Regeling vervallen per 01-01-2024

Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen 2012

Geldend van 15-08-2012 t/m 31-12-2023

Intitulé

Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen 2012

Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen 2012

Samenvatting

Aanleiding

De afvoer van een bepaald terrein verandert en versnelt door het terrein te verharden, af te koppelen of door drainering aan te leggen. De waterafvoer van verharde, gedraineerde en afgekoppelde gebieden kenmerkt zich door een versnelde afvoer met een grotere piek naar het oppervlaktewater. Door geen voorzieningen te treffen, zoals het aanleggen van extra open water, kunnen ruimtelijke ontwikkelingen dus leiden tot een versnelde afvoer en eventuele onacceptabele hoge peilstijgingen in het regionale watersysteem (compensatieopgave). Het is daarom verboden om zonder vergunning in het gebied van het hoogheemraadschap verharde oppervlakten aan te brengen met een totale oppervlakte van meer dan 500 m², waarvan de neerslag geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, wordt geloosd op het oppervlaktewaterlichaam (Keur d.d. december 2009).

Daarnaast is in het verleden open water gedempt voor o.a. stedelijke uitbreiding en agrarische herverkaveling, waardoor sommige delen van het regionale watersysteem te weinig ruimte hebben voor het bergen en afvoeren van water en er knelpunten ontstaan (historische wateropgave en NBW-wateropgave 2050).

Voor de verschillende typen water- en compensatieopgaven is het in sterk verstedelijkte gebieden echter vaak moeilijk, zo niet onmogelijk om beschikbare open ruimte voor water te vinden, zoals het Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen van HHSK voorschrijft. Door het toestaan van mogelijke alternatieve vormen van water bergen en vasthouden, kunnen de water- en compensatieopgaven in stedelijk gebied toch aangepakt worden. Met alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden alle effectieve vormen van het vertragen van de waterafvoer bedoeld, anders dan de reguliere waterberging in de vorm van open water. Voorbeelden zijn waterpasserende verharding en waterpleinen.

Doel

Het doel van dit beleid is het beschrijven van praktische en handhaafbare voorwaarden waaronder alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden toegestaan als compensatie van de door ruimtelijke ontwikkelingen veroorzaakte versnelling in de waterafvoer. Een tweede doel is het vastleggen van fundamenten voor het, samen met andere overheden, zoeken naar mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik bij het oplossen van de wateropgave.

Samenvatting van de belangrijkste voorwaarden

  • Als er een compensatieopgave ontstaat door stedelijke inbreiding (binnen de bebouwde kom) en er ruimtelijk, maatschappelijk of financieel geen aantoonbare reële mogelijkheid is om voldoende open water te realiseren, dan mag de compensatieopgave binnen het peilvak met alternatieve systemen worden gerealiseerd (hieronder valt zowel alternatief vasthouden, als alternatief bergen).

  • Alternatieve vormen van water bergen en water vasthouden ter compensatie van een versnelde afvoer zijn gunningplechtig en ze mogen niet als vervanging van bestaand open water (dempingen) worden ingezet (i.v.m. het behoudt van de robuustheid van het bestaande watersysteem).

  • De alternatieve voorziening moet altijd, jaarrond en over de gehele levensduur, beschikbaar en inzetbaar zijn.

  • Om versnippering van de compensatieberging te voorkomen en in verband met het doelmatig werken van de handhaving, dient het alternatieve systeem uit één voorziening te bestaan, tenzij bij grotere ontwikkelingen (zoals woonwijken) verschillende systemen naast elkaar een hoger rendement kunnen opleveren.

  • De werking en de instandhouding van het alternatieve systeem wordt gecontroleerd en gewaarborgd door, in aansluiting op artikel 1.1 van de Waterwet, het alternatieve systeem als een bergingsgebied op te nemen in de legger van de watersystemen en het betreffende bestemmingsplan.

Om de werking van deze alternatieve systemen te waarborgen, stelt HHSK tevens een aantal voorwaarden aan het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de voorzieningen.

1. Inleiding

Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) is de waterbeheerder in gebied tussen Rotterdam, Zoetermeer en Schoonhoven. De missie van HHSK wordt aangeduid met "schoon water en droge voeten". Eén van de taken van de waterbeheerder omvat het realiseren en onderhouden van een goed werkend watersysteem nu en in de toekomst anticiperend op klimaatsveranderingen. Het regionale watersysteem moet zijn afgestemd op de bestaande functies in het gebied waarbij het waterpeil gehandhaafd wordt door o.a. het vasthouden, bergen en afvoeren van water.

Neerslag dat op onverhard terrein valt, blijft op het land staan en zal vervolgens grotendeels infiltreren in de bodem en deels verdampen. Dit is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, zoals bodemsamenstelling, verzadigingsgraad van de bodem en terreinhelling. Een (klein) deel van het water zal over het maaiveld afstromen en uiteindelijk zal het water terecht komen in het oppervlaktewater of de riolering. De waterafvoer van onverharde gebieden kenmerkt zich door twee elementen: een door de bodempassering veroorzaakte vertraging ten opzichte van de regenbui en een kleiner afvoervolume doordat een belangrijk deel van de regen niet tot afstroming komt.

De afvoer van een bepaald terrein verandert en versnelt door het terrein te verharden, af te koppelen of door drainering aan te leggen (drie aspecten die vaak voorkomen bij ruimtelijke ontwikkelingen). Het regenwater kan niet (optimaal) infiltreren in de bodem vanwege de aangebrachte verharding. De waterafvoer van verharde, gedraineerde en afgekoppelde gebieden kenmerkt zich door een versnelde afvoer met een grotere piek over het maaiveld naar het oppervlaktewater of naar de riolering. Door geen voorzieningen te treffen, zoals het aanleggen van extra open water, kunnen ruimtelijke ontwikkelingen dus leiden tot een versnelde afvoer en eventuele onacceptabele hoge peilstijgingen. Daarnaast is in het verleden open water gedempt voor o.a. stedelijke uitbreiding en agrarische herverkaveling, waardoor sommige delen van het regionale watersysteem te weinig ruimte hebben voor het bergen en afvoeren van water en er knelpunten ontstaan.

In deze notitie en in de bijbehorende beleidsregel is beschreven op welke wijze bestaande knelpunten in het watersysteem en het eventuele negatieve effect van ruimtelijke ontwikkelingen op het bestaande watersysteem kunnen worden gecompenseerd met alternatieve vormen van water bergen en water vasthouden. Met alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden alle effectieve vormen van het vertragen van de waterafvoer door maatregelen gericht op water vasthouden dan wel water bergen bedoeld, anders dan de reguliere waterberging in de vorm van open water.

Alternatieve vormen van bergen en vasthouden is een onderwerp waar meerdere partijen mee te maken hebben en voordeel van kunnen hebben, waardoor samenwerking bij het opstellen van beleid voor de hand ligt. De uitgangspunten van het beleid van de omringende waterschappen zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, zodat gemeenten zo min mogelijk met verschillende inzichten binnen hun gemeentelijke grenzen worden geconfronteerd. Er blijven echter altijd verschillen bestaan, veroorzaakt door gebiedspecifieke kenmerken en gebiedseigen wateropgaven. De samenwerking met gemeenten binnen het beheergebied van HHSK heeft zich geuit in het delen van de beleiduitgangspunten en het bieden van de mogelijkheid tot ambtelijke becommentariëring vooraf aan de bestuurlijke vaststelling.

1.1 Leeswijzer

In hoofdstuk twee kunt u de beleidskaders vinden m.b.t. alternatieve vormen van bergen en vasthouden. De doelstelling van deze notitie wordt beschreven in hoofdstuk drie en in hoofdstuk vier vindt u de voorwaarden rondom alternatieve vormen van water bergen en afvoeren. In hoofdstuk vijf vindt u alles over de inwerkingtreding. In de bijlagen kunt u definities vinden van de gebruikte begrippen, een inhoudsopgave van een beheer- en onderhoudsplan, een aantal specifieke alternatieve vormen van water vasthouden en bergen, een overzichtskaart van het gebied waarop het beleid van toepassing is en een samenvatting van dit beleid en bijbehorende artikelen in een beleidsregel.

2. Beleidskader

Voortkomend uit (internationale) wet- en regelgeving moet HHSK zorg dragen voor de waterstaatkundige conditionering van het beheersgebied overeenkomstig de daaraan toegekende functies. Daarbij streeft HHSK naar een duurzame waterstaatkundige inrichting en instandhouding van het gebied. Voorgenoemde taken en verantwoordelijkheden komen voort uit kaders van verschillend(e) regels, wetten en beleid. In de volgende opsomming zijn de kaders en wet- en regelgeving m.b.t. het onderwerp van deze beleidsnotitie te vinden.

2.1 Nationale beleidskaders

Waterwet:

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De belangrijkste artikelen m.b.t. deze beleidsnota zijn:

- In artikel 1.1 van de Waterwet is 'bergingsgebied' gedefinieerd als: 

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger van de watersystemen is opgenomen. Een bergingsgebied wordt veelal ingezet voor de (kunstmatige) berging en uiteindelijk de afvoer van overtollig neerslag en oppervlaktewater. Maar een bergingsgebied kan in principe ook andere doelen dienen, zolang het maar past binnen de doelstellingen van de Waterwet. Zo kan een bergingsgebied ook gebiedseigen water bergen. Bergingsgebieden maken integraal deel uit van het watersysteem als geheel en zij zijn zeker ook een waterstaatswerk. Dat een bergingsgebied als waterstaatswerk wordt aangemerkt, is bijvoorbeeld van belang in het kader van de aanleg of wijziging van dergelijke gebieden, waarvoor een projectplan en mogelijk de projectprocedure van toepassing kan zijn (zie in dat verband hoofdstuk 5 van de Waterwet). Een bergingsgebied moet verplicht in de legger van de watersystemen worden opgenomen, omdat hierdoor duidelijk de geografische ligging en omvang wordt vastgelegd. Waar in bestaande bestemmingsplannen aan een gebied al een waterstaatkundige functie is toegekend, kan voor de aanwijzing als bergingsgebied - als dat nog niet is gedaan - worden volstaan met opneming van het betrokken gebied in de legger van de watersystemen. Met de vastlegging van een bergingsgebied in het bestemmingsplan en de legger van de watersystemen is de beheerder tot ingebruikname bevoegd.

De aanwijzing van een gebied tot bergingsgebied in het regionale watersysteem is, zoals ook is afgesproken in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water 2003 (NBW) en bevestigd in het NBW-Actueel uit 2008, primair een kwestie van ruimtelijke ordening op lokaal of regionaal niveau. In zogenaamde gebiedsprocessen besluiten regionale overheden gezamenlijk tot gebiedsnormen en bijbehorende maatregelen. Het waterschap inventariseert de compensatieopgave en de daarbij behorende ruimtelijke aspecten, en wendt zich daarbij tot de gemeente met het verzoek om medewerking te verlenen door de gewenste bergingsgebieden ook als zodanig planologisch in te passen. Afhankelijk van eventuele wenselijke andere gebruiksfuncties van het betreffende gebied kan de gemeente in goed overleg met het waterschap bezien of een zogenaamde dubbelbestemming mogelijk is en welke bestemming dan primair en welke secundair dient te zijn. Verder legt de beheerder in zijn legger van de watersystemen vast dat het bergingsgebied behoort tot de bij hem in beheer zijnde watersystemen. In het NBW is afgesproken dat alle waterschappen hun watersysteem in 2015 op orde zullen hebben, waardoor dan dus ook de benodigde bergingsgebieden aangewezen moeten zijn.

- O.a. in artikel 2.8 van de waterwet staan de normen waterkwantiteit, waterkwaliteit en functievervulling centraal. Bij provinciale verordening worden, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde overstromingskans per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden.

- In artikel 5.26 van de waterwet zijn gedoogplichten en andere bijzondere bevoegdheden geregeld.

Rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken, gelegen in of deel uitmakend van een oppervlaktewaterlichaam of bergingsgebied, zijn gehouden wateroverlast en overstromingen ten gevolge van de afvoer of tijdelijke berging van oppervlaktewater te dulden.

- In artikelen 6.5 en 6.7 van de waterwet staan de watervergunning en algemene regels centraal.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan voor rijkswateren en, met het oog op internationale verplichtingen of bovenregionale belangen, voor regionale wateren worden bepaald dat het verboden is zonder vergunning van Onze Minister, onderscheidenlijk het bestuur van het waterschap:

a. water te brengen in of te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam

Artikel 6.7: De in artikel 6.6, eerste lid, bedoelde regels kunnen mede een vrijstelling van een in de artikelen 6.3 tot en met 6.5 bedoelde vergunningplicht of een verbod op het verrichten van daarbij aangegeven handelingen inhouden, alsmede de verplichting om, met inachtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, het verrichten van handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan een daarbij aangewezen bestuursorgaan.

Het Bestuursakkoord Water (juni 2011)

De belangrijkste punten uit het akkoord tussen het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen m.b.t. deze beleidsnotitie zijn:

  • Investeren in kennis en innovatie zodat de watersector de komende jaren verder wordt versterkt in binnen- en buitenland.

  • Het oplossen van de wateropgaven op een duurzame manier onder de vleugels van het Deltaprogramma (het nationale programma waarin het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen samenwerken voor de veiligheid tegen overstromingen en de zoetwatervoorziening).

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)- actueel:

In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken verscherpt waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. De belangrijkste aandachtspunten in het rapport m.b.t. deze beleidsnotitie zijn;

  • niet afwentelen;

  • de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen en afvoeren";

  • aanpassen van het watersysteem aan de gewenste grondwaterstanden om daarmee verdroging te verminderen en verdergaande daling van de bodem zoveel mogelijk te voorkomen/vertragen;

  • herstellen van de natuurwaarden, onder andere in sloten;

  • vergroten van de mogelijkheden van waterberging bij calamiteiten om wateroverlast te beperken.

In 2003 werden doelen en maatregelen voortkomend uit het Waterbeleid 21e eeuw vastgelegd in het NBW. Het NBW bouwt voort op de constateringen in de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw en legt de bijbehorende taakstellende afspraken over doelen en maatregelenpakketten vast die nodig zijn om de waterhuishouding op orde te brengen en te houden, inclusief de financiële dekking. In het NBW-actueel (juni 2008) wordt vastgehouden aan het uitgangspunt om te anticiperen op klimaatverandering.

2.2 Provinciale beleidskaders

Beleidskader Peilbeheer Provincie Zuid-Holland

Het Beleidskader geeft de kaders waaraan het peilbeheer moet voldoen. Het lange termijn doel van het provinciale peilbeleid is: De provincie streeft naar een ruimtelijke ordening waaraan water als sturend principe en de lagenbenadering ten grondslag liggen.

Waterverordening provincie Zuid-Holland

De waterverordening van de provincie Zuid-Holland geeft regelingen weer m.b.t. waterbeheer van wateren en waterstaatswerken waar de waterschappen aan moeten voldoen. De belangrijkste aandachtspunten in de verordening m.b.t. deze beleidsnotitie zijn:

  • Artikel 2.3 Normen waterkwantiteit

1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:

a. 1/100 per jaar voor bebouwing niet zijnde glastuinbouw;

b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw;

c. 1/10 per jaar voor het overige gebied.

2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:

a. 1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur;

b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;

c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;

d. 1/10 per jaar voor grasland.

2.3 Beleidskaders HHSK

Waterbeheerplan 2010-2015

In het waterplan is weergegeven dat HHSK met betrekking tot watersysteembeheer blijft werken aan het voorkomen van wateroverlast of een tekort aan water. Evenals aan ‘droge voeten' hecht HHSK veel belang aan schoon water. Naast veiligheidsbelangen wegen daarom in de dagelijkse uitvoering van het beheer ook de ecologische aspecten mee. De inspanningen zijn onder meer neergelegd in de afspraken rond de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

Keur van HHSK

De Keur is de verordening van HHSK en bestaat in essentie uit verboden en geboden. Op alle verboden en geboden kan onder bepaalde voorwaarden door het dagelijks bestuur ontheffing (vergunning) worden verleend. Dit is de toestemming om een bepaalde activiteit of ingreep uit te voeren ondanks een algemeen ‘verbod'. Bij de vergunning worden veelal voorwaarden gesteld.

- Artikel 4.1 Watervergunning waterstaatswerken en beschermingszones

1.  Het is verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

a. werkzaamheden te verrichten;

g.  de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden;

- Artikel 4.2 Watervergunning overige bepalingen

Het is zonder vergunning in het gebied van het hoogheemraadschap verboden:

e.  verharde oppervlakten aan te brengen met een totale oppervlakte van meer dan 500 m², waarvan de neerslag geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, wordt geloosd op het oppervlaktewaterlichaam;

Beleid Waterberging HHSK

In de beleidsnotitie waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen van HHSK worden de beleidskaders gegeven rondom de verplichte aan te leggen waterberging ter compensatie van een veroorzaakte versnelling van de waterafvoer door ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid heeft tot doel om ongewenste consequenties van extra verhard oppervlak op het watersysteem te voorkomen. Voor verschillende categorieën ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de verwachten effecten op het watersysteem te compenseren.

3. Doelstelling

3.1 Achtergrond

Bij het op orde brengen en houden van het watersysteem wordt de keuze voor maatregelen gebaseerd op de landelijke NBW-drietrapsstrategie ‘vasthouden, bergen en afvoeren'. Omdat ‘afvoeren' niet onbeperkt kan bijdragen aan het voorkomen van wateroverlast (vanwege de beperkte ruimte voor het watersysteem, de kosten van gemalen en het ‘niet afwentelen'-principe), moet in het gebied zelf voldoende ruimte voor het vasthouden en het bergen van water aanwezig zijn.

Met vasthouden wordt bedoeld: De neerslag tijdelijk opvangen/bergen daar waar het valt in/op de bodem of in/op speciale voorzieningen tot het moment dat het water tot afvoer komt. Op lokaal niveau betekent dit dat het water vertraagd tot afvoer komt en daardoor niet het oppervlaktewater belast. Met bergen wordt bedoeld: Het afvloeiend hemelwater tijdelijk opslaan in het bestaande watersysteem. Waterbergingen kunnen altijd benut worden door het water uit het bestaande oppervlaktewatersysteem. Voorzieningen die water vasthouden en bergen ten behoeve van het watersysteem vallen onder waterbergingsgebieden, zie paragraaf 2.1, waterwet. Met afvoeren wordt bedoeld: Overtollig water buiten een hydraulische eenheid (peilvak, polder, boezem) brengen door middel van een kunstwerk of onder vrij verval.

De hoeveelheid verharding is in de afgelopen eeuwen toegenomen en de hoeveelheid open water, en daarmee ruimte voor water, is afgenomen. Hierdoor is er in sommige peilgebieden tijdens (extreme) neerslagomstandigheden te weinig ruimte voor water (waterberging) in het huidige watersysteem, waardoor wateroverlast kan ontstaan. Het areaal binnen een peilgebied waar wateroverlast ontstaat door deze extreme neerslag is berekend en vormt de historische wateropgave (Waterbeheerplan HHSK 2010-2015). De maatregelen, oftewel de oplossingen, kunnen worden gezocht in structuurmaatregelen (vasthouden), vergroting van het bergend vermogen (bergen), of het versterken van de bemaling (afvoeren) of een combinatie van deze maatregelen. Er is ook een wateropgave berekend van het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen van toekomstige klimaatscenario's met een tijdshorizon 2050: de NBW-wateropgave 2050 (Waterbeheerplan HHSK 2010-2015).

HHSK kent nog een derde opgave. De hoeveelheid verharding neemt namelijk nog steeds toe door huidige ruimtelijke uitbreidingen van stedelijk gebied of functieverandering (bijvoorbeeld groenstroken/grasvelden worden omgezet in bebouwing), waardoor water versneld tot afvoer komt en tot wateroverlast kan leiden. In het kader van afkoppelen om de afvalwaterketen te verbeteren en sluitend te maken, wordt getracht zoveel mogelijk (schone) neerslag van het riool af te koppelen. Beide ingrepen kunnen leiden tot een extra belasting van het oppervlaktewatersysteem en dus wateroverlast, oftewel een compensatieopgave. Om dit type wateropgave te voorkomen zijn compenserende maatregelen nodig, zie Keur HHSK 2009 en Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2012). Uitgangspunt daarbij is berging in de vorm van open water, waarmee in de toekomst optimaal kan worden ingespeeld op eventuele extremere klimaatscenario's.

Voor deze verschillende typen water- en compensatieopgaven is het in sterk verstedelijkte gebieden vaak moeilijk, zo niet onmogelijk om beschikbare open ruimte voor water te vinden. Door het toestaan van mogelijke alternatieve vormen van water bergen en vasthouden, kunnen de water- en compensatieopgaven in stedelijk gebied toch aangepakt worden. Voorbeelden zijn een slimme herinrichting door het benutten van een verdiept straatprofiel, waterpasserende verharding en verdiepte gebieden waar het hemelwater kan worden vastgehouden/geborgen (bijvoorbeeld plantsoenen, parkeerplaatsen, waterpleinen, enz.). Hier is sprake van meervoudig ruimtegebruik, waarbij tijdelijk water kan worden vastgehouden of geborgen. Technisch gezien wordt het oppervlaktewater- en rioleringssysteem minder belast, als meer water op natuurlijke of technische wijze wordt vastgehouden (vertraagd wordt afgevoerd) of wordt geborgen.

Open water is een robuuste vorm van water bergen die eenduidig en goed te beheren en te onderhouden is, goed zichtbaar en (vaak makkelijk) controleerbaar is. Zoals hiervoor beschreven is er echter niet altijd ruimte beschikbaar. Alternatieve vormen van water bergen en vasthouden toestaan ter compensatie van de veroorzaakte versnelde waterafvoer is een logische stap voor HHSK. Er is echter nog weinig ervaring met de werking van de voorzieningen op de lange termijn m.b.t. locatie- en omvangbehoud, beheer en onderhoud. Om deze aspecten nu en in de toekomst te waarborgen worden er in dit beleidsdocument voorwaarden gegeven voor de alternatieve vormen van water bergen en vasthouden.

Het beleidskader gaat niet in op de hoeveelheid aan te leggen waterberging, waterfondsen en waterbanken. Voor dit onderwerpen bestaan aparte beleidsnota's van HHSK.

3.2 Doelstelling

Het doel van dit document is het beschrijven van praktische en handhaafbare voorwaarden waaronder alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden toegestaan als compensatie van de door ruimtelijke ontwikkelingen veroorzaakte versnelling in de waterafvoer. Een tweede doel is het vastleggen van fundamenten voor het, samen met andere overheden, zoeken naar mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik bij het oplossen van de wateropgave.

4. Voorwaarden

De voorwaarden zijn gebaseerd op de technische werking van het watersysteem, wetenschappelijk onderzoek en overleg met aangrenzende waterschappen en inliggende gemeenten.

4.1 De Historische Wateropgave en NBW-Wateropgave 2050

De Waterschappen zijn verantwoordelijk om maatregelen te nemen die de historische wateropgave en de NBW-wateropgave 2050 (zoals beschreven in H3 en het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015) oplossen. HHSK doet dit in nauwe samenwerking met de gemeenten en de provincie Zuid-Holland. De maatregelen oftewel oplossingen kunnen worden gezocht in structuurmaatregelen (vasthouden), vergroting van het bergend vermogen (bergen), of het versterken van de bemaling (afvoeren) of een combinatie van deze maatregelen. De keuze voor het type maatregel wordt bepaald door de prioritering van de drietrapsstrategie: 1) vasthouden, 2) bergen en 3) afvoeren. Daarnaast is de maatschappelijke kosten-batenverhouding mede bepalend voor de keuze.

Buiten de bebouwde kom, waar het gaat om het oplossen van beide wateropgaven, is genoeg ruimte voor de aanleg van open water. Dit betekent dat beschikbare ruimte en de maatschappelijke kosten-batenverhouding het toelaten om in te zetten op de meest optimale maatregel: de aanleg van open water. In stedelijk gebied, binnen de bebouwde komgrenzen, is er vaak geen reële mogelijkheid (geen ruimte, maatschappelijk onwenselijk of financieel niet haalbaar) om voldoende open water te realiseren. In dat geval kunnen de wateropgaven binnen het peilvak met alternatieve systemen worden gerealiseerd (hieronder valt zowel alternatief vasthouden, als alternatief bergen).

Van belang is dat de werking en de instandhouding van de alternatieve voorziening gecontroleerd en juridisch gewaarborgd kan worden. In aansluiting op artikel 1.1 van de Waterwet kunnen de alternatieve voorzieningen waarbij water wordt vastgehouden en geborgen als een bergingsgebied worden beschouwd. Dit is een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger van de watersystemen is opgenomen. Het is dus van belang dat de alternatieve voorziening als bergingsgebied wordt bestemd door de gemeente in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan en opgenomen wordt in de legger van de watersystemen door HHSK. In de legger van de watersystemen en in het bestemmingsplan zal worden beschreven dat op een bepaalde locatie/perceel een alternatieve voorziening wordt aangelegd met een bepaalde hoeveelheid waterberging in het kader van een wateropgave binnen het beheergebied van HHSK. De betreffende gemeente en HHSK zullen de instandhouding van de alternatieve voorziening in een beheer- en onderhoudsplan vastleggen, zie bijlage 2.

4.2 De compensatieopgave

Voor de compensatieopgave geldt dat de initiatiefnemer van de actie, die leidt tot een versnelde afvoer van neerslag/water, verantwoordelijk is voor het nemen van maatregelen die deze compensatieopgave voorkomen/oplossen. Algemeen geldt dat het op grond van de Keur verboden is om zonder vergunning van het bestuur onbebouwde/onverharde grond te verharden met een oppervlak > 500m2 en of andere werkzaamheden binnen een waterstaatswerk te verrichten als gevolg waarvan neerslag versneld tot afvoer komt en wordt geloosd op het oppervlaktewatersysteem van of in het beheer van het hoogheemraadschap. Met een watervergunning kan de initiatiefnemer een ontheffing aanvragen op dit verbod, mits de versnelling in de waterafvoer wordt voorkomen/is gecompenseerd.

Buiten de bebouwde komgrenzen, waar het gaat om het voorkomen van de compensatieopgave, is ruimte voor de aanleg van open water. Dit betekent dat beschikbare ruimte en de maatschappelijke kosten-batenverhouding het toelaten om in te zetten op de meest optimale maatregel: de aanleg van open water. In dit gebied buiten de bebouwde kom dient het water vrij te kunnen stromen oftewel open waterberging; het mag wel duikers of stuwen bevatten, maar geen (alternatieve) systemen die de robuustheid verminderen. Dit betekent vanuit waterhuishoudkundig oogpunt dat verspreid aaneengesloten open water de meest optimale structuur is. Zo is de waterberging over het gehele peilvak en binnen het bemalingsgebied optimaal inzetbaar. De aanleg van alternatieve systemen buiten de bebouwde kom bovenop de compensatieopgave in de vorm van open water, is overigens wel toegestaan. Als er een compensatieopgave ontstaat door stedelijke inbreiding/afkoppelen binnen de bebouwde kom en er aantoonbaar ruimtelijk, maatschappelijk of financieel geen reële mogelijkheid is om voldoende open water te realiseren, dan mag de compensatieopgave binnen het peilvak wel met alternatieve systemen worden gerealiseerd (hieronder valt zowel alternatief vasthouden, als alternatief bergen).

Van belang is dat de werking en de instandhouding van de alternatieve voorziening gecontroleerd en juridisch gewaarborgd kan worden. In aansluiting op artikel 1.1 van de Waterwet kunnen de alternatieve voorzieningen waarbij water wordt vastgehouden en geborgen als een bergingsgebied worden beschouwd. Dit is een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger van de watersystemen is opgenomen. Het is dus van belang dat de alternatieve voorziening als bergingsgebied wordt bestemd door de gemeente in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan en door HHSK wordt opgenomen in de legger van de watersystemen. In de legger van de watersystemen en in het bestemmingsplan zal worden beschreven dat op een bepaalde locatie/perceel een alternatieve voorziening wordt aangelegd met een bepaalde hoeveelheid waterberging in het kader van een compensatieopgave binnen het beheergebied van HHSK. De initiatiefnemer van de actie/eigenaar van het perceel waarop de alternatieve voorziening is aangelegd dient een watervergunning aan te vragen bij HHSK en een bestemmingsplanherziening bij de gemeente.

4.3 Algemene randvoorwaarden

Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen mogen alleen worden ingezet om de wateropgaven op te lossen en niet als vervanging van bestaand open water. Het bestaande open water willen we immers behouden zodat de robuustheid van het bestaande watersysteem niet in het geding komt.  

Het is niet te voorspellen op welk moment een extreme neerslagsituatie zich gaat voordoen.

Daarom moet de alternatieve voorziening altijd, jaarrond en over de gehele levensduur, beschikbaar en inzetbaar zijn. Wanneer een dubbele functie wordt toegekend, zoals een waterplein, blijft deze randvoorwaarde gelden. Om ervoor te zorgen dat de alternatieve voorziening ook tijdig (voor de volgende bui) weer leeg is, moet water vanuit de voorziening vertraagd kunnen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. De maximale afvoercapaciteit van de voorziening hangt af van de pompcapaciteit onder normale omstandigheden van het poldergemaal, het totale oppervlak van de betreffende waterstaatkundige eenheid en het verharde oppervlak dat afwatert naar het alternatief. Hierdoor wordt het peilvak niet extra belast aangezien dat, op het moment dat er een hoeveelheid water vanuit de alternatieve voorziening in het peilvak komt, er gelijktijdig zo'n zelfde hoeveelheid water door het poldergemaal weer uit wordt gepompt. De systemen moeten dus zowel op de inzet als op het ledigen kunnen worden aangestuurd. Op het moment van een tweede neerslagpiek, moet deze weer kunnen worden opgevangen. HHSK speelt hier op in door in de voorwaarden te stellen dat, nadat het polder- en/of boezempeil dit toelaat, de alternatieve voorziening binnen twee dagen leeg moet zijn.

Om versnippering van de compensatieberging te voorkomen en in verband met het doelmatig werken van de handhaving, dient het alternatieve systeem uit één voorziening te bestaan, tenzij bij grotere ontwikkelingen (zoals woonwijken) verschillende systemen naast elkaar een hoger rendement kunnen opleveren. Het bij elkaar optellen van bijvoorbeeld een hele hoop regentonnen verspreid over een wijk van elk 0,5 m3 is dus niet toegestaan als compensatie, omdat dit geen robuuste en controleerbare voorziening is. Regentonnen worden natuurlijk wel aangemoedigd vanuit andere oogpunten, zoals het zuinig omgaan met drinkwater in de zomer.

Het bepalen van een juiste locatie en afvoerpunten van de alternatieve voorziening is niet alleen afhankelijk van de te realiseren hoeveelheid berging, maar ook van de eisen die het ontvangende water-/rioleringssysteem stelt. Een voorziening moet bijvoorbeeld altijd zijn aangesloten op watergangen of riolering met voldoende capaciteit, zodat er elders geen belemmeringen worden veroorzaakt (bijvoorbeeld te hoge peilstijgingen= afwenteling). Vanwege dit ‘niet-afwentelen principe' moet de te compenseren toename van de verharding direct kunnen afwateren op de alternatieve voorziening. De voorziening moet daarom binnen de directe omgeving, binnen hetzelfde peilvak worden aangelegd. De huidige waterkwaliteitsituatie en ecologie van het ontvangende watersysteem mogen niet verslechteren door de locatiekeuze van de alternatieve voorziening (KRW-doelstelling: Stand-still principe). Bij de afweging of een locatie geschikt is, zal HHSK de alternatieve voorziening dus mede toetsen aan de vastgestelde waterkwaliteitsbeelden.

Om de werking van deze alternatieve systemen te waarborgen, stelt HHSK tevens een aantal voorwaarden aan het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de voorzieningen. De initiatiefnemer/eigenaar van het perceel is en blijft namelijk verantwoordelijk voor de aanleg, het in standhouden en het onderhouden van de alternatieve voorziening. Een overzicht van de benodigde te toetsen informatie m.b.t. deze voorwaarden is te vinden in bijlage 2. De voorwaarden komen voort uit een aantal onzekerheden die risico's met zich meebrengen (dichtslibben, alternatieve vormen van vasthouden zijn alleen bruikbaar voor de afwatering van een projectgebied en de rest van het peilgebied kan er geen gebruik van maken, lange termijn effect op (grond)waterkwaliteit, onzekerheden omtrent klimaatscenario's, enz.). Eventuele afwijkingen van deze voorwaarden is een bestuurlijke keuze.

Innovatieve alternatieve systemen zullen eerst worden getoetst op de technische randvoorwaarden beschreven in dit hoofdstuk. Als de techniek aan alle randvoorwaarden voldoet, kan HHSK de techniek als pilot toestaan. Als na evaluatie van de pilot blijkt dat de techniek werkbare resultaten oplevert, kan de alternatieve voorziening worden opgenomen in het bestemmingsplan en in de legger van de watersystemen. De houding bij innovatieaanvragen is dus niet: nee tenzij, maar: ja, mits.

5. Inwerkingtreding beleid en afwijkingen

Deze beleidsnotitie maakt onderdeel uit en is een verdieping van het beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012.

Een beleidsregel is een besluit in de zin van de wet (de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb). Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Bekendmaking vindt plaats door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Tegen de beleidsregel kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Dit volgt uit het bepaalde in artikel  8:2 onder a van de Awb. Om die reden kan - gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef - tegen deze beleidsregel evenmin een bezwaarschrift worden ingediend.

Overigens is het van belang te vermelden dat HHSK overeenkomstig deze beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Daarnaast mag een ieder erop vertrouwen dat HHSK bestaande schriftelijke afspraken respecteert tenzij zwaarwegende belangen vanuit het watersysteem tot andere keuzes leiden.

Het beleid "waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2012)" treedt in werking op de datum van publicatie. Bij het in werking treden van voorliggend beleid vervalt het beleid "Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2007)".

Voor afwijkingen van dit beleidskader is een bestuurlijk besluit nodig.

6. Literatuur

- Beleidsregel 1, Alternatieve Waterberging, Toelichting Beleids- en algemene regels, Het Hoogheemraadschap van Rijnland. Versie 2.7, 01-12-2009.

- Beoordelingsmethodiek Alternatief Vasthouden en Bergen, Tauw, in opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland. Versie V, 23 oktober 2009.

- Effectiviteit van groendaken, Delft en Singapore slaan handen ineen voor experiment, Floris Winters. Voorpublicatie onderzoek van Toine Vergroessen, TUDelft in "Dak, Gevel en Groen".

- Kaderdocument Vasthouden en Bergen, Beleid & Onderzoek Waterhuishouding, Hoogheemraadschap van Delfland. Onderdeel van de Leidraad Vasthouden en Bergen. Vastgesteld in de Verenigde Vergadering van Delfland op 4 september 2008.

- Onderzoek waternormering sportvelden, Lenders S. en H. Kool (2010). In opdracht van de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek. Publicatie in H­2O/02-2011, Watertoets voor sportvelden.

Bijlagen

Bijlage 1: Begrippenlijst

Aanvoeren

Transporteren van water ten behoeve van het optimaal dienen van de aanwezige functie(s) naar daar waar aanvulling van water nodig is, vanwege verdamping of waterverbruik. Niet te verwarren met: toestroming (bijvoorbeeld) naar een gemaal.

Aanvullende waterberging

Waterberging die extra benodigd is ten opzichte van het aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging om de NBW-wateropgave op te heffen en/of voorziene toekomstige wijziging van het grondgebruik op te vangen. De wijziging in grondgebruik die hieronder valt is een wijziging die leidt tot een netto toename/versnelling van waterafvoer en vaak veroorzaakt wordt door een toename van het verharde oppervlak of het afkoppelen van hemelwater van de riolering naar het oppervlaktewater.Zie ook bergen, compensatieberging, waterberging en wateropgave.

Afkoppelen

De neerslag van relatief schoon verhard oppervlak (parkeerterreinen, grote daken etc.) niet meer via de riolering afvoeren naar de waterzuiveringsinstallatie, maar afvoeren richting het oppervlaktewater of infiltreren in de bodem.

Afstroming

Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag, via het maaiveld/oppervlak.

Afvoeren

Overtollig water buiten een hydraulische eenheid (peilvak, polder, boezem) brengen door middel van een kunstwerk of onder vrij verval, ook wel afwateren genoemd.

Afwenteling

We spreken van afwenteling wanneer een peilvak benedenstrooms belast wordt met te veel water of kwalitatief slechter water. Afwentelen is niet gewenst als waterkwantiteitsnormen en waterkwaliteitsdoelen in gevaar komen.

Basisberging

Met de basisberging wordt de berging bedoeld die momenteel al aanwezig is op de locatie waar voor een alternatieve vorm van water vasthouden of bergen wordt gekozen. Deze berging/vertraging wordt betrokken bij het berekenen van de werking van het huidige watersysteem en daarmee ook de historische wateropgave. De basisberging mag dus niet worden meegeteld in de berekening van de nieuw te realiseren waterberging gecreëerd door het alternatief. Zie tabel B1 bij Bijlage 1 voor de weergave van de gemiddelde basisbergingen die momenteel bekend zijn.

Beheersmarge

De beheersmarge is de onvermijdelijke, tijdelijke afwijking van het streefpeil in een peilgebied, die optreedt als gevolg van natuurlijke verschijnselen en ingrepen die nodig zijn om het streefpeil te handhaven. Er is een aantal oorzaken te benoemen ten gevolge waarvan afgeweken wordt van de vigerende streefpeilen door een optredende beheersmarge. Voorbeelden zijn: bemaling en het bijbehorende tijdelijke verhang, wind kan tijdelijk en plaatselijk opstuwing veroorzaken, neerslag kan een peilstijging in de watergangen tot gevolg hebben, voormalen omdat een lange periode met neerslag wordt voorzien, tijdens langdurige droge periodes peiloverschrijdingen niet direct uitmalen, enz. Omdat de beheersmarge per oorzaak kan verschillen in afmeting, wordt er in het peilbesluit geen uitspraak gedaan over de grote van de afwijking, de beheersmarge wordt dus niet expliciet uitgedrukt met een getalswaarde maar kan wel worden omschreven.

Bemaling

De verwijdering van overtollig water door middel van een gemaal. Een bronbemaling is het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen.

Bemalingsgebied

Het gebied waarvan de afwatering door één bepaald gemaal plaatsvindt. Een bemalingsgebied kan uit meerdere peilgebieden en polders bestaan.

Bergen (van water)

Het vermogen om water tijdens een neerslagperiode (ordegrootte: tot enkele dagen) te bergen/op te slaan boven het vastgestelde waterpeil en onder het maaiveld zonder dat dit tot wateroverlast leidt. De geborgen hoeveelheid water wordt uiteindelijk volledig uitgemalen.

Berging

Zie waterberging.

Bergingscapaciteit

Het volume water dat geborgen kan worden in een bepaald systeem (de vrije ruimte in oppervlaktewater en rioolstelsel).

Bergingsgebied

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger van de watersystemen is opgenomen.

Beroep

In het bestuursrecht is dit het in het kader van een wettelijke bevoegdheid vragen van een voorziening tegen een besluit bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen (administratief beroep), dan wel bij een administratieve rechter.

Bezwaar

In het bestuursrecht is dit het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

Boezem

Stelsel van met elkaar in verbinding staande waterlopen en meren waarop het water van de lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dat dient voor eventuele tijdelijke berging en lozing op het buitenwater.

Buffering van water

Het vermogen om water op te slaan/vast te houden om te gebruiken voor de wateraanvoerbehoefte, ook wel waterconservering genoemd. Het maximaal gehandhaafde waterpeil dient in dit geval wel vastgelegd te worden in het peilbesluit als zijnde een flexibel peilbeheer ten behoeve van optimaal peilbeheer. De aanvulling van oppervlaktewater door neerslag tot aan het maximumpeil van de bandbreedte van het betreffende peilgebied is dus geen berging, maar een aanvulling van de buffer.

Calamiteit

Een calamiteit is een gebeurtenis waarop het watersysteem niet is ontworpen. Dat kan een extreme neerslaggebeurtenis zijn (dus extremer dan de norm), maar ook de gevolgen van bijvoorbeeld de uitval van een gemaal of een ongeluk/ongeval.

Calamiteitenberging

Een calamiteitenberging is een berging die volledig kan worden benut om tijdens een calamiteit de schade en wateroverlast te minimaliseren. Bij een calamiteit is het ontstaan van schade vaak niet te voorkomen. In die situatie kan een calamiteitenberging er voor zorgen dat de schade wordt beperkt. Een calamiteitenberging is dus niet bedoeld om de waterhuishouding aan de vastgestelde faalkans te laten voldoen: in dat geval is er sprake van een regulier benodigde waterberging ook wel watersysteemberging genoemd. Een calamiteitenberging dient te worden vastgelegd in de legger van de watersystemen.

Compensatieberging

Compensatieberging is waterberging dat moet worden aangelegd om de negatieve effecten van versnellingen in de waterafvoer op te vangen. Een versnelling in de afvoer kan ontstaan door een functieverandering, of door het afkoppelen van een oppervlak van de riolering op het oppervlaktewatersysteem van het waterschap. Door de versnelling van de afvoer kunnen te hoge stroomsnelheden en zelfs inundatie ontstaan als er geen compensatieberging wordt aangelegd. De hoeveelheid compensatieberging wordt per individuele verandering in de ruimtelijke ordening berekent aan de hand van een compensatienorm. Deze norm wordt per peilvak vastgesteld en is te vinden in het beleid Waterberging bij Ruimtelijke Ontwikkelingen.

Debiet

Het debiet staat voor de hoeveelheid water die een waterloop of kunstwerk per tijdseenheid transporteert en wordt vaak uitgedrukt in aantal kubieke meter water dat per tijdseenheid een bepaald punt in een stroom passeert.

Drainage

Vanuit de hydrologie wordt hiermee het afvoeren van grond- of oppervlaktewater met kunstmatige of natuurlijke middelen bedoeld.

Drooglegging

Het hoogteverschil tussen de waterspiegel/het waterpeil in een waterloop en het naastgelegen grondoppervlak/maaiveld.

Faalkans

De frequentie van overschrijding van een bepaalde parameter. Hydrologisch wordt met faalkans meestal bedoeld: de overschrijding van een bepaald oppervlaktewater- of grondwaterpeil.

Functie

De bestemming van een gebied in waterstaatkundige zin, zoals bijvoorbeeld landbouw, natuur, bebouwing en water. De functies worden vastgesteld door de provincies en geven richting aan de inrichting en het beheer van de oppervlaktewateren.

‘Functie volgt peil'

Dit begrip is een uitwerking van het principe ‘water als sturend principe'. Door het toepassen van de lagenbenadering, waarbij bodem en water de sturende lagen zijn, worden de functies in een gebied toegekend. Laag gelegen gebieden krijgen een ‘natte' functie en hoger gelegen gebieden een ‘droge' functie. De huidige waterpeilen worden dus niet aangepast aan nieuwe functie-eisen door functieveranderingen.

Gewoon/regulier onderhoud

Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op het verwijderen van voorwerpen en begroeiing van of uit waterstaatswerken.

GGOR

Het gewenste grond- en oppervlaktewater regime. Naast de afkorting GGOR wordt er ook nog gewerkt met de AGOR (Actueel grond- en oppervlaktewater regime) en de OGOR (Optimaal grond- en oppervlaktewater regime).

Grondwaterstand

De hoogte ten opzichte van een referentieniveau van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk aan nul heeft. De absolute waterdruk is dan gelijk aan de druk van de atmosfeer.

Grondwatertrap (Gt)

Klassering voor grondwaterstanden in Nederland. Tegenwoordig wordt gesproken over Grondwaterdynamiek (Gd) in plaats van grondwatertrap.

GxG

De verzamelnaam voor de grondwatertrappen bestaande uit de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) en de GVG (gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand). Tezamen beschrijven deze begrippen de Grondwaterdynamiek.

Hoofdwatergang

Water dat een (primaire of) hoofdfunctie vervult voor de waterbeheersing in het beheergebied van HHSK; deze is of wordt als zodanig opgenomen in de legger van de watersystemen. Hoofdwatergangen worden gebruikt voor wateraanvoer, waterafvoer en waterberging.

Infiltratie

In de hydrologie spreekt men van infiltratie als water, zoals neerslag of oppervlaktewater, in de grond zakt, waardoor het voor aanvulling van het grondwater zorgt.

Infiltreren

In de hydrologie wordt hiermee het mechanisme bedoelt dat het weg laten zakken/doorsijpelen/doorzijgen van (regen)water in de bodem beschrijft.

Innovatie

In deze memo wordt met innovatie bedoeld: een niet (een nog niet eerder uitgevoerde en in de praktijk) bewezen alternatieve techniek voor het vasthouden of bergen van water, die door gebrek aan informatie nog niet volledig getoetst kan worden met de bekende en erkende beoordelingsmethodieken.

Keur

Een verordening van de waterbeheerder, waarin een verzameling van geboden en verboden ten aanzien van het waterbeheer is opgenomen op grond van de waterschapswet.

Klimaatverandering

Een statistisch significante variatie in de gemiddelde toestand van het klimaat, in de variabiliteit of de extremen. De variatie houdt een langere tijd aan, gedurende decennia of nog langer. Door de ontstane variatie wijzigt de samenstelling van de atmosfeer. Klimaatveranderingen kunnen veroorzaakt worden door een wisselwerking van natuurlijke processen of externe verstoringen veroorzaakt door menselijke activiteiten. Een van de effecten die wordt toegeschreven aan de klimaatverandering is het rijzen/stijgen van de zeespiegel.

Kunstwerk

Een civieltechnisch bouwwerk ten dienste van de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. Een kunstwerk onderscheidt zich van andere civieltechnische werken en installaties, doordat het een bouwwerk is waarvoor andere materialen dan aarde en zand zijn gebruikt. Voorbeelden van kunstwerken zijn duikers, stuwen, gemalen en dammen.

Kwel

Een omhoog gerichte grondwaterstroming en/of het uittreden van grondwater aan het grondoppervlak of in watergangen.

Legger

Een openbaar register waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken (daaronder vallen: oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen of ondersteunende kunstwerken) naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. De functie van de Legger is om inzage te geven in de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen van waterstaatswerken.

Lozen

Het door middel van een werk, of op andere (indirecte) wijze, brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater is gehaald.

Maaiveld

Het maaiveld (mv) is een aanduiding voor (de hoogte van) het grondoppervlak, ook wel bodem genoemd. De maaiveldhoogte wordt vaak opgegeven ten opzichte van een nationaal nul-niveau. In Nederland is dat het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

NAP

Normaal Amsterdams Peil. Standaard (denkbeeldig) geometrisch vergelijkingsvlak in Nederland, waarmee een hoogte wordt uitgedrukt (in meters boven of onder NAP).

Onderhoud (gewoon/regulier)

Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op het verwijderen van voorwerpen en begroeiing van of uit waterstaatswerken.

Onttrekken

Het door middel van een werk (ontrekkingsinrichting) halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht.

Ontwateren

Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag via de ondergrond/bodem.

Ontwateringsdiepte

De afstand tussen het grondoppervlak/maaiveld en de hoogste grondwaterstand (GHG), gemeten tussen de ontwateringsmiddelen (drainagebuizen, sloten of greppels).

Oppervlaktewaterlichaam

Samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.

Overige watergang

Water dat een (secundaire of) overige functie vervult voor de waterbeheersing in het beheergebied van HHSK; deze is of wordt als zodanig opgenomen in de legger van de watersystemen (voorbeelden zijn greppels, spoorsloten, enz.). Overige watergangen worden hoofdzakelijk gebruikt voor waterafvoer en waterberging.

Retentieberging

Berging die kan worden benut door vanaf een hoger peil water af te laten. Het kan daarbij zowel om reguliere watersysteemberging als calamiteitenberging gaan.

Peilafwijking

Een peilvak binnen het in een peilbesluit vastgestelde peilgebied waar het waterpeil op een ander,afwijkend niveau wordt gehandhaafd. Deze afwijking kan zowel naar boven als naar beneden zijn. Een peilafwijking heeft vaak een bepaald doel, bijvoorbeeld bescherming van bebouwing of een archeologisch monument (hoogwatervoorziening), landbouwkundige doelen (onderbemaling) of veiligheid (dijksloten).

Peilbesluit

Bestuurlijk besluit waarmee de te handhaven waterhoogte (waterpeilen) in waterlopen juridisch wordt vastgesteld.

Peilgebied

Een peilgebied is een waterstaatkundige eenheid waarbinnen ingevolge een peilbesluit een waterpeil (het streefpeil) wordt gehandhaafd. De grens van het peilgebied (peilscheiding) wordt vastgelegd in het peilbesluit en in de legger van de watersystemen. Binnen een peilgebied kunnen peilvakken zijn die een afwijkend peil toebedeeld krijgen, hiervoor dient een vergunning te zijn afgegeven.

Peilvak

Een gebied waarbinnen één en hetzelfde waterpeil wordt gehanteerd, het oppervlaktewater staat over het algemeen met elkaar in verbinding.

Riooloverstort (overstort)

Kunstwerk door middel waarvan rioolwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, indien het riool door te grote neerslag niet al het rioolwater kan verwerken.

Ruimtelijke ontwikkeling

De functie-indeling van een gebied ontwerpen, aanpassen en veranderen/uitvoeren.

Vasthouden van water

Hemelwater vasthouden daar waar het valt; het tijdelijk opvangen van neerslag in/op de bodem of in/op speciale voorzieningen die indirect onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem, in samenhang met de ontwatering tot het moment dat het tot afvoer komt. Op lokaal niveau betekent dit dat het water niet direct het oppervlaktewater belast, maar wordt vastgehouden. Als er speciale voorzieningen worden getroffen zoals bijvoorbeeld waterpleinen, grindkoffers en wadi's, worden dit alternatieve vormen van water vasthouden genoemd.

Verhardingstoename

Een toename van het (geheel van) verharde lagen aangebracht op het bovenvlak van de aarde.

Verhard oppervlak

Het geheel van verharde lagen op het bovenvlak van de aarde.

Versnippering

Het in kleine subeenheden verdelen van het watersysteem, waardoor het aantal peilvakken toeneemt. Hierdoor neemt het aantal beheer- en onderhoudshandelingen toe en kunnen organismen zich minder optimaal verplaatsen binnen grenzen van het totale watersysteem.

Vervangende waterberging

Oppervlaktewater dat wordt gegraven om de oppervlakte van een demping terug te graven. Niet te verwarren met/te gebruiken voor: oppervlaktewater dat moet worden gegraven om de gevolgen van toename van het verharde oppervlak te "compenseren".

Toetshoogte

De in een peilvak maximaal toelaatbare peilstijging.

Waterberging

Een voorziening met vrij beschikbare ruimte waarin een overschot aan (regen)water tijdelijk kan worden geborgen. De waterberging is benodigd om aan de normering van het watersysteem te kunnen voldoen. Waterberging kan zowel uit de ruimte boven het oppervlaktewater en onder het maaiveld (laagste drempel bebouwing) bestaan als uit allerlei andere vormen, zoals bijvoorbeeld een laaggelegen perceel dat mag onderlopen of lagergelegen boezemland. Waterbergingsvoorzieningen met een andere functie dan water die gebruikt (mogen) worden voor de tijdelijke berging van polder- of boezemwater (zie ook calamiteitenberging), moeten als zodanig erkend worden en vastgesteld worden door het waterschap en/of de betreffende gemeente. Aanwijzing kan plaats vinden middels de Keurkaart, een legger van de watersystemen, een bestemmingsplan of een beheerovereenkomst.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen regulier benodigde waterberging en aanvullende waterberging. Reguliere benodigde waterberging is de benodigde vrije ruimte om te kunnen voldoen aan de normering van het watersysteem en bestaat gewoonlijk uit een tijdelijke peilstijging binnen de grenzen van het reeds bestaande watersysteem en de vastgestelde, erkende calamiteitenbergingen. Aanvullende waterberging is extra benodigde waterberging ten opzichte van het reeds aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging, om de gevolgen van een voorziene toekomstige functiewijziging  en dus van het grondgebruik op te vangen.

Waterfonds

Een boekhouding waarmee het saldo waterberging in een peilgebied wordt bijgehouden. In de boekhouding worden overschotten aan waterberging vastgelegd. De overschotten waterberging kunnen onder voorwaarden worden ingezet om toekomstige verhardingstoenamen in het peilgebied te compenseren. De gerealiseerde waterberging per plan wordt geregistreerd in de watervergunning.

Wateropgave (NBW-opgave)

De wateropgave zoals bedoeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het areaal in een bepaald peilgebied dat inundeert bij een toetsing met de behulp van de wateroverlastnormen uit datzelfde NBW en de verschillende klimaatscenario's. Waterschappen zijn verantwoordelijk om maatregelen te nemen die deze inundatie tegengaan. De maatregelen oftewel de oplossingen kunnen worden gezocht in structuurmaatregelen (vasthouden), vergroting van het bergend vermogen (bergen), of het versterken van de bemaling (afvoeren) of een combinatie van deze maatregelen.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

1. De historische wateropgave (ook wel de NBW-opgave 2015 genoemd): het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en het huidige klimaatscenario.

2. De NBW-wateropgave 2050: het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en de toekomstige klimaatscenario's met een tijdshorizon 2050.

Waterstaatswerk

Een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.

Watersysteem

Een geografisch onderscheiden, coherente, functionele eenheid van watergerelateerde eenheden bestaande uit het oppervlaktewater en het grondwater en de daarmee samenhangende (water)bodems, technische infrastructuur, de organismen en alle geassocieerde natuurlijke en kunstmatige fysische, chemische en ecologische processen.

Watersysteemanalyse

Een systematische bestudering van/een studie naar een watersysteem teneinde de verschillende bestanddelen/eenheden te isoleren en te identificeren, waardoor de eigenschappen, kenmerken en functies benoemd en geoptimaliseerd kunnen worden.

Watersysteemgedrag

Het elkaar wederzijds beïnvloedende gedrag van afvalwater, grondwater en oppervlaktewater onder invloed van de neerslagomstandigheden.

Werken

Alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren.

Wegzijging

Een omlaag gerichte grondwaterstroming waardoor water infiltreert in de diepere bodemlagen.

Bijlage 2, Voorwaarden monitorings-, beheer- en onderhoudsplan

1 Inleiding

- De Achtergrond (de ontwikkeling die de compensatieopgave veroorzaakt en de initiatiefnemer).

- Het type alternatief dat gekozen is en de hoeveelheid gerealiseerde waterberging (de hoeveelheid openwater versus het gekozen alternatief).

2 Systeembeschrijving

- De exacte locatie van het systeem en de locatie en het oppervlak dat er naar afvoert.

- Een geografische weergave van de locatie en een schematische weergave van het systeem.

- De capaciteit van het systeem in m3 en in de tijd, bij voorkeur d.m.v. een Q-h kromme (aanvoer, vulling en afvoer) en de eventuele infiltratiesnelheid/factor.

- Het lozingspunt op het watersysteem van het waterschap.

- De afmetingen en bergings-/vertragingscapaciteit van het systeem.

- De inspectie- en onderhoudspunten

- De monitoringspunten en -apparatuur.

- De technische werkwijze van het systeem.

- De veiligheid; welke eisen zijn er aan het ontwerp gesteld m.b.t. veiligheid.

3 Beheerplan

- Het moment van het inzetten/start werking van het systeem (de besturing). Let daarbij op functies en gebruik; als er sprake is van meervoudig gebruik of functies (bijvoorbeeld bij een waterplein) moeten de afspraken met de andere gebruikers over de ingebruikname hier worden weergegeven.

- De voor de werking van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

4 Onderhoudsplan

- Het te verrichten reguliere onderhoud: de soorten werkzaamheden die nodig zijn om de toevoer en afvoer van water te garanderen en de minimaal beschikbare ruimte te behouden.

a) Reiniging systeem; de soorten werkzaamheden die worden toegepast.

b) De reinigingsfrequentie en periode.  

- Incidenteel te verwachten onderhoud (bijvoorbeeld het vervangen van onderdelen die een tijdslimiet hebben m.b.t. de optimale werking).

- De voor het onderhoud van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

5 Monitoring

- Beschrijving van de monitoring.

- Beschrijving van de weergave van de monitoringsresultaten en de locatie waar ze ingekeken kunnen worden.

- De voor de monitoring van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

Bijlage 3, Specifieke alternatieve systemen voor water bergen en vasthouden

Op basis van de criteria; de berging moet jaarrond beschikbaar zijn én de techniek moet in de praktijk bewezen zijn, kunnen de huidige (2012) bekende alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden samengevat in zeven technieken:

1. Vegetatiedak (vasthouden)

2. Waterplein (vasthouden)

3. Wadi (vasthouden)

4. Waterpasserende verharding (vasthouden en/of bergen)

5. Waterberging in kelders (vasthouden en/of bergen)

6. Gietwaterbassin (vasthouden)

7. Ondergrondse infiltratievoorzieningen (vasthouden)

Deze zeven technieken kunnen, mits goed ontworpen, een bijdrage leveren aan de water- en compensatieopgave (Bron voor hoofdstuk 3 is de notitie Beoordelingsmethodiek Alternatief Vasthouden en Bergen, 23 oktober 2009, Tauw). Specifieke informatie en aanvullende voorwaarden worden hieronder per vorm van water vasthouden en bergen beschreven.

Vegetatiedak

Een vegetatiedak is een met vegetatie begroeid dak. Deze vegetatie inclusief de bodemlaag is in staat om water langer vast te houden in vergelijking met een gewoon dak en vertraagd naar de riolering af te voeren (vertraging treedt alleen op bij korte buien). In combinatie met een vasthoudmaatregel (stuw, knijpconstructie) kan waterbergen tijdens extreme neerslagsituaties een optie zijn en zou een vegetatiedak mee kunnen tellen in het reduceren van de water-/compensatieopgave. Vegetatiedaken hebben daarnaast nog een aantal belangrijke voordelen:

1. Verdamping van een deel van de neerslag voordat het wordt afgevoerd,

2. Een vegetatiedak heeft een luchtzuiverende functie, doordat fijnstof en CO­­2 wordt vastgehouden door de vegetatie,

3. De isolerende werking van vegetatiedaken zou er (theoretisch gezien) voor kunnen zorgen dat het in de zomer binnenshuis minder snel opwarmt (lager energieverbruik airconditioning). In de winter zou het dak ervoor kunnen zorgen dat minder warmte uit het gebouw kan ontsnappen (lagere stookkosten). Deze toepassingen zijn echter nog niet wetenschappelijk bewezen.

4. Ten slotte zou een vegetatiedak (theoretisch) bij kunnen dragen aan het reduceren van het zogenoemde ‘hitte-eiland effect' in stadscentra. Deze toepassing is echter nog niet wetenschappelijk bewezen.

Een vegetatiedak bestaat in principe uit de volgende onderdelen

- Vegetatielaag (begroeiing)

- Vegetatiedragende laag, waarin de begroeiing wortelt (Intensief = 20-200 cm vegetatiedragende laag, eenvoudig intensief = 12-100 cm vegetatiedragende laag en extensief = 4-20 cm vegetatiedragende laag)

- Drainagelaag (laag waarin neerslag wordt verzameld en afgevoerd)

- Beschermende laag/lagen (om de dakconstructie te beschermen tegen lekkages e.d. worden wortelwerende doeken (geotextiel) en kunststoffen beschermlagen aangebracht)

- Eventueel extra voorzieningen om de waterafvoer te reguleren.

Voor een illustratie van een vegetatiedak, zie bijlage : Figuur B3.1 - schematische weergavevan vegetatiedaken

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende vermogen van vegetatiedaken is van de volgende factoren afhankelijk:

  • het oppervlak van het vegetatiedak,

  • het type begroeiing,

  • de dikte van de vegetatiedragende laag en de drainagelaag (percentage holle ruimte),

  • de doorlatendheid van de vegetatiedragende laag en drainagelaag (ledigingssnelheid),

  • eventuele stuwende maatregelen,

  • de verdamping (evaporatie en evapotranspiratie) en

  • het beheer en onderhoud.

De vegetatiedaken die tot nu toe (2011) zijn aangelegd, blijken maximaal een vertraging van 2 uur op te leveren bij een gemiddelde neerslaggebeurtenis en zijn niet in staat om de waterafvoer tijdens en vlak na een extreme neerslaggebeurtenis te vertragen (Floris Winters, Effectiviteit van groendaken, Delft en Singapore slaan handen ineen voor experiment, Voorpublicatie onderzoek van Toine Vergroessen, TU Delft in "Dak, Gevel en Groen"). HHSK staat een reductie door vegetatiedaken van de water-/compensatieopgave daarom alleen toe in bepaalde delen van het centrum van Rotterdam, waar het oppervlaktewatersysteem en de riolering als 1 systeem reageren op neerslag. Het systeem is heel specifiek vanwege de aanwezige overstortbemaling van het rioolstelsel, die een veel hogere capaciteit heeft dan de gangbare capaciteiten van oppervlaktewatersystemen. Dat gegeven in combinatie met een zeer geringe berging in het oppervlaktewatersysteem, heeft tot gevolg dat zo'n systeem alleen maar gevoelig is voor korte piekbuien. Elke berging of verschuiving van de piek, de 2 uur vertraging veroorzaakt door een vegetatiedak, kan dan al een positief effect hebben. In het overige deel van het beheergebied worden vegetatiedaken alleen meegeteld in het reduceren van de water-/compensatieopgave als er waterstuwende maatregelen getroffen zijn, zoals knijpconstructies bij de afvoer en/of het toepassen van een drainageblok.

De volgende voorwaarden worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

  • Alleen het watervasthoudende vermogen van de drainagelaag wordt toegerekend aan de effectieve waterberging. Het watervasthoudende vermogen moet het hele jaar gegarandeerd kunnen worden en de vegetatie(dragende)laag kan dit niet, vanwege bevriezing, afname van het poriënvolume door toename wortelgroei, enz.

  • In het ontwerp moet worden aangegeven welke onderdelen worden gekozen (type begroeiing, dikte en soort vegetatiedragende laag, drainagelaag en beschermende onderlagen). Ook de grootte van het vegetatiedak moet worden vastgelegd, inclusief de theoretisch berekenende effectieve berging m.b.t. een eventuele water-/compensatieopgave (effectieve waterberging=gerealiseerde waterberging minus de basisberging van 2-3 mm op huidige daken).

Waterplein (of een andere gecombineerde stedenbouwkundige functie)

Bij een waterplein, een verdiepte parkeerplaats, een verdiept plantsoen/groenstrook, een verdiepte speelplaats wordt de stedenbouwkundige functie gecombineerd met water vasthouden en of bergen bij extreme neerslag situaties. Een belangrijk aspect bij deze vorm van meervoudig ruimtegebruik is het waarborgen van de veiligheid tijdens de aanvoer, moment van vasthouden en afvoer van neerslag. Een kenmerk van deze combinaties tussen waterbergen/vasthouden en stedenbouwkundige functies is het meervoudig ruimtegebruik.

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende vermogen van waterpleinen is van de volgende factoren afhankelijk:

-het aangesloten afwaterende oppervlak,

-het ontwerp (afmetingen hoogte/diepte * breedte * lengte), 

-de minimale en maximale gegarandeerde afvoer en 

- het beheer en onderhoud.

De voorwaarden als de beschikbare ruimte (planologisch), maximale diepte (veiligheid) van het waterplein en de ledigingstijd spelen, hierbij een belangrijke rol. Wanneer bovenstaande voorwaarden voldoen aan de eisen van HHSK, kan een waterplein meetellen in de reductie van de water-/compensatieopgave. In de berekening m.b.t. de water-/compensatieopgave moet rekening worden gehouden met de basisberging (huidige berging van het projectgebied). Deze telt niet mee in de effectieve capaciteit.

De volgende voorwaarden worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

  • Een gereguleerd zelfwerkende ledigingsvoorziening voor (grotere) waterpleinen/voorzieningen. Hiervoor dient een ledigingsregime opgesteld te worden wat ingezien kan worden bij de verantwoordelijke instantie/persoon.

  • Bij het ontwerpen dient gelet te worden op de volksgezondheid in het kader van de kwaliteit van het water dat wordt vastgehouden/geborgen, de veiligheid i.v.m. verdrinking en de duur van het vasthouden/bergen.

  • In het ontwerp moet naast de reeds beschreven zaken ook worden aangegeven hoe de aan- en afvoer van neerslag geschiedt, welk oppervlak is aangesloten, wat de berekende effectieve ruimte voor de water-/compensatieopgave is en of er een noodoverloop is (inclusief de capaciteit van de pompinstallatie).

Wadi

Een wadi in Nederland is een ondiepe verlaging in het maaiveld of greppel met daaronder een drainagesleuf die voorzien is van een drainagebuis. Als de aanvoer van neerslag de afvoer overtreft kan een wadi tot een bepaalde hoogte (tot de instroomhoogte van de slokop) water vasthouden. Het systeem combineert vasthouden met geknepen afvoeren (naar oppervlaktewater of riolering), via een drainageleiding en/of via infiltratie in de bodem.

Een wadi bestaat in de meeste gevallen uit de volgende onderdelen:

- Een verlaging in het maaiveld met daarop graszoden,

- Een infiltratiesleuf gevuld met een aggregaat (kleikorrels, grind, et cetera) welke omwikkeld is met een wortelwerend geotextiel,

- Optioneel een drainageleiding in de infiltratiesleuf met een afvoer naar de (hemelwater)riolering of het oppervlaktewater,

- Een slokop, de noodoverloop van de voorziening, leidt het teveel aan water naar de drainageleiding en/of de riolering of oppervlaktewater.

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende vermogen van wadi's is van de volgende factoren afhankelijk:

  • het aangesloten afwaterende oppervlak en de aan- en afvoerroute,

  • het ontwerp (afmetingen hoogte/diepte * breedte * lengte),

  • de doorlatendheid van de bodem,

  • de grondwaterstand ter plaatse (om infiltratie van neerslag jaarrond te kunnen waarborgen, mag de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) niet hoger zijn dan 0,3 meter beneden de wadibodem),

  • het beheer en onderhoud.

Wanneer bovenstaande voorwaarden voldoen aan de eisen van HHSK, kan een wadi meetellen in de reductie van de water-/compensatieopgave. De effectieve waterberging wordt bepaald door het gecreëerde extra volume boven de GHG. In de berekening m.b.t. de water-/compensatieopgave moet rekening worden gehouden met de basisberging (huidige berging van het projectgebied). Deze telt niet mee in de effectieve capaciteit.

De volgende voorwaarden/ontwerprichtlijnen die in Nederland veel worden gebruikt/toegepast, worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

Tabel B3.1 - Parameters wadi

Parameter:

Eenheid:

Aanbevolen waarde:

Doorlatendheid bodem

m/dag

> 0,5

Drooglegging ten opzichte van GHG

m

> 0,3

Oppervlak wadi t.o.v. afvoerend oppervlak

%

5 - 10

Infiltratiepercentage

%

70 - 99

Ledigingstijd

uur

> 24 <48

- Goed wortelende en vitale vegetatie is een vereiste voor een goede infiltratie.

- De (geknepen) waterafvoer via de drainageleiding van de wadi mag de afvoernorm van HHSK niet overschrijden.

- In het ontwerp moet ook worden vastgelegd op welke aannames het ontwerp is gebaseerd; hoogste grondwaterstand, bodemopbouw, bodemdoorlatendheid, afvoercapaciteit, etc.

- Bij het ontwerp dient ook rekening gehouden te worden met een maairegime wat de werking garandeert, dat voor het waarborgen van de afvoer de wadi niet met zwaar materieel mag worden bereden/mag worden betreden door onbevoegden, dat opeenhoping van bladafval en slib dient te worden voorkomen, dat de noodoverloop (slokop) leeggezogen moet kunnen worden en dat de drainageleiding jaarlijks schoongespoten moet kunnen worden.

Waterpasserende verharding

Waterpasserende verharding combineert de draagkracht van een verhard oppervlak met de doorlatendheid van een onverhard oppervlak. Daarbij wordt neerslag via de voegen/goten/kolken van de wegverharding naar een watervasthoudende funderingslaag geleid. Vanuit deze funderingslaag infiltreert het water vertraagd naar de bodem of het wordt middels een drainageleiding vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater of een (hemelwater)riool. De constructie kan ook water passief bergen als het water vanuit het oppervlaktewater de constructie in kan stromen. Waterpasserende verharding is niet toepasbaar op plaatsen waar mogelijk vervuilende stoffen naar de ondergrond kunnen uittreden. Voor een schematische weergave van de opbouw van waterpasserende verharding, zie bijlage : Figuur B3.2

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende/-bergende vermogen van waterpasserende verharding is van de volgende factoren afhankelijk:

-het afwaterende verharde oppervlak,

-de aan en afvoerroute,

-de passeerbaarheid van de toplaag,

-de dikte, materiaal en poriënvolume van de funderingslaag (bij voorkeur basalt of een ander natuursteen),

-de capaciteit van het alternatieve waterbergingssysteem,

-het ontwerp (afmetingen hoogte/diepte * breedte * lengte),

-de grondwaterstand ter plaatse (om infiltratie van neerslag jaarrond te kunnen waarborgen, mag de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) niet hoger zijn dan 0,3 meter beneden de funderingslaag),

-de doorlatendheid van de bodem (de infiltratiesnelheid is o.a. afhankelijk van de grondwaterstand en het bodemtype ter plaatse).

-het beheer en onderhoud.

Wanneer bovenstaande voorwaarden voldoen aan de eisen van HHSK, kan de waterpasserende verharding meetellen in de reductie van de water-/compensatieopgave. De effectieve waterberging wordt bepaald door het gecreëerde extra volume boven de GHG. In de berekening m.b.t. de water-/compensatieopgave moet rekening worden gehouden met de basisberging (huidige berging van het projectgebied). Deze telt niet mee in de effectieve capaciteit.

De volgende voorwaarden/ontwerprichtlijnen die in Nederland veel worden gebruikt/toegepast, worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

Tabel B3.2 - Parameters waterpasserende verharding

Parameter:

Eenheid:

Aanbevolen waarde:

Dikte toplaag

mm

80 - 150

Paseerbaarheid toplaag

l/s/ha

100 - 300

Dikte funderingslaag

mm

40 - 400

Poriënvolume

%

30 - 40

Infiltratiepercentage

%

70 - 99

Verschil GHG en onderkant funderingslaag

m

> 0,3

Verschil straatpeil tot vloerpeil

m

> 0,3

Ledigingstijd

uur

>24, <48

- In het ontwerp moet ook worden vastgelegd op welke aannames het ontwerp is gebaseerd; hoogste grondwaterstand, materiaal en opbouw, doorlatendheid van de bodem, afvoer- en eventuele aanvoercapaciteit, etc.

- In het ontwerp, beheer en onderhoudsplan dient naast de reeds beschreven voorwaarden ook opgenomen te worden wat de aandachtspunten zijn m.b.t. het strooibeleid (invloed op verminderen doorlatendheid funderingslaag) en hoe voorkomen wordt dat de toplaag dichtslibt. Bij waterpasserende verharding moeten de voegen af en toe worden leeggezogen en opnieuw worden aangevuld met split (grof zand).

Als noodoverloop kunnen kolken worden toegepast. Deze kunnen een teveel aan neerslag naar oppervlaktewater of (hemelwater)riolering afvoeren. Door de putrand enigszins boven de wegverharding aan te leggen is er tevens sprake van water vasthouden op straat.

Er bestaat ook waterdoorlatende verharding, maar uit onderzoek van de gemeente Utrecht is gebleken dat waterdoorlatende verharding in combinatie met de gebruikelijke ondergronden binnen een jaar is dichtgeslibd en zich niet meer laat reinigen, waardoor het geen interessant alternatief is voor het reduceren van de water-/compensatieopgave. Het zal daarom niet worden goedgekeurd door HHSK als alternatief voor waterberging.

Waterberging in kelders

Kelders kunnen onder bebouwing (bijvoorbeeld onder glastuinbouwkassen) worden aangelegd, waardoor er sprake is van meervoudig ruimtegebruik. Bij het inlaten van oppervlaktewater zijn extra maatregelen en/of voorzieningen nodig. Deze hebben voornamelijk betrekking op de waterkwaliteit.

Waterberging in kelders is veelal opgebouwd uit de volgende onderdelen:

- Een waterdichte kelder onder de bebouwing

- Een zelfregulerende of gestuurde aanvoervoorziening

- Een zelfregulerende of gestuurde afvoervoorziening

- Voorzuiverende voorzieningen, zoals een blad- en slibvang

De aanvoer van water vindt veelal plaats via oppervlaktewater of vanuit een afgekoppeld verhard gebied. Dit kan geschieden via bovengrondse goten of ondergrondse leidingen. De afvoer van water geschiedt naar oppervlaktewater of (hemelwater)riolering, vaak met de inzet van pompen. De ledigingstijd is kleiner dan 48 uur. Voor de uitvoering van de kelder bestaan ook verschillende mogelijkheden. Naast een compleet betonnen bak kan ook een constructie met gewelfde kunststofelementen worden toegepast.

Het watervasthoudende en -bergende vermogen van kelders is van de volgende factoren afhankelijk:

-het afwaterende verharde oppervlak,

-de aan- en afvoerroute, 

-de capaciteit/ontwerp van het systeem (afmetingen hoogte/diepte * breedte * lengte), 

-aan- en afvoerdebiet (en aansturing daarvan),

-het beheer en onderhoud.

Wanneer bovenstaande randvoorwaarden voldoen aan de eisen van HHSK, kan de kelder meetellen in de reductie van de water-/compensatieopgave. De effectieve waterberging wordt bepaald door het gecreëerde extra volume wat altijd benut kan worden door hemelwater bij extreme neerslagomstandigheden. De berging is gelijk aan het netto volume van de kelder onder de aanvoerhoogte en drempelhoogte van de overstortvoorziening, waar onder normale neerslagomstandigheden zich geen water bevindt. De basisberging van het systeem mag niet in de berekening van de effectieve capaciteit zijn opgenomen.

De volgende voorwaarden/ontwerprichtlijnen, worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

- Wanneer het bodemniveau van de kelder beneden de GHG ligt of minder dan 0,3 meter er boven, zal de kelder waterdicht moeten worden uitgevoerd.

- In het ontwerp moet worden meegenomen dat de kelder regelmatig moet kunnen worden schoongemaakt om ophoping van slib te voorkomen, het contactoppervlak in de kelder zo laag mogelijk dient te worden gehouden, zodat het achterblijven van organisch materiaal na leegloop zoveel mogelijk wordt gereduceerd. Ook moet de kelder voor beheer en onderhoud toegankelijk zijn; hierbij dient een minimale hoogte in ogenschouw te worden genomen. Evenzo moet worden meegenomen dat er een goede beluchting aangelegd dient te worden, zodat het vochtgehalte wordt gereduceerd en het optreden van anaerobe condities zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Daarnaast dient de kelder zoveel mogelijk donker gehouden te worden, waardoor de groei van cyanobacteriën en algen wordt voorkomen.

Gietwaterbassin

Gietwaterbassins zijn een bovengrondse vorm van het vasthouden van water en zijn vergelijkbaar met hele grote regentonnen die via een hevel kunnen afvoeren naar het oppervlaktewatersysteem. Er dient hierbij onderscheid gemaakt te worden tussen actief en passief water vasthouden. Actief is wanneer het aanwezige volume in het bassin op peil gehouden wordt (het wordt actief beheerd). In de zomer is het bassin gevuld met gietwater voor in de kas. In het najaar, als het groeiseizoen is afgelopen en in de kas minder gietwater nodig is, wordt (een deel van) het resterende water overgeheveld naar een nabijgelegen sloot (max. toegestane debiet is afhankelijk van peilgebied). Theoretisch ontstaat hierdoor ruimte voor het vasthouden van water ten tijden van extreme neerslag. Actief water vasthouden in gietwaterbassins is niet jaarrond inzetbaar. De volledige effectieve berging is namelijk niet altijd beschikbaar, want deze is immers afhankelijk van de benodigde hoeveelheid gietwater voor de kassen. Bij passief water vasthouden in gietwaterbassins wordt er een bassin aangelegd dat groot genoeg is om tegelijkertijd zowel het maximaal benodigde gietwater opgeslagen kan worden, als het hemelwater ten tijde van extreme neerslagsituaties.

Gietwaterbassins zijn veelal opgebouwd uit de volgende onderdelen:

- Een waterdichte ruimte met of zonder dakconstructie;

- Een zelfregulerende of gestuurde aanvoervoorziening voor het hemelwater van het aangesloten kassencomplex;

- Een zelfregulerende of gestuurde afvoervoorziening naar het oppervlaktewater;

- Voorzuiverende voorzieningen, zoals een blad- en stofvang;

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende vermogen van gietwaterbassins is van de volgende factoren afhankelijk:

-het afwaterende verharde kasoppervlak,

-de capaciteit/ontwerp van het systeem (afmetingen hoogte/diepte * diameter (of breedte * lengte)), 

-aan- en afvoerdebiet (en aansturing daarvan),

-het beheer en onderhoud.

Zoals eerder is aangegeven is het vasthouden van water ter voorkoming van wateroverlast moeilijk te combineren met het bergen van water ter voorkoming van watertekort (bij actief water vasthouden), omdat er sprake is van tegengestelde belangen. Bij actief water vasthouden (ook wel seizoensberging genoemd) wordt de neerslag in droge periodes zo lang mogelijk gebufferd. Dit is tegengesteld aan de voorwaarde voor wateroverlastberging m.b.t. de water-/compensatieopgave, waarbij de beschikbare ruimte altijd beschikbaar moet zijn en (dus) na inzet snel weer wordt geleegd. HHSK gaat alleen akkoord met het meerekenen van actief water vasthouden in gietwaterbassins als het beheer heeft aangetoond dat er ruimte is voor de water-/compensatieopgave, maar in de eerste plaats zal bij actief water vasthouden in standaardbassins geen reductie in de water-/compensatieopgave worden berekend. Passieve vormen van water vasthouden door gietwaterbassins worden wel geaccepteerd ter reductie van de water-/compensatieopgave.

De volgende voorwaarden/ontwerprichtlijnen, worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

-Het Besluit Glastuinbouw stelt een minimale eis aan de afmetingen van gietwaterbassins. Deze minimale bestaande grootte zal niet worden meegerekend als effectieve berging voor nieuwe ontwikkelingen en of uitbreidingen.

-De aanvoer van water naar het bassin kan zelfwerkend of middels een pompinstallatie. Deze aanvoer moet te allen tijde functioneren.

-Voor het ledigen van het bassin zijn meerdere systemen beschikbaar. Een succesvol toegepast systeem is de hevelconstructie. Een noodoverloop is verplicht bij dit systeem om wateroverlast te voorkomen.

-In het ontwerp moet worden opgenomen dat het contactoppervlak in het bassin zo laag mogelijk dient te worden gehouden, zodat het achterblijven van organisch materiaal na leegloop zoveel mogelijk wordt gereduceerd. M.b.t. de waterkwaliteit van het water dat geloosd wordt op het oppervlaktewatersysteem verwijzen wij naar het Besluit Glastuinbouw (BARIM in de toekomst).

-In het ontwerp, beheer- en onderhoudplan moet worden opgenomen dat het bassin regelmatig moet worden schoongemaakt om ophoping van organisch materiaal te voorkomen.

Ondergrondse infiltratievoorzieningen

Bij ondergrondse infiltratievoorzieningen kan neerslag zowel boven- als ondergronds worden aangevoerd, alwaar het ondergronds in de bodem kan infiltreren. Bovengrondse aanvoer verdient normaal gesproken de voorkeur, omdat dit foutieve aansluitingen helpt voorkomen. De werking van het systeem is op deze manier namelijk beter controleerbaar. De levensduur van een infiltratievoorziening wordt geschat tussen de 20 en 40 jaar.

Er zijn samengevat 4 verschillende vormen van ondergrondse infiltratie:

-Infiltratiesleuf is een met aggregaat (grind, kleikorrels, lava, et cetera) gevulde gleuf. De gleuf is omhuld door een geotextiel (tegen zand- en vuilintreding). In de lengterichting ligt een drainagebuis van waaruit het water wordt aangevoerd.

-Infiltratiekoffers zijn een verkorte uitvoering van de infiltratiesleuf, de werking is in principe hetzelfde.

-Infiltratiekratten bestaan uit een kunststofconstructie met een hoog percentage holle ruimte. De kratten zijn omhuld door een geotextiel (tegen zand- en vuilintreding). Een aanvoerende buis/kolk/waterpaserende verharding is noodzakelijk om het hemelwater in de kratten te krijgen en een afvoerende noodoverloop is noodzakelijk om wateroverlast te voorkomen.

-Infiltratieriolen (IT-riolen) hebben als functie het infiltreren en transporteren van neerslag. Om de berging in de riolen te benutten worden dergelijke riolen vaak zonder verhang aangelegd. Bij hoge grondwaterstanden kan het IT-riool ook als drainagebuis functioneren.

In dit beleidstuk staat het watervasthoudende vermogen van de alternatieven vormen van water vasthouden en bergen centraal. Het watervasthoudende vermogen van ondergrondse infiltratievoorzieningen is van de volgende factoren afhankelijk:

-de berging in de holle ruimte van de voorziening, dit varieert van 30 à 40 % bij infiltratiesleuven en -koffers tot 90 à 99 % bij infiltratiekratten en -riolen, 

-het aangesloten afwaterende oppervlak en de aan en afvoerroute,

-het ontwerp (afmetingen hoogte/diepte * breedte * lengte), 

-de doorlatendheid van de bodem,

-de grondwaterstand ter plaatse

-het beheer en onderhoud.

Wanneer bovenstaande voorwaarden voldoen aan de eisen van HHSK, kan een ondergrondse infiltratievoorziening meetellen in de reductie van de water-/compensatieopgave. De effectieve waterberging wordt bepaald door het gecreëerde extra volume boven de GHG. In de berekening m.b.t. de water-/compensatieopgave moet rekening worden gehouden met de basisberging (huidige berging van het projectgebied). Deze telt niet mee in de effectieve capaciteit.

De volgende voorwaarden/ontwerprichtlijnen die in Nederland veel worden gebruikt/toegepast, worden nog eens extra getoetst/meegenomen in de beoordeling door HHSK bovenop de randvoorwaarden beschreven in Hoofdstuk 4:

Tabel B3.3 - Parameters ondergrondse infiltratievoorzieningen.

Parameter:

Eenheid:

Aanbevolen waarde:

Doorlatendheid bodem

m/dag

> 1,0

Drooglegging bodem voorziening ten opzichte van GHG

m

> 0,3

Infiltratiepercentage

%

30 - 99

Ledigingstijd

uur

> 24

- De (geknepen) noodoverloop/overstort van de voorziening mag de afvoernorm van het betreffende peilgebied niet overschrijden.

- In het ontwerp moet ook worden vastgelegd op welke aannames het ontwerp is gebaseerd; hoogste grondwaterstand, bodemopbouw, bodemdoorlatendheid, afvoercapaciteit, etc. Ook dient in het ontwerp rekening gehouden te worden met goede bereikbaarheid vanwege beheer en onderhoud (voldoende inspectieputten). Tevens moet worden vastgelegd hoe de aan- en afvoer van neerslag geschiedt, met name de technische details van de noodoverloop moeten zijn vastgelegd.

- Om vervuiling van de voorziening te voorkomen is het aan te raden om een blad- en slibvang in de aangesloten straatkolken te plaatsen.

- In het beheer en onderhoudsplan dient naast de reeds beschreven voorwaarden ook opgenomen te worden wat het onderhoudsregime inhoudt in het kader van het waarborgen van de afvoer (de voorziening mag niet met zwaar materieel worden bereden), dat de noodoverloop/overstort (slokop) gemiddeld tweemaal per jaar dient te worden leeggezogen en dat de drainageleiding jaarlijks schoongespoten dient te worden.

Bijlage 4, Overzichtskaart toepassing beleid alternatieve vormen van water vasthouden en bergen.

Zie de overzichtskaart in Bijlage 4 .

Bijlage 5, Beleidsregel Alternatieve vormen van water bergen en vasthouden

Kader

  • Betreft keurartikel 4.2 lid e (Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard d.d. december 2009): Het is zonder vergunning in het gebied van het hoogheemraadschap verboden verharde oppervlakten aan te brengen met een totale oppervlakte van meer dan 500 m², waarvan de neerslag geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, wordt geloosd op het oppervlaktewaterlichaam.

  • Begripsbepaling: De mogelijkheden om een vergunning te verlenen voor alternatieve vormen van water bergen en water vasthouden.

  • Toepassingsgebied: de beleidsregel geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de grenzen van de bebouwde kom in het beheergebied van HHSK, zie artikel 2.

  • Raakvlakken met ander beleid: Beleid waterberging bij Ruimtelijke Ontwikkelingen, Nota Waterkwantiteitsbeheer Schieland (incl. 1ste en 2de partiële herziening), Waterbeheerplan 2010-2015 van Schieland en de Krimpenerwaard.

Doel

Het doel van dit document is het beschrijven van praktische en handhaafbare voorwaarden waaronder alternatieve vormen van water bergen en vasthouden worden toegestaan als compensatie van de door ruimtelijke ontwikkelingen veroorzaakte versnelling in de waterafvoer. Een tweede doel van dit document is het vastleggen van fundamenten voor het, samen met andere overheden, zoeken naar mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik bij het oplossen van de wateropgave.

Toelichting /  Beleid /  Hoofdlijnen van toe te passen afweging

Als er een compensatieopgave ontstaat door stedelijke inbreiding (verharding neemt met meer dan 500 m2 toe) en er ruimtelijk, maatschappelijk of financieel geen aantoonbare reële mogelijkheid is om voldoende open water te realiseren, dan mag de compensatieopgave binnen het peilvak met alternatieve systemen worden gerealiseerd (hieronder valt zowel alternatief vasthouden, als alternatief bergen). Alternatieve vormen van water bergen en water vasthouden ter compensatie van een versnelde afvoer zijn gunningplichtig en ze mogen niet als vervanging van bestaand open water (dempingen) worden ingezet. Het bestaande open water willen we immers behouden zodat de robuustheid van het bestaande watersysteem niet in het geding komt.

Het is niet te voorspellen op welk moment een extreme neerslagsituatie zich gaat voordoen. Daarom moet de alternatieve voorziening altijd, jaarrond en over de gehele levensduur, beschikbaar en inzetbaar zijn. Wanneer een dubbele functie wordt toegekend, zoals een waterplein, blijft deze randvoorwaarde gelden. Om ervoor te zorgen dat de alternatieve voorziening ook tijdig (voor de volgende bui) weer leeg is, moet water vanuit de voorziening vertraagd kunnen worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. De maximale afvoercapaciteit van de voorziening hangt af van de pompcapaciteit onder normale omstandigheden van het poldergemaal, het totale oppervlak van de betreffende waterstaatkundige eenheid en het verharde oppervlak dat afwatert naar het alternatief. Hierdoor wordt het peilvak niet extra belast aangezien dat, op het moment dat er een hoeveelheid water vanuit de alternatieve voorziening in het peilvak komt, er gelijktijdig zo'n zelfde hoeveelheid water door het poldergemaal weer uit wordt gepompt. De systemen moeten dus zowel op de inzet als op het ledigen kunnen worden aangestuurd. Op het moment van een tweede neerslagpiek, moet deze weer kunnen worden opgevangen. HHSK speelt hier op in door in de voorwaarden te stellen dat nadat het polder- en/of boezempeil dit toelaat, de alternatieve voorziening binnen twee dagen leeg moet zijn.

Om versnippering van de compensatieberging te voorkomen en in verband met het doelmatig werken van de handhaving, dient het alternatieve systeem uit één voorziening te bestaan, tenzij bij grotere ontwikkelingen (zoals woonwijken) verschillende systemen naast elkaar een hoger rendement kunnen opleveren. Het bij elkaar optellen van bijvoorbeeld een hele hoop regentonnen verspreid over een wijk van elk 0,5 m3 is dus niet toegestaan als compensatie, omdat dit geen robuuste en controleerbare voorziening is. Regentonnen worden natuurlijk wel aangemoedigd vanuit andere oogpunten, zoals het zuinig omgaan met drinkwater in de zomer.

Het bepalen van een juiste locatie en afvoerpunten van de alternatieve voorziening is niet alleen afhankelijk van de te realiseren hoeveelheid berging, maar ook van de eisen die het ontvangende water-/rioleringssysteem stelt. Een voorziening moet bijvoorbeeld altijd zijn aangesloten op watergangen of hemelwaterriolering met voldoende capaciteit, zodat er elders geen belemmeringen worden veroorzaakt (bijvoorbeeld te hoge peilstijgingen= afwenteling). Vanwege dit ‘niet-afwentelen principe' moet de te compenseren toename van de verharding direct kunnen afwateren op de alternatieve voorziening. De voorziening moet daarom binnen de directe omgeving, binnen hetzelfde peilvak worden aangelegd. De huidige waterkwaliteitsituatie en ecologie van het ontvangende watersysteem mogen niet verslechteren door de locatiekeuze van de alternatieve voorziening (KRW-doelstelling: Stand-still principe). Bij de afweging of een locatie geschikt is, zal HHSK de alternatieve voorziening dus mede toetsen aan de vastgestelde waterkwaliteitsbeelden.

Van belang is dat de werking en de instandhouding van de alternatieve voorziening gecontroleerd en juridisch gewaarborgd kan worden. In aansluiting op artikel 1.1 van de Waterwet kunnen de alternatieve voorzieningen waarbij water wordt vastgehouden en geborgen als een bergingsgebied worden beschouwd. Dit is een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied in de legger van de watersystemen is opgenomen. Het is tevens van belang dat de alternatieve voorziening als bergingsgebied wordt bestemd in het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. In de legger van de watersystemen en in het bestemmingsplan zal worden beschreven dat op een bepaalde locatie/perceel een alternatieve voorziening wordt aangelegd met een bepaalde hoeveelheid waterberging in het kader van een compensatieopgave binnen het beheergebied van HHSK. De initiatiefnemer/eigenaar van het perceel is en blijft verantwoordelijk voor de aanleg, het in standhouden en het onderhouden van de alternatieve voorziening volgens de voorschriften van de watervergunning. Ook blijft de initiatiefnemer bij dubbel functies, zoals een waterplein, verantwoordelijk voor de inzet van de waterbergende/vasthoudende functie. Denk daarbij aan afspraken over de ontruimingstijd, de ontruimingsprocedure en hoe de communicatie verloopt bij bijvoorbeeld een festival op een waterplein. Het onderhoud en beheer moet worden vastgelegd in een beheer- en onderhoudsplan.

Om de werking van deze alternatieve systemen te waarborgen, stelt HHSK tevens een aantal voorwaarden aan het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de voorzieningen. Een overzicht van de benodigde te toetsen informatie m.b.t. deze voorwaarden is te vinden in artikel 8. De voorwaarden komen voort uit een aantal onzekerheden die risico's met zich meebrengen (dichtslibben, alternatieve vormen van vasthouden zijn alleen bruikbaar voor de afwatering van een projectgebied en de rest van het peilgebied kan er geen gebruik van maken, lange termijn effect op (grond)waterkwaliteit, onzekerheden omtrent klimaatscenario's, enz.).

Artikel 1 (Artikel 4.2 lid e, Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard d.d. december 2009):

Het is zonder vergunning in het gebied van het hoogheemraadschap verboden verharde oppervlakten aan te brengen met een totale oppervlakte van meer dan 500 m2, waarvan de neerslag geheel of gedeeltelijk, direct of indirect, wordt geloosd op het oppervlaktewaterlichaam.

Artikel 2:

De watercompensatie bij toename van de verharding in gebied buiten de bebouwde komgrenzen dient geheel als open water te worden gerealiseerd. Zie de overzichtskaart in Bijlage 4.

Artikel 3:

Als er een compensatieopgave ontstaat door stedelijke inbreiding en er ruimtelijk, maatschappelijk of financieel geen reële mogelijkheid is om voldoende open water te realiseren, dan mag de compensatieopgave binnen het peilvak met alternatieve systemen worden gerealiseerd (hieronder valt zowel alternatief vasthouden, als alternatief bergen). Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen mogen echter alleen worden ingezet ter compensatie van de aanleg van extra verhard oppervlak en niet als vervanging van bestaand open water.

Artikel 4:

De alternatieve voorziening ter compensatie van de versnelde afvoer moet voldoende juridisch geborgd zijn als de initiatiefnemer ze wil laten meetellen in het reduceren van de compensatieopgave. Hiervoor dient de initiatiefnemer een watervergunning aan te vragen (zie http://www.hhsk.nl/ ; Aanvraagformulier Watervergunning, pagina 35, 16b) en een bestemmingsplan wijziging bij de gemeente voor de aanleg van een waterbergingsgebied. Tevens dient de alternatieve voorziening opgenomen te worden als waterbergingsgebied in de legger van de watersystemen van HHSK.

Artikel 5:

Het systeem is gedurende het gehele kalenderjaar, tijdens de gehele technische of economische levensduur beschikbaar. Andere functies mogen nooit een belemmering vormen voor de duur en tijdstip van inzet.

Artikel 6:

Na inzet/gebruik moet het systeem binnen maximaal twee dagen volledig worden geleegd, zodra het waterpeil van het ontvangende watersysteem dit toelaat.

Artikel 7:

Om versnippering van de alternatieve systemen te voorkomen en in verband met het doelmatig werken van de handhaving, dient het alternatieve systeem m.b.t. de compensatieopgave uit één robuuste voorziening te bestaan, tenzij bij grotere ontwikkelingen (zoals woonwijken) verschillende systemen naast elkaar een hoger rendement kunnen opleveren .

Artikel 8:

De gerealiseerde waterberging en (het behoud van) de werking van het systeem wordt gegarandeerd door de vergunninghouder en is door HHSK te allen tijde te controleren. Hiertoe zal de gerealiseerde compensatieopgave, een beschrijving van het systeem, het beheer en onderhoud worden opgenomen en vastgelegd in de verplicht aan te vragen watervergunning. Een Monitorings-, beheer- en onderhoudsbeschrijving dient de volgende informatie te bevatten:

- De Achtergrond (de ontwikkeling die de compensatieopgave veroorzaakt en de initiatiefnemer).

- Het type alternatief dat gekozen is en de hoeveelheid gerealiseerde waterberging (de hoeveelheid openwater versus het gekozen alternatief).

- De exacte locatie van het systeem en de locatie en het oppervlak dat er naar afvoert.

- Een geografische weergave van de locatie en een schematische weergave van het systeem.

- De capaciteit van het systeem in m3 en in de tijd, bij voorkeur d.m.v. een Q-h kromme (aanvoer, vulling en afvoer) en de eventuele infiltratiesnelheid/factor.

- Het lozingspunt op het watersysteem van het waterschap.

- De afmetingen en bergings-/vertragingscapaciteit van het systeem.

- De inspectie- en onderhoudspunten.

- De monitoringspunten en -apparatuur.

- De technische werkwijze van het systeem.

- De veiligheid; welke eisen zijn er aan het ontwerp gesteld m.b.t. veiligheid.

- Het moment van het inzetten/start werking van het systeem (de besturing). Let daarbij op functies en gebruik; als er sprake is van meervoudig gebruik of functies (bijvoorbeeld bij een waterplein) moeten de afspraken met de andere gebruikers over de ingebruikname hier worden weergegeven.

- De voor de werking van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

- Het te verrichten reguliere onderhoud: de soorten werkzaamheden die nodig zijn om de toevoer en afvoer van water te garanderen en de minimaal beschikbare ruimte te behouden.

     a) Reiniging systeem; de soorten werkzaamheden die worden toegepast.

     b) De reinigingsfrequentie en periode. 

- Incidenteel te verwachten onderhoud (bijvoorbeeld het vervangen van onderdelen die een tijdslimiet hebben m.b.t. de optimale werking).

- De voor het onderhoud van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

- Beschrijving van de monitoring.

- Beschrijving van de weergave van de monitoringsresultaten en de locatie waar ze ingekeken kunnen worden.

- De voor de monitoring van het systeem verantwoordelijke persoon of instantie.

Artikel 9:

De te compenseren toename van de verharding moet direct kunnen afwateren op het alternatieve systeem. Het systeem moet daarom binnen de directe omgeving, binnen hetzelfde peilvak worden aangelegd.

Artikel 10:

De afmetingen van het alternatieve systeem dienen te passen bij en geen negatieve gevolgen te hebben op het water-/rioleringssysteem waar het alternatieve op afvoert (gekoppeld aan de vul- en ledigingstijd).

Artikel 11:

De waterkwaliteitssituatie van het ontvangende waterlichaam wordt meegenomen bij de afweging of een locatie geschikt is voor de voorgestelde alternatieve vorm van water bergen / water vasthouden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de waterplannen vastgestelde kwaliteitsopgaven en ambities, uitgewerkt in de Waterkwaliteitsbeelden.

Artikel 12:

Afhankelijk van het type maatregel, systeem en/of gebied kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld door HHSK.

Artikel 13:

Innovatieve alternatieve systemen zullen eerst worden getoetst op de technische randvoorwaarden beschreven in dit hoofdstuk. Als de techniek aan alle randvoorwaarden voldoet, kan HHSK besluiten de techniek als pilot toestaan. Als na evaluatie blijkt dat de techniek werkbare resultaten oplevert, kan de alternatieve voorziening worden opgenomen in het bestemmingsplan en in de legger van de watersystemen.

Tabel B1 bij Bijlage 1 -basisbergingen.pdf

Figuur B3.1 -weergave vegetatiedaken.pdf

Figuur B3.2 -opbouw waterpasserende verharding.pdf

Bijlage 4. Overzichtskaart toepassing beleid.pdf