Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier houdende regels omtrent de rekenkamercommissie (Verordening op de rekenkamercommissie HHNK 2019)

Geldend van 19-10-2019 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier houdende regels omtrent de rekenkamercommissie (Verordening op de rekenkamercommissie HHNK 2019)

Het college van hoofdingelanden van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 augustus 2019, nr. 19.1281129 ;

gehoord de commissie Bestuur, Middelen en Waterketen;

B e s l u i t :

vast stellen de Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2019, registratienummer 19.1398699, als volgt;

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

hoogheemraadschap:

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

b.

commissie:

de rekenkamercommissie van het hoogheemraadschap

c.

college van hoofdingelanden:

het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap

d.

college van dijkgraaf en hoogheemraden:

het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap

e.

voorzitter:

de voorzitter van de commissie

f.

lid:

een lid van de commissie.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een vaste commissie onder de naam rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie doet onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door het bestuur van het hoogheemraadschap gevoerde bestuur.

Artikel 3 Samenstelling; benoeming leden

  • 1. De commissie bestaat uit vijf leden en een voorzitter.

  • 2. Het college van hoofdingelanden benoemt de leden uit zijn midden. De voorzitter is extern.

  • 3. De leden worden benoemd voor een periode gelijk aan de zittingstermijn van het college van hoofdingelanden.

  • 4. Het college van hoofdingelanden kan een lid herbenoemen.

Artikel 4 Benoeming voorzitter

  • 1. Het college van hoofdingelanden benoemt de voorzitter op voordracht van de leden.

  • 2. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van zes jaar.

  • 3. Indien het lidmaatschap van de voorzitter eindigt vóór het einde van zijn benoemingstermijn, treedt zijn opvolger af op het moment dat de benoemingstermijn van de vertrokken voorzitter zou zijn afgelopen.

  • 4. Het college van hoofdingelanden kan de voorzitter herbenoemen.

  • 5. De leden wijzen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 5 Eedaflegging

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de voorzitter van de commissie, in handen van de voorzitter van het college van hoofdingelanden, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

‘Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om tot voorzitter van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als voorzitter van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!’

(‘Dat verklaar en beloof ik!’)

Artikel 6 Ontslag

  • 1. Het college van hoofdingelanden ontslaat de leden en de voorzitter.

  • 2. Een lid wordt door het college van hoofdingelanden ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek

    • b.

      indien het lid aftreedt als lid van het college van hoofdingelanden

    • c.

      indien het college van hoofdingelanden van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is het lidmaatschap van de commissie te vervullen.

  • 3. De voorzitter wordt door het college van hoofdingelanden ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek

    • b.

      bij aanvaarding van een functie die naar het oordeel van het college van hoofdingelanden onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie

    • c.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft

    • d.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld

    • e.

      indien hij naar het oordeel van het college van hoofdingelanden ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 4. De voorzitter kan door het college van hoofdingelanden worden ontslagen indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen.

Artikel 7 Vergoeding

  • 1. De leden en de voorzitter ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1.2. Rechtspositiebesluit Decentrale Politieke Ambtsdragers.

  • 2. De voorzitter ontvangt een vergoeding, waarvan de hoogte van de vergoeding wordt bepaald bij of krachtens besluit van het college van hoofdingelanden.

Artikel 8 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat ter kennisneming aan het college van hoofdingelanden wordt gezonden.

Artikel 9 Onderwerpselectie en onderzoeksprotocol

  • 1. De commissie kiest de onderwerpen voor haar onderzoek en formuleert de probleemstelling aan de hand van een onderzoeksprotocol. Het protocol maakt deel uit van het reglement van orde.

  • 2. Het college van hoofdingelanden en het college van dijkgraaf en hoogheemraden kunnen bij de voorzitter een onderwerp voor onderzoek voordragen.

  • 3. De commissie zendt de opzet van de door haar te verrichten onderzoeken ter kennisneming naar het college van hoofdingelanden.

  • 4. Jaarlijks legt de voorzitter een jaarprogramma of meerjarenprogramma van de door de commissie te verrichten onderzoeken ter kennisneming aan het college van hoofdingelanden voor.

Artikel 10 Informatie

  • 1. De commissie is bevoegd bij alle leden van het college van hoofdingelanden, het college van dijkgraaf en hoogheemraden en alle medewerkers van het hoogheemraadschap de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde personen zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. De commissie kan besluiten het college van hoofdingelanden tussentijds te informeren over de voortgang van een onderzoek.

  • 2. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de commissie rapporten die aan het college van hoofdingelanden worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 3. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 4. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe deskundigen inschakelen.

  • 5. De commissie stelt betrokkenen in de gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun reactie op de juistheid en volledigheid van het conceptonderzoeksrapport te geven. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitvoering voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt. De commissie stelt vervolgens het college van dijkgraaf en hoogheemraden in de gelegenheid binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste vier weken bedraagt, zijn reactie op de conclusies en aanbevelingen van het conceptonderzoeksrapport te geven.

  • 6. Na vaststelling zendt de commissie het onderzoeksrapport, de nota met conclusies en aanbevelingen en de reacties van betrokkenen op het conceptrapport aan het college van hoofdingelanden, het college van dijkgraaf en hoogheemraden en betrokkenen.

  • 7. Jaarlijks legt de commissie verantwoording af aan het college van hoofdingelanden door middel van een beknopte eindrapportage, inclusief een financiële verantwoording.

Artikel 12 Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De commissie wordt bij haar werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris.

  • 2. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden kan andere medewerkers aanwijzen die de commissie bij haar taken terzijde staan.

Artikel 13 Budget

  • 1. De commissie is bevoegd binnen een haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen voor de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het vorige lid bedoelde budget worden de kosten gebracht betreffende:

    • a.

      de vergoedingen van de leden en de voorzitter

    • b.

      externe deskundigen die door de commissie zijn ingeschakeld

    • c.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden verschaft de commissie alle verdere faciliteiten die voor de uitoefening van haar taak nodig zijn.

Artikel 14 Intrekking, inwerkingtreding, citeertitel

  • 1. De Verordening rekenkamercommissie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2010 2007, vastgesteld bij besluit van 17 maart 2010, nr. 09.34695, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de rekenkamercommissie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2019 of Verordening op de rekenkamercommissie HHNK 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 18 september 2019.

de secretaris,

M.J. Kuipers

de voorzitter,

drs. L.H.M. Kohsiek

Toelichting

1. Algemeen

Een aantal jaren geleden zijn voor provincies en gemeenten nieuwe regels ingevoerd voor de controle op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitgaven. Onderdeel daarvan was invoering van de wettelijke verplichting een rekenkamer(functie) in te stellen. Belangrijkste doel daarvan is in het kader van goed overheidsbestuur de positie te verstevigen van de vertegenwoordigende organen, respectievelijk provinciale staten en gemeenteraad.

Genoemde verplichting hing rechtstreeks samen met de invoering van het duale bestuursstelsel bij provincies en gemeenten. Bij de waterschappen kan niet worden gesproken van een duaal bestuursstelsel. Wel zijn de waterschappen van mening dat bestuurlijke normen en principes die gelden voor provincies en gemeenten, zoals transparantie, verantwoording en toezicht, ook voor waterschappen dienen te gelden. Vanaf 2001 wordt dan ook binnen de Unie van Waterschappen gesproken over de mogelijke instelling van rekenkamers bij waterschappen.

Met ingang van 2008 zijn in de Waterschapswet nieuwe regels opgenomen voor het financiële beheer en de financiële verantwoording bij de waterschappen (Wet modernisering waterschapsbestel, Stb. 2007, 208). De wetgever heeft geen aanleiding gezien daarbij een verplichting op te nemen tot het instellen van een rekenkamer(functie) bij de waterschappen. Wel is voor waterschapsbesturen de verplichting ingevoerd periodiek onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hen gevoerde bestuur (artikel 109a, eerste lid, Waterschapswet). Hoe dit onderzoek dient te geschieden is niet aangegeven. De instelling van een rekenkamer(functie) is dus niet verplicht, maar wel mogelijk. De wetgever heeft de waterschappen hierin vrijgelaten. Het algemeen bestuur kan bij verordening nadere regels stellen voor de uitvoering van het onderzoek (artikel 109a, tweede lid, Waterschapswet).

Vooruitlopend op de wetswijziging heeft het hoogheemraadschap al in 2007 besloten een vorm van rekenkameronderzoek in te voeren. Daarbij is gekozen voor het model van een interne rekenkamercommissie, bestaande uit leden van het algemeen bestuur, die periodiek onderzoek uitvoert naar een door haar te bepalen onderwerp. Belangrijkste overweging bij de keuze voor een interne rekenkamercommissie is de grotere betrokkenheid van de bestuursleden bij het rekenkameronderzoek. Dat neemt niet weg dat de rekenkamercommissie onafhankelijk dient te functioneren en de onderzoeksonderwerpen zelfstandig kan bepalen. Wel worden de onderzoeksonderwerpen in overleg met het algemeen en dagelijks bestuur geselecteerd en kunnen het algemeen en dagelijks bestuur de commissie verzoeken een bepaald onderwerp te onderzoeken.

Het gekozen model – een commissie geheel bestaande uit leden van het algemeen bestuur – brengt met zich mee dat voor het lidmaatschap van de commissie slechts beperkte tijd beschikbaar is. De verwachting was dan ook dat de rekenkamercommissie haar onderzoeken in overwegende mate zou opdragen aan externe deskundigen of onderzoeksbureaus. Daarmee zou ook de noodzakelijke deskundigheid en onafhankelijkheid van het onderzoek kunnen worden gewaarborgd. Evenwel kon de commissie er ook voor kiezen een onderzoek geheel zelf uit te voeren of aan een of meer interne specialisten op te dragen.

In 2008 is op verzoek van de toenmalige rekenkamercommissie besloten het functioneren van de commissie te evalueren. Doel daarvan was vast te stellen of de onderzoeken van de commissie voldoen aan de doelstelling van het rekenkameronderzoek, welke bijstellingen in de samenstelling en werkwijze van de commissie eventueel gewenst zijn en op welke wijze de randvoorwaarden voor het functioneren van de commissie kunnen worden verbeterd.

Een van de aanbevelingen uit de evaluatie was het rekenkameronderzoek te versterken en de professionaliteit en capaciteit van de commissie te vergroten door het toevoegen van een of meer externe leden aan de commissie. Met name het aantrekken van een externe voorzitter werd als een noodzaak hiervoor gezien.

Het in 2009 nieuw aangetreden algemeen bestuur heeft de aanbevelingen uit het onderzoek overgenomen. Besloten is een externe voorzitter aan de commissie toe te voegen. De overige aanbevelingen betroffen voornamelijk de werkwijze van de commissie, de selectie van de onderzoeksonderwerpen, de procedure voor vaststelling van de onderzoeksrapporten en de ambtelijke ondersteuning.

Voor het functioneren van de rekenkamercommissie is in 2007 het Reglement voor de rekenkamercommissie HHNK 2007 vastgesteld. De wijziging in de samenstelling van de commissie maakt het noodzakelijk het reglement aan te passen. Ook de nieuwe samenstelling van het algemeen bestuur met ingang van 2009 maakt aanpassing van het reglement noodzakelijk.

De nieuwe regeling voorziet nog in enkele andere wijzigingen. Overeenkomstig de aanbevelingen uit het evaluatierapport is bepaald dat een onderzoeksprotocol wordt vastgesteld, waarin de werkwijze van de commissie wordt beschreven. Het protocol maakt deel uit van het eveneens vast te stellen reglement van orde. Verder is een vergoedingsregeling opgenomen. Vóór de wetswijziging van 2008 kon aan bestuursleden voor het lidmaatschap van bijzondere commissies geen aanvullende vergoeding op hun bezoldiging worden verstrekt. Ook het aantrekken van een externe voorzitter maakt het noodzakelijk een vergoedingsregeling te treffen. Ten slotte is de regeling op enkele onderdelen verder in overeenstemming gebracht met de regeling van de rekenkamer in de Provincie- en de Gemeentewet. Gezien het aantal wijzigingen is gekozen voor het opstellen van een geheel nieuwe regeling onder de naam Verordening op de rekenkamercommissie.

De verordening is gebaseerd op een model van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangepast voor het hoogheemraadschap.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen. De begrippen doelmatigheid en doeltreffendheid die in de wet worden gehanteerd zijn niet gedefinieerd. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat elk overheidsorgaan daarvoor een eigen definitie hanteert. Wel wordt hieronder uiteengezet wat onder deze termen dient te worden verstaan.

Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het erom of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en of de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.

Rechtmatigheid is geen onderwerp van toetsing door de rekenkamercommissie. Daarbij gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Dit onderzoek wordt bij de waterschappen uitgevoerd door de externe accountant die met het onderzoek van de jaarrekening is belast.

Artikel 2 Instelling en taak

In dit artikel wordt de instelling en de taak van de rekenkamercommissie geregeld. Gekozen is voor een formulering die nauw aansluit bij de formulering in art. 109a, eerste lid, van de Waterschapswet. De term ‘gevoerd bestuur’ geeft aan dat de onderzoeken van de commissie niet beperkt zijn tot de effectiviteit van het beleid en de uitvoering daarvan, maar zich ook uitstrekken tot de effectiviteit van het beheer en de organisatie.

Artikel 3 Samenstelling; benoeming leden

Het college van hoofdingelanden bepaalt het aantal leden van de commissie. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting is gekozen voor interne leden en een externe voorzitter. De benoeming geschiedt voor een periode van vier jaar, gelijk aan de zittingsperiode van het college van hoofdingelanden. De benoeming eindigt daarna van rechtswege. Na herverkiezing kan een lid van het algemeen bestuur opnieuw als lid van de rekenkamercommissie worden benoemd.

Artikel 4 Benoeming voorzitter

Dit artikel regelt de benoeming van de (externe) voorzitter. De benoeming van de voorzitter geschiedt eveneens voor een periode van zes jaar. Hij kan daarna eventueel worden herbenoemd. Er is geen beperking gesteld aan het aantal keren dat de voorzitter kan worden herbenoemd. Het is aan het college van hoofdingelanden om te beoordelen of herbenoeming gewenst is.

Artikel 5 Eedaflegging

De verplichting de zuiveringseed af te leggen bij ambtsaanvaarding is voor rekenkamers van provincies en gemeenten opgenomen in artikel 79g van de Provinciewet respectievelijk artikel 81g van de Gemeentewet. De bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe voorzitter van de commissie.

Artikel 6 Ontslag

Dit artikel regelt het ontslag van de leden en de voorzitter. De regeling is ontleend aan overeenkomstige bepalingen in de Provincie- en de Gemeentewet.

Artikel 7 Vergoeding

Artikel 4.1.2. Rechtspositiebesluit Decentrale Politieke Ambtsdragers (RBDPA) regelt de vergoeding voor de werkzaamheden van een lid van het algemeen bestuur dat lid is van de rekenkamercommissie. Artikel 7 lid 1 verwijst hiernaar.

Voor de externe voorzitter is dit artikel echter niet van toepassing. Voor de voorzitter geldt op basis van lid 2 dat de hoogte van de vergoeding wordt bepaald door het College van Hoofdingelanden

Ook voor de overige vergoedingen en voorzieningen van leden van het algemeen bestuur die lid zijn van de rekenkamercommissie geldt dat deze voort komen uit het RBDPA (zie afdeling 4.1, paragraaf 2 RBDPA). Ook voor de voorzitter van de rekenkamercommissie geldt dat dit is geregeld in het RBDPA maar dan op basis van artikel 4.4.3 en 4.4.4 RBDPA.

Artikel 8 Reglement van orde

De rekenkamercommissie is geen commissie van advies aan het dagelijks bestuur als bedoeld in het Reglement van orde voor het college van hoofdingelanden en de commissies. Dat reglement is dan ook niet op de rekenkamercommissie van toepassing en is daarvoor ook niet bruikbaar. Daarom is bepaald dat de commissie zelf een reglement van orde voor haar vergaderingen vaststelt.

Artikel 9 Onderwerpselectie en onderzoeksprotocol

De onafhankelijke positie van de rekenkamercommissie brengt met zich mee dat zij de mogelijkheid moet hebben zelf de onderzoeksonderwerpen te kiezen en de verdere aanpak van het onderzoek te bepalen. Om hierbij optimale duidelijkheid en transparantie te betrachten geschiedt de selectie op basis van een vast te stellen onderzoeksprotocol.

Met het oog op de betrokkenheid van het algemeen bestuur bij het rekenkameronderzoek is het gewenst dat de keuze van de onderzoeksonderwerpen in samenspraak met het college van hoofdingelanden tot stand komt. Daarom is bepaald dat de commissie een jaarprogramma of meerjarenprogramma van haar voorgenomen onderzoeken alsook een opzet van haar onderzoeken aan het college van hoofdingelanden voorlegt, overigens met behoud van haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid.

Daarnaast kunnen het algemeen en het dagelijks bestuur de commissie verzoeken een onderzoek naar een bepaald onderwerp in te stellen. Deze bepaling is ontleend aan de regeling van de rekenkamer in de Provincie- en de Gemeentewet. De commissie is niet verplicht aan zo’n verzoek te voldoen. Door het expliciet opnemen van deze mogelijkheid wordt echter wel extra gewicht toegekend aan zo’n verzoek. Wanneer de commissie niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van het bestuur zal zij daarvoor dan ook gegronde redenen moeten aanvoeren.

Artikel 10 Informatie

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid inlichtingen in te winnen van alle leden van het bestuur en van alle medewerkers. Bestuursleden en medewerkers zijn verplicht de gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn aan te leveren. De positie van medewerkers brengt met zich mee dat zij in een dergelijk geval daarvoor niet de toestemming van hun leidinggevende(n) nodig hebben.

Artikel 11 Werkwijze

Uit een oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp van het onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen uit het onderzoek aan betrokkenen worden voorgelegd met het verzoek eventuele onjuistheden te corrigeren. Indien van toepassing wordt ook de verantwoordelijke portefeuillehouder of het dagelijks bestuur de gelegenheid geboden te reageren op de conceptaanbevelingen die de commissie verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen.

Artikel 12 Ambtelijke ondersteuning

Dit artikel regelt de ambtelijke ondersteuning van de commissie. De taakomschrijving van de ambtelijk secretaris wordt in het reglement van orde opgenomen. In overleg met de commissie kan het dagelijks bestuur ook andere medewerkers aanwijzen die de commissie terzijde staan. Te denken valt aan technische, financiële, juridische of communicatieadviseurs. Daarbij kan het gaan om vaste of incidentele adviseurs.

Artikel 13 Budget

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Om onduidelijkheid te voorkomen is aangegeven welke kosten ten laste van het budget worden gebracht.

Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de commissie alle zaken ten dienste staan die voor haar onderzoek nodig zijn. Daarbij valt te denken aan vergader- en kantoorfaciliteiten, maar ook aan het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de commissie, zoals het verstrekken van opdrachten aan derden, het doen van betalingen en dergelijke. De commissie beschikt immers niet over rechtspersoonlijkheid en kan dus niet zelfstandig rechtshandelingen verrichten. Dit dient dan ook door of namens het dagelijks bestuur te geschieden. De onafhankelijke positie van de commissie brengt met zich mee dat het dagelijks bestuur daar geen inhoudelijke bemoeienis mee heeft.

Artikel 14 Intrekking, inwerkingtreding, citeertitel

Dit artikel voorziet in de noodzakelijke slotbepalingen. Hoewel de verordening geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt, is het gebruikelijk vastgestelde verordeningen bekend te maken op de wijze als bepaald in artikel 73 van de Waterschapswet.