeft plaatsgevonden, dat voor de onderhoudsplichten op grond van dit hoofdstuk de ligging, vorm, afmeting en constructie van het waterstaatswerk worden aangehouden zoals aangegeven in het projectplan of de watervergunning. Als geen vergunning is verleend moet het waterstaatswerk worden onderhouden overeenkomstig de oorspronkelijke vorm en afmetingen.

Hoofdstuk 3 Handelingen in watersystemen

§ 1 Gebruik van waterstaatswerken

Artikel 3.1 Kaart

Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de wet en de Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vaststelling van een legger ingevolge de wet is voorgeschreven, maar waarvoor deze legger nog niet is vastgesteld, kunnen de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken worden aangegeven op een kaart. Deze kaart wordt vastgesteld door het bestuur.

Artikel 3.2 Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszones

  • 1. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie of functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of te laten liggen.

  • 2. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden.

  • 3. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur:

    • a.

      binnen een afstand van 100 meter van een maalvaardige windbemalingsinstallatie, aangegeven in bijlage 1 van deze keur, werken of opgaande beplantingen te plaatsen of te hebben hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;

    • b.

      binnen een afstand van 100 tot 400 meter van een maalvaardige windbemalingsinstallatie, aangegeven in bijlage 1 van deze keur, werken of opgaande beplantingen te hebben hoger dan 1/100 van de afstand tussen het werk of de beplanting en de windbemalingsinstallatie, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

  • 4. Het bestuur kan aan een watervergunning het voorschrift verbinden dat de houder van die vergunning een betaling of andere compensatie verricht met het oog op de bescherming van de belangen waarvoor het vereiste van een vergunning is gesteld.

  • 5. Voor waterstaatswerken waarvoor het vaststellen van een legger als bedoeld in artikel 5.1 van de wet is voorgeschreven en die op grond van een projectplan of watervergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de legger, worden, zolang vaststelling van een legger of wijziging van de legger niet heeft plaatsgevonden, voor de verbodsbepalingen op grond van dit artikel:

    • a.

      de ligging, vorm, afmeting en constructie van het waterstaatswerk aangehouden zoals aangegeven in het projectplan of de watervergunning;

    • b.

      de grenzen van het waterstaatswerk, de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte aangehouden zoals aangegeven in bijlage 2 van deze keur.

  • 6. Voor waterstaatswerken waarvoor het vaststellen van een legger als bedoeld in artikel 5.1 van de wet is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling van een legger of wijziging van de legger nog niet heeft plaatsgevonden, alsmede voor waterstaatswerken waarvoor vaststelling van een legger niet is voorgeschreven, worden voor de verbodsbepalingen op grond van dit artikel de grenzen van het waterstaatswerk, de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte aangehouden zoals aangegeven in bijlage 2 van deze keur.

  • 7. Het is verboden binnen 50 meter van de in- of uitstroomopening van een gemaal, inlaat, stuw of soortgelijke installatie ligplaats in te nemen met een schip, dan wel te zwemmen, te duiken of de watersport te beoefenen.

  • 8. Het is verboden zich anders dan als rechthebbende te bevinden op een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszone indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven.

Artikel 3.3 Verbod versnelde afvoer door nieuw verhard oppervlak

Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen.

§ 2 Brengen, onttrekken of infiltreren van hoeveelheden (grond)water

Artikel 3.4 Oppervlaktewaterlichamen: watervergunning brengen en onttrekken van hoeveelheden water

Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 3.5 Drainage van hoeveelheden water

Gereserveerd.

Artikel 3.6 Grondwaterlichamen: watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren hoeveelheden water in de bodem

  • 1. Het is verboden zonder watervergunning van het bestuur grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren.

  • 2. Onttrekkingsinrichtingen of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever of in één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden voor de keur als één inrichting.

§ 3 Calamiteiten en zorgplicht

Artikel 3.7 Algeheel verbod bij calamiteiten

  • 1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur, zo nodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:

    • a.

      water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.8 Zorgplicht

  • 1. Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijze had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden gemaakt op door het hoogheemraadschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijze van hem verwacht mogen worden teneinde die inbreuk te voorkomen, dan wel, indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2. Degene die handelingen verricht en een inbreuk maakt als bedoeld in het eerste lid meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen zo spoedig mogelijk aan het bestuur.

  • 3. Degene aan wie het bestuur aanwijzingen geeft over die maatregelen is gehouden die aanwijzingen op te volgen.

§ 4 Algemene regels, vrijstellingen, nadere regels, meld-, meet- en registratieplichten

Artikel 3.9 Algemene regels, nadere regels, meldplichten, meet- en registratieplichten en maatwerkvoorschriften

  • 1. Het bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.6 en 3.11 algemene regels stellen, die mede kunnen inhouden een vrijstelling van de watervergunningplicht of een algeheel verbod voor het verrichten van bepaalde handelingen.

  • 2. Bij regeling krachtens het voorgaande lid kan de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 3. Ten aanzien van het verrichten van handelingen waarvoor krachtens het eerste lid geen watervergunning is vereist, kan het bestuur maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van het watersysteem.

Artikel 3.10 Geen watervergunningplicht voor het hoogheemraadschap

Geen watervergunning krachtens de artikelen 3.2 tot en met 3.6 en 3.11 is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van de aan het hoogheemraadschap op grond van artikel 1 van de Waterschapswet opgedragen taken.

§ 5 Visplan

Artikel 3.11 Visplan

  • 1. Het is verboden vis uit te zetten in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in het beheergebied van het hoogheemraadschap anders dan op basis van en in overeenstemming met een door het bestuur goedgekeurd visplan, dan wel met anderszins schriftelijk vastgelegde afspraken met het bestuur.

  • 2. Het visplan dan wel de anderszins vastgelegde afspraken dragen mede bij aan het behalen van de goede ecologische kwaliteit van de oppervlaktewaterlichamen waarin kan worden gevist.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de inhoud en de wijze van totstandkoming van het visplan.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren van het hoogheemraadschap of andere personen.

Artikel 4.2 Schouw

  • 1. Door het bestuur kan schouw worden gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door het bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan indien het dat nodig acht besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die ten minste twee weken tevoren bekend door een algemene bekendmaking.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan vermeld in dat lid worden volstaan.

Artikel 4.3 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze keur of de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

  • 3. Overtreding van deze keur en de daarop gebaseerde regelgeving is verboden.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Vergunningen

  • 1. Een watervergunning die is verleend direct voor de inwerkingtreding van deze keur wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht een watervergunning ingevolge deze keur te zijn verleend.

Artikel 5.2 Intrekking keur

De Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

Deze keur treedt in werking met ingang van 1 oktober 2016.

Artikel 5.4 Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016.

Bijlage 1 Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Bijlage 1 Keur HHNK 2016

Bijlage 2 Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Bijlage 2 Keur HHNK 2016

Keurkaart Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Keurkaart Keur HHNK 2016

Toelichting Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016

Toelichting Keur HHNK 2016