Beleidsregel toepassing ontzilt zeezand

Geldend van 29-11-2006 t/m 31-12-2008

Dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard hebben op 3 oktober 2006 een beleidsregel vastgesteld voor het toepassen van ontzilt zeezand klasse 3 nabij oppervlaktewateren. De toepassing van ontzilt zeezand klasse 3 (< 200 mg chloride/kg droge stof) moet voldoen aan het Bouwstoffenbesluit en is vergunningplichtig voor de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De ingangsdatum van deze beleidsregel is 29 november 2006 en hij vervangt de regeling zoals die is opgenomen in het Waterbeheerplan 1999 - 2003, verlengd 2003 - 2007.  

Beleidsregel toepassing ontzilt zeezand

Inleiding

Overeenkomstig het Waterbeheersplan 1999-2003, verlengd 2003-2007 is de toepassing van ontzilt zeezand binnen het voormalige hoogheemraadschap van Schieland aan regels gebonden. Dit houdt in dat het toepassen van ontzilt zeezand klasse 1 en 2 niet is toegestaan. Ontzilt zeezand klasse 3 mag onder voorwaarden worden toegepast. Voor de toepassing van ontzilt zeezand klasse 3 (< 200 mg chloride/kg droge stof) geldt een Wvo-vergunningplicht, zie kaart. De toepassing van ontzilt zeezand klasse 4 (< 35 mg chloride/kg droge stof) is vrij, mits het gaat om schone grond.

Het Waterbeheersplan 2007-2010 voorziet niet in een regeling voor de toepassing van ontzilt zeezand. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het in grote hoeveelheden toepassen van ontzilt zeezand klasse 3 de waterkwaliteit in de omgeving negatief kan beïnvloeden en verlangt daarom dat het hoogheemraadschap de toepassing van ontzilt zeezand klasse 3 slechts onder stringente voorwaarden toestaat. Dit is gebleken bij de beroepsprocedures voor de ophoging van Westergouwe.

De onderhavige beleidsregel Toepassing ontzilt zeezand bevat een regeling voor de voortzetting van de Wvo-vergunningplicht zoals deze reeds is opgenomen in het Waterbeheersplan 1999-2003, verlengd 2003-2007.

Huidige situatie

Binnen het beheersgebied van Schieland en de Krimpenerwaard vinden vele infrastructurele werken plaats waarbij ontzilt zeezand in grote hoeveelheden als voorbelasting wordt toegepast. Diepe ontgrondingen waarbij zoet zand wordt gewonnen voor het bouwrijp maken van terreinen stroken niet met het provinciale beleid. In plaats van zoet zand gebruiken de aannemers daarom ontzilt zeezand bij de aanleg van wegen, industrieterreinen en woningbouwlocaties. Bij ontziltingsniveau 4 varieert het chloridegehalte in het uittredende water tussen 200 en 300 mg/l. Bij ontziltingsniveau 3 heeft het uittredende water een bandbreedte van 1300 tot 2000 mg/l. Overeenkomstig het Waterbeheersplan 1999-2003, verlengd 2003-2007 is het stand-still beginsel een leidend principe voor het emissiebeleid. De voorwaarden in de Wvo-vergunning zijn zodanig dat de waterkwaliteit in de omringende watergangen niet nadelig wordt beïnvloed. In de praktijk betekent dat het chloridegehalte op 50 meter vanaf het lozingspunt niet meer dan 10 % hoger mag zijn dan het oorspronkelijke chloridegehalte. De vergunningvoorwaarden zijn afhankelijk van de waterkwaliteit in het gebied. In glastuinbouwgebieden wordt oppervlaktewater als gietwater gebruikt. Ter bescherming van de glastuinbouwsector geldt voor het oppervlaktewater in de glastuinbouwgebieden een maximaal chloridegehalte van 200 mg/l, zoals in het provinciale Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 en het Waterbeheersplan 1999-2003, verlengd 2003-2007 is vastgelegd.

Doel

Het doel van de beleidsregel is het continueren van de eerder voor de toepassing van ontzilt zeezand klasse 3 geformuleerde doelstellingen. De doelstellingen zijn het voldoen aan het stand-still beginsel en de zorg voor een goede kwaliteit van het oppervlaktewater. Het toepassen van ontzilt zeezand nabij oppervlaktewater is geregeld in het Bouwstoffenbesluit en een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De beleidsregel bevat de voorwaarden voor het verlenen van een Wvo-vergunning.

Juridisch kader

De Wvo-vergunningplicht voor ontzilt zeezand geldt in het landelijk gebied van Schieland en de Krimpenerwaard, als meer dan 50.000 m3  ontzilt zeezand wordt toegepast en zout water uit het zandpakket in oppervlaktewater terecht kan komen. De duur van de beleidsregel is afhankelijk van de regelgeving in het Besluit bodemkwaliteit. Het kabinet heeft het voornemen in 2007 het Bouwstoffenbesluit te vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit sluit waarschijnlijk de mogelijkheid voor het verlenen van aanvullende Wvo-vergunningen uit bij het toepassen van ontzilt zeezand klasse 3. Het is onduidelijk wat de chloridenorm voor het toepassen van grond in het Besluit bodemkwaliteit zal zijn. Daarom kan nu nog niet worden geanticipeerd op het Besluit bodemkwaliteit.

Met chloride verontreinigd water dat vanuit zeezand in oppervlaktewater terecht komt, is vergunningplichtig overeenkomstig artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Het toepassen van ontzilt zeezand in een werk is toegestaan, als tevens aan de normen van het Bouwstoffenbesluit wordt voldaan. Dit betekent dat de toepassing van ontzilt zeezand klasse 3 bij een mogelijke uitloging naar oppervlaktewater behalve aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit ook aan de voorwaarden van een Wvo-vergunning moet voldoen. Deze aanpak wordt bevestigd door uitspraken van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de uitspraak van 16 juli 2003 onderstreepte de afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State het belang van een Wvo-vergunning voor de lozingen van uittredend water vanuit een zandpakket. In Westergouwe is vergunning verleend voor het toepassen van ontzilt zeezand klasse 3. De afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de vergunningvoorwaarden zodanig zijn dat de kwaliteit van het oppervlaktewater niet zal verslechteren en verklaarde het beroep van de Vereniging Milieudefensie ongegrond. Deze uitspraak sluit aan bij de uitspraak van 30 maart 1999. In deze uitspraak gaat de afdeling uitvoerig in op de maatregelen die de vergunninghouder neemt om overschrijding van de lozingsnorm te voorkomen.

Voorwaarden voor een Wvo-vergunning:

- Het toegepast ontzilt zeezand voldoet aan de kwaliteitsnormen van het Bouwstoffenbesluit. 

- De Wvo-vergunningplicht geldt voor een zandpakket van 50.000 m3  of groter in het landelijk gebied (zie bijgevoegde tekening). Toepassingen van meer dan 5.000 m3 en   minder dan 50.000 m3 zijn meldingsplichtig.

- Afvoer van het uittredend water via de gemeentelijke riolering is technisch niet mogelijk, anders dan tegen zeer hoge kosten. De vergunningaanvraag bevat een kostenberekening voor de lozing op de gemeentelijke riolering.

- Het gehele gebied waar ontzilt zeezand klasse III wordt toegepast, dient waterstaatkundig te worden geïsoleerd van de omgeving.

- De aanvrager van de Wvo-vergunning geeft aan welke concentraties chloride in het uittredende water worden verwacht. Dit water bestaat uit hemelwater, vochtwater afkomstig uit het zand en drainagewater. De gehalten dienen met berekeningen te worden onderbouwd.

- Aangegeven wordt op welke watergangen wordt geloosd en wat de invloed van deze lozing op de waterkwaliteit van het ontvangende water is.

- Omdat het in de praktijk kan voorkomen dat niet aan de in de Wvo-vergunning opgenomen lozingseisen kan worden voldaan moet bij de aanvraag tevens een alternatief voor de afvoer van het water worden meegenomen.

De beleidsregel treedt gelijktijdig met het Waterbeheerplan 2007-2010 in werking. 

afbeelding binnen de regeling