Regeling vervallen per 01-10-2012

Subsidieverordening baggerkosten Rijnland (S

Geldend van 14-05-2007 t/m 30-09-2012

Intitulé

Subsidieverordening baggerkosten Rijnland (S

Nr. 07.16694

De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland

Gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 20 maart 2007, nr. ;

Besluit

1. de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007 (inclusief aanpassing) vast te stellen;

2. de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007 van kracht te verklaren per 1 mei 2007;

3. per 1 mei 2007 in te trekken de Subsidieregeling baggerkosten waterschap Wilck en Wiericke 1999, de Subsidieregeling baggerkosten waterschap De Oude Rijnstromen 1999 en de Subsidieregeling baggerkosten Rijnland 1999.

Leiden, 25 april 2007

De Verenigde Vergadering,

G.J. Doornbos,

dijkgraaf

ir. A. Haitjema,

secretaris.

Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. verontreinigde onderhoudsbaggerspecie:  de te verwijderen verontreinigde baggerspecie uit het onderhoudsprofiel zoals vastgelegd in de Legger.        De baggerspecie wordt als verontreinigd beschouwd wanneer het niet voldoet aan de kwaliteit om rechtstreeks op de kant te worden verspreid (i.c. klasse 3 en/of 4).

b. meerkosten: de werkelijke kosten per kubieke meter baggerspecie met een kwali­teit van klasse 3 en/of 4, verminderd met de normbedragen per kubieke meter baggerspecie.

c. normbedragen: de ten minste eenmaal in de vijf jaar te herijken kosten per kubieke meter baggerspe­cie, indien de betref­fende baggerspecie zou vallen in de klasse 0, 1 of 2 en waarvan de hoogte thans als volgt is bepaald:

1 normbedrag 1, € 9,-)/m³ geldt voor: klasse 0, 1 of 2 baggerspecie die direct op de kant kan worden geborgen;

2 normbedrag 2, € 18,-/m³ geldt voor: klasse 0, 1 of 2 baggerspecie die niet direct op de kant kan worden geborgen.

d. analyse en klasse-indeling baggerspecie:

analyse en daarbij behorende klasse-indeling als bedoeld in de Regeling Vaststelling Klasse-indeling Baggerspecie (Stcrt. 1993, no.246 en Stcrt. 1995, no.163) te weten:

klasse 0: baggerspecie met een verwaarloosbaar risico;

klasse 1: baggerspecie met een maximaal toelaatbaar risico;

klasse 2: baggerspecie die licht is verontreinigd;

klasse 3: baggerspecie die matig is verontreinigd;

klasse 4: baggerspecie die ernstig is verontreinigd.

e. wateren: de overige wateren als bedoeld in artikel 1 van Rijnlands reglement die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water, met uitzondering van meren en plassen.

f. particulier: een ieder, niet zijnde de overheid.

g. overheid: provincies en rijk, inclusief hun uitvoerende diensten.

h. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijn­land.

De subsidie

Artikel 2

1. Het college verleent aan de particulier of de gemeente, door of namens wie, uitsluitend ten behoeve van de waterhuishouding binnen Rijnlands beheersgebied, baggerwerken worden uitgevoerd in de wateren bedoeld in artikel 1, onder e, een subsidie voor het verwijderen en verwerken van verontreinigde onderhoudsbaggerspecie.

2. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de meerkosten als bedoeld in artikel 1, onder b.

3. De meerkosten die op grond van het tweede lid voor subsidie in aanmerking komen, worden bij de verlening dan wel vaststelling van de subsidie verminderd met het bedrag van door derden verleende of vastgestelde subsidies, dan wel andere toegezegde of uitbetaalde bijdragen, voor zover  die subsidies of bijdragen betrekking hebben op de meerkosten.

4. Subsidie krachtens deze regeling wordt niet verleend voor baggerwerken in wateren die onderdeel vormen van het project Kopsloten Aalsmeer.

Subsidieplafond

Artikel 3

1. Per begrotingsjaar stelt het college vast welk bedrag geldt als subsidieplafond dat beschikbaar is voor het verlenen van subsidies krachtens deze verordening, gelijkelijk verdeeld over de categorieën  particulieren en gemeenten.

2. Het college verdeelt per categorie het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvra­ger krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst geldt.

3. De subsidies die worden geweigerd om de enkele reden dat door verlening het subsidieplafond in de betreffende categorie zou worden overschreden, worden ten laste gebracht van het volgende begrotings­jaar, onder de voorwaarde dat in de betreffende begroting voldoende gelden voor de subsidieverlening ter beschikking worden gesteld. Daarbij is het  tijdstip van de aanvraag maatgevend voor de volgorde van de subsidieverlening Het college kan hierover nadere regels stellen.

De aanvraag

Artikel 4

1. Een schriftelijke aanvraag om verlening van subsidie wordt bij het college inge­diend ten minste 8 weken vóór het begin van het baggerwerk. Het college kan hiertoe een formulier vaststellen.

2. Naast de in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde eisen, waaraan een aanvraag moet voldoen, legt de aanvrager een over­zichtelijk plan over, ten minste inhou­den­de de te baggeren (delen van een) watergang (en), een begroting van de te maken kosten en een analyse van de baggerspecie waaruit blijkt dat de bagger niet op de kant mag worden verspreid.

3. Rijnland verleent voor zover mogelijk desgevraagd technisch advies bij het opstellen van een plan als bedoeld in het tweede lid.

4. Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat of anderszins niet voldoet aan de eisen in dit artikel genoemd, kan het college aanvullende gegevens van de aanvrager verlangen, als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Toekenning van subsidie

Artikel 5

1. Het college neemt een besluit over de toekenning van de subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag, in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Het college verleent de subsidie bij schriftelijk besluit op grond van de aanvraag, alsmede met inachtneming van het subsidieplafond en het daarvoor gestelde in artikel 3.

2. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4, vierde lid de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen geldt de dag waarop de gevraagde aanvulling is ontvangen, dan wel de dag waarop de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, als de datum van ontvangst van de aanvraag.

3. Het college kan aan de toekenning naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen ook andere verplichtingen verbinden, die al dan niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

4. De subsidietoekenning vermeldt tenminste een omschrijving van de activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend, alsmede het bedrag waarvoor de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Subsidieverplichtingen

Artikel 6

1. Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtin­gen opgelegd:

a. De subsidieontvanger doet ten minste één week vóór de aanvang van het werk daarvan mededeling aan  Rijnland.

b. De subsidieontvanger wijst een vertegenwoordiger aan voor overleg met Rijnland over het werk.

c. De subsidieontvanger verstrekt aan het college alle inlichtin­gen die in verband met de subsidieverplichtingen en de uitvoe­ring van de baggerwerken van belang kunnen zijn. Hieronder valt in elk geval de verplichting om de verlening en vaststelling van subsidies of verstrekking van bijdragen van derden voor het baggerwerk, onmiddellijk en in elk geval binnen acht weken na ont­vangst van het besluit omtrent de subsidie of de andere bijdra­ge, schriftelijk onder opgave van het bedrag aan het college te berichten. Deze verplichting geldt zowel voor als na de verlening en/of vaststelling van subsidie op grond van deze verordening.

d. Het werk moet worden uitgevoerd overeenkomstig het ingediende plan met bijbehorende tekeningen en binnen het raam van de begroting waarop de subsidieverlening heeft plaatsgevonden.

e. Voor wijziging van het plan of de begroting dient desubsidieontvanger voorafgaande aan het werk, schriftelijk en gemotiveerd  toestemming aan het college te vragen.

Voorschot

Artikel 7

1. Indien het project voor de helft gereed is gekomen kan het college aan de subsidieontvanger een voorschot verlenen van ten hoogste 75% van de toegekende subsidie.

2. Een verzoek voor verlening van een voorschot wordt schriftelijk ingediend bij het college en is voorzien van schriftelijke bewijsstukken waaruit de stand van het project blijkt.

3. Het besluit tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot.

4. Het voorschot wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

Vaststelling van subsidie

Artikel 8

1. De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na de oplevering van het werk een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie in. Het college kan hiertoe een formulier vaststellen.

2. Een aanvraag tot vaststelling kan worden ingediend uiterlijk 24 maanden na toekenning van de subsidie. Het college kan besluiten deze termijn te verlengen op schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger, ontvangen vóór afloop van de termijn.

3. Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen en legt de aanvrager rekening en verantwoording af van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. De aanvraag gaat vergezeld van alle voor de berekening van de hoogte van de vaststelling benodigde bewijsstukken, zoals nota's, betalingsbewijzen, termijnstaten en een schematische weergave van het  gerealiseerde profiel (de dwarsprofielen dienen genomen te worden op een onderlinge afstand van maximaal 100 meter). Het college kan nadere gegevens verlangen, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

4. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vast bij schriftelijk besluit. De artikelen 4, vierde lid en 5, tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing. De vaststelling bedraagt ten hoogste het bedrag van de subsidieverlening.

5. Het besluit tot vaststelling vermeldt het bedrag van de subsidie alsmede een omschrijving van het gesubsidieerde project.

6. De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling, onder verrekening van een eventueel verleend voorschot. Bedraagt de vastgestelde subsidie minder dan het uitgekeerde voorschot, dan kan het college de teveel betaalde subsidie terugvorderen.

Intrekking, wijziging

Artikel 9

1. Subsidies of bijdragen van derden, ten gunste van de subsidieontvanger verleend of vastgesteld na subsidievaststelling op grond van deze verordening, kunnen, onder overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 2, derde lid, tot intrekking of wijziging van de subsidievaststelling leiden.

2. Het vorige lid vindt slechts toepassing voor zover de subsidies of bijdragen van derden betrekking hebben op de meerkosten.

Slotbepalingen

Artikel 10

In geval van bijzondere omstandigheden dan wel in geval een strikte toepassing van deze

regeling naar het oordeel van het college in strijd zou zijn met de redelijkheid of de billijkheid, kan door het college van deze regeling worden afgeweken.

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11

Het college doet jaarlijks aan de verenigde vergadering verslag van de op grond van deze verordening verstrekte subsidies. Het verslag geeft inzicht in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Een publikatie van dit verslag zoals bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan achterwege blijven.

Artikel 12

1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2007.

2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007 (SBR 2007).

Toelichting op de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007

Toelichting op de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007 (SBR 2007)

1. Algemeen

De verenigde vergadering besloot in juni 1996 tot vaststelling van een kostenverdeling voor de verwerking van verontreinigde onderhouds­baggerspecie, volgens de uitgangspunten van de Unie van Waterschappen en onder nader vast te stellen voorwaarden.

Essentieel voor de subsidieverordening is dat daarin duidelijk wordt aangegeven welk subject (natuurlijke persoon of rechtspersoon) voor de uitvoering van welke baggerwerken belanghebbende is bij c.q. gerechtigd is tot het ontvangen van subsidie.

Benadrukt wordt dat in de onderhavige subsidieverordening als uitgangspunt geldt dat de zorgplicht voor en de uitvoering van de baggerwerken ligt bij de reglementair aangewezen onderhoudsplichtige van de betreffende watergangen.

2. Artikelgewijs

Artikel 1, onder a

In het geval er voor de betreffende watergang(en) nog geen Legger beschikbaar is, is het gestelde hierover in de artikelen 29 en 32 van de Keur van toepassing.

Specifiek voor boezemwateren wordt opgemerkt dat te verwijderen baggerspecie tot 20 cm onder de ingreepmaat tot het onderhoudsprofiel wordt gerekend.

Artikel 1, onder b

Voor het verwijderen en verwerken van de verontreinigde onderhoudsbaggerspecie klasse 3 en/of 4 kan een bijdrage op grond van deze regeling worden verleend. Niettemin geldt voor alle verwijderde baggerspecie dat de onderhoudsplichtige krachtens Rijnlands Keur in beginsel gehouden is de kosten van verwijdering en verwerking te dragen. Indien de verwijderde baggerspecie niet of licht verontreinigd zou zijn geweest, zou de onderhoudsplichtige – afhankelijk van de situatie - de specie op eigen kosten op de kant kunnen zetten dan wel af kunnen voeren. De normbedragen dienen om deze eigen bijdrage van de onderhoudsplichtige te bepalen, berekend over het geheel van de verwijderde en te verwerken baggerspecie.

Artikel 1, onder c

Periodieke herijking van de normbedragen is nodig, omdat niet is te overzien wat de effecten zijn van de toekomstige kostenontwikkeling op de normbedragen. Voor de berekening van het aantal kubieke meters wordt een m3 baggerspecie gelijk gesteld aan 1,1 ton.

Artikel 1, onder d

Kwaliteit baggerspecie: het onderzoek naar en het bepalen van de kwaliteit van de te verwijderen baggerspecie moet worden uitgevoerd conform de op dat moment vigerende regelgeving.

Op het moment van het vaststellen van de regeling is de wijze van bemonstering, het onderzoek naar de kwaliteit en de toetsing van de onderhoudsspecie weergegeven in de Regeling vaststelling klasse-indeling onderhoudsspecie, de daarbij behorende Wijziging van de Regeling vaststelling klasse-indeling onderhoudsspecie en de Gewijzigde verzie Bijlage A: Normen 4e Nota Waterhuishouding. Indien naast het vastgestelde standaardpakket andere verontreinigingen worden vermoed dient daar ook op te worden geanalyseerd.

Uit de toetsing blijkt of de te verwijderen onderhoudsspecie verspreidbaar is of niet. Als het onderzoek klasse 4 slib aan het licht brengt moet er tevens een melding worden gedaan bij de provincie in het kader van de Wbb (Wet bodembescherming).

De bestaande regelgeving komt over niet al te lange termijn te vervallen. Het Hoogheemraadschap kan u indien gewenst informeren over de op dat moment vigerende regelgeving over de wijze van bemonstering, te analyseren parameters en toetsingssystematiek.

Artikel 1, onder e

Met wateren wordt hier gedoeld op de overige wateren als omschreven in artikel 1 van Rijnlands reglement. Dat artikel verwijst naar de onderhoudslegger. Indien en zolang voor overige wateren nog geen legger is vastgesteld, geldt het onderhoudsregime als omschreven in de toelichting van de artikelen 4 en 5 van het reglement.

De primaire wateren zijn in beheer bij Rijnland zelf en vallen derhalve buiten de subsidieregeling. Baggeren in meren en plassen draagt relatief minder bij aan de verbetering aan de waterkwaliteit en wordt veelal uitsluitend of mede uitgevoerd ten behoeve van het scheepvaartverkeer. Zie hierover ook de toelichting bij artikel 2.

Artikel 1, onder f

Tot overheden worden uitsluitend gerekend de publiekrechtelijke rechtspersonen provincies en het rijk, inclusief hun uitvoerende diensten. Zelfstandige bestuursorganen worden in dit verband niet tot de overheid gerekend en kunnen derhalve, zoals overige (rechts)personen, organisaties en instanties, in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 2

In lid 1 van dit artikel is aangegeven dat baggerwerkendie worden uitgevoerd enkel ten behoeve van het scheepvaartverkeer (jachthavens daaron­der begrepen) worden uitgezon­derd van subsidie. Slechts indien en voor zover de waterhuishouding bij het baggerwerk is gediend is het werk subsidiabel op grond van deze verordening. De aanvrager is zelf onderhoudsplichtig over de betreffende wateren of een derde vraagt subsidie aan namens de onderhoudsplichtige.

Alleen een particulier en een gemeente kunnen subsidie aanvragen. De reden voor het uitsluiten van provincie en rijk is dat deze over eigen middelen of financieringsmogelijkheden beschikken om de meerkosten te dragen. Dat zou ook gezegd kunnen worden van gemeenten. Gemeenten kunnen niettemin subsidie aanvragen omdat zij doorgaans over verhoudingsgewijs veel wateren onderhoudsplichtig zijn.  

In het vierde lid zijn wateren die onderdeel vormen van het project Kopsloten Aalsmeer uitgezonderd van SBR-subsidie (VV-besluit d.d. 14 maart 2007). De reden hiervoor is dat in het kopslotenproject een specifiek op de situatie toegesneden bijdrageregeling van Rijnland is vervat, waardoor de meer algemene regeling van de SBR 2007 buiten toepassing moet blijven.

Artikel 5, lid 3

Deze bepalingen steunen op de artikelen 4:37 tot en met 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht. Afhankelijk van de omvang van het werk kan Rijnland bij de subsidiebeschikking bijvoorbeeld bepalen bij de uitvoering van het werk betrokken te willen worden. In ieder geval zal Rijnland de mogelijkheid moeten hebben om bij de uitvoering te controleren of wordt voldaan aan de ingediende plannen.

Artikel 6 lid 1 onder a

De aangewezen vertegenwoordiger wordt geacht volmacht te hebben om namens de subsidie-ontvanger te overleggen en te handelen. Indien een particulier voor zichzelf subsidie aanvraagt wordt er vanuit gegaan dat een vertegenwoordiger niet nodig is en de aanvrager zelf de contacten met Rijnland onderhoudt.

Artikel  8, lid 3

Het over te leggen baggerprofiel dient om te controleren of niet meer of minder dan het onderhoudsprofiel is gebaggerd.

We wijzen er in dit verband op dat baggerwerkzaamheden conform de bepaling in de Flora- en Faunawet dienen te worden uitgevoerd.