Regeling vervallen per 31-12-2019

Verordening behandeling bezwaarschriften Rijnland 2005

Geldend van 06-12-2007 t/m 30-12-2019

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften Rijnland 2005

De Algemene Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de:

Verordening behandeling bezwaarschriften Rijnland 2005

Inhoud

Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1998, 1);

  • b.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland;

  • d.

    bestuursorgaan: de dijkgraaf, het college van dijkgraaf en hoogheemraden dan wel de Algemene Vergadering van Rijnland;

  • e.

    commissie: de bezwaarschriftencommissie Rijnland;

  • f.

    kamer: de kamer uit de commissie, belast met de behandeling van het bezwaarschrift;

  • g.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

De Bezwaarschriftencommissie

Artikel 2 De bezwaarschriftencommissie

  • 1. De commissie is een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb.

  • 2. De commissie is verdeeld in de volgende kamers:

    • a.

      de kamer voor bestuurlijke zaken;

    • b.

      de kamer voor personele zaken.

Artikel 3 De taak van de kamers

  • 1. De kamer voor bestuurlijke zaken heeft tot taak belanghebbenden te horen en het betreffende bestuursorgaan te adviseren ter zake van bezwaarschriften gericht tegen andere besluiten dan belastingsaanslagen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden belanghebbenden zijn.

  • 2. De kamer voor personele zaken heeft tot taak belanghebbenden te horen en het betreffende bestuursorgaan te adviseren ter zake van bezwaarschriften gericht tegen besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden belanghebbenden zijn.

  • 3. Onder de besluiten, als bedoeld in het tweede lid, worden mede begrepen de besluiten waarbij de waardering van een functie is vastgesteld.

Artikel 4 De samenstelling van de kamers

  • 1. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie zijn voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de kamers.

  • 2. Naast de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter bestaat elke kamer uit ten minste vier overige leden.

  • 3. De leden van de commissie worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. Zij kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 4. De leden van de commissie worden benoemd voor een periode gelijk aan de zittingstermijn van de leden van het algemeen bestuur en kunnen éénmaal worden herbenoemd. Zij blijven na afloop van hun benoemingstermijn in functie, totdat in hun opvolging c.q. herbenoeming is voorzien.

  • 5. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie moeten voldoen aan de vereisten voor de benoembaarheid tot rechter van een arrondissementsrechtbank.

  • 6. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van het college van dijkgraaf en hoogheemraden;

    • b.

      het lidmaatschap van de Algemene Vergadering;

    • c.

      het werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

  • 7. De werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in het georganiseerd overleg, hebben het recht twee van de overige leden ter benoeming in de kamer voor personele zaken voor te dragen.

Artikel 5 Secretariaat van de commissie

  • 1. De secretaris van de commissie wordt op voorstel van de algemeen directeur van Rijnland door het college aangewezen.

  • 2. Het college kan desgewenst één of meer adjunct-secretarissen aanwijzen.

De advisering door de commissie

Artikel 6 Samenhangende zaken

De kamer kan gelijke of samenhangende zaken tegelijk behandelen. De termijnen zoals die ten aanzien van het laatst ingediende bezwaarschrift gelden, zijn alsdan van toepassing.

Artikel 7 Voorbereiding van de behandeling en inwinnen informatie

  • 1. De secretaris draagt er zorg voor dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voor te bereiden. Hij kan daartoe rechtstreeks alle door hem noodzakelijk geachte of door de kamer gewenste inlichtingen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan bij deskundigen advies inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe in de hoorzitting te verschijnen.

Artikel 8 Verweerschrift

  • 1. De secretaris verzoekt het bestuursorgaan, dat de bestreden beslissing heeft genomen, binnen twee weken na dagtekening van het verzoek een verweerschrift in te dienen en daarbij alle stukken over te leggen die betrekking hebben op het geschil.

  • 2. De voorzitter kan desgevraagd in bijzondere omstandigheden afwijking toestaan van de termijn, als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9 Toezending van stukken

  • 1. De secretaris doet de op grond van het bepaalde in artikel 7 en 8 ontvangen stukken in afschrift aan belanghebbenden toekomen en stelt hen in de gelegenheid daarop binnen tien dagen na dagtekening van de aanbiedingsbrief schriftelijk te reageren.

  • 2. De voorzitter kan desgevraagd in bijzondere omstandigheden afwijking toestaan van de termijn, als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De secretaris doet de op grond van het bepaalde in het eerste lid ontvangen stukken in afschrift aan de andere belanghebbenden en het bestuursorgaan toekomen.

  • 4. Het advies, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt tevens toegezonden aan het bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Het horen van belanghebbenden

  • 1. Behoudens wanneer de kamer besluit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 7:3 Awb, deelt de secretaris belanghebbenden en het betrokken bestuursorgaan mee:

  • a. dat zij in de gelegenheid zullen worden gesteld te worden gehoord;

  • b. de dag waarop de kamer voornemens is dit horen te doen plaatsvinden;

  • c. dat zij binnen één week na dagtekening van de mededeling de voorzitter onder opgave van redenen wijziging van de onder b. bedoeld dag kunnen verzoeken.

  • 2. De secretaris deelt het besluit van de voorzitter op het in het eerste lid bedoelde verzoek en zo nodig de gewijzigde dag van de hoorzitting zo spoedig mogelijk aan belanghebbenden en het bestuursorgaan mee.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere omstandigheden afwijken of afwijking toestaan van de termijnen, als bedoeld in de voorgaande leden.

Artikel 11 De aanwijzing van de leden

  • 1. De voorzitter bepaalt voor elk bezwaarschrift welke drie leden met de behandeling daarvan zijn belast, waaronder in elk geval de voorzitter of, indien hij verhinderd is, de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. Indien het de kamer voor personele zaken betreft, is één van de in het eerste lid bedoelde leden een lid, als bedoeld in artikel 4, zevende lid.

Artikel 12 Oproep en quorum

  • 1. De voorzitter bepaalt de plaats en het tijdstip van de hoorzitting.

  • 2. De secretaris roept de belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste drie weken voor de hoorzitting schriftelijk op bij de hoorzitting aanwezig te zijn.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere omstandigheden afwijken of afwijking toestaan van de termijn, als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Voor het houden van een hoorzitting is de aanwezigheid van de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en ten minste één van de andere aangewezen leden van de kamer vereist.

Artikel 13 De hoorzitting: openbaarheid

  • 1. Het horen door de kamer voor bestuurlijke zaken geschiedt in het openbaar, tenzij de kamer om gewichtige redenen op verzoek van een van haar leden, een belanghebbende of het bestuursorgaan anders beslist. De beraadslaging en besluitvorming van de kamer over dit verzoek geschiedt niet in het openbaar.

  • 2. Het horen door de kamer voor personele zaken geschiedt niet in het openbaar.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie zijn tot geheimhouding gehouden van hetgeen in de niet-openbare hoorzitting is besproken.

Artikel 14 Wraking en verschoning

  • 1. Uiterlijk bij de aanvang van de hoorzitting kan elk der leden van de kamer door een belanghebbende of het bestuursorgaan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken.

  • 2. Indien ten aanzien van een of meer leden van de kamer een verzoek tot wraking is gedaan, wordt de behandeling van het bezwaarschrift aangehouden totdat door de kamer, waarvan geen leden deel uitmaken ten aanzien waarvan het verzoek tot wraking is gedaan, is beslist.

  • 3. Op grond van de in het eerste lid genoemde feiten of omstandigheden kan elk der leden van de kamer zich verschonen. Alsdan wordt een ander lid van de kamer aangewezen.

Artikel 15 Verslaglegging

  • 1. Van het horen wordt verslag gemaakt.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden, de namen van de vertegenwoordigers van het bestuursorgaan en hun hoedanigheid en kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk niet openbaar was, of indien belanghebbenden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt dit in het verslag vermeld.

  • 4. Het verslag verwijst naar de tijdens de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 16 Nader onderzoek; nieuwe feiten of omstandigheden

  • 1. Indien na de hoorzitting doch voor het uitbrengen van advies blijkt dat nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van de kamer dit onderzoek houden.

  • 2. De in het kader van het in eerste lid bedoelde nader onderzoek verkregen informatie wordt schriftelijk aan belanghebbenden en het bestuursorgaan toegezonden, met het verzoek hierop binnen twee weken schriftelijk te reageren en daarbij aan te geven of zij opnieuw in de gelegenheid willen worden gesteld te worden gehoord.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing wanneer na de hoorzitting feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn.

  • 4. De kamer beslist over het al dan niet houden van een nieuwe hoorzitting. Artikel 10 en 12 zijn van overeenkomstige toepassing terzake van het opnieuw horen van belanghebbenden.

Artikel 17 Advisering

  • 1. De drie op grond van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, aangewezen leden van de kamer beraadslagen en beslissen bij meerderheid van stemmen achter gesloten deuren over het door de kamer aan het bestuursorgaan uit te brengen advies.

  • 2. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel aan het bestuursorgaan over de te nemen beslissing op het bezwaar; van minderheidsstandpunten wordt bij het advies geen melding gemaakt.

  • 3. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 18 Inwerkingtreding, vervanging verordeningen, citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking, werkt terug tot en met 1 januari 2005 en vervangt de:

    • Verordening behandeling bezwaren Algemene wet bestuursrecht, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het Waterschap De Oude Rijnstromen van 27 september 1994;

    • Reglement Commissie voor bezwaarschriften van het hoogheemraadschap van Rijnland, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland van 13 oktober 1999;

    • Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften. zoals vastgesteld bij besluit van het College van hoofdingelanden van het Waterschap Groot-Haarlemmermeer van 26 juni 1992;

    • Verordening behandeling bezwaren, zoals vastgesteld bij besluit van de Verenigde Vergadering van het waterschap Wilck en Wiericke van 1 januari 1999.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als het “Verordening behandeling bezwaarschriften Rijnland 2005”.

Ondertekening

Leiden, 19 januari 2005