Algemene subsidieverordening Rijnland

Geldend van 08-10-2010 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Rijnland

Nr. 10.18467

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 17 augustus 2010, nr. 10.29401;

Gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78 van de Waterschapswet;

Besluit:

Vast te stellen de volgende Algemene Subsidieverordening voor het hoogheemraadschap van Rijnland:

1. Algemeen

Artikel 1.1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • b.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c.

    subsidie: een aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2

  • 1. Rijnland kan subsidie verstrekken ten behoeve van de ondersteuning van activiteiten, die een positieve bijdrage leveren aan het door Rijnland te voeren beleid met betrekking tot de hem bij reglement van bestuur opgedragen taken.

  • 2. Het college is bevoegd tot het beslissen op aanvragen om subsidie.

Artikel 1.3

Het college is bevoegd om met betrekking tot de verstrekking van subsidie nadere regels te stellen.

Artikel 1.4

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt zij verleend onder de voorwaarde van rechtsgeldige besluitvorming over deze begroting, waarbij voldoende gelden ter beschikking worden gesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.

Artikel 1.5

Deze verordening is van toepassing op alle door het college te verstrekken subsidies, tenzij bij of krachtens een bijzondere subsidieverordening, of een besluit van de verenigde vergadering waarbij subsidie is verleend, andere regels zijn gesteld.

Artikel 1.6

  • 1. Het college doet jaarlijks in het kader van de vaststelling van de jaarrekening verslag aan de Verenigde Vergadering. Dit verslag geeft in ieder geval inzicht in het aantal en de hoogte van de verleende Subsidies.

  • 2. Een publicatie van het verslag, zoals bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, kan achterwege blijven.

2. Subsidieplafond

Artikel 2.1

Het subsidieplafond is gelijk aan het bedrag van de corresponderende posten in de begroting van enig jaar.

Artikel 2.2

  • 1. Het college verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is geweest de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 2. De subsidies die worden geweigerd, omdat door verlening het subsidieplafond zou worden overschreden, worden ten laste gebracht van het volgende begrotingsjaar, onder de voorwaarde dat in de betreffende begroting voldoende gelden voor de subsidieverlening ter beschikking worden gesteld.

    Daarbij is het tijdstip van de aanvraag maatgevend voor de subsidieverlening.

3. De aanvraag

Artikel 3.1

Een subsidie kan worden aangevraagd door een privaatrechtelijke rechtspersoon, een publiekrechtelijke

rechtspersoon of een natuurlijke persoon.

Artikel 3.2

  • 1. Een aanvraag om verlening van subsidie wordt bij het college ingediend ten minste acht weken vóór de aanving van de te subsidiëren activiteiten.

  • 2. Het college kan een aanvraagformulier vaststellen volgens welk de aanvraag moet worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een aciviteitenplan en een begroting.

  • 4. Het activiteitenplan geeft inzicht in het doel, de aard, de omvang en het geplande tijdstip van uitvoering van de te subsidiëren activiteiten.

  • 5. De begroting geeft inzicht in de geraamde inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteiten, zoals opgenomen in het actviteitenplan.

  • 6. Indien de aanvrager voor de te subsidiëren activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij één of meer andere bestuursorganen, doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 7. Het college kan desgewenst aanvullende informatie van de aanvrager verlangen, indien het college dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van de aanvraag.

4. Beslissing op de aanvraag

Artikel 4.1

Het college verleent slechts subsidie, indien:

  • a.

    naar het oordeel van het college wordt verwacht dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden worden bereikt;

  • b.

    de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat de financiële middelen, met inbegrip van de te verstrekken subsidie, voldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

  • c.

    wordt voldaan aan de voorwaarden en voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 4.2

  • 1. Het college besluit over de verlening van subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien een besluit niet binnen de in het vorige lid genoemde termijn kan worden genomen, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 4.3

Het besluit tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 4.4

Het college weigert in ieder geval subsidie te verlenen, indien:

  • a.

    de activiteiten geen relatie hebben met de reglementaire taken van Rijnland, zoals bedoeld in artikel 1.2 eerste lid, danwel anderszins niet in het belang van Rijnland zijn;

  • b.

    de activiteiten reeds in uitvoering zijn, voordat de aanvraag is ingediend;

  • c.

    de aanvrager met de uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken.

5. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 5.1

  • 1. De subsidie-ontvanger doet ten minste één week voor de aanvang van de activiteiten daarvan mededeling aan Rijnland.

  • 2. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, alsmede de inkomsten en uitgaven kunnen worden nagegaan.

  • 3. De subsidie-ontvanger verstrekt aan het college alle inlichtingen die in verband met de subsidieverplichtingen en de uitvoering van de activiteiten van belang kunnen zijn.

  • 4. De activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig het ingediende activiteitenplan en binnen het raam van de begroting waarop subsidieverlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Voor wijziging van het activiteitenplan of de begroting dient de subsidie-ontvanger voorafgaande aan de uitvoering van de activiteiten schriftelijk toestemming van het college te vragen,

  • 6. De subsidie-ontvanger stelt een activiteitenverslag vast dat inzicht geeft in de aard, duur en omvang van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend. Dit verslag bevat tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen, alsmede een toelichting op de verschillen.

  • 7. Het college kan bij het besluit tot subsidieverlening andere verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

6. Voorschot

Artikel 6.1

  • 1. Het college kan aan de subsidie-ontvanger een voorschot verstrekken van ten hoogste 75% van de verleende subsidie.

  • 2. Een verzoek om verstrekking van een voorschot wordt schriftelijk ingediend bij het college en is voorzien van schriftelijke bewijsstukken, waaruit de stand van de activiteiten blijkt.

  • 3. Het besluit tot verstrekking van een voorschot vermeldt het bedrag van het voorschot.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen omtrent de verstrekking van voorschotten.

7. Vaststelling

Artikel 7.1

  • 1. De subsdie-ontvanger dient binnen twaalf weken na de beëindiging van de activiteiten bij het college een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2. Het college kan een aanvraagformulier vaststellen volgens welk de aanvraag moet worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag tot vaststelling kan worden ingediend uiterlijk twee jaar na verlening van de subsidie.

  • 4. Het college kan deze termijn op schriftelijk verzoek van de subsidie-ontvanger verlengen op voorwaarde dat het verzoek vóór het verstrijken van de termijn is ontvangen.

  • 5. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent de bij de aanvraag te overleggen bescheiden.

  • 7. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

  • 8. Indien een besluit niet binnen de in het vorige lid genoemde termijn kan worden genomen, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

  • 9. Het besluit tot vaststelling vermeldt het bedrag van de subsidie, alsmede een omschrijving van het gesubsidieerde project.

8. Uitbetaling

Artikel 8.1

  • 1. De verplichting tot betaling van de subsidie wordt door het college bij beschikking vastgesteld.

  • 2. De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na de vaststelling, onder verrekening van eventueel verstrekte voorschotten.

9. Wijziging en intrekking

Artikel 9.1

Subsidies of bijdragen van derden ten gunste van de subsidie-ontvanger verleend na de subsidievaststelling op grond van deze verordening, kunnen leiden tot wijziging of intrekking van de vastgestelde subsidie.

10. Hardheidsclausule

Artikel 10.1

  • 1. Ingeval van bijzondere omstandigheden, dan wel ingeval een strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid, kan door het college van deze verordening worden afgeweken.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

11. Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 11.1

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene Subsidieverordening Rijnland.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Leiden, 22 september 2010
De Verenigde Vergadering
G.J. Doornbos
dijkgraaf
ir. A. Haitjema
secretaris