Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Rijnland 2020

Geldend van 13-11-2019 t/m heden

Intitulé

Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Rijnland 2020

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 25 september 2019 de Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Rijnland 2020 vastgesteld.

De aanleiding voor het opstellen van een nieuwe kostentoedelingsverordening is dat op grond van artikel 120 Waterschapswet de kostentoedelingsverordening tenminste eenmaal in de vijf jaren moet worden herzien.

De kostentoedelingsverordening gaat over het toedelen van de gemaakte kosten voor de watersysteemtaak (‘droge voeten’) aan degenen die baat hebben bij het werk van Rijnland. Dat zijn de ingezeten en de eigenaren of zakelijk gerechtigden van gebouwen, ongebouwde terreinen en natuurterreinen. Deze categorieën betalen hun bijdragen aan de door Rijnland te maken kosten in de vorm van belastingen.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige kostentoedelingsverordening zijn:

  • 1.

    Wijziging van het percentage van de toedeling van de kosten van het watersysteembeheer aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, die geen natuurterreinen zijn, van 6,4 naar 6,3;

  • 2.

    Wijziging van het percentage van de toedeling van de kosten van het watersysteembeheer aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken van 43,5 naar 43,6.

  • 3.

    Wijziging van het percentage van de tariefdifferentiatie verharde openbare wegen als bedoeld in artikel 122, derde lid, onder c, van de Waterschapswet van 300 naar 400. 

Met de laatste wijziging kiest Rijnland er voor de lasten voor betrokkenen zoveel mogelijk gelijk te houden.

Nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden op 25 juni 2019 een voorgenomen besluit heeft genomen over de ontwerp-Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Rijnland 2020 heeft deze op grond van de Inspraakverordening Rijnland 2012 gedurende zes weken, van 1 juli tot en met 11 augustus 2019, ter inzage gelegen. Er zijn hierop geen inspraakreacties ontvangen.

Tegen de kostentoedelingsverordening kan geen bezwaar en/of beroep worden ingesteld. Wel kan een belastingplichtige in het kader van bezwaar en beroep tegen zijn belastingaanslag ook tegen de kostentoedelingsverordening opkomen.

Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing 2020

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 augustus 2019, nummer 19.063726;

Gelet op artikelen 120 en 122 van de Waterschapswet;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing 2020:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Kosten voor het watersysteem: netto-kosten van de kostendrager watersysteembeheer zoals opgenomen in de begroting van het hoogheemraadschap en die gedekt worden met behulp van de watersysteemheffing;

  • b.

    gebied van het hoogheemraadschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin de zorg voor het watersysteem aan het hoogheemraadschap is opgedragen;

  • c.

    ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het hoogheemraadschap en aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • d.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd, niet zijnde natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn in het gebied van het hoogheemraadschap;

  • e.

    zakelijk gerechtigden natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in het gebied van het hoogheemraadschap het genot hebben van natuurterreinen;

  • f.

    zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het hoogheemraadschap

Artikel 2 Kostentoedeling watersysteembeheer

  • 1.

    De kosten voor het watersysteembeheer worden als volgt aan de heffingplichtige categorieën toegedeeld:

  • a.

    50% aan de ingezetenen;

  • b.

    6,3% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, die geen natuurterreinen zijn;

  • c.

    0,1% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;

  • d.

    43,6% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.

  • 2.

    De waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken bedoeld in het vorige artikellid, onderdelen b, c en d, wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaken op de waardepeildatum hebben naar de staat en hoedanigheid waarin zij op die datum verkeren.

  • 3.

    De waardepeildatum is 1 januari 2018.

Artikel 3 Kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing en kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, worden de kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing en de kosten van de verkiezing van de leden van de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap, voor zover die kosten worden toegerekend aan het watersysteembeheer en zoals opgenomen in de begroting van enig belastingjaar, rechtstreeks aan de betrokken categorieën toegerekend naar rato van deze voor elk van de genoemde categorieën te maken kosten.

Artikel 4 Tariefdifferentiatie verharde openbare wegen

Voor verharde openbare wegen wordt een tariefdifferentiatie als bedoeld in artikel 122, derde lid, onder c, van de Waterschapswet, toegepast. Het tarief na toepassing van de tariefdifferentiatie is 400% hogerdan het tarief dat blijkens de verordening op de watersysteemheffing voor ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, geldt.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Rijnland 2015, vastgesteld bij besluit van de verenigde vergadering van 24 september 2014, nummer 14.32604, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van deze bepaling genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening vindt voor het eerst toepassing in het belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing Rijnland 2020.

Ondertekening

Leiden, 25 september 2019

De verenigde vergadering,

R.A.M. van der Sande,

dijkgraaf

mw. C.M. van de Wiel,

secretaris

Bijlage Toelichting bij de Kostentoedelingsverordening water- systeemheffing Rijnland 2020

systeemheffing Rijnland 2020

Algemeen

Wettelijke basis

Ingevolge artikel 120, eerste lid, van de Waterschapswet moet het algemeen bestuur van een waterschap ten behoeve van de watersysteemheffing een verordening vaststellen waarin voor elk van de categorieën van heffingplichtigen de toedeling van het kostendeel is opgenomen. Deze verordening wordt in de praktijk de kostentoedelingsverordening genoemd. De kostentoedelingsverordening geeft aan welke heffingplichtige categorie (ingezetenen, eigenaren of anderszins zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn, eigenaren of anderszins zakelijk gerechtigden van natuurterreinen en eigenaren of anders-zins zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken) welk deel van de netto-kosten van het watersysteembeheer moet opbrengen.

Uit de begroting van het waterschap vloeit voort hoe hoog de kosten van het watersysteembeheer precies zijn. In beginsel worden alle hier bedoelde kosten tezamen genomen en vervolgens aan de diverse categorieën toegedeeld, zodat elke categorie een deel van de totale kosten draagt. Hierop heeft de wetgever alleen voor verkiezingskosten en voor kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing een uitzondering gemaakt. Op grond van artikel 120, eerste lid, tweede volzin van de Waterschapswet, kan het algemeen bestuur van een waterschap bij de kostentoedelingsverordening bepalen dat deze kosten rechtstreeks aan de betrokken categorieën van heffingplichtigen worden toegerekend. Deze kosten kunnen dus van de totale kosten van het watersysteembeheer worden afgezonderd en rechtstreeks worden ondergebracht bij die categorie/die categorieën die deze kosten veroorzaakt/veroorzaken.

Het waterschap kan op grond van artikel 122 van de Waterschapwet ook gebruik maken van de mogelijkheid om belastingtarieven hoger of lager vast te stellen, oftewel te differentiëren. Omdat tariefdifferentiatie een verfijning op de kostentoedeling is, moet een eventuele keuze voor tariefdifferentiatie in de kostentoedelingsverordening worden geregeld.

De kostentoedelingsverordening moet ten minste eenmaal in de vijf jaren worden herzien (artikel 120, vijfde lid, Waterschapswet).

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1 zijn enkele begrippen die in de verordening vaker voorkomen, nader omschreven.

Artikel 2 Kostentoedeling watersysteembeheer

In artikel 2 is aangegeven wat het aandeel van iedere heffingplichtige categorie in de kosten van het watersysteembeheer is. Het aandeel wordt uitgedrukt in procenten. Artikel 2 vormt hiermee het kernartikel van de verordening. Het toedelen van kosten aan de categorieën geschiedt in twee stappen. In de eerste stap wordt het kostenaandeel van de categorie ingezetenen bepaald. In de tweede stap worden de kosten van de taakuitoefening die dan resteren over de categorieën ongebouwd niet zijnde natuur, natuur en gebouwd verdeeld. De waterschappen voeren zogenaamde kostentoedelingsonderzoeken uit. De uitkomsten van de kostentoedelingsonderzoeken vinden hun weerslag in de kostentoedelingsverordening.

Waardepeildatum

Aan de onroerende zaken in het gebied van het waterschap moet in het kader van de kostentoedeling een waarde worden toegekend. De waardepeildatum ligt maximaal twee jaar vóór het begin van het eerste kalenderjaar waarop de kostentoedelingsverordening betrekking heeft (artikel 6.11, eerste lid, Waterschapsbesluit). Het eerste jaar waarop de onderhavige kostentoedelingsverordening betrekking heeft, is 2020. Waterschappen mogen de waardepeildatum dus op 1 januari 2018 of op 1 januari 2019 stellen. Om praktische redenen wordt in deze verordening van de waardepeildatum 1 januari 2018 uitgegaan Het tweede lid van artikel 2 bepaalt zowel voor de categorie ongebouwde onroerende zaken als voor de categorie natuurterreinen met zoveel woorden dat de waardebepaling plaatsvindt naar de hoedanigheid en de staat van deze onroerende zaken op de waardepeildatum. Voor gebouwde onroerende zaken vloeit dit voorschrift al rechtstreeks uit de Wet WOZ voort.

Artikel 3 Kosten van heffing en invordering en van de verkiezing

Het waterschap kan bij de kostentoedeling er voor kiezen om kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing en kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van het waterschap rechtstreeks aan de betrokken categorieën toe trekenen.

Verkiezingskosten

Van de in het algemeen bestuur van een waterschap vertegenwoordigde categorieën wordt alleen de categorie ingezetenen door middel van verkiezingen gekozen. De andere in het waterschapsbestuur vertegenwoordigde categorieën worden op grond van artikel 14 van de Waterschapswet niet verkozen maar benoemd. De keuze voor rechtstreekse toerekening van verkiezingskosten, betekent dus dat deze kosten uitsluitend bij de categorie ingezetenen in rekening worden gebracht.

Kosten van heffing en invordering

Kosten van de Wet WOZ worden voor het heffen van belasting bij de categorie gebouwd gemaakt en kunnen dus rechtstreeks bij deze categorie in rekening worden gebracht.

Bij kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing kan met name worden gedacht aan kwijtscheldingskosten en kosten voor het verkrijgen van WOZ-gegevens. Kwijtscheldingskosten hebben met name betrekking op de categorie ingezetenen en de zuiveringsheffing (huurders) en WOZ-kosten op de categorie gebouwd. Een deel van de kwijtscheldingskosten moet met andere woorden ten laste van de zuiveringsheffing worden gebracht.

Artikel 4 Tariefdifferentiatie verharde openbare wegen

Dit artikel regelt de tariefdifferentiatie voor verharde openbare wegen in die gevallen dat het waterschap voor 1 jul 2012 al gebruik maakte van de mogelijkheid om het tarief voor ‘wegen’ te differentiëren. In deze gevallen kan het tarief voor verharde openbare wegen maximaal 400% hoger worden gesteld dan het tarief dat in de verordening op de watersysteemheffing voor ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, is vastgesteld.

De tariefdifferentiatie voor verharde openbare wegen (hierna gemakshalve ook tariefdifferentiatie wegen genoemd) bedroeg aanvankelijk 100%. Het is in 2008 ingevoerd omdat verharde openbare wegen hogere piekafvoeren kunnen veroorzaken en dus een relatief grote capaciteit van het watersysteem vragen. Ook het feit dat wegen een van de belangrijke bronnen van diffuse verontreiniging vormen, speelde bij de invoering van deze tariefdifferentiatie een rol (amendement Lenards en Van Lith, TK2006-2007, 30 601, nr. 15).

In de jaren na de invoering van de Wet modernisering waterschapsbestel is een discussie ontstaan over de zogenaamde weeffout in de Waterschapswet. Agrarische terreinen en wegen en spoorwegen vormen samen de categorie ongebouwd. Wegen hebben een relatief hoge waarde en deze hoge waarde drijft de waarde van de categorie als het ware op, hetgeen zich vertaalt in het kostenaandeel en in de tarieven die ook de agrariërs moeten betalen. Sommigen menen dat de agrarische sector hierdoor onevenredig zwaar wordt belast. Medio 2012 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een amendement om tot verruiming van de tariefdifferentiatie wegen te komen (amendement Dijkgraaf- Ortega-Martijn,TK 2011-2012, 33 097, nr. 22). Blijkens de toelichting op dit amendement moet de verruiming de waterschappen een mogelijkheid bieden om onevenredig hoge agrarische tarieven tegen te gaan.

Als gevolg van het amendement is artikel 122, derde lid, van de Waterschapswet met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd. In een nieuw onderdeel c is geregeld dat het tarief voor verhardeopenbare wegen maximaal 400% hoger kan worden vastgesteld indien het waterschap voor 1 juli 2012 al een wegendifferentiatie toepaste.

Omdat Rijnland voor 1 juli 2012 al gebruik maakte van de mogelijkheid om het tarief voor ‘wegen’ te differentiëren, kan het tarief voor verharde openbare wegen maximaal 400% hoger worden gesteld dan het tarief dat in de verordening op de watersysteemheffing voor ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, is vastgesteld.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1

Dit lid bepaalt dat de kostentoedelingsverordening die tot nu toe heeft gegolden, wordt ingetrokken met ingang van het belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 2020. De Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2015 blijft gelden voor de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.

Lid 2

Op grond van artikel 73, eerste lid, van de Waterschapswet verbinden besluiten van het waterschap die algemeen verbindende regels inhouden, niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. Deze bepaling is ook op de kostentoedelingsverordening van toepassing. Op grond van artikel 74 Waterschapswet is in de verordening bepaald dat de verordening in werking treedt op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Lid 3

De onderhavige kostentoedelingsverordening wordt voor het eerst toegepast op het belastingjaar dat op 1 januari 2020 aanvangt. Dit jaartal is onderdeel van de citeertitel van de verordening.

De maximale geldigheidsduur van de verordening is vijf jaar. Na ommekomst van deze termijn moet de verordening worden herzien. Het is wel mogelijk de verordening op een eerder moment te herzien. In verband met dit laatste, is het niet wenselijk aan de verordening een einddatum mee te geven.

Lid 4

De verordening wordt voorzien van een citeertitel. De naam van het waterschap en het jaartal van inwerkingtreding maken hiervan deel uit.