Beleidsregels voor de toepassing van de hoedanigheidscorrectie (T-correctie) in het kader van de verontreinigingsheffing

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van de hoedanigheidscorrectie (T-correctie) in het kader van de verontreinigingsheffing

Dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard;

overwegende dat de vaststelling van de vervuilingswaarde voor de verontreinigingsheffing mede geschiedt op grond van het chemisch zuurstofverbruik van de afgevoerde stoffen;

dat die waarde dient te worden gecorrigeerd wanneer deze in belangrijke mate wordt beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen;

dat voor toepassing van een dergelijke correctie moet worden voldaan aan nader te stellen voorwaarden;

gelet op artikel 20, zevende lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren,

juncto artikel 11 van de Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de volgende Beleidsregels voor de toepassing de hoedanigheidcorrectie (T-correctie) in het kader van de verontreinigingsheffing.

Beleidsregels bij toepassing van de T-correctie

Artikel 1 van het besluit

  • 1. Heffingsplichtigen die een verzoek hebben ingediend om toepassing van de hoedanigheidscorrectie dienen, om daarvoor in aanmerking te kunnen komen, te voldoen aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in de bijgevoegde beleidsregels.

  • 2. Het hoogheemraadschap kan in individuele gevallen afwijkende voorwaarden stellen.

Artikel 2 van het besluit

De beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels bij toepassing van de T-correctie.

Artikel 3 van het besluit

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Aldus vastgesteld te Rotterdam op 11 januari 2005 door Dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard. 

Beleidsregels voor de toepassing van de de hoedanigheidcorrectie  (T-correctie) in het kader van de verontreinigingsheffing.

Voorwoord

Deze beleidsregels worden gehanteerd bij het indienen van een verzoek tot correctie van de gemeten vervuilingswaarde bij daarvoor in aanmerking komende bedrijven. Basis voor de correctie is de aantoonbare en te kwantificeren aanwezigheid van niet of nauwelijks biologisch afbreekbare stoffen in het door een bedrijf geproduceerde afvalwater.

U vindt de volgende onderdelen in deze beleidsregels:

1.       Inleiding

1.1     Wettelijk kader

1.2     Toelichting

2.       Doel beleidsregels

2.1     Inhoud beleidsregels

3.       Toepassingsgebieden

3.1     Toepassingsgebied niet biologisch gezuiverd afvalwater

3.2     Toepassingsgebied biologisch gezuiverd afvalwater

3.3     Toepassingsgebied niet procesmatig verontreinigd koelwater

4.       Wijze van onderzoek en gebruikte analysemethodieken

4.1     BZV∞ (oneindig) onderzoek volgens NEN-EN 1899-1

5.       Kwaliteitszorg

5.1     Eisen ten aanzien van het onderzoek

5.2     Eisen ten aanzien van het uitvoerende laboratorium en/of adviesbureau

5.3     Eisen ten aanzien van de geleverde informatie

6.       Wijze van indienen verzoek T-correctie

6.1     Beschrijving wijze van aanvraag 

1. Inleiding  op de beleidsregels

1.1      Wettelijk kader

De wettelijke basis voor de zgn. T-factor wordt als volgt verwoord in artikel 20, zevende lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo):

„Indien de uitkomst van de methode tot bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen, wordt op die uitkomst een correctie toegepast. De kwaliteitsbeheerder geeft omtrent die correctie nadere regels bij belastingverordening”.

In bijlage I van de Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005 wordt onder C Berekeningsvoorschriften onder II het volgende aangegeven:

„Indien de CZV-waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze te vermenigvuldigen met de breuk 100-T : 75

waarbij  T =     het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen”.

Deze vermenigvuldigingsfactor wordt ook wel de T-factor of de T-correctie genoemd en is overgenomen in de Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005.  In het betreffende artikel in de verordening is tevens bepaald dat de heffingsplichtige voor toepassing van de T-correctie een aanvraag moet indienen.

De T-correctie wordt in Nederland hoofdzakelijk toegepast op de CZV-waarden van het effluent afkomstig van goed werkende biologische zuiveringsinstallaties.

1.2      Toelichting

Bij de desbetreffende bepaling in de Wvo wordt de volgende toelichting gegeven:

„Het Uvr (= Uitvoeringsbesluit verontreinigingsheffing rijkswateren) schrijft in bijlage I voor alle soorten afvalwater de CZV-analysemethodiek voor. Dit laatste is thans de hoofdregel. Het Uvr kent daarnaast in bijlage I ook nog de BZV-methode. De analysemethode, die aanvankelijk vrijwel algemeen toepassing vond en daardoor tijdens de totstandkoming van de wet op de voorgrond stond, wordt in het Uitvoeringsbesluit thans nog slechts toegelaten voor bepaalde soorten afvalwater; o.a. voor biologisch gezuiverd afvalwater en voor niet door het productieproces verontreinigd koelwater. In de nota van toelichting op het Uitvoeringsbesluit wordt met betrekking tot dit punt uiteengezet dat de bepaling van het zuurstofverbruik langs chemische weg (CZV) voor het gewone industrieel afvalwater de voorkeur verdient boven die langs biochemisch (BZV), aangezien bij deze laatste methode van analyse de kans op afwijkingen - en dus op een onzuivere uitkomst - zeker bij ongezuiverd afvalwater te groot is”.

2. Doel beleidsregels

Bij verzoeken om toepassing van de T-correctie dient duidelijkheid te bestaan over een juiste aanvraagprocedure, methodiek en werkwijze ter vaststelling van de correctiefactor. Deze beleidsregels beschrijven de wijze waarop een aanvraag voor correctie ingediend dient te worden met het bijbehorende onderzoeksvoorstel. Na goedkeuring van het onderzoeksvoorstel door het hoofd Belastingen mag het onderzoek worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt door het hoofd Belastingen door middel van een beschikking al dan niet toestemming gegeven om de T-correctie te mogen toepassen op de specifieke stoffen of op de gehele afvalwaterstroom. De toestemming is afhankelijk van het percentage T (< 25%) en de uitkomst(en) van het onderzoek. Eventueel verkregen toestemming naar aanleiding van deze beleidsregels is zolang geldig als in de verleende beschikking wordt aangegeven. Meestal is dit 1 jaar, maar verlenging is mogelijk. De mogelijkheid bestaat dat, na evaluatie, de beleidsregels in de toekomst bijgesteld worden naar aanleiding van de verkregen ervaringen. De beschikking wordt separaat van de meetbeschikking afgegeven.

2.1  Inhoud beleidsregels

In deze beleidsregels worden achtereenvolgens beschreven:

  • onder welke voorwaarde de T-correctie toegepast mag worden voor:

    - niet biologisch gezuiverd afvalwater (3.1); 

    - biologisch gezuiverd afvalwater (3.2); 

    - niet door productieprocessen verontreinigd koelwater (3.3);       

  • de wijze waarop deze wordt vastgesteld (4.1); ·

  • de nauwkeurigheid waarmee het onderzoek dient plaats te vinden (5.1-5.3);  

  • de wijze waarop het verzoek ingediend moet worden (6.1)

3. Toepassingsgebieden

3.1      Toepassingsgebied niet biologisch gezuiverd afvalwater

De T-correctie voor ongezuiverd afvalwater wordt alleen toegestaan op basis van de stoffenbenadering. Een BZV-benadering op de gehele afvalwaterstroom wordt het hoofd Belastingen niet toegestaan vanwege de te grote kans op afwijkingen in de analyseresultaten. Deze afwijkingen ontstaan onder andere door de wisselende samenstelling van het afvalwater, aanwezigheid van giftige stoffen en de onnauwkeurigheid van de bestaande analysemethodiek(en).

In het onderzoeksvoorstel moeten de volgende gegevens zijn opgenomen:

  • opgave van de stoffen die verantwoordelijk zijn voor het percentage CZV dat niet of nagenoeg niet biologisch afbreekbaar is en hun (biologische) eigenschappen (de zogenaamde „productinformatie”);     

  • wijze van berekening van het percentage CZV en/of kwantitatieve hoeveelheden van de geanalyseerde verontreiniging dat niet of nagenoeg niet biologisch afbreekbaar is;

  • wijze van hoeveelheidmeting en bemonstering;

  • frequentie van meten, bemonsteren en analyseren zodat een representatief aantal monsters wordt afgenomen en geanalyseerd verdeeld over het jaar.

Stoffen waarvoor een aanvraag ter correctie wordt aangevraagd dienen minimaal onderzocht te worden op de in voorschrift 4.1 beschreven methodiek in concentraties welke overeenkomen met de praktijkomstandigheden en/of ander hoeveelheden welke noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van representatieve gegevens. Naar aanleiding van landelijk uitgebrachte adviezen wordt maximaal 10% afbraak, uitgedrukt in zuurstofverbruik ten opzichte van de CZV-waarde van de oorspronkelijke stof, als grenswaarde aangehouden voor de classificatie „niet of nauwelijks biologisch afbreekbare stof”.

3.2      Toepassingsgebied biologisch gezuiverd afvalwater

Aangezien een zuiveringsproces heeft plaatsgevonden is het niet mogelijk van de stoffen afzonderlijk een balans te maken door het ontstaan van (onbekende) afbraakproducten. Om deze reden dient het afvalwater als zodanig te worden onderzocht. Het onderzoeksvoorstel dient minimaal de volgende onderdelen te omvatten:

  • frequentie van meten, bemonsteren en analyseren, verdeeld over het jaar, om een representatief aantal monsters te verkrijgen;

  • wijze van meten en bemonsteren;

  • aantal uit te voeren BZV (n) onderzoeken;

  • herkomst en de kwaliteit van (o.a. leeftijd, bewaarvorm) entwater bij de BZV-bepaling;

  • wijze van vervuilingswaarde- en correctiehoogteberekening;

  • beschrijving en werking van de a.w.z.i. en kopieën van het logboek van de periode van 1 jaar voor de aanvraag tot heden. In het logboek dienen opgenomen te zijn: storingen, calamiteuze situaties, onderhoud, etc.

De T-correctie voor biologisch gezuiverd afvalwater kan op basis van de BZV-benadering worden toegestaan. De aanvrager dient de verhouding a = BZV∞/BZV5 door middel van onderzoek aan te tonen in een representatief aantal monsters. Dit aantal monsters is sterk afhankelijk van de kwaliteit van het effluent. Bij het onderzoek dient gekeken te worden naar de werking van de biologische zuivering gedurende het (ge)hele jaar (zomer/winter) en invloeden ten gevolge van productieschommelingen. In elk geval dient minimaal tweemaal per jaar (zomer/winter) een BZV(n) onderzoek plaats te vinden. De rekenkundige gemiddelde a-factor zal worden gebruikt bij de vervuilingswaardeberekening.

Indien er sprake is van een gestoorde werking van de a.w.z.i. kan geen gebruik gemaakt worden van de eerder bepaalde factoren. Deze dienen dan opnieuw bepaald te worden door herhaling van het bovenstaande onderzoek. Bij sterke fluctuaties in de kwaliteit van het effluent kan dit tot aanzienlijke onderzoekskosten leiden. Daarnaast dient door middel van een logboek aangetoond te worden dat de overlegde gegevens representatief zijn voor de huidige werking en bedrijfsvoering van de a.w.z.i.

Indien blijkt dat het geloosde afvalwater toxische eigenschappen bezit t.a.v. de BZV-bepaling wordt de T-correctie niet toegestaan. Berekening van de vervuilingswaarde vindt dan plaats door middel van de zogenaamde „rijksformule” of op andere, binnen de verordening vastgestelde, wijze.

3.3      Toepassingsgebied niet-procesmatig verontreinigd koelwater

Bij het vaststellen van het zuurstofverbruik van NIET door bedrijfsprocessen verontreinigd koelwater gedurende een etmaal kan gebruik worden gemaakt van de T-correctie en wel op de volgende wijze:

Q/1000 x (3,33 x BZV5  + 4,57 x N-Kj)

waarin

Q          = debiet in m³  gedurende het etmaal

3,33     = berekende omzettingsfactor naar BZV∞

BZV5    = biochemisch zuurstofverbruik na 5 dagen

4,57     = hoeveelheid benodigde zuurstof voor omzetting van stikstofverbindingen in mg/l

N–Kj    = de som van ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof in    mg/l

Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt berekend door het totaal van de op de hiervoor omschreven wijze berekende  kilogrammen zuurstofverbruik in het kalenderjaar te delen door 49,6 kilogram.

Van de bedrijven wordt geen onderzoek verlangd naar de aard en vorm van de in het koelwater aanwezige niet tot niet-biologisch afbreekbare stoffen. Wel wordt, afhankelijk van de grootte van de lozing, periodiek een onderzoek geëist naar de samenstelling van het geloosde koelwater in relatie tot het ingenomen/opgepompte koelwater om aannemelijk te maken dat er geen toegevoegde vervuiling plaatsvindt.

Indien blijkt dat het geloosde koelwater toxische eigenschappen (bijvoorbeeld door algenwerende middelen) bezit t.a.v. de BZV-bepaling wordt de T-correctie niet toegestaan en wordt de hoogte van de vervuiling vastgesteld door middel van de zogenaamde „rijksformule” of op andere, binnen de verordening vastgestelde, wijze.

In het geval dat de biologische zuivering

  • een constante voeding heeft

  • een stabiel zuiveringsproces heeft

  • BZV5-waarden 20 mg/l of minder oplevert 

kan principe een correctie op grond van de formule met 3,33 BZV5 in plaats van CZV worden geaccepteerd.

4. Wijze van onderzoek en gebruikte analysemethodiek

4.1      BZV∞ (oneindig) onderzoek volgens NEN-EN 1899-1

Het onderzoek op het biochemisch zuurstofverbruik wordt uitgevoerd volgens NEN-EN 1899-1. De waarden worden opgegeven in BZV(n)-waarden.

De biochemische afbraak van organisch materiaal wordt beschreven als een eerste orde afbraakproces verlopend volgens de reactievergelijking:

dBZV/dt = -k x BZV

Stel dat de BZV5 het BZV is op het tijdstip t = 0, dus bij het begin van de BZV∞ bepaling. Het BZV op het tijdstip t = n dagen is BZVn. De toename van de BZV gedurende de tijd n is BZVn - BZV5. De evenredigheidsconstante k is te vergelijken met een snelheidsconstante bij chemische reacties. De dimensie van k = tijd -1.

Hieruit volgt:

dBZV/BZVn = -k x dt of BZV BZV5/BZV = -k x t0/t of BZV/BZV5 = -k x t

Door nu grafisch de In BZV/BZV5 uit te zetten tegen 1/t kan de BZV-oneindig worden afgelezen op het snijpunt van de y-as. Door middel van een lineaire regressie is het snijpunt op de y-as te berekenen.

Uit onderzoek volgt een a-factor nl. a = BZV∞/BZV5

Toepassing van de T-correctie op basis van de BZV vindt als volgt plaats:

door de CZV-waarde te vermenigvuldigen met de breuk (100-T)/75, waarin T het percentage CZV is afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen. 

T kan als volgt worden uitgedrukt:     T = (CZV - a x BZV5)/CZV x 100 %

De berekeningsformule voor het vaststellen van het zuurstofverbruik gedurende een etmaal luidt na substitutie van de T-correctie als volgt:    Q/1000 x (1,333 x a BZV5  + 4,57 x N-Kj) waarin  

Q       = debiet in m³  gedurende het etmaal

a        = berekende omzettingsfactor

BZV5   = biochemisch zuurstofverbruik na 5 dagen

4,57   = hoeveelheid benodigde zuurstof voor omzetting van stikstofverbindingen in mg/l

N–Kj   = de som van ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof in  mg/l

Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik wordt berekend door het totaal van de op de hiervoor omschreven wijze berekende  kilogrammen zuurstofverbruik in het kalenderjaar te delen door 49,6 kilogram.

5. Kwaliteitszorg

In dit hoofdstuk worden een aantal kwaliteitseisen gesteld aan:

  • de eisen ten aanzien van het onderzoek (5.1);

  • eisen ten aanzien van de deelnemende laboratoria en/of adviesbureaus (5.2);

  • de eisen ten aanzien van de geleverde informatie (5.3). 

5.1      Eisen ten aanzien van het onderzoek 

Voor het afvalwateronderzoek geldt dat de wijze waarop het monster wordt verkregen in overeenstemming moet zijn met de aan uw bedrijf verleende meetbeschikking. Het monster dient representatief te zijn voor de gehele aangevraagde periode. Bij twijfel hieromtrent dienen meerdere monsters, van verschillende dagen, onderzocht te worden. Het onderzoek dient volgens de geldende norm te worden uitgevoerd. Indien er sprake is van vervanging van de norm (bijvoorbeeld verandering in de ISO-norm) dienen de analyses volgens de nieuwe norm uitgevoerd te worden.

5.2    Eisen ten aanzien van het uitvoerende laboratorium en/of adviesbureau 

Het laboratorium en/of adviesbureau dat het onderzoek uitvoert voor uw bedrijf dient aantoonbare ervaring te hebben met de onderhavige proeven die aangevraagd zijn door uw bedrijf. Indien een laboratorium/adviesbureau in de aanvraag genoemd wordt dat geen ervaring heeft met de bovengenoemde onderzoek- en analysemethodieken dient men eerst deze ervaring te verkrijgen voordat de onderzoeksresultaten door het hoofd Belastingen zullen worden geaccepteerd. In voorkomende gevallen zal geadviseerd worden een ander laboratorium/adviesbureau te kiezen.

5.3    Eisen ten aanzien van de geleverde informatie  

De geleverde informatie dient helder, overzichtelijk en compleet te zijn. Indien niet aan deze vereisten wordt voldaan, is dit reden de aanvragen niet in behandeling te nemen.

6. Wijze van aanvraag

6.1      Beschrijving wijze van aanvraag 

Om te komen tot een juist opgesteld onderzoek tot T-correctie dienen tenminste de volgende stappen ondernomen te worden:

1.   contact opnemen met het hoofd Belastingen voor een oriënterend gesprek;

2.   gezamenlijk vaststellen om welk type afvalwater het gaat, welke onderdelen van de beleidsregels van toepassing zijn, laboratoriumkeuze en wijze van onderzoek;

3.   schriftelijk indienen van een onderzoeksvoorstel dat minimaal de in de beleidsregels genoemde elementen bevat;

4.   bij goedkeuring door het hoofd Belastingen het onderzoek laten uitvoeren. Indien geen goedkeuring wordt gegeven opnieuw overleg voeren met het hoofd Belastingen en/of bezwaar indienen tegen de afwijzing;

5.   na afloop van het onderzoek alle onderzoeksresultaten en bijbehorende informatie overleggen, gecombineerd met een aanvraag voor T-correctie;

6.   na ontvangst en met een positief resultaat (T > 25%) volgt een bevestiging door het hoofd Belastingen onder vermelding van het percentage T-correctie, toepassingsgebied, duur van de correctie en de wijze waarop onderzoek (indien nodig) dient plaats te vinden. Op deze beschikking is bezwaar en in een later stadium eventueel beroep mogelijk. Deze mogelijkheid bestaat nogmaals bij het afhandelen van de definitieve aanslag.