Regeling vervallen per 20-02-2019

Besluit Ondermandaten 2018

Geldend van 24-01-2018 t/m 19-02-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Besluit Ondermandaten 2018

De secretaris-algemeen directeur heeft op 9 januari 2018 besloten (18.003207) het navolgende ‘Besluit Ondermandaten Rijnland 2018’ vast te stellen onder intrekking van het Besluit Ondermandaten Rijnland 2015. Het besluit treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Besluit Ondermandaten Rijnland 2018

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemene bepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    bestuursorgaan: de verenigde vergadering, het college van dijkgraaf en hoogheemraden of de dijkgraaf;

  • 2.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland, oftewel het dagelijks bestuur van Rijnland, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • 3.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college besluiten te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

  • 4.

    ondermandaat: een door de secretaris-algemeen directeur aan een daartoe aangewezen functionaris gegeven bevoegdheid om namens het college onder verantwoordelijkheid van het college en met inachtneming van aanwijzingen en richtlijnen van het college besluiten te nemen, stukken van het college vast te leggen en te ondertekenen;

  • 5.

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • 6.

    secretaris-algemeen directeur: de ambtenaar die de functie van manager s18 vervult;

  • 7.

    verenigde vergadering: het algemeen bestuur van Rijnland, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • 8.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van de dijkgraaf de met privaatrechtelijke rechtshandelingen samenhangende schriftelijke stukken te ondertekenen.

Artikel 2 Aangewezen functionarissen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    manager s16: de ambtenaren die de rol van directeur vervullen;

  • 2.

    manager s14/s15: de ambtenaren die de rol van afdelingshoofd vervullen;

  • 3.

    manager s11/s12/s13: de ambtenaren die de rol van teamleider vervullen;

  • 4.

    projectleiders s13/s14: de ambtenaren die de rol van resultaatmanager dan wel opdrachtgever vervullen;

  • 5.

    projectleiders s11/s12: de ambtenaren die de Integraal Projectmanagement (IPM) rollen vervullen.

  • 6.

    andere in de budgethoudersregeling aangegeven functionarissen: de ambtenaren die in de budgethoudersregeling genoemd zijn.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1.

    De in hoofdstuk 2 van dit besluit opgenomen bevoegdheden en de ondertekening van genoemde stukken worden opgedragen aan de daartoe aangewezen functionarissen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde functionarissen kunnen het hen verleende ondermandaat, tenzij dat expliciet is toegestaan, niet door middel van ondermandaat opdragen aan door hen aan te wijzen andere functionarissen.

  • 3.

    De secretaris-algemeen directeur kan aan het ondermandaat nadere voorschriften verbinden.

  • 4.

    De managers s16 brengen op verzoek aan de secretaris-algemeen directeur verslag uit over de wijze waarop zij gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

  • 5.

    De managers s14/s15 brengen op verzoek aan een van de managers s16 dan wel indien het de managers s14/s15 van de stafafdelingen betreft de secretaris-algemeen directeur, verslag uit over de wijze waarop zij en anderen binnen hun afdeling gebruik hebben gemaakt van het hen verleende ondermandaat.

  • 6.

    De projectleiders s13/s14 (resultaatmanagers) brengen op verzoek aan een van de managers s16 verslag uit over de wijze waarop zij gebruik hebben gemaakt van hun ondermandaat.

Artikel 4 Plaatsvervanging

  • 1.

    Bij afwezigheid van een manager s16 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere manager s16.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de manager s14/s15 van de stafafdelingen wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de secretaris-algemeen directeur dan wel door een door de secretaris-algemeen directeur aan te wijzen manager s14/s15.

  • 3.

    Bij afwezigheid van een manager s14/s15 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere manager s14/s15, dan wel in bijzondere gevallen door een manager s16.

  • 4.

    Bij afwezigheid van een manager s11/s12/s13 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door de betreffende manager s14/s15 of een andere manager s11/s12/s13.

  • 5.

    Bij afwezigheid van een projectleider s13/s14 (resultaatmanager) wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere projectleider s13/s14 (resultaatmanager) dan wel door een manager s16.

  • 6.

    Bij afwezigheid van een projectleider s13/s14 (opdrachtgever) wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een andere projectleider s13/s14 (opdrachtgever) dan wel door een projectleider s13/s14 (resultaatmanager).

  • 7.

    Bij afwezigheid van een projectleider s11/s12 wordt diens bevoegdheid uitgeoefend door een projectleider s13/s14 (opdrachtgever).

  • 8.

    Onder afwezigheid wordt verstaan: afwezigheid wegens verlof of wegens ziekte.

Artikel 5 Financieel ondermandaat

Indien de uitoefening van een ondermandaat tevens het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, geschiedt dit met inachtneming van het bepaalde in de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie van het hoogheemraadschap van Rijnland en de budgethoudersregeling.

Artikel 6 Uitzonderingen op ondermandaat

Een ondermandaat geldt niet voor:

  • 1.

    zaken die een bestuurlijke afweging vereisen, waaronder wordt begrepen zaken die leiden tot afwijking of aanvulling van een eerder vastgestelde beleidslijn, afdoening van die zaken niet voorziene financiële of andere belangrijke consequenties heeft of dit door het college kenbaar is gemaakt; en

  • 2.

    gevallen waarin Rijnland aan zichzelf een vergunning verleent en daarbij tevens sprake is van een afwijking van de ter zake gestelde beleidskaders.

Artikel 7 Afdelingsoverschrijdende onderwerpen

  • 1.

    Indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid méér dan een afdeling aangaat, dient over de uitoefening overeenstemming te bestaan tussen de respectieve managers s14/s15.

  • 2.

    Bij het ontbreken van overeenstemming tussen managers s14/s15, de managers s14/s15 van de stafafdelingen daaronder begrepen, en/of projectleiders s13/s14 (resultaatmanagers), legt de gemandateerde het onderwerp ter besluitvorming voor aan een van de managers s16 en/of aan de secretaris-algemeen directeur.

Artikel 8 Wijziging wetten en regelingen

De in hoofdstuk 2 van dit besluit opgenomen ondermandaten worden geacht te zijn gewijzigd voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten en regelingen zijn gewijzigd.

Hoofdstuk 2: Ondermandaten

Artikel 9 Financiën

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Ondersteuning & Advies, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, de volgende ondermandaten:

  • 1.

    Het aangaan van langgeldleningen tot een bedrag als aangegeven in de vastgestelde begroting van het hoogheemraadschap van het desbetreffende jaar.

  • 2.

    Het aangaan van rekening-courantovereenkomsten tot een kredietlimiet als aangegeven in de vastgestelde begroting van Rijnland van het desbetreffende jaar.

  • 3.

    Het verlenen van vermindering of kwijtschelding aan hen die hebben aangenomen ten behoeve van het hoogheemraadschap iets te doen of te leveren voor zover een en ander een bedrag van € 25.000,-- niet te boven gaat.

  • 4.

    Het aantekenen van bezwaar tegen en/of akkoord gaan met door gemeenten afgegeven beschikkingen met betrekking tot de vastgestelde WOZ-waarde van Rijnlandse eigendommen (gebouwen, woningen en installaties).

  • 5.

    Het uitlenen, beleggen of herbeleggen van kasgelden.

  • 6.

    Het doen van af- en overschrijvingen per waterschapstaak, voor zover het budget onvoorzien in de exploitatiebegroting niet wordt aangesproken en het niet ten koste gaat van de (afgesproken) prestaties.

  • 7.

    Het bepalen van voorschotten en afrekeningen van kosten van wateronttrekkingen aan en waterlozingen op Rijnlands boezem.

  • 8.

    Het bepalen van voorschotten en afrekeningen grensoverschrijdend afvalwater.

  • 9.

    Het doen van aangiften omzetbelasting.

  • 10.

    Het doen uitgaan van dwangbevelen.

  • 11

    De vaststelling van afrekening van subsidies aan derden.

  • 12

    Het goedkeuren van budgettaire regelingen binnen het totaalbudget van de taken watersysteembeheer en waterkwaliteitsbeheer voor zover het budget onvoorzien in de exploitatie­begroting niet wordt aangesproken en het niet ten koste gaat van (afgesproken)

    prestaties.

Artikel 10 Onroerende goederen

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Ondersteuning & Advies, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, de volgende ondermandaten:

  • 1.

    Het kopen, ruilen en vervreemden van onroerende goederen; en

  • 2.

    het aangaan en verlenen, wijzigen en beëindigen van persoonlijke en zakelijke gebruik- en genotrechten en bij het aangaan, wijzigen en beëindigen van verhuringen, verpachtingen en ingebruikgevingen tot een maximumbedrag van

€ 25.000,-- per geval per jaar; en

  • 3.

    het kwijtschelden van vorderingen wegens huur, pacht en gebruik van onroerende eigendommen van het hoogheemraadschap, alles voor zover nodig een passend krediet is verleend en bij koop tot een koopprijs van ten hoogste € 100.000,-- per geval per jaar en bij verkoop tot een verkoopprijs van ten hoogste € 250.000,-- per geval per jaar. Deze beperking geldt niet voor de verkoop van de daartoe aangewezen dienstwoningen.

Artikel 11 (Buiten) Gerechtelijke procedures

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Ondersteuning & Advies, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, de volgende ondermandaten:

  • 1.

    Het nemen van procesbesluiten inzake tegen het hoogheemraadschap of een besluit van een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap ingestelde rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten.

  • 2.

    Het nemen van procesbesluiten inzake rechtsgedingen voor burgerlijke of administratieve gerechten, waarbij het hoogheemraadschap of een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.

  • 3.

    Het nemen van procesbesluiten ter zake van het voeren van rechtsgedingen voor burgerlijke en administratieve gerechten, waaronder begrepen het indienen van bezwaar of het instellen van beroep, indien deze rechtsgedingen strekken of mede strekken tot uitvoering van door een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap genomen besluiten.

  • 4.

    Het aangaan van dadingen en het sluiten van andere schriftelijke overeenkomsten, waarbij door tegemoetkoming van beide zijden een publiekrechtelijke, privaatrechtelijke of strafrechtelijke procedure kan worden voorkomen of beëindigd.

Artikel 12 Besluiten tot verlenging of verdaging van de beslistermijn

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Vergunningverlening & Handhaving, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het volgende ondermandaat: Het verlengen van de beslistermijn als bedoeld in artikel 3:18 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht ter zake van verzoeken tot handhaving.

  • 2.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Ondersteuning & Advies, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, de volgende ondermandaten:

  • 3.

    Het verdagen van een beslissing als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.

    Het verdagen van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13 Gedoogplicht

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s14/s15, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het volgende ondermandaat:

Het nemen van besluiten over het opleggen van een gedoogplicht als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Waterwet.

Artikel 14 Nadeelcompensatie

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Ondersteuning & Advies, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het volgende ondermandaat:

Het krachtens artikel 7.14 van de Waterwet op aanvraag toekennen van een vergoeding tot een bedrag van € 25.000,-- per ingediende aanvraag.

Artikel 15 Projectplannen

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de projectleiders s13/s14 (resultaatmanagers), met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het volgende ondermandaat:

De vaststelling van een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet voor zover de begrote kosten van een project niet meer bedragen dan 3 miljoen euro en tenzij de secretaris-algemeen directeur van oordeel is dat er redenen zijn – waaronder in ieder geval begrepen mogelijke grote bestuurlijke of maatschappelijke consequenties – die vaststelling van een projectplan door het college rechtvaardigen.

  • 2.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de projectleiders s11/s12 het volgende ondermandaat:

    Het ondertekenen van IIA-verklaringen in het kader van de CE-markering.

Artikel 16 Budgetten (Contracten)

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de aangewezen functionarissen als bedoeld in artikel 2 van dit besluit, het volgende ondermandaat:

Het met inachtneming van de budgethoudersregeling geven van opdrachten, doen van bestellingen van goederen en diensten en het goedkeuren van facturen zonder verplichting.

  • 2.

    De bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid, is nader geregeld in de budgethoudersregeling.

Artikel 17 Personeel

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s16 de volgende ondermandaten:

  • a.

    Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen ten aanzien van alle medewerkers uitvoering geven aan de navolgende artikelen van de SAW:

    • 1.

      artikel 3.1.11: het toekennen en intrekken van een persoonlijke toelage;

    • 2.

      artikel 3.1.12: het toekennen van extra verlof of een bijzondere beloning wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke vervulling van de betrekking;

    • 3.

      artikel 3.3.10: het toekennen van een arbeidsmarkttoelage;

    • 4.

      artikel 3.4.14: het toekennen van schadevergoeding;

    • 5.

      artikel 4.2.6: het intrekken van vakantie wegens dienstbelang en vergoeding van schade ten gevolge van die intrekking.

  • b.

    Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen ten aanzien van de managers s14/s15 uitvoering geven aan de bepalingen in de SAW, met uitzondering van de in artikel 21, eerste en tweede lid, van het Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2017 genoemde onderwerpen.

2. De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s14/s15 het volgende ondermandaat: Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen ten aanzien van de medewerkers van de afdeling uitvoering geven aan de bepalingen in de SAW, met uitzondering van:

  • a.

    de in artikel 21, eerste en tweede lid, van het Mandaat- en Volmachtbesluit Rijnland 2015 genoemde onderwerpen; en

  • b.

    de in het eerste lid van dit artikel genoemde onderwerpen.

3. De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s11/s12/s13 het   volgende ondermandaat: Het met inachtneming van de ter zake geldende regelingen met de medewerkers van   het team uitvoeren van de volgende onderdelen van de SAW:

  • a.

    hoofdstuk 4 Werktijd en verlof;

  • b.

    hoofdstuk 5.2 Gesprekscyclus; en

  • c.

    hoofdstuk 5.3 Opleiding, ontwikkeling, loopbaan en vitaliteit, met uitzondering van artikel 5.3.1.

Artikel 18 Correspondentie

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s16 de ondermandaten tot:

  • a.

    Het voeren van correspondentie van beleidsgevoelige aard.

  • b.

    Het besluiten tot het inwinnen van extern advies, alsmede het selecteren van en het voeren van correspondentie met deze adviseurs.

  • 2.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s11 tot en met s15, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het ondermandaat tot: Het voeren van correspondentie van niet-beleidsgevoelige aard en standaardbrieven.

  • 3.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de projectleiders s11 tot en met s14 het ondermandaat tot: Het voeren van correspondentie van niet-beleidsgevoelige aard ter zake van de projecten.

  • 4.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de managers s14 tot en met s16 alsmede aan de projectleiders s13/s14 (resultaatmanager) de ondermandaten tot:

  • a.

    Het nemen van besluiten over het inwinnen van extern advies op de vakgebieden van de afdeling, alsmede het selecteren van de adviseurs.

  • b.

    Het voeren van correspondentie ter voorbereiding of uitvoering van door dijkgraaf en hoogheemraden te nemen of genomen besluiten. Voor de managers s16 geldt daarnaast dat zij ook bevoegd zijn tot het voeren van correspondentie ter voorbereiding en uitvoering van besluiten van de verenigde vergadering.

Artikel 19 Beleid- & Planontwikkeling

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de projectleiders s13/s14 (resultaatmanager), met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het ondermandaat tot:

De uitvoering van hoofdstuk 2 van de Wet ruimtelijke ordening: het voeren van (ambtelijk) vooroverleg over structuurvisies en andere strategische plannen.

Artikel 20 Plantoetsing, Vergunningverlening & Handhaving

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Vergunningverlening & Handhaving, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.4 lid 1 sub b van het Besluit Omgevingsrecht (functiescheiding handhaving en vergunningverlening) en met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het ondermandaat tot:

  • 1.

    Plantoetsing:

  • a.

    De uitvoering van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto de artikelen 3.26 en 3.28 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het voeren van vooroverleg over bestemmings-, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen voor planologische afwijkingen (watertoets).

  • b.

    De uitvoering van artikel 4.17, lid 3 Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke milieubeleidsplannen.

  • c.

    De uitvoering van artikel 4.23, lid 1, Wet Milieubeheer: de voorbereiding van gemeentelijke rioleringsplannen.

  • d.

    De uitvoering van hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer: het vooroverleg over en het indienen van bedenkingen ter zake van milieueffectrapportages.

  • 2.

    Vergunningverlening:

  • a.

    Het krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet en de daarop gebaseerde AMvB’s nemen van besluiten inzake het verbod stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam.

  • b.

    Het krachtens artikel 6.2, tweede lid, van de Waterwet verlenen van een vergunning inzake het verbod om met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, water of stoffen te brengen op een zuiveringtechnisch werk.

  • c.

    Het krachtens artikel 3.3 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een vergunning en krachtens artikel 3.2 lid 4 van de Keur Rijnland 2015 verlenen van een maatwerkbesluit.

  • d.

    Het krachtens artikel 6.17 van de Waterwet afhandelen van een aanvraag die betrekking heeft op een handeling of samenstel van handelingen ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is.

  • e.

    Het krachtens artikel 6.18, eerste lid, van de Waterwet bepalen dat een revisievergunning moet worden aangevraagd.

  • f.

    Het krachtens artikel 6.19, eerste lid, van de Waterwet ambtshalve verlenen van een revisievergunning.

  • g.

    Het krachtens artikel 6.21 van de Waterwet weigeren van een vergunning.

  • h.

    Het krachtens artikel 6.22, eerste lid, van de Waterwet wijzigen of aanvullen van een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen;

  • i.

    Het krachtens artikel 6.22, tweede en derde lid, van de Waterwet geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning.

  • j.

    Het krachtens paragraaf 7.6 van de Wet Milieubeheer nemen van besluiten op uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordelingen als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, sub b van het Besluit milieueffectrapportage.

  • k.

    Het verlenen van vaarvergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Vaarwegenverordening Rijnland 2013.

  • l.

    Het nemen van verkeersbesluiten op grond van artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet.

  • m.

    het verlenen van ontheffingen op grond van artikel 7 van de Scheepvaartverkeerswet van een gebod of verbod, aangegeven met een verkeersteken.

  • n.

    Het nemen van besluiten op grond van artikel 1 van de Wrakkenwet.

  • 3.

    Handhaving:

  • a.

    De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto hoofdstuk 8 van de Waterwet juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    De uitvoering van artikel 61 van de Waterschapswet juncto de Keur Rijnland 2015 juncto afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Het uitvoering geven aan artikel 257ba Wetboek van Strafvordering juncto artikel 4.2 lid 1 sub b Besluit OM-afdoening.

Artikel 21 Subsidieregelingen

  • 1.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Vergunningverlening & Handhaving, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het ondermandaat tot:

  • a.

    De uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Rijnland 2010.

  • b.

    De uitvoering van de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012.

  • c.

    De uitvoering van de Verordening Subsidies Natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014.

  • 2.

    De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Vergunningverlening & Handhaving en de Afdeling Dienstverlening, Voorzieningen en ICT, het ondermandaat tot:

    Het toekennen van bijdragen aan derden ter hoogte van maximaal 25% van de begrote kosten van incidentele activiteiten indien deze activiteiten:

  • a.

    binnen het gebied van Rijnland worden ontplooid of daarop betrekking hebben, en

  • b.

    aan water, de taken van Rijnland of Rijnland als organisatie zijn gerelateerd.

Artikel 22 Archivering

De secretaris-algemeen directeur verleent aan de manager s14/s15 van de Afdeling Dienstverlening, Voorzieningen en ICT, met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat, het ondermandaat tot:

  • 1.

    Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, teneinde de aldus vervangen bescheiden te vernietigen, overeenkomstig artikel 7 van de Archiefwet 1995 en artikel 6, eerste en tweede lid van het Archiefbesluit 1995.

  • 2.

    Het opmaken van een verklaring van vervanging van archiefbescheiden door reproducties, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

  • 3.

    Het vervreemden van archiefbescheiden overeenkomstig artikel 8, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

  • 4.

    Het opmaken van een verklaring van vervreemding van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

  • 5.

    Het overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 12 eerste lid van de Archiefwet 1995 en artikel 9, eerste, tweede en derde lid van het Archiefbesluit 1995.

  • 6.

    Het vervroegd overbrengen van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995.

  • 7.

    Het verzoeken om het verlenen van een machtiging door Gedeputeerde Staten tot opschorting van de overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 13 derde en vierde lid van de Archiefwet 1995.

  • 8.

    Het opmaken van een verklaring van overbrenging van archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaats, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

  • 9.

    Het opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 8 van het Archiefbesluit 1995.

  • 10.

    Het stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archiefbescheiden, overeenkomstig artikel 15 eerste en tweede lid en artikel 16 tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 10 van het Archiefbesluit 1995.

    11. Het nemen van besluiten over de uitleen van kunstvoorwerpen.

  • 11

Hoofdstuk 3 Inwerkingtreding

Artikel 23 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018 en vervangt: het

    Besluit Ondermandaten Rijnland 2015, zoals vastgesteld door de secretaris-algemeen directeur op 15 juli 2015 met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2014.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit Ondermandaten Rijnland 2018.

 

Leiden, 9 januari 2018