Regeling vervallen per 01-01-2024

Keur Rijnland 2020

Geldend van 01-06-2020 t/m 31-12-2023

Intitulé

Keur Rijnland 2020

Bekendmaking

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 23 september 2020 een tweetal wijzigingen in de Keur Rijnland 2020 vastgesteld.

De Keur Rijnland 2020 is vastgesteld op 13 mei 2020 en in werking getreden op 1 juni 2020. De wijzigingen behelzen de artikelen 3.2, tweede lid, onder g en 3.3, eerste lid, onder f. Met deze wijzingen wordt het toepassingsbereik van de artikelen verduidelijkt. Tevens trekt de verenigde vergadering de Keur Rijnland 2015 met terugwerkende kracht in.

Besluit

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 14 juli 2020;

en gelet op artikel 59 en artikel 78 van de Waterschapswet;

BESLUIT

  • 1.

    De Keur Rijnland 2015 met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2020 in te trekken;

  • 2.

    Artikel 3.2, tweede lid, onder g van de Keur Rijnland 2020 als volgt gewijzigd vast te stellen:

g. Het aanleggen van 500 m² tot 5000 m² verharding, wanneer:

i. deze verharding in een op kaart 15 weergegeven gebied ligt en de neerslag die hierop terecht komt niet volledig in de bodem infiltreert, of

ii. deze verharding wordt aangelegd op onverharde grond in een gebied dat niet op kaart 15 is weergegeven.

  • 3.

    Artikel 3.3, eerste lid, onder f van de Keur Rijnland 2020 als volgt gewijzigd vast te stellen;

f. Het aanleggen van meer dan 5000 m² verharding wanneer:

i. deze verharding in een op kaart 15 weergegeven gebied ligt en de neerslag die hierop terecht komt niet volledig in de bodem infiltreert, of

ii. deze verharding wordt aangelegd op onverharde grond in een gebied dat niet op kaart 15 is weergegeven.

  • 4.

    De gewijzigde artikelen in werking te laten treden met ingang van de dag na de datum van publicatie.

De geconsolideerde versie (inclusief bovenstaande wijziging en afbeeldingen) van de Keur 2020 is opgenomen als bijlage bij deze bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland in de vergadering van 23 september 2020.

R.A.M. van der Sande,

Dijkgraaf

M. Middendorp,

secretaris

De oorspronkelijke tekst Keur Rijnland 2020 luidde als volgt:

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 3

Artikel 1.1 – Begripsomschrijvingen 3

Artikel 1.2 – Hoofdelijke aansprakelijkheid 3

HOOFDSTUK 2 BEHEER VAN WATERSTAATSWERKEN 4

2.1 Gebodsbepalingen objecten in, op of nabij waterstaatswerken 4

Artikel 2.1.1 – Afrasteringen 4

Artikel 2.1.2 – Coupures 4

Artikel 2.1.3 – Peilregulerende kunstwerken 4

Artikel 2.1.4 – Verwijderen of verplaatsen van werken vanwege beheer van waterstaatswerken 4

2.2 Onderhoud aan waterstaatswerken 4

Artikel 2.2.1 – Onderhoudsplichtigen en onderhoudsplicht waterstaatswerken (algemeen) 4

Artikel 2.2.2 – Onderhoudsplicht oppervlaktewateren 4

Artikel 2.2.3 – Onderhoudsplichtigen waterkeringen 4

Artikel 2.2.4 – Onderhoudsplicht waterkeringen (dagelijks onderhoud en stuifvrij houden) 5

2.3 Onderhoud aan werken 5

Artikel 2.3.1 – Onderhoudsplicht en onderhoudsverplichtingen werken 5

HOOFDSTUK 3 HANDELINGEN IN HET WATERSYSTEEM 6

Artikel 3.1 – Zorgplicht (ja, tenzij) 6

Artikel 3.2 – Algemene regels (ja, mits) 6

Artikel 3.3 – Vergunningplicht (nee, tenzij) 10

Artikel 3.4 − Bijzonder verbod toegang zeewering 13

Artikel 3.5 – Vrijstelling 3.2 en 3.3 14

Artikel 3.6 – Vrijstelling meet- en registratieplicht grondwateronttrekkingen 14

Artikel 3.7 – Algeheel verbod bij calamiteiten 14

Artikel 3.8 – Voorschriften algemene regels en beleidsregels 14

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT EN HANDHAVING 15

Artikel 4.1 – Schouw 15

Artikel 4.2 – Toezichthouders 15

Artikel 4.3 – Strafbepalingen 15

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 16

Artikel 5.1 – Situatie vóór inwerkingtreding keur en overgangsrecht 16

Artikel 5.2 - Zonering 16

Artikel 5.3 – Overige (regionale) waterkeringen 16

HOOFDSTUK 6 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL 17

Artikel 6.1 – Inwerkingtreding 17

Artikel 6.2 – Citeertitel 17

Bijlage 1: begrippen en definities 18

BIJLAGE 2: SCHEMATISCHE TEKENING ZONERINGEN WATERKERINGEN 24

BIJLAGE 3: SCHEMATISCHE TEKENING ZONERINGEN WATERGANGEN 25

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 – Begripsomschrijvingen

Bijlage 1 bij deze keur bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze keur en daarop berustende bepalingen.

Artikel 1.2 – Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1. De verplichtingen ingevolge deze keur rusten op de eigenaar van gronden.

  • 2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, dan rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht, op de gebruikers.

  • 3. Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen, is ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden, alsmede de eigenaar, hoofdelijk aansprakelijk.

Hoofdstuk 2 Beheer van waterstaatswerken

2.1 Gebodsbepalingen objecten in, op of nabij waterstaatswerken

Artikel 2.1.1 – Afrasteringen

  • 1. De eigenaren van percelen gelegen nabij of op waterstaatswerken, kunnen door het bestuur verplicht worden daarop of daarlangs een voldoende kerende afrastering aan te brengen, indien de percelen worden gebruikt voor het houden van groot vee.

  • 2. Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrasteringsconstructies en wijzen van plaatsing.

Artikel 2.1.2 – Coupures

De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures kunnen door of namens het bestuur verplicht worden deze onmiddellijk te sluiten.

Artikel 2.1.3 – Peilregulerende kunstwerken

De eigenaren of gebruikers van peilregulerende kunstwerken kunnen door of namens het bestuur verplicht worden deze op een daarbij bepaald peil te stellen.

Artikel 2.1.4 – Verwijderen of verplaatsen van werken vanwege beheer van waterstaatswerken

  • 1. Een onder deze keur vallend werk dient door de rechthebbende en/of gebruiker op aanschrijving van het bestuur tijdelijk verwijderd te worden, indien het bestuur dat nodig acht in het kader van het beheer van waterstaatswerken.

  • 2. Een dergelijke aanschrijving zal ten minste een week van tevoren schriftelijk kenbaar worden gemaakt aan de rechthebbende of gebruiker van het betreffende werk, spoedeisende gevallen uitgezonderd.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan Rijnland de rechthebbende en/of gebruiker terstond verplichten een werk tijdelijk te verwijderen.

2.2 Onderhoud aan waterstaatswerken

Artikel 2.2.1 – Onderhoudsplichtigen en onderhoudsplicht waterstaatswerken (algemeen)

  • 1. Onderhoudsplichtig zijn diegenen die in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet tot het plegen van gewoon en/of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.

  • 2. Aan deze onderhoudsplicht dient in ieder geval te zijn voldaan op het moment van de volgens artikel 4.1 van deze keur te voeren schouw.

  • 3. Op aanvraag van de onderhoudsplichtige kan het bestuur afwijken van het tweede lid, en besluiten tot het onder voorwaarden verlenen van maatwerk.

Artikel 2.2.2 – Onderhoudsplicht oppervlaktewateren

1. Gewoon en buitengewoon onderhoud aan oppervlaktewateren wordt gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren van Rijnland.

Artikel 2.2.3 – Onderhoudsplichtigen waterkeringen

  • 1. Het onderhoud van primaire en overige waterkeringen berust, voor zover het betreft het in stand houden van stabiliteit en profiel, bij het hoogheemraadschap.

  • 2. Het dagelijks onderhoud, zoals beschreven in artikel 2.2.4, berust bij de eigenaar van de waterkering.

Artikel 2.2.4 – Onderhoudsplicht waterkeringen (dagelijks onderhoud en stuifvrij houden)

  • 1. De onderhoudsplichtigen van waterkeringen dragen binnen de kernzone zorg voor:

    • a.

      het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen;

    • b.

      het herstellen van beschadigingen, zoals veroorzaakt door verkeer, huisdieren en dergelijke;

    • c.

      het melden aan Rijnland van aanzienlijke beschadigingen en van de aanwezigheid van muskusratten;

    • d.

      het bestrijden van overig wild, dat het waterkerend vermogen van de waterkering schaadt;

    • e.

      het in stand houden van de aanwezige begroeiingen en oeverbegroeiingen, die dienen tot verdediging van de waterkering;

    • f.

      het onderhouden van de grasmat door:

      • i.

        het voortdurend vrijhouden van de voor de erosiebestendigheid van de grasmat schadelijke vegetatie;

      • ii.

        het maaien of laten begrazen.

  • 3. De onderhoudsplichtigen van de kernzone en de landinwaarts gelegen beschermingszone van de zeewering (met uitzondering van particuliere tuinen), dragen zorg voor het beperken van overlast door stuivend zand op infrastructuur en bebouwing van derden.

2.3 Onderhoud aan werken

Artikel 2.3.1 – Onderhoudsplicht en onderhoudsverplichtingen werken

  • 1. Voor zover dit niet bij of krachtens een legger of een vergunning is geregeld, dan wel op andere wijze is vastgelegd in een overeenkomst of overdrachtsdocument, geldt voor de onderhoudsplicht van werken dat onderhoudsplichtig zijn degenen die kadastraal bekendstaan als eigenaar van het perceel waarin het werk is gelegen.

  • 2. De onderhoudsplichtigen zijn verplicht het werk in goede staat te houden.

  • 3. De onderhoudsplichtigen van werken die in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en een (mede)waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

Hoofdstuk 3 Handelingen in het watersysteem

Artikel 3.1 – Zorgplicht (ja, tenzij)

  • 1. Degene die handelingen, met uitzondering van de handelingen die zijn genoemd in artikel 3.2 lid 2, 3.3 lid 1 en 3.4 lid 1 van deze keur, verricht of laat verrichten en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door die handeling nadelige effecten voor het watersysteem ontstaan of kunnen ontstaan, voorkomt die gevolgen of beperkt die, voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van diegene kan worden verwacht.

  • 2. Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige effecten voor het watersysteem als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is, het zo veel mogelijk beperken van:

    • a.

      verzwakking en beschadiging van de waterkering en zeewering;

    • b.

      van wateroverlast en/of waterschaarste;

    • c.

      belemmeringen in de doorstroming in de watergang;

    • d.

      hinder bij inspectie- en/of onderhoudswerkzaamheden aan het watersysteem;

    • e.

      een verslechtering van de chemische en/of ecologische waterkwaliteit;

    • f.

      negatieve effecten van kwel op de waterkwaliteit en waterkwantiteit;

    • g.

      verzilting, verzakkingen van de bodem en/of uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden grondwaterlichamen als gevolg van grondwateronttrekkingen;

    • h.

      een belemmering van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem.

  • 3. Aan de in het eerste lid voorgeschreven zorgplicht wordt in ieder geval voldaan, wanneer de handeling wordt verricht overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen erkende maatregel.

Artikel 3.2 – Algemene regels (ja, mits)

  • 1. Bij het verrichten van de in lid 2 van dit artikel bedoelde handelingen wordt door degene die de handeling verricht of laat verrichten, voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in een door het bestuur voor die handeling vast te stellen algemene regel.

  • 2. 2. Het is toegestaan om met inachtneming van het vorige lid de volgende handelingen in het watersysteem te verrichten of te laten verrichten:

    • a.

      Het dempen van een overige watergang, wanneer:

      • i.

        het oppervlak van de demping niet groter is dan 100 m² en

      • ii.

        deze demping niet uitsluitend bestaat uit het steiler optrekken van het bovenwatertalud, en

      • iii.

        de demping niet plaatsvindt in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.

    • b.

      Het aanleggen van een duiker in een overige watergang, wanneer:

      • i.

        de watergang niet breder is dan 8,00 meter, en

      • ii.

        de duiker niet langer is dan 15,00 meter, en

      • iii.

        de duiker geen bocht of knik bevat.

    • c.

      Het graven van overig oppervlaktewater, wanneer:

      • i.

        het oppervlaktewater niet wordt aangelegd in kwetsbaar kwelgebied, en

      • ii.

        het graven niet alleen het verflauwen van een bovenwatertalud en/of het verdiepen van bestaande oppervlaktewater betreft, en

      • iii.

        de diepte ten opzichte van winterpeil niet meer is dan 2,50 meter.

    • d.

      Het aanbrengen van

      • i.

        steigers, meerpalen en aanmeervoorzieningen in een watergang die is weergegeven op kaart 9, en

      • ii.

        steigers in de kern- en/of beschermingszone van waterkeringen, voor zover deze geheel of gedeeltelijk boven land liggen.

    • e.

      Het in een hoofdwatergang aanbrengen van een plaatsgebonden drijvend object of botenhuis.

    • f.

      Het handelen in of boven een waardevolle oever, wanneer:

      • i.

        als gevolg van deze handeling meer dan 2,00 m² waardevolle oever verloren gaat, en

      • ii.

        de handeling wordt verricht:

        • 1.

          in een bij een tuin van een particuliere woning behorende oever, die met subsidie van Rijnland is aangelegd, of;

        • 2.

          op een locatie die geen onderdeel uitmaakt van een tuin van een particuliere woning.

    • g.

      Het aanleggen van 500 m² tot 5000 m² verharding, wanneer:

      • i.

        deze verharding niet ligt in een op kaart 16 weergegeven gebied en de neerslag die hierop terecht komt volledig in de bodem infiltreert, en

      • ii.

        de verharding wordt aangelegd op onverharde grond.

    • h.

      Het handelen in of boven een op kaart 10 weergegeven vaarweg.

    • i.

      Het uitvoeren van bodemonderzoek, wanneer dit onderzoek plaatsvindt:

      • i.

        in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, en/of

      • ii.

        in een kwetsbaar kwelgebied.

    • j.

      Het:

      • i.

        aanbrengen en hebben van leidingen met een diameter niet groter dan 63 mm in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, en/of

      • ii.

        aanbrengen en hebben van kabels in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, en/of

      • iii.

        aanbrengen en hebben van mantelbuizen en overige drukloze leidingen met een diameter niet groter dan 160 mm in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, en/of

      • iv.

        aanbrengen en hebben van leidingen met een druk niet groter dan 10 bar en/of een diameter niet groter dan 500 mm in de buitenbeschermingszone van een waterkering, en/of

      • v.

        renoveren of vervangen van bestaande, kabels, leidingen en/of mantelbuizen in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.

    • k.

      Het aanbrengen en hebben van een onderbemaling, wanneer het een onderbemaling betreft in een gebied dat is niet weergegeven op kaart 2 en/of 3.

    • l.

      Het bouwen in:

      • i.

        de kern- en/of beschermingszone van de zeewering, voor zover het gaat om:

        • 1.

          het op het strand plaatsen en jaarrond laten liggen of achterlaten van paalconstructies, niet-onderheide funderingsplaten, vloeren en terrassen ten behoeve van seizoenbebouwing;

        • 2.

          het binnen de bebouwingscontour plaatsen van lichte constructies, zoals schuren, en kiosken van maximaal 20 m² het binnen de bebouwingscontour uitvoeren van verbouw, herbouw of een aanbouw van bestaande bouwwerken;

      • ii.

        kern- en/of beschermingszone van een waterkering, voor zover het gaat om:

        • 1.

          het aanbrengen van bouwwerken van maximaal 20 m², buiten de kruin en bestaande uit hout, kunststof of een vergelijkbaar licht materiaal;

        • 2.

          het plaatsen van beschoeiingen en damwanden in het buitentalud en/of in de kruin, voor zover deze bestaan uit houten palen met een gronddicht waterdoorlatend doek en/of houten planken/schotten, waarbij eventuele (schot)ankers buiten het leggerprofiel worden aangebracht.

      • iii.

        een kwetsbaar kwelgebied voor zover dit het plaatsen van heipalen en/of damwanden betreft.

    • m.

      Grond verzetten, voor zover dit betreft:

      • i.

        graven in de kern- en/of beschermingszone van de zeewering voor zover dit plaatsvindt binnen de bebouwingscontouren van de kustplaatsen en maximaal 3 m³ bedraagt;

      • ii.

        graven in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, buiten de kruin, met een maximum van 3 m³, tot maximaal 0,30 m diep;

      • iii.

        graven tot een diepte van 1,5 meter onder maaiveld of boren (m.u.v. boren ten behoeve van grondwateronttrekkingen) in een kwetsbaar kwelgebied

    • n.

      Het aanbrengen en hebben van beplanting in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, voor zover het betreft:

      • i.

        het aanplanten van een boom of struik, wanneer deze niet op de kruin of het buitentalud staat, en deze volgroeid tussen de 2 meter en 5 meter hoog is.

      • ii.

        het hebben van een boom of struik tot 5 meter hoog, die in 2015 al aanwezig was.

    • o.

      Het onttrekken, retourneren en/of infiltreren van grondwater waarbij de freatische grondwaterstand binnen de kern- en/of beschermingszone van een waterkering niet wordt beïnvloed, voor zover het gaat om:

      • i.

        grondwateronttrekkingen, retourneren en/of –infiltraties ten behoeve van bouwputbemalingen, kabel- /leidingsleuven en overige doeleinden, met uitzondering van brandblusvoorzieningen, grondwatersaneringen, beregening, veedrenking, bemalen drainages bestemd voor agrarische doeleinden, wanneer:

        • 1.

          dit plaatsvindt in een provinciaal milieubeschermingsgebied, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 5 en 10 m³ per uur of tussen de 2.500 en 5000 m³ per maand of tussen de 5.000 en 20.000 m³ totaal jaar bedraagt, en

          • b.

            dit langer dan drie en korter dan zes maanden duurt (beperking tijdsduur geldt niet voor kabel- of leidingsleuven).

        • 2.

          dit plaatsvindt in een gebied dat kwetsbaar is voor grondwateronttrekkingen dat is weergegeven op kaart 6, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 5 en 35 m³ per uur, of tussen de 2.500 en 10.000 m³ per maand of 5.000 en 30.000 m³ per jaar bedraagt, en

          • b.

            dit langer dan drie en korter dan zes maanden duurt;

        • 3.

          dit plaatsvindt in een overig gebied, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 10 en 100 m³ per uur, of tussen de 5.000 en 40.000 m³ per maand of tussen de 12.000 en 100.000 m³ totaal per jaar, en

          • b.

            dit korter dan zes maanden duurt.

      • ii.

        grondwateronttrekkingen en retourneren ten behoeve van een grondwatersanering, wanneer:

        • 1.

          dit plaatsvindt in een provinciaal milieubeschermingsgebied dat is weergeven op kaart 12, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 5 m³ en 10 m³ per uur of tussen de 2.500 m³ en 5.000 m³ per maand of tussen de 5.000 m³ en 20.000 m³ per jaar, en

          • b.

            het onttrekken en retourneren langer dan drie en korter dan zes maanden duurt;

        • 2.

          dit plaatsvindt in een kwetsbaar gebied dat is weergegeven op kaart 6, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 5 m³ en 15 m³ per uur of tussen de 2.500 m³ en 10.000 m³ per maand of tussen de 5.000 m³ en 200.000 m³ per jaar, en

          • b.

            het onttrekken en retourneren langer dan drie maanden en korter dan vier jaar duurt;

        • 3.

          dit elders plaatsvindt, waarbij:

          • a.

            het debiet tussen de 10 m³ en 25 m³ per uur, of tussen de 5.000 m³ en 15.000 m³ per maand of tussen de 12.000 m³ en 300.000 m³ per jaar, en

          • b.

            het debiet kleiner is dan 25,00 m³ per uur, 15.000 m³ per maand en 300.000 m³ in totaal, of

          • c.

            het onttrekken en retourneren langer dan zes maanden en korter dan vier jaar duurt;

    • p.

      Het aanleggen van wegen, paden en/of verharding op de kruin van waterkeringen, voor zover dat plaatsvindt door uitsluitend opbrengen van materialen op het bestaande maaiveld, zonder ingraving.

    • q.

      Het verwijderen van:

      • i.

        heipalen of damwanden in een kwetsbaar kwelgebied, en/of;

      • ii.

        palen, met uitzondering van heipalen, uit de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.

  • 3. Het bestuur kan bij algemene regel bepalen dat de handeling vooraf moet worden gemeld, wanneer:

    • a.

      de handeling wijzigingen aan het watersysteem tot gevolg heeft die in de legger moeten worden opgenomen, of

    • b.

      het bestuur toezicht bij de uitvoering van de handeling noodzakelijk acht.

  • 4. Het bestuur kan bij algemene regel bepalen dat, in uitzonderlijke gevallen, door middel van een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van specifieke voorwaarden uit die algemene regel.

Artikel 3.3 – Vergunningplicht (nee, tenzij)

  • 1. Het is verboden om zonder vergunning van het college van dijkgraaf en hoogheemraden de volgende handelingen te verrichten of te laten verrichten:

    • a.

      Het aanleggen van een brug of andere volledige overkluizing in een hoofdwatergang, wanneer:

      • i.

        een ondersteunende constructie in de watergang wordt aangebracht, of

      • ii.

        de afstand tussen de onderkant van de brug of overkluizing en de waterspiegel bij zomerpeil minder dan 1,00 meter bedraagt.

    • b.

      Het dempen van oppervlaktewater, wanneer:

      • i.

        de demping plaatsvindt in een hoofdwatergang, tenzij deze demping volledig bestaat uit het steiler optrekken van het bovenwatertalud, of

      • ii.

        het oppervlak van de demping groter is dan 100 vierkante meter, tenzij deze demping volledig bestaat uit het steiler optrekken van het talud, of

      • iii.

        de demping plaatsvindt in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, tenzij deze demping volledig bestaat uit het steiler optrekken van het talud.

    • c.

      Het aanleggen van een duiker, wanneer:

      • i.

        de duiker wordt aangelegd in een hoofdwatergang, of

      • ii.

        de duiker wordt aangelegd in een overige watergang die breder is dan 8,00 meter, en/of

      • iii.

        de duiker langer is dan 15,00 meter, en/of

      • iv.

        de duiker één of meerdere bochten of knikken bevat.

    • d.

      Het graven van oppervlaktewater:

      • i.

        met een waterdiepte van meer dan 2,50 meter en/of

      • ii.

        in kwetsbaar kwelgebied dat is weergegeven op kaart 2 van de uitvoeringsregels, waaronder ook begrepen wordt het verflauwen van het talud, en/of

      • iii.

        wanneer het gaat om het graven, verbreden of verdiepen of om het verflauwen van het talud van een hoofdwatergang.

    • e.

      Het plaatsen van een object in een beschermingszone, dan wel de kernzone tot aan de waterlijn, van een hoofdwatergang die is weergegeven op kaart 4 van de uitvoeringsregels, tenzij het straatmeubilair of beplanting betreft.

    • f.

      Het aanleggen van meer dan 5000 m² verharding, wanneer

      • i.

        deze verharding niet ligt in een op kaart 16 weergegeven gebied en de neerslag die hierop terecht komt volledig in de bodem infiltreert, en

      • ii.

        de verharding wordt aangelegd op onverharde grond.

    • g.

      Het aanbrengen en hebben van

      • i.

        mediumvoerende leidingen in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering indien de druk in de leiding groter is dan 10 bar en/of met een diameter groter dan 63 mm, en/of

      • ii.

        mantelbuizen en drukloze leidingen in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering met een diameter groter dan 160 mm, en/of

      • iii.

        mediumvoerende leidingen in de buitenbeschermingszone van een waterkering indien de druk in de leiding groter is dan 10 bar en/of met een diameter groter dan 500 mm, en/of;

      • iv.

        mediumvoerende leidingen in de kern- en/of beschermings- en/of buitenbeschermingszone van de zeewering indien de druk in de leiding groter is dan 10 bar, en/of;

      • v.

        kabels, leidingen en mantelbuizen over of onder een dijk-in-duinconstructie.

    • h.

      Het houden van:

      • i.

        grootvee op de zeewering buiten een dynamisch gebied, of

      • ii.

        vee, waarbij het vee in een waardevolle oever kan komen.

    • i.

      Het aanleggen en/of hebben van een peilafwijking, wanneer:

      • i.

        het een onderbemaling betreft in een gebied dat is weergeven op kaart 2 en/of 3, of

      • ii.

        het een hoogwatervoorziening betreft in een gebied dat niet is weergeven op kaart 7.

    • j.

      Het aanbrengen van een inlaatconstructie, wanneer:

      • i.

        deze ten behoeve van een hoogwatervoorziening wordt aangelegd in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, of

      • ii.

        deze wordt aangelegd voor een ander doel dan een hoogwatervoorziening.

    • k.

      Het bouwen in:

      • i.

        de kern- en/of beschermingszone van de zeewering, voor zover het gaat om:

        • 1.

          bouwwerken op het strand die in de periode tussen 1 november en 1 februari aanwezig zijn, of

        • 2.

          nieuwbouw, herbouw, verbouw en aanbouw buiten de bebouwingscontouren van de kustplaatsen, of

        • 3.

          nieuwbouw binnen de bebouwingscontouren van de kustplaatsen.

      • ii.

        de kern- en/of beschermingszone van waterkeringen, voor zover het gaat om:

        • 1.

          bouwwerken groter dan 20 m²;

        • 2.

          bouwwerken op de kruin;

        • 3.

          bouwwerken die niet bestaan uit hout, kunststof of een vergelijkbaar licht materiaal;

        • 4.

          het plaatsen van beschoeiingen en damwanden in het binnentalud, of

        • 5.

          het plaatsen van beschoeiingen en damwanden in het buitentalud en/of de kruin, voor zover deze niet bestaan uit houten palen met gronddicht waterdoorlatend doek en/of houten planken/schotten, en/of waarbij (schot)ankers worden aangebracht binnen het leggerprofiel.

    • l.

      Grond te verzetten:

      • i.

        in de kern- en/of beschermingszone van de zeewering, met uitzondering van het strand, voor zover dit:

        • 1.

          grondverzet plaatsvindt buiten de bebouwingscontouren van de kustplaatsen, of

        • 2.

          grondverzet plaatsvindt binnen de bebouwingscontouren van de kustplaatsen en dat meer dan 3,00 m³ bedraagt.

      • ii.

        in de kern- en/of beschermingszone van waterkeringen, wanneer:

        • 1.

          er meer dan 3,00 m³ wordt vergraven, en/of

        • 2.

          dieper dan 0,30 meter wordt gegraven, en/of

        • 3.

          graven en/of ophogen plaatsvindt op de kruin, en/of

        • 4.

          een ophoging of aanvulling plaatsvindt met klei meer dan 0,50 meter, en/of

        • 5.

          een ophoging of aanvulling plaatsvindt met natte bagger op het gehele horizontale bovenvlak van de waterkering, het binnentalud of het buitentalud, en/of

        • 6.

          een ophoging of aanvulling plaatsvindt met andere grondsoorten dan klei op de kruin, en/of

        • 7.

          een ophoging of aanvulling buiten de kruin plaatsvindt voor zover het meer dan 0,50 meter bedraagt.

      • iii.

        in een kwetsbaar kwelgebied, wanneer dieper dan 1,5 meter onder maaiveld wordt gegraven.

    • m.

      Het uitvoeren van één van de volgende risicovolle werken in de kernzone, beschermingszone en/of buitenbeschermingszone van de waterkering, alsook de zeewering voor zover gelegen bij de dijk-in-duinconstructies

      • i.

        afgravingen voor het winnen van delfstoffen en specie;

      • ii.

        het uitvoeren van seismisch onderzoek door middel van explosies;

      • iii.

        het bouwen van inrichtingen met explosiegevaarlijk materiaal en/of explosiegevaarlijke inrichtingen zoals een vuurwerkfabriek, vuurwerkopslagplaatsen of een tankstation.

    • n.

      Het met een voertuig of werktuig betreden van de kernzone van een waterkering, wanneer:

      • i.

        het voertuig of werktuig op een weg wordt opgesteld bijvoorbeeld ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden en het totale gewicht groter is dan 50.000 kilogram, of

      • ii.

        het voertuig of werktuig zich niet op een weg bevindt en het totale gewicht groter is dan 8.000 kilogram.

    • o.

      Het aanbrengen en hebben van beplanting in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering, voor zover het betreft:

      • i.

        het aanbrengen en hebben van een boom of struik:

        • 1.

          op de kruin en/of het buitentalud en deze volgroeid hoger wordt dan 2,00 meter, of

        • 2.

          op het binnentalud en/of in de beschermingszone van een waterkering en deze volgroeid hoger wordt dan 5,00 meter;

      • ii.

        het hebben van een boom hoger dan 5,00 meter

    • p.

      Het onttrekken, retourneren en/of infiltreren van grondwater, voor zover het gaat om:

      • i.

        Grondwateronttrekkingen, retourneren en/of infiltraties (ongeacht het doel) waarbij een effect op de freatische grondwaterstand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering te verwachten is, of

      • ii.

        grondwateronttrekkingen en/of infiltraties ten behoeve van het drooghouden van een bouwput, een kabel- of leidingsleuf, of voor overige doeleinden, met uitzondering van brandblusvoorzieningen, grondwatersaneringen, beregening, veedrenking en bemalen drainages bestemd voor agrarische doeleinden, wanneer:

        • 1.

          dit plaatsvindt in een provinciaal milieubeschermingsgebied, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 10 m³ per uur, of 5.000 m³ per maand of 20.000 m³ per jaar, of

          • b.

            de onttrekking en/of infiltratie langer duurt dan zes maanden (beperking tijdsduur geldt niet voor kabel- of leidingsleuven);

        • 2.

          dit plaatsvindt in een gebied dat kwetsbaar is voor grondwater onttrekkingen dat is weergegeven op kaart 6, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 35 m³ per uur, of 10.000 m³ per maand of 30.000 m³ per jaar, of

          • b.

            de onttrekking of infiltratie langer duurt dan zes maanden;

        • 3.

          dit plaatsvindt in een overig gebied, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 100 m³ per uur, of 40.000 m³ per maand of 100.000 m³ per jaar, of

          • b.

            de onttrekking of infiltratie langer duurt dan zes maanden (beperking tijdsduur geldt niet voor kabel- of leidingsleuven).

      • iii.

        grondwateronttrekkingen ten behoeve van beregening of veedrenking en:

        • 1.

          dit plaatsvindt in een provinciaal milieubeschermingsgebied of in een gebied dat kwetsbaar is voor grondwateronttrekkingen dat is weergegeven op kaart 6, waarbij het debiet groter is dan 5 m³ per uur, of 2.500 m³ per maand of 12.000 m³ per jaar.

        • 2.

          dit plaatsvindt in een overig gebied, waarbij het debiet groter is dan 10 m³ per uur, 5.000 m³ per maand of 12.000 m³ per jaar

      • iv.

        grondwateronttrekkingen en retourneren ten behoeve van een grondwatersanering en:

        • 1.

          de onttrekking plaatsvindt in een provinciaal milieubeschermingsgebied, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 10,00 m³ per uur, of 5.000 m³ per maand of 20.000 m³ per jaar, of

          • b.

            de onttrekking langer duurt dan zes maanden;

        • 2.

          de onttrekking plaatsvindt in een gebied dat kwetsbaar is voor grondwateronttrekkingen dat is weergegeven op kaart 6, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 15 kubieke meter per uur, of 10.000 kubieke meter per maand of 200.000 kubieke meter per jaar, of

          • b.

            de onttrekking langer duurt dan vier jaar;

        • 3.

          de onttrekking elders plaatsvindt, waarbij:

          • a.

            het debiet groter is dan 25 m³ per uur, of 15.000 m³ per maand of 300.000 m³ per jaar, of

          • b.

            de onttrekking langer duurt dan vier jaar;

    • q.

      Het aanleggen en onderhouden van wegen, paden en/of verharding, wanneer:

      • i.

        het een nieuw(e) weg, pad of verharding in de kernzone van de zeewering betreft, voor zover deze wordt aangelegd buiten particuliere tuinen;

      • ii.

        het een nieuw(e) weg, pad of verharding in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering betreft, voor zover deze wordt aangelegd op de kruin, er sprake is van ophoging (cunet) van meer dan 20 cm en voor zover de verharding wordt aangelegd buiten tuinen;

      • iii.

        het renovatie van een weg, pad of verhardingen in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering betreft, voor zover deze wordt uitgevoerd op de kruin, en/of bij het vervangen van het cunet en/of bij het aanbrengen van nieuwe of hogere verkeersdrempels.

    • r.

      Het verwijderen van een heipaal, damwand of mediumvoerende leiding, niet zijnde een huisaansluiting, uit de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.

    • s.

      Alternatieve waterbergingen, voor zover het betreft:

      • i.

        het aanleggen en hebben van een alternatieve waterberging die dient ter compensatie van het aanleggen van verharding, en

      • ii.

        het verwijderen of opheffen van een alternatieve waterberging die is aangelegd ter compensatie van een eerdere aanleg van verharding.

Artikel 3.4 − Bijzonder verbod toegang zeewering

Het bestuur is bevoegd om een kaart vast te stellen waarop delen van de zeewering zijn aangegeven die niet mogen worden betreden. Ter plaatse wordt dit met bebording en/of afrastering aangegeven.

Artikel 3.5 – Vrijstelling 3.2 en 3.3

  • 1. Het in artikel 3.2 en 3.3 bepaalde is niet van toepassing voor handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen ten behoeve van het herstel van, onderhoud of buitengewoon onderhoud aan (waterstaats-)werken, mits daarbij voldaan wordt aan de nadere eisen en voorschriften die bij of krachtens de keur daaraan gesteld worden.

  • 2. Het in artikel 3.2 en 3.3 bepaalde is eveneens niet van toepassing op handelingen die plaatshebben door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 van de Waterschapswet opgedragen beheer en het daarover bepaalde in het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 3.6 – Vrijstelling meet- en registratieplicht grondwateronttrekkingen

  • 1. De meet- en rapportageplicht, genoemd in artikel 6.11, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit, zijn niet van toepassing wanneer:

    • a.

      grondwater wordt onttrokken ten behoeve van beregening of veedrenking en jaarlijks minder dan 12.000 kubieke meter grondwater wordt onttrokken, of;

    • b.

      grondwater wordt onttrokken ten behoeve van een brandblusvoorziening.

Artikel 3.7 – Algeheel verbod bij calamiteiten

  • 1. In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien een zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur – zo nodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten – het verbod uitvaardigen om:

    • a.

      water af te voeren naar en/of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen;

    • b.

      water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

    • c.

      grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2. Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

Artikel 3.8 – Voorschriften algemene regels en beleidsregels

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot het vaststellen van de voorschriften van algemene regels en beleidsregels.

  • 2. Op de vaststelling van de algemene regels en beleidsregels als bedoeld in lid 1 van dit artikel is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving

Artikel 4.1 – Schouw

  • 1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de water¬staatswerken volgens een door het bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan – indien het dat nodig acht – besluiten een extra schouw te voeren.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die ten min¬ste twee weken van tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

Artikel 4.2 – Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 4.3 – Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze keur bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroor¬deling van de schuldige, welke veroordeling wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 – Situatie vóór inwerkingtreding keur en overgangsrecht

  • 1. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht dan wel als zodanig wordt beschouwd, wordt geacht in overeenstemming met het bepaalde in, bij of krachtens deze keur te zijn verleend.

  • 2. De vergunningen cq. vergunningsvoorschriften, vastgesteld bij of krachtens een voorgaande keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van deze keur in werking en onherroepelijk waren, vervallen van rechtswege indien op grond van deze keur geen vergunningplicht meer geldt, dan wel minder strenge voorschriften gelden.

  • 3. De voorschriften van een vergunning dan wel nadere eisen, vastgesteld bij of krachtens een voorgaande keur, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van deze keur in werking en onherroepelijk waren, zijn – indien op grond van deze keur strengere bepalingen gelden – gedurende één jaar na inwerkingtreding nog van kracht.

Artikel 5.2 - Zonering

  • 1. Wateren en waterkeringen waarvoor bij of krachtens de wet, of bij verordening het vaststellen van een legger niet is voorgeschreven, dan wel waarvoor het vaststellen van een legger wel is voorgeschreven maar waar vaststelling op het moment van inwerkingtreding van deze keur nog niet heeft plaatsgehad, worden voor de toepassing van deze keur aangemerkt als waterstaatswerk.

  • 2. Op de bij deze keur behorende tekeningen (bijlagen 2 en 3) is schematisch aangegeven wat voor de in lid 1 bedoelde waterstaatswerken geldt als kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone.

  • 3. Zolang er voor de waterkeringen nog geen legger is vastgesteld, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a.

      Als kernzone wordt aangemerkt het gedeelte waterkering gelegen tussen de buitenteenlijn (snijvlak kade – boezemwaterlijn) en de insteek aan de polderzijde, zijnde het snijvlak van de kade met (het verlengde van) de polderwaterlijn, zoals die ter plaatse aanwezig is/wordt aangetroffen.

    • b.

      Als beschermingszone wordt aangemerkt een 15,00 meter brede strook aan weerszijden van de kernzones.

    • c.

      Als buitenbeschermingszone wordt aangemerkt een 50,00 meter brede strook aan weerszijden van de buitengrens van de beschermingszones.

  • 4. Waar gronden, zonder als waterkering herkenbaar te zijn, voor achterliggend gebied toch een waterkerende functie hebben, wordt als kernzone aangemerkt een strook van deze gronden ter breedte van 10,00 meter, gemeten uit de insteek c.q. waterlijn, tenzij door het bestuur van Rijnland andere begrenzingen zijn of worden aangegeven.

Artikel 5.3 – Overige (regionale) waterkeringen

Onder ‘overige waterkeringen’ als bedoeld in artikel 1, sub a onder 2 van Rijnlands reglement worden, zolang deze niet zijn aangegeven respectievelijk vastgelegd in een legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet juncto artikel 5.1 van de Waterwet, voor de toepassing van deze keur ook begrepen:

  • 1. de landscheidingen;

  • 2. de kaden langs het Stroomkanaal te Gouda en de kaden langs het Uitwateringskanaal te Spaarndam en langs het Uitwateringskanaal te Katwijk;

  • 3. de polderkaden;

  • 4. de waterscheidingen (peilscheidingen).

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 6.1 – Inwerkingtreding

Deze keur is vastgesteld door de verenigde vergadering op 11 maart 2015, en gewijzigd vastgesteld op 1 juni 2016. De eerstgewijzigde versie is inwerking getreden op 10 juni 2016. De tweede gewijzigde versie zal worden vastgesteld op 13 mei 2020 en in werking treden op 1 juni 2020.

Artikel 6.2 – Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur Rijnland 2020.

Ondertekening

Bijlage 1: begrippen en definities

In deze keur en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

aanlegdiepte: de minimaal vereiste aan te leggen waterdiepte;

aanmeervoorziening: een constructie in het water die bestaat uit palen die met een gording met elkaar zijn verbonden;

aanvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater;

afvoeren: het door middel van een werk of langs natuurlijke weg, brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater;

algemene regel: een door het college van dijkgraaf en hoogheemraden vastgestelde regel; deze algemene regel bevat de voorwaarden waaraan bij de betreffende handeling moet worden voldaan;

alternatieve waterberging: een voorziening waarbij op een andere wijze dan door middel van het graven van oppervlaktewater, hemelwater al dan niet tijdelijk kan worden geborgen. Onder alternatieve waterberging worden onder andere verstaan: wadi’s, polderdaken en bergingskelders;

banket: kunstmatige strandverhoging nabij de duinvoet die wordt gebruikt als standplaats voor strandpaviljoens op recreatiestranden;

basisrioleringsplan: een plan waarin op gedetailleerde wijze wordt aangegeven hoe de inzameling en afvoer van afvalwater en neerslag binnen een gebied dient te gebeuren;

bebouwingscontour: de in kaart 11 weergegeven gebieden waarbinnen veel bebouwing aanwezig is;

beheer: de overheidszorg met betrekking tot een of meer afzonderlijke watersystemen of onderdelen daarvan, gericht op de in de Wet genoemde doelstellingen;

beleidsregel: een regel waarin het college van dijkgraaf en hoogheemraden heeft vastgelegd hoe een aanvraag om een vergunning wordt beoordeeld;

beregening: water geven aan gewassen;

Berging Rekening Courant: een saldo van gedempt en gegraven water;

bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger is opgenomen;

beschermingszone: een aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen en waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;

beschoeiing: materiaal dat is aangebracht langs de oever om de oever tegen afkalving te beschermen en/of te voorkomen dat afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer belemmert;

bestuur: het dagelijks bestuur;

beweiding: het houden en/of laten grazen van vee in een weiland;

bodemonderzoek: geotechnisch en milieukundig bodemonderzoek, (inclusief de daarbij behorende lading en optredende krachten door verankering), waarbij boringen en/of sonderingen in de bodem worden verricht;

boezempeil: het in een peilbesluit vastgelegde streefpeil van een boezem ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;

botenhuis: al dan niet drijvende constructie ten behoeve van bescherming van een vaartuig;

bouwen: het realiseren of veranderen van een bouwwerk;

bouwwerk: een direct of indirect met de grond verbonden constructie van hout, steen, metaal of een ander materiaal;

bouwputbemaling: het onttrekken van (grond)water uit een bouwput of het onttrekken van grondwater uit de bodem, naast en onder een bouwput (spanningsbemaling);

brandblusvoorziening: een voorziening waarmee grondwater uit de bodem kan worden onttrokken om als bluswater te worden gebruikt;

brug: een vaste of beweegbare verbinding tussen twee percelen die gescheiden zijn door oppervlaktewater;

buitenbeschermingszone: een aan de beschermingszone grenzende zone, die als zodanig in de legger is aangegeven;

buitentalud: de zone tussen de waterbodem en de kruin van de waterkering;

coupure: doorsnijding van een dijklichaam waarvan de opening bij hoogwater kan worden afgedicht;

cunet: een uitgegraven gedeelte in een niet draagkrachtige grondlaag; in deze uitgraving wordt een aardebaan aangelegd als dragend lichaam voor wegen, opstelterreinen, nutsleidingen of kabels;

dempen: het verkleinen van het bergend oppervlak, zoals vastgelegd in de legger Oppervlaktewateren; bij de beoordeling of een oppervlaktewater (gedeeltelijk) wordt gedempt, wordt onder andere uitgegaan van de in de legger Oppervlaktewateren gekarteerde oeverlijn;

dijk-in-duinconstructie: een met stenen beklede zanddijk, waarop en waarvoor zand is aangebracht in de vorm van duinen en strand; deze zijn aanwezig in Katwijk en in Noordwijk;

drooglegging: het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en het grondoppervlak;

duiker: een constructie die watergangen door een grondlichaam heen met elkaar verbindt;

duinvoet: benedenrand van het duin; overgang van het duinbeloop naar het strand;

dynamische gebieden van de zeewering: de in kaart 8 weergegeven gebieden in de zeewering waar natuurlijke processen van de duinen en het strand, zoals aangroei, afslag en verstuiving mogen plaatsvinden;

erkende maatregel: een door het college van dijkgraaf en hoogheemraden vastgestelde maatregel ter invulling van de zorgplicht; wanneer conform de erkende maatregel wordt gehandeld, wordt per definitie voldaan aan de zorgplicht;

freatische grondwaterstand: het water in de verzadigde zone met een vrije grondwaterspiegel; het betreft het grondwater dat als eerste wordt aangetroffen bij graaf- en boorwerkzaamheden;

gemeentelijk rioleringsplan: een document waarin een gemeente een aantal zaken vastlegt omtrent het beheer van de riolering; artikel 4.22 van de Wet Milieubeheer stelt het hebben van een actueel GRP verplicht voor alle Nederlandse gemeenten, sinds de invoering van de Wet gemeentelijke watertaken (Wgw) moet het GRP ook ingaan op het beheer van grondwater en hemelwater;

grensprofiel zeewering: het deel van het duin dat na een maatgevende storm minimaal aanwezig moet zijn om de veiligheid te kunnen waarborgen;

grondverzet: het verplaatsen van grond, zoals: graven, ophogen/aanvullen, omspuitingen, omdreggingen of omzettingen van grond;

grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen;

grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa;

grondwateronttrekking: het uit de bodem halen van grondwater;

grondwaterpeil: het actuele niveau van het grondwater ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;

grondwatersanering: verwijderen van verontreinigd grondwater uit de bodem;

grootvee: alle paarden en runderen, inclusief veulens en kalfjes;

hemelwateruitlaat: het punt waar in een hemelwaterriool verzameld hemelwater in het oppervlaktewater wordt gebracht;

hoofdwatergang: ‘primair oppervlaktewater’ zoals gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren; een primair oppervlaktewater is een oppervlaktewater met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraan- en afvoer en/of waterberging en/of voor de instandhouding van de waterkering;

hoogwatervoorziening: een voorziening waarmee het waterpeil wordt verhoogd ten opzichte van het in het peilbesluit vastgestelde waterpeil;

huisaansluiting: een kabel of leiding waarmee een woning of woongebouw is aangesloten op het elektriciteits-, gas-, drinkwater-, warmte- of media/(tele)communicatienetwerk of een daarmee vergelijkbare kabel of leiding;

infiltreren van water: het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

inrichting/infiltratiewerk: een werk bestaande uit een of meer winmiddelen, bestemd tot het onttrekken van grondwater, dan wel middelen tot het infiltreren van water in de bodem;

inlaatconstructie: een voorziening om water vanuit een hoger gelegen gebied (vanuit de boezem of een ander peilvak) in te laten in een lager gelegen gebied;

insteek: de snijlijn van het schuine oevertalud en het horizontaal gelegen maaiveld, dan wel de plaats van een aanwezige beschoeiing;

kernzone: het centrale gedeelte van het waterstaatswerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven;

klein meubilair: kleine objecten, zoals vlaggenmasten, prullenbakken en speeltoestellen;

kleinvee: al het vee, met uitzondering van grootvee;

kruin: een zone van de waterkering, die als zodanig in de legger is opgenomen;

kunstwerken: alle werken die een functie hebben in het functioneren van het waterstaatkundig systeem;

kwel: grondwater, dat omhooggestuwd wordt als gevolg van potentiaalverschil of stijghoogteverschil (drukverschil) tussen het gebied waar het grondwater inzijgt en waar het omhoogkomt;

kwetsbaar kwelgebied: een op kaart 2 weergegeven gebied waar kwel een negatieve invloed (kwalitatief en kwantitatief) op het watersysteem kan hebben;

kwetsbaar onttrekkingsgebied: een op kaart 6 weergegeven gebied waar een grondwateronttrekking een negatieve invloed kan hebben;

laagwaterlijn: de lijn op de grens van het laagwater (eb) op het strand;

legger: openbaar register van de beheerder, waarin onderhoudsplicht en de gewenste of vereiste (onderhouds)toestand van wateren, waterkeringen en andere waterhuishoudkundige werken en voorzieningen zijn aangegeven, evenals de keurbegrenzingen;

leggerprofiel: het als het theoretisch bepaalde minimaal vereiste profiel dat nodig is om de waterkerende functie met zodanige veiligheid te vervullen dat wordt voldaan aan de vastgestelde veiligheidsnorm. Het profiel zal verschillen afhankelijk van het verval (verschil tussen buitenpeil en binnenpeil), de geometrie (vereiste kruinhoogte boven buitenpeil en vereiste kruinbreedte), de ondergrondopbouw en de veiligheidsnorm (zie bijlage 2 afb. 1).

leggerzones: alle in de legger opgenomen zones, dit zijn de kernzone, beschermingszone, buitenbeschermingszone, het profiel van vrije ruimte en de kruin;

lichte constructie: een ongefundeerd of licht gefundeerd bouwwerk gemaakt van lichte materialen, zoals hout of kunststof, met uitzondering van damwanden en beschoeiing;

maaiveld: bovenkant of oppervlakte van het terrein;

maatwerkvoorschrift: een beschikking van het college van dijkgraaf en hoogheemraden, waarmee wordt afgeweken van de voorwaarden uit een algemene regel;

mediumvoerende leiding: een leiding waardoor een gas of vloeistof wordt getransporteerd;

meerpaal: een paal in het water, die over het algemeen gebruikt wordt voor het aanmeren van vaartuigen;

meldplicht: de in een algemene regel opgenomen verplichting om de handeling voorafgaand bij het bestuur te melden;

nat oppervlak: het onder de waterspiegel gelegen oppervlak van de dwarsdoorsnede van een watergang;

oever: de scheiding tussen water en land;

oeverherstel: het herstel van afkalving van de oever, door de oeverlijn terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat;

oeverlijn: de scheidingslijn tussen water en land;

onderbemaling: het verlagen van het waterpeil ten opzichte van het in het peilbesluit vastgestelde waterpeil;

ontgrondingskuil: de kuil die in het maaiveld ontstaat bij het omvallen van een boom of struik, of door een breuk of lekkage in een leiding;

onttrekken: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht, of het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

onttrekkingsinrichting: inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grondwater, waaronder tevens inrichtingen en/of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever en/of één project plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen gelden als één inrichting; in aanvulling hierop is er geen sprake van een samenhangend geheel indien de invloedsgebieden van onttrekkingen en/of infiltraties elkaar niet overlappen en/of bij onttrekkingen een periode van zes maanden of langer ligt tussen de beëindiging van een onttrekking en het begin van de volgende onttrekking en/of is aangetoond dat voorafgaand aan een opvolgende onttrekking de grondwaterstand en de stijghoogte in de diepere watervoerende pakketten zich hebben hersteld tot het natuurlijk niveau;

oppervlaktewater: watergang, kanaal, meer, sloot en een al dan niet droogstaande greppel die in open verbinding met andere oppervlaktewateren staat en/of onderdeel van het watersysteem uitmaakt;

overige watergang: ‘overig oppervlaktewater’ zoals gedefinieerd in de legger Oppervlaktewateren. Dit is oppervlaktewater met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of die een zekere drooglegging (ontwatering) dient te geven;

peilafwijking: onderbemaling en/of hoogwatervoorziening;

peilvak: een in een peilbesluit vastgelegd geografisch afgebakend gebied waar hetzelfde waterpeil wordt nagestreefd;

plaatsgebonden drijvend object: ieder object dat zelfstandig blijft drijven en gebonden is aan een vaste ligplaats, zoals woonboten, woonschepen, woonarken, drijvende botenhuizen, drijvende steigers, pontons en dergelijke;

polderpeil: het in een peilbesluit vastgelegde streefpeil van een in de polder gelegen watergang ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil, afgekort NAP;

profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een waterkering die nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering en in de legger is vastgesteld (zie bijlage 2 afb. 2);

provinciaal milieubeschermingsgebied: een door de provincie aangewezen gebied, waarmee de drinkwaterwinning wordt beschermd;

retourneren: het in de bodem terugbrengen van onttrokken grondwater;

riooloverstort: het punt waar in een riool verzameld afvalwater in pieksituaties in het oppervlaktewater wordt gebracht;

risicovolle werken: werken die grote risico’s geven voor de stabiliteit en waterkerendheid van waterkeringen en zeeweringen;

seizoensbebouwing: bebouwing die alleen in de periode tussen 1 februari en 1 november op het strand aanwezig is;

steiger: een constructie in het water, bestaande uit palen en een beloopbaar gedeelte;

straatmeubilair: voorzieningen ten behoeve van straatverlichting, plaatsaanduiding, bewegwijzering, alsmede recreatieve voorzieningen zoals bankjes en vuilnisbakken;

strand: de kuststrook tussen de duinvoet en de zee;

strategische zoetwaterreserve: het zoete grondwater dat zich in de watervoerende pakketten onder de deklaag bevindt, in de gebieden met overwegend zoet grondwater; komt overeen met de zoete grondwaterlichamen (diep) uit de KRW; moet behouden blijven om ook in de toekomst verschillende functies, zoals voor drinkwaterwinning, te kunnen vervullen;

talud: bij water de zijdelingse begrenzing tussen waterbodem en maaiveld, bij waterkeringen gelegen tussen de (min of meer) horizontale bovenzijde en de teen van het dijklichaam (helling tussen 1:1 en 1:10);

veedrenking: het laten drinken van vee;

veiligheidszone: de in de NEN 3650 en NEN 3651 gehanteerde zone langs een waterkering;

Verenigde Vergadering: het hoogste orgaan van een waterschap, oftewel het algemeen bestuur;

vergunningplicht: de verplichting uit artikel 3.3 van de keur om voorafgaand aan de handeling een vergunning te hebben;

verharding: de verharding als gevolg waarvan neerslag niet of zeer beperkt in de bodem kan infiltreren;

verheelde kering: niet als zodanig ‘in het veld’ herkenbare waterkering, maar dient wel als boezem-, polderkade of land- of peilscheiding;

verval: hoogteverschil tussen twee punten binnen een watergang;

volledige overkluizing: een object dat op of boven maaiveldhoogte een watergang van oever tot oever bedekt;

waardevolle oevers: de op kaart 1 weergegeven oevers die (1) met behulp van een subsidie als natuurvriendelijke oever zijn aangelegd en (2) oevers waarvan tijdens een inventarisatie is gebleken dat daar een bijzondere vegetatie aanwezig is;

watergangen: hoofdwatergangen en overige watergangen;

waterkeringen: kunstmatige hoogten, waterscheidingen en (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

waterstaatswerken:

a. een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of bijbehorende beschermingszones en ondersteunende kunstwerken, die als zodanig in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet zijn aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger;

b. nog niet in de legger opgenomen wateren die gegraven worden na de inwerkingtreding van deze keur;

c. nog niet in de legger opgenomen waterkeringen die aangelegd worden na de inwerkingtreding van deze keur;

watersysteem: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

watervergunning: een vergunning als bedoeld in de Wet;

werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

Wet: de Waterwet;

winmiddel: een middel om grondwater, in afwijking van het natuurlijke stromingspatroon, in meer of mindere mate geforceerd te doen toestromen;

winterpeil: het waterpeil dat in de winter wordt nagestreefd;

zeereep: een direct aan de kust liggende duinenrij;

zeewering: waterkeringen die beschermen tegen de zee en als zodanig zijn aangewezen in de legger;

zilte kwel: kwel met een verhoogd chloridegehalte;

zomerpeil: het waterpeil dat in de zomer wordt nagestreefd;

zomerseizoen: de periode tussen 1 februari en 1 november;

zorgplicht: de in artikel 3.1 van de keur opgenomen verplichting om bij het handelen voldoende zorg voor het watersysteem in acht te nemen.

Bijlage 2: schematische tekening zoneringen waterkeringen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3: schematische tekening zoneringen watergangen

afbeelding binnen de regeling

Toelichting zonering oppervlaktewateren:

• Beschermingszone: Primaire wateren 5,00 meter breed, overige wateren 2,00 meter breed.

• Kernzone: Centrale gedeelte van een oppervlaktewater, breedte is locatieafhankelijk.