Regeling vervallen per 04-02-2021

Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2017

Geldend van 12-10-2017 t/m 03-02-2021

Intitulé

Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2017 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2017

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    Rijnland: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • b)

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • c)

    subsidie: een aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d)

    bestemmingsreserve: de in de begroting van het hoogheemraadschap van Rijnland opgenomen bestemmingsreserve natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen;

  • e)

    natuurvriendelijke oever: een oever die voldoet aan de inrichtingseisen voor natuurvriendelijke oevers van bijlage 1 bij deze verordening;

  • f)

    vispaaiplaats: een oever die voldoet aan de inrichtingseisen voor vispaaiplaatsen van bijlage 1 bij deze verordening;

  • g)

    Natuurbeherende organisaties: rechtspersonen zoals agrarische natuurverenigingen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale Landschappen die als doelstelling hebben het beheren en ontwikkelen van door Rijk of provincie aangewezen beschermde gebieden zoals bijvoorbeeld natuurmonumenten en Natura2000 gebieden.

  • h)

    Project: het geheel van activiteiten waarbij een natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats wordt aangelegd;

  • i)

    Bijlagen 1 en 2: de bij dit besluit behorende bijlagen, waarin (1) de inrichtingseisen waaraan de natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats ten minste moet voldoen en (2) richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud van de natuurvriendelijke oever/vispaaiplaats worden gegeven.

Artikel 2 Subsidie

Het college is bevoegd op aanvraag een subsidie te verstrekken ten laste van de bestemmingsreserve aan de aanvrager die een natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats aanlegt en daartoe een vergunning of toestemming krachtens de Keur Rijnland 2015 heeft verkregen.

  • 2)

    De subsidie is bedoeld ter stimulering van de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen. Bestaande oevers kunnen beschoeide of onbeschoeide steile oevers zijn. Alleen de kosten voor het afgraven van oevers, de eventuele beplanting en een eventuele afrastering komen voor subsidie in aanmerking, dus niet de kosten voor een (oever)verdediging.

  • 3

    Geen subsidie wordt verleend

    • a)

      als al een begroeide oever aanwezig is, te beoordelen door Rijnland;

    • b)

      voor strekkingen korter dan 20 meter;

    • c)

      als het project is voorzien in wateren met een scheepvaartfunctie;

    • d)

      als het project is voorzien in jachthavens;

    • e)

      als het de aanleg van een natuurvriendelijke oever betreft in verband met een compensatieverplichting voortvloeiende uit een demping of een toename van verhard oppervlak (Uitvoeringsregels bij de keur 3 en 11). De aanplant van de oever kan wel gesubsidieerd worden.

    • f)

      als de aanleg van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen dient ter compensatie van het verlies van natuurwaarden elders;

    • g)

      als de aanleg van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen plaatsvindt als uitvoeringsmaatregel van een gemeentelijk waterplan.

    • h)

      als de aanleg van een natuurvriendelijke oever de onderhoudswerkzaamheden door Rijnland belemmert;

    • i)

      als de aanleg van de natuurvriendelijke oever vergunningplichtig is op grond van de Keur Rijnland 2015, en er geen vergunning voor is verleend.

  • 4

    De subsidie voor de natuurvriendelijke aanleg van bestaande oevers bedraagt een bepaald percentage van een normbedrag van € 65,00 per strekkende meter;

    • a)

      Voor particulieren bedraagt de subsidie 100 % van het normbedrag genoemd in lid 4. Op natuurlijke personen die optreden als beheerder van natuurgebieden die behoren tot het Nationaal Natuur Netwerk is lid b van toepassing;

    • b)

      Voor natuurbeherende organisaties bedraagt de subsidie 75% van het normbedrag genoemd in lid 4;

    • c)

      Voor overheden bedraagt de subsidie 50% van het normbedrag genoemd in lid 4.

  • 5

    De maximumbijdrage per aanvrager dan wel per project bedraagt € 30.000,00 per jaar.

  • 6

    Voor een strekking oever wordt per aanvrager slechts eenmalig subsidie verstrekt.

  • 7

    de subsidieverkrijger handelt bij de aanleg van een natuurvriendelijke oever volgens de zorgplicht zoals genoemd in artikel 3.1 van de Keur Rijnland 2015.

Artikel 3 Subsidieplafond

De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks in het kader van de begroting vastgesteld;

  • 2)

    De subsidies die worden geweigerd, omdat door verlening het subsidieplafond zou worden overschreden, worden niet ten laste gebracht van het volgende begrotingsjaar.

Artikel 4 Selectiecriteria

  • 1)

    De ontvangen aanvragen worden getoetst aan onderstaande criteria via een puntensysteem. De criteria zijn:

    • a)

      ligging in natuurgebieden die vallen onder het Nationaal Natuur Netwerk: 10 punten;

    • b)

      ligging in een geprioriteerd KRW-waterlichaam: 10 punten

    • c)

      lengte aan te leggen aaneengesloten oevers/vispaaiplaats volgens de volgende puntenverdeling:

      • i.

        ≥ 20 ≤ 40 strekkende meter 2 punten

      • ii.

        > 40 ≤ 60 strekkende meter 4 punten

      • iii.

        > 60 ≤ 80 strekkende meter 6 punten

      • iv.

        > 80 ≤ 100 strekkende meter 8 punten

      • v.

        > 100 strekkende meter 10 punten + 2 extra punten per elke 50 extra strekkende meter

    • d)

      breedte van de watergang (10 punten bij watergangen smaller dan 10 meter).

  • 2)

    Het op grond van bovenstaand puntensysteem behaalde aantal punten is bepalend voor de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag. Als het beschikbare budget wordt overschreden, komt de aanvraag met het hoogste puntenaantal het eerst voor subsidie in aanmerking. Bij aanvragen met gelijke puntenaantallen komt de aanvraag die door Rijnland als eerste volledig is ontvangen als eerste voor subsidieverstrekking in aanmerking.

Artikel 5 De aanvraag

  • 1)

    Een schriftelijke aanvraag om verlening van subsidie dient per kalenderjaar voor 1 mei te worden ingediend.

  • 2)

    Naast de in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde eisen, waar een aanvraag aan moet voldoen, gaat de aanvraag vergezeld van een volledig en overzichtelijk ontwerp en een onderhoudsplan als bedoeld in artikel 7 lid 8, ten minste inhoudende tekeningen, werkomschrijvingen en een begroting.

  • 3)

    Het ontwerp van de natuurvriendelijke oever of de vispaaiplaats moet ten minste voldoen aan de inrichtingseisen zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1.

  • 4)

    De natuurvriendelijke oever moet onderdeel zijn van het watersysteem. Dit betekent dat er wateruitwisseling moet kunnen plaatsvinden. In geval de natuurvriendelijke oever wordt aangelegd achter een vooroeververdediging, dan moet hierin ten minste één opening aanwezig zijn met een breedte van ten minste één meter en een hoogte van ten minste 30 cm

  • 5)

    De materiaalkosten en het plaatsen van een vooroeververdediging en/of golfbreker komen niet voor subsidie in aanmerking

  • 6)

    Het college kan de in de bijlage 1 en 2 beschreven inrichtings- en onderhoudscriteria nader uitwerken en zo nodig aanpassen.

  • 7)

    Het college kan een aanvraagformulier vaststellen, volgens welk formulier de aanvraag moet worden ingediend.

  • 8)

    Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat of anderszins niet voldoet aan de eisen in dit artikel genoemd, kan het college aanvullende gegevens van de aanvrager verlangen, als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6 Beslissing op de aanvraag

  • 1)

    Het college besluit over de verlening van subsidie binnen acht weken na de sluitingsdatum van de indieningstermijn (1 mei).

  • 2)

    Het besluit tot subsidieverlening vermeldt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 3)

    Het college kan aan de verlening naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen ook andere verplichtingen verbinden, die al dan niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4)

    Het college weigert in ieder geval subsidie te verlenen, indien:

    • a)

      de activiteiten geen relatie hebben met de reglementaire taken van Rijnland, dan wel anderszins niet in het belang van Rijnland zijn;

    • b)

      de activiteiten reeds in uitvoering zijn, voordat de aanvraag is ingediend;

    • c)

      de aanvrager met de uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken.

    • d)

      de kans op een goede ontwikkeling van de natuurvriendelijke oever naar het oordeel van Rijnland niet groot is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een natuurvriendelijk oever op de windzijde van een plas met grote strijklengte wordt gerealiseerd;

    • e)

      de aanvraag ziet op een strekking waar vanuit de schouw kadeherstel wordt geëist.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

1)Bij de subsidieverlening gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger is, indien van toepassing, in het bezit van een watervergunning vóór de aanvang van het werk, dan wel heeft de werkzaamheden vóór de aanvang ervan bij het college gemeld.

  • b.

    de subsidieontvanger doet ten minste één week vóór de aanvang van het werk daarvan mededeling aan Rijnland.

  • c.

    de subsidieontvanger verstrekt aan het college alle inlichtingen die in verband met de subsidieverplichtingen en de uitvoering van het project van belang kunnen zijn.

  • d.

    het project moet worden uitgevoerd overeenkomstig het ingediende plan met bijbehorende tekeningen en binnen het raam van de begroting waarop subsidieverlening heeft plaatsgevonden.

  • e.

    voor wijziging van het plan of de begroting dient de subsidieontvanger schriftelijk en gemotiveerd voorafgaande toestemming aan het college te vragen.

  • f.

    het onderhoud aan de natuurvriendelijke oever of vispaaiplaats wordt uitgevoerd volgens een natuurvriendelijk onderhoudsplan, zodat de natuurvriendelijke oever dan wel vispaaiplaats duurzaam behouden blijft. Deze verplichting geldt ook voor de rechtsopvolger van de subsidieontvanger.

  • g.

    bij toepassing van hout mogen alleen niet-uitloogbare houtsoorten worden gebruikt die het FSC-keurmerk of een ander door Rijnland geaccepteerd keurmerk dragen

Artikel 8 Vaststelling en uitbetaling

  • 1)

    De subsidieontvanger dient binnen twaalf weken na de oplevering van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2)

    Een aanvraag tot vaststelling kan uiterlijk 24 maanden na verlening van de subsidie worden ingediend. Het college kan besluiten deze termijn te verlengen op schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger, ontvangen vóór afloop van de termijn.

  • 3)

    Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. Artikel 5, 6e lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4)

    Indien een besluit niet binnen de in het vorige lid genoemde termijn kan worden genomen, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

  • 5)

    De verplichting tot betaling van de subsidie wordt door het college bij beschikking vastgesteld.

  • 6)

    Het besluit tot vaststelling vermeldt het bedrag van de subsidie, alsmede een omschrijving van het gesubsidieerde project.

  • 7)

    De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen acht weken na vaststelling.

Artikel 9 Wijziging en intrekking

Subsidies of bijdragen van derden door de gesubsidieerde verkregen na vaststelling van de op grond van deze verordening verleende subsidie, kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 een herberekening daarvan tot gevolg hebben.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Ingeval van bijzondere omstandigheden, dan wel ingeval een strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid, kan door het college van deze verordening worden afgeweken.

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Overgangsrecht

Subsidieaanvragen ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden nog behandeld op basis van de Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers 2009.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

.

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2017.