Verordening van de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard houdende regels omtrent overleg Overlegverordening

Geldend van 17-08-2017 t/m heden

Intitulé

Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

op voordracht van de dijkgraaf en hoogheemraden van 30 september 2015;

gelet op het bepaalde in artikel 125, eerste lid, sub m, van de Ambtenarenwet en artikel 10, lid 1 van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW);

gelet op de artikelen 56 en 77 van de Waterschapswet;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende gewijzigde Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      ‘de commissie’: de in artikel 10 lid 1 SAW bedoelde commissie voor georganiseerd overleg (GO);

    • -

      ‘de ambtenaren’: de ambtenaren en de werknemers in de zin van artikel 1.2.1 SAW;

    • -

      ‘de organisaties’: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die deel uitmakenvan het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen (LAWA).

  • 2. De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids– en Onderwijzend Personeel (CCOOP) en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bijOverheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).

Samenstelling

Artikel 2

  • 1. De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2. Voor de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wijst het dagelijks bestuur uitzijn midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan en doet het algemeen bestuur uit zijn midden aanwijzing van ten minste drie leden en hun plaatsvervangers.

  • 3. Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel1, lid 2 van deze overlegverordening twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke ten minste tweeambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken vaneen zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.

Artikel 3

  • 1. De aanwijzing door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur geschiedt voor een periode van ten hoogste zes jaren en voorts telkens ter vervanging van hen die ophouden lid van het dagelijks bestuur of van het algemeen bestuur te zijn.

  • 2. Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3 van deze overlegverordening aan het dagelijks bestuur opgaaf van:

    • a.

      het aantal der op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren;

    • b.

      de namen en adressen der ambtenaren, die ingevolge artikel 2, lid 3 van deze overlegverordening als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.

  • 3. Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het dagelijks bestuur doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

Artikel 4

  • 1. Voorzitter van de commissie is de door het dagelijks bestuur aangewezen vertegenwoordiger of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger.

  • 2. Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het dagelijks bestuur verder personeel voor het secretariaat terbeschikking.

  • 3. De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Taak en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1. De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welkehet personeelsbeleid zal worden ingevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.

  • 2. Wordt over een onderwerp een regeling getroffen overeenkomstig de uitkomsten van hetLandelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen, dan doet het dagelijks bestuur daarvan mededeling aan de commissie; wordt geen regeling getroffen dan vindt terzake alsnog overleg in de commissie plaats.

Artikel 6

  • 1. Voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen en die een uitwerking zijn van voorstellen die in het landelijk overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn overeengekomen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemers- vertegenwoordigers van de commissie.

  • 2. Voorts worden voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van in geld waardeerbare regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen,slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen dewerkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.

  • 3. Besluiten omtrent de overige in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door hetdagelijks bestuur en het algemeen bestuur niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gedaan, dan nadat de werknemers-delegatie van de commissie haar gevoelen over de concept–besluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt.

  • 4. Ten aanzien van voorstellen voortvloeiende uit algemene wetgevingsprojecten, stelselwijzigingen of operaties die op werknemers in het algemeen betrekking hebben, is het bepaalde onder het eerste en tweede lid alleen van toepassing op de uit deze projecten voortvloeiende invoering of wijziging van regelingen.

Artikel 7

  • 1. De commissie, alsmede de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 5 van deze overlegverordening bedoelde onderwerpenvoorstellen te doen aan het dagelijks bestuur.

  • 2. Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur dan neemt dit bestuur daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot debevoegdheid van het algemeen bestuur dan brengt het dagelijks bestuur het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van het algemeen bestuur, indien uit het voorstel de eenstemmige wens der vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.

  • 3. De besluiten, welke naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties medegedeeld.

Artikel 8

  • 1. De commissie kan, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht, een subcommissie instellen, bestaande uit door haar aan te wijzenvoorzitter en leden.

  • 2. De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen die ingevolge artikel 4, lid 2 van deze overlegverordening ter beschikking staan.

  • 3. Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Vergaderingen

Artikel 9

  • 1. De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2. Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien ten minste drie leden van decommissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 10

  • 1. De commissie wordt tijdig, in de regel veertien dagen tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Een vergadering kan slechts plaatshebben indien ten minste de helft van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur aanwezig is en ten minste de helft van de organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kanplaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 11

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in deeerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 12

  • 1. De vergaderingen zijn niet openbaar. 

  • 2. De voorzitter kan hoofden van dienst of andere ambtenaren de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3. De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4. De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het dagelijks bestuur en van het algemeen bestuur, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 13

De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 14

  • 1. Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze overlegverordening één stem uit.

  • 2. De stem van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wordt bepaald doorhoofdelijke stemming der aanwezige leden in of buiten de vergadering. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming pervertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar,met dien verstande, dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min één, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht tehebben tegengestemd.

  • 4. Indien een organisatie in de loop van het jaar wordt vertegenwoordigd, geldt voor de toepassing van het vorige lid het aantal aangesloten ambtenaren op dat tijdstip.

Artikel 15

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke, tenzij in het bij artikel 16 bedoelde reglement anders is bepaald, zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden.

Artikel 16

Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgelegd, behoeft dit de goedkeuring van het dagelijks bestuur.

Artikel 17

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1 van dezeoverlegverordening;

  • b.

    Advies– en Arbitragecommissie: de Advies– en Arbitragecommissie ingesteld door hetCollege voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,de gezamenlijke colleges van gedeputeerde staten en het bestuur van de Unie vanWaterschappen.

Artikel 18

De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel 19

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemersvan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen, nadat zij daarvan inhet overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 20

  • 1. Binnen tien dagen na de kennisgeving bedoeld in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnenzeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2. Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten, dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over devraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat hetadvies is ingewonnen van de Advies– en Arbitragecommissie, dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3. Tot het inwinnen van advies zijn – ieder voor zich – de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Het bepaalde in artikel 14 is hierbij van toepassing.

  • 4. Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 21

  • 1. Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie.

    Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voorinwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie.

  • 2. Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 van deze overlegverordening wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 22

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 23

De arbitrale uitspraak van de Advies– en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Slotbepalingen

Artikel 24

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur na overleg met de commissie.

Artikel 25

  • 1. Deze verordening kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld.

  • 2. De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan hetdagelijks bestuur.

Artikel 26

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Overlegverordening’.

Artikel 27

Dit besluit treedt in werking met ingang van heden, voor zover niet anders vermeld.

Ondertekening

Rotterdam, 30 september 2015
De verenigde vergadering voornoemd,
Secretaris-directeur, voorzitter,