Regeling vervallen per 01-01-2023

Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas

Geldend van 01-01-2017 t/m 22-07-2021

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Horst aan de Maas

raadsbesluit

Bijlage van gemeentebladnummer 2016.094.

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2016, gemeentebladnummer 2016.094;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Horst aan de Maas

Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker inhoudelijk wil sturen op beleidsdoelen. De subsidieverstrekker maakt samen met subsidieaanvrager afspraken over prestaties en resultaten en gesubsidieerde activiteiten per beleidsdoel;

  • b.

    investeringssubsidie: een subsidie in de stichtingskosten of in de kosten voor de bouw, herstel, verbouwing en uitbreiding van maatschappelijke accommodaties of inrichtingen en aanverwante opstallen;

  • c.

    stimuleringssubsidie: een subsidie aan vrijwilligersorganisaties voor activiteiten die worden uitgevoerd, op basis van een vaste teleenheid of een andere verdeelmaatstaf;

  • d.

    projectsubsidie: een subsidie voor een eenmalige activiteit;

  • e.

    promotiesubsidie: een subsidie voor jaarlijks terugkerende evenementen met een (inter)nationale uitstraling;

  • f.

    subsidie prioriteitsgelden: een jaarlijkse subsidie aan de dorpsplatforms en wijkcomités in de gemeente Horst aan de Maas voor de ondersteuning van activiteiten die zij belangrijk vinden voor de leefbaarheid in hun dorp of wijk;

  • g.

    subsidie zelfwerkzaamheid: een subsidie in de kosten van activiteiten die een bijdrage leveren aan het behoud of de verbetering van de leefbaarheid, waarbij de aanvrager zelf werkzaamheden verricht;

  • h.

    voucher: subsidie in de vorm van een of meer waardebonnen voor vrijwilligersorganisaties voor activiteiten voor het realiseren van maatschappelijke doelen binnen de beleidsvelden samenleven, welzijn of duurzaamheid, waarbij het maatschappelijk nut buiten de eigen organisatie ligt;

  • i.

    exploitatiesubsidie inwonersinitiatieven ondersteuning en zorg: een subsidie ter hoogte van een vooraf bepaald maximum als dekking van het tekort van de exploitatie van de subsidieontvanger, waarbij de gemeente op hoofdlijnen wil sturen op de aard van de activiteiten van de subsidieontvanger en de doelgroepen waarop deze activiteiten zich richten;

  • j.

    garantiesubsidie: een subsidie als bijdrage in de kosten van een activiteit die in beginsel met een sluitende exploitatie kan worden uitgevoerd, waarbij het college garant staat tot een nader te bepalen bedrag als de activiteit door onvoorziene omstandigheden met een negatief saldo afsluit;

  • k.

    subsidieverlening: het toekennen van een subsidie voor een activiteit waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, als deze daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit of de investering verricht en de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen nakomt;

  • l.

    subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, waarmee het bestuursorgaan zich tot betaling verplicht;

  • m.

    directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voorafgaand aan de start van de activiteit(en) zonder een voorafgaande subsidieverlening;

  • n.

    subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening of directe subsidievaststelling;

  • o.

    activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, waarbij ook de relatie met de gezamenlijke doelen wordt aangegeven;

  • p.

    reserve: het eigen vermogen van de subsidieaanvrager niet zijnde een voorziening als bedoeld in dit artikel onder q;

  • q.

    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover deze tijdens het overleg, als bedoeld in artikel 13, als zodanig door het college is aangemerkt;

  • r.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van deze verordening;

  • s.

    gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die vooral dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdrukking komend in een of meerdere van de volgende kenmerken:

    • 1.

      een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaanvrager een groter bedrag dan € 1.000,- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

    • 2.

      een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen of op de benoeming van één of meer bestuursleden;

    • 3.

      een rechtspersoon die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;

    • 4.

      een rechtspersoon waarvan statutair is bepaald dat deze mede als doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen;

  • t.

    subsidieaanvragermet volledige rechtspersoonlijkheid; subsidieaanvrager waarvan de statuten in een notariële akte zijn opgenomen;

  • u.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas;

  • v.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Horst aan de Maas;

  • w.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door de raad of het college te verstrekken subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Horst aan de Maas.

  • 2. De raad kan bepalen, dat deze verordening niet of slechts ten dele van toepassing is op bepaalde subsidies dan wel soorten van subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Horst aan de Maas.

  • 3. De raad kan voor soorten van subsidies nadere regels vaststellen.

Artikel 3 Subsidiebudget en subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2. De raad kan jaarlijks een subsidieplafond instellen voor soorten van subsidies.

Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekking en uitvoering van deze verordening

  • 1. De raad is bevoegd tot het verstrekken van investeringssubsidies groter dan € 50.000 en projectsubsidies groter dan € 5.000.

  • 2. Het college is bevoegd tot het verstrekken van investeringssubsidies tot en met een bedrag van € 50.000, projectsubsidies tot en met een bedrag van € 5.000, budgetsubsidies, stimuleringssubsidies, promotiesubsidies, subsidies prioriteitsgelden, subsidies zelfwerkzaamheid, vouchers, exploitatiesubsidies inwonersinitiatieven ondersteuning en zorg en garantiesubsidies.

  • 3. Het college is bevoegd om, ter uitvoering van de beschikking tot het verstrekken van subsidie, een overeenkomst te sluiten ingevolge artikel 4:36 van de Awb.

  • 4. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening en van de door de raad op grond van artikel 2, derde lid, vastgestelde nadere regels, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Alleen subsidieaanvragers met volledige rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De raad en het college kunnen in bijzondere gevallen subsidie verstrekken aan subsidieaanvragers die geen volledige rechtspersoonlijkheid bezitten en aan natuurlijke personen. De bepalingen van deze verordening zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Aanvraagformulieren en bij een aanvraag te overleggen gegevens

  • 1. Het college kan formulieren en richtlijnen voor aanvragen tot subsidieverlening, directe subsidievaststelling en subsidievaststelling vaststellen.

  • 2. Een subsidieaanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval de in deze verordening, per subsidiesoort aangegeven, gegevens. Het college kan als nodig voor het beoordelen van de aanvraag ook andere dan deze gegevens opvragen.

  • 3. Als de aanvrager voor het eerst een subsidie aanvraagt, overlegt deze bij de aanvraag ook de oprichtingsakte van de rechtspersoon of de statuten.

  • 4. Bij een eerste aanvraag voor een budgetsubsidie overlegt de aanvrager eveneens:

    • a.

      een beschrijving van de organisatievorm, voor zover deze niet in de statuten is opgenomen;

    • b.

      het adres van de subsidieaanvrager;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling.

Artikel 7 Gronden om subsidie te weigeren

  • 1. De subsidieverstrekking kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet zullen zijn gericht op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Horst aan de Maas;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontwikkelen die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt als doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager of het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

Hoofdstuk 2. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8 Democratisering

  • 1. De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger moeten voldoen aan democratische principes: het personeel, vrijwilligers en degenen voor wie activiteiten worden georganiseerd, moeten in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

  • 2. Het college kan hiervoor nadere regels stellen.

Artikel 9 Administratie, controle en onderzoek

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit altijd de van belang zijnde rechten en verplichtingen en de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. Het college is bevoegd om controle uit te oefenen op de inhoudelijke en financiële verslagen van activiteiten waarvoor een subsidie is verstrekt.

  • 3. De subsidieontvanger moet medewerking verlenen aan onderzoeken die door het college nodig worden geacht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voor zover de controle of het onderzoek dat vereist.

Artikel 10 Verzekering

De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen, het personeel, de leden en bij de activiteiten betrokken personen te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 11 Kennisgeving ontbinding rechtspersoon, aanvraag surséance van betaling en faillissement

De subsidieontvanger stelt het college direct op de hoogte van:

  • 1.

    het voornemen tot het ontbinden van de rechtspersoon;

  • 2.

    het faillissement van de rechtspersoon dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling.

Hoofdstuk 3. Budgetsubsidies

Artikel 12 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt voor 1 april van het jaar voorafgaand aan de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, met daarin een verwijzing in hoeverre deze activiteiten bijdragen aan de strategische doelen zoals genoemd in het toetsingskader;

    • b.

      een begroting met daarin een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      daar waar sprake is van voorzieningen: een plan waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag;

    • d.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    • e.

      als dit van toepassing is, een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen en van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

    • f.

      de subsidieverstrekker maakt samen met subsidieaanvrager afspraken over prestaties en resultaten en gesubsidieerde activiteiten per beleidsdoel.

  • 3. Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde activiteiten ook subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of bij private instellingen, doet deze daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4. Een wijziging van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens wordt direct ter kennisneming gebracht aan het college.

Artikel 13 Overleg

  • 1. Het college treedt in overleg met de subsidieaanvrager om tot overeenstemming te komen over de gewenste activiteiten, de prestaties en het te behalen resultaat, de subsidieverplichting als bedoeld in artikel 19 en de door het college te verstrekken subsidie, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.

  • 2. Leidt dit tot overeenstemming dan besluit het college tot subsidieverlening dienovereenkomstig.

  • 3. Leidt dit niet tot overeenstemming dan maakt het college in zijn subsidiebeschikking in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de subsidieaanvrager en geeft het college gemotiveerd aan waarom het die opvatting niet deelt.

Artikel 14 Verlening subsidie

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

Artikel 15 Voldoende gelden; reserves

  • 1. Gelet op het gestelde in artikel 7, eerste lid, onder d, vindt subsidieverstrekking niet of slechts gedeeltelijk plaats als de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2. Onder eigen middelen, zoals bedoeld in het eerste lid, worden de aanwezige reserves verstaan, voor zover deze meer bedragen dan door het gemeentebestuur zijn toegestaan.

  • 3. Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het eerste lid, worden onder meer verstaan de reserve van door het college nader aan te wijzen gelieerde rechtspersonen.

Artikel 16 Meerjarige subsidie

Het college kan voor een langere periode dan een jaar subsidie verstrekken, maar ten hoogste voor vier jaren.

Artikel 17 Indexering

  • 1. Als het college tot indexering van verstrekte budgetsubsidies besluit, wordt een onderscheid gemaakt tussen het loongevoelige deel en het prijsgevoelige deel (materiële component).

  • 2. Het loongevoelige deel van de budgetsubsidies die worden verstrekt aan professionele instellingen met betaald personeel in vaste dienst wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

  • 3. Het prijsgevoelige deel van verstrekte budgetsubsidies wordt jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de jaarlijkse gemeentelijke begrotingsrichtlijnen.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen van het in de voorgaande leden bepaalde afwijken.

Artikel 18 Betaling subsidie

In de subsidiebeschikking wordt aangegeven op welke wijze de subsidie wordt betaald en of voorschotten worden gegeven.

Artikel 19 Verplichting tot verrichten activiteiten of leveren prestaties

De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten te verrichten of de prestaties te leveren zoals deze zijn opgenomen in de subsidiebeschikking of – aanvullend – in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 20 Reactie bij vermoedelijk niet verrichten activiteiten of niet leveren prestaties

  • 1. Als gedurende het subsidiejaar blijkt dat de te verrichten activiteiten dreigen niet plaats te vinden of de te leveren prestaties vermoedelijk niet worden behaald, meldt de subsidieontvanger dat direct aan het college, onder vermelding van oorzaak en genomen of te nemen maatregelen om alsnog te voldoen aan artikel 19.

  • 2. Artikel 4:70 van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Jaarverslag

  • 1. Het jaarverslag, bestaande uit een financieel verslag, een activiteitenverslag met daarin opgenomen de verantwoording in welke mate de activiteiten hebben bijgedragen aan de uitvoeringsdoelen en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen, wordt uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar, of drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, ingediend overeenkomstig eventueel daartoe door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 2. Het financieel verslag ingevolge het eerste lid omvat de balans en de exploitatierekening overeenkomstig artikel 4:76, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van de Awb, waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting - zie artikel 12, tweede lid, onder b (productenrekening).

  • 3. Het activiteitenverslag beschrijft de realisatie van de prestaties en het daarmee behaalde resultaat. Het verslag gaat in op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de activiteiten. Op het activiteitenverslag is artikel 4:80 van de Awb van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Als de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van € 50.000 of meer ontvangt, wort het financieel verslag uiterlijk op 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar, of zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, voorzien van een getrouwheidsverklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:78 van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het college kan bepalen dat het onderzoek en de getrouwheidsverklaring van de accountant ingevolge het vierde lid, zich ook uitstrekt tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 22 Vaststelling, intrekking en wijziging subsidie

  • 1. Het ingediende jaarverslag geldt als een aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingevolge artikel 4:44 van de Awb.

  • 2. Het college stelt binnen 24 weken de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 3. De subsidie kan naast de gevallen als vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd of verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hier ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering in brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de rechtspersoon bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subsidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 4. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid, en artikel 4:50, eerste lid, van de Awb, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 5. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.

Artikel 23 Toestemming

  • 1. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger de toestemming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 2. Op de beslissing van het college is artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid, van de Awb van toepassing.

Artikel 24 Kennisgeving andere subsidie

De subsidieontvanger stelt het college direct op de hoogte van de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen of door private instellingen, zoals bedoeld in artikel 12, derde lid.

Artikel 25 Restitutie vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger is een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, als sprake is van de in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb genoemde gevallen.

  • 2. Als de subsidieontvanger zijn vermogen geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie is de maximale vergoeding verschuldigd.

  • 3. Als het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding wordt verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Als het onroerende zaken betreft, gebeurt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 4. Investeringssubsidies

Artikel 26 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 16 weken voor de start van de werkzaamheden schriftelijk bij het college ingediend. Gaat het om een aanvraag waarover de raad bevoegd is te beslissen, dan is deze aanvraagtermijn 28 weken.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een plan- en situatietekening;

    • b.

      een kostenspecificatie of kostenraming, inclusief toelichting, van de voorgenomen investering;

    • c.

      een beschrijving van de noodzaak van de investering en hoe de investering binnen het gemeentelijke beleid past;

    • d.

      een bezettingsoverzicht van de accommodatie vóór en ná verbouwing;

    • e.

      een plan tot financiering van de investering, inclusief bij andere overheden of instanties aangevraagde subsidies of bijdragen;

    • f.

      bij subsidieaanvragen van meer dan € 50.000: twee aannemersoffertes inclusief eventuele besparingen door zelfwerkzaamheid;

    • g.

      de goedgekeurde jaarrekening en balans van de twee voorgaande boekjaren.

  • 3. Een wijziging van de in het tweede lid genoemde gegevens wordt direct ter kennisneming gebracht aan het college.

Artikel 27 Wijze van verdeling subsidie

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie gebeurt in volgorde van ontvangst.

  • 2. Als de aanvrager ingevolge artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag naar het oordeel van het college volledig is aangevuld.

Artikel 28 Verlening subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Als het gaat om een subsidieaanvraag waarover de raad bevoegd is te beslissen, beslist de raad op een aanvraag binnen 24 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 3. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 29 Borgstelling

  • 1. Het college kan zich borgstellen voor de rente en aflossing van een door een bank aan een rechtspersoon verstrekte lening. De borgstelling betreft maximaal 1/3e van de subsidiabele kosten.

  • 2. Borgstellingen worden alleen verstrekt aan volledige rechtspersoonlijkheid bezittende aanvragers.

  • 3. De beoogde voorziening doet geen afbreuk aan de bestaande en toekomstige gebruiksmogelijkheden van de gemeentelijke accommodatie.

  • 4. Als de aanvrager over voldoende middelen beschikt om de beoogde investering zelfstandig te financieren, verstrekt het college geen borgstelling.

  • 5. Aan ieder verzoek om borgstelling voor de bouw of een verbouwing van een sportaccommodatie verbindt het college de voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport eveneens een borgstelling afgeeft.

  • 6. De looptijd van de lening voor investeringen in sportaccommodaties waarvoor de gemeente borg staat mag afwijken van de looptijd van de lening van de Stichting Waarborgfonds Sport, afhankelijk van de economische levensduur van de voorziening.

  • 7. Het college zal jaarlijks van de Stichting Waarborgfonds Sport de controlerapporten van de sportverenigingen waaraan door de stichting borgstellingen zijn verstrekt ter kennisgeving ontvangen.

Artikel 30 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 24 weken na voltooiing van de werkzaamheden de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidieontvanger dient hiertoe binnen 12 weken na voltooiing van de werkzaamheden een inhoudelijk verslag en een financieel verslag bij het college in.

  • 3. De subsidie kan naast de gevallen als vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd of verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hier ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering in brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de rechtspersoon bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subsidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 4. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid, van de Awb, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 5. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.

Artikel 31 Restitutie vermogensvorming

  • 1. Als het verstrekken van een investeringssubsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd in de volgende gevallen:

    • a.

      de subsidieontvanger vervreemdt of wijzigt de bestemming van voor het verrichten van de voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b.

      de gesubsidieerde activiteiten worden geheel of gedeeltelijk beëindigd;

    • c.

      de subsidieontvanger ontvangt een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van voor het verrichten van de voor gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • d.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 2. Als de subisideontvanger zijn vermogen geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is de maximale vergoeding verschuldigd.

  • 3. Als het tweede lid niet an toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeidng bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding wordt verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeidng door subsidieontvanger wrodt ontvangen.

  • 5. Als het onroerende zaken betreft, gebeurt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 32 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Als aanmerkelijke verschillen dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote uitgaven meldt de subisdieontvanger dit direct aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2. Een wezenlijke wijziging van de aard van het gebruik van een accommodatie waarvoor een investeringssubsidie is verleend, vindt slechts plaats na voorafgaande toestemming van het college.

Hoofdstuk 5. Stimuleringssubsidies

Artikel 33 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt voor 1 september van het jaar voorafgaand aan de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een overzicht van in het voorgaande jaar uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      als van toepassing; een recente ledenlijst.

Artikel 34 Directe vaststelling subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 10 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Tenzij anders door het college is bepaald, betreft de beslissing van het college een directe subsidievaststelling voor een periode van vier jaar.

  • 3. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 35 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dit direct aan het college.

Hoofdstuk 6. Promotiesubsidies

Artikel 36 Aanvraag subsidie

  • 1. Bij de aanvraag legt de aanvrager een omschrijving van het evenement over, waarin onder andere de (inter)nationale uitstraling van het evenement wordt omschreven.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager een omschrijving van het evenement over, waarin onder andere de (inter)nationale uitstraling van het evenement wordt omschreven.

Artikel 37 Directe vaststelling subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 10 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Tenzij anders door het college is bepaald, betreft de beslissing van het college een directe subsidievaststelling voor een periode van vier jaar.

  • 3. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 38 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Het evenement waarvoor de subsidie is aangevraagd, wordt uitgevoerd in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 2. Als blijkt dat het evenement niet of niet geheel doorgang kan vinden of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dit direct aan het college.

Hoofdstuk 7. Projectsubsidies

Artikel 39 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 8 weken voor de start van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend. Gaat het om een aanvraag waarover de raad bevoegd is te beslissen, dan is deze aanvraagtermijn 16 weken.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit(en) en de daarmee nagestreefde, gezamenlijke doelen en resultaten en hoe de activiteit daarin bijdraagt;

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven.

Artikel 40 Directe vaststelling subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Als het gaat om een subsidieaanvraag waarover de raad bevoegd is te beslissen, beslist de raad op een aanvraag binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 3. De bissising van het college betreft eendirecte subsidievaststelling.

  • 4. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 41 Wijze van verdeling subsidie

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie gebeurt in volgorde van ontvangst.

  • 2. Als de aanvrager ingevolge artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag naar het oordeel van het college volledig is aangevuld.

Artikel 42 Voldoende gelden; reserves

  • 1. Gelet op het gestelde in artikel 7, eerste lid, onder d, vindt subsidieverstrekking niet of slechts gedeeltelijk plaats als de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2. Onder eigen middelen, zoals bedoeld in het eerste lid, worden de aanwezige reserves verstaan, voor zover deze meer bedragen dan door het gemeentebestuur zijn toegestaan.

  • 3. Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het eerste lid, worden onder meer verstaan de reserve van door het college nader aan te wijzen gelieerde rechtspersonen.

Artikel 43 Verslag

De subsidieontvanger dient binnen 4 weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden een inhoudelijk verslag van de activiteit bij het college in.

Hoofdstuk 8. Subsidies prioriteitsgelden

Artikel 44 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 8 weken voor d estart van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit;

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven.

Artikel 45 Verlening subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 4 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subisidie plaatsvindt.

Artikel 46 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 18 weken na voltooiing van de werkzaamheden de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidieontvanger overlegt hiertoe binnen 12 weken nadat de activiteit is uitgevoerd een inhoudelijk verslag en een financieel verslag.

  • 3. De subsidie kan naast de gevallen als vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd of verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet volgdoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de rechtspersoon bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subsidieontvanger conservatoir of executoraal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 4. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid, van de Awb, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 5. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.

Artikel 47 Vermogensvorming

Een dorpsplatform of wijkcomité mag ontvangen subsidies prioriteitsgelden tot een bedrag van maximaal € 25.000,- als reserve aanhouden. Voor het in reserve houden van meer dan € 25.000,- is instemming van het college nodig.

Artikel 48 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

De activiteit waarvoor een subsidie is aangevraagd, wordt gestart binnen 1 jaar na vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 9. Subsidies zelfwerkzaamheid

Artikel 49 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 12 weken voor de start van het project schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgend egegevens over:

    • a.

      een omschrijving van het project;

    • b.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van het project, uitgesplitst naar kosten van materialen en kosten van arbeid.

Artikel 50 Verlening subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de subsidie plaatsvindt.

Artikel 51 Wijze van verdeling subsidie

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor een subsidie gebeurt in volgorde van ontvangst.

  • 2. Als de aanvrager ingevolge artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag naar het oordeel van het college volledig is aangevuld.

Artikel 52 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 18 weken na uitvoering van het project de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidieontvanger overlegt hiertoe binnen 12 weken na uitvoering van het project een inhoudelijk verslag en een financieel verslag.

  • 3. De subsidie kan naast de gevallen als vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd of verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwingen geen veranderingen brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de rechtspersoon bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subisidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 4. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid, van de Awb, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 5. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.

Artikel 53 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Het project waarvoor de subsidie is aangevraagd, wordt gestart binnen 1 jaar na vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 10. Vouchers

Artikel 54 Aanvraag voucher

  • 1. Een voucheraanvraag wordt uiterlijk 4 weken voor de start van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager een omschrijving van de activiteit waarvoor de voucher wordt aangevraagd over. Daarbij wordt aangegeven hoe de activiteit bijdraagt aan een maatschappelijk doel dat aanvullend is op de normale activiteiten van de aanvrager.

Artikel 55 Toekenning voucher en betaling

  • 1. Het college beslist op de voucheraanvraag binnen 2 wken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. De beslissing van het college betreft een directe subsidievaststelling.

  • 3. In de beschikking wordt aangegeven hoe de betaling van de voucher plaatsvindt.

Artikel 56 Wijze van verdeling subsidie

  • 1. Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor een voucher gebeurt in volgorde van ontvangst.

  • 2. Als de aanvrager ingevolge artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst de datum waarop de aanvraag naar het oordeel van het college volledig is aangevuld.

Artikel 57 Verslag

De voucherontvanger dient binnen 4 weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden een inhoudelijk verslag bij het college in. In dit verslag geeft de voucherontvanger aan in hoeverre de activiteit is uitgevoerd en hoe het aanvullende maatschappelijke doel is bereikt.

Artikel 58 Bijzondere verplichtingen van de voucherontvanger

De activiteit wordt uitgevoerd in het kalenderjaar waarvoor de voucher is aangevraagd.

Hoofdstuk 11. Exploitatiesubsidies inwonersinitiatieven ondersteuning en zorg

Artikel 59 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 12 weken voor de start van het initiatief schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een omschrijving van het initiatief en de daarmee nagestreefde, gezamenlijke doelen en resultaten en hoe het initiatief daarin bijdraagt;

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven.

  • 3. Een wijziging van de in het tweede lid genoemde gegevens wordt direct aan het college gemeld.

Artikel 60 Verlening subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven hoe de betaling plaatsvindt.

Artikel 61 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast voor 1 juli van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. De aanvrager dient hiertoe voor 1 april van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking een inhoudelijk verslag en een financieel verslag bij het college in.

  • 3. De subsidie kan naast de gevallen als vermeld in artikel 4:46, tweede en derde lid, van de Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere actitviteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd of verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

    • d.

      de rechtspersoon bij rechterlijk vonnis is ontbonden;

    • e.

      bij de subisidieontvanger conservatoir of executoriaal beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • f.

      aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend;

    • g.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard.

  • 4. Het college kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in artikel 4:48, eerste lid en artikel 4:50, eerste lid, van de Awb, of een geval als genoemd in het derde lid. In het geval van toepassing van artikel 4:50 van de Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 5. Het college kan een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen als genoemd in artikel 4:49, eerste lid, van de Awb.

Artikel 62 Vermogensvorming

De subsidieontvanger mag maximaal 10% van het verleende subsidiebedrag als reserve aanhouden.

Artikel 63 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Indien aanmerkelijke verschillen dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote uitgaven meldt de subsidieontvanger dit direct aan het college onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Hoofdstuk 12. Garantiesubsidies

Artikel 64 Aanvraag subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt uiterlijk 8 weken voor de start van de activiteit schriftelijk bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit

    • b.

      een sluitende begroting van inkomsten en uitgaven.

Artikel 65 Verlening subsidie en betaling

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Bij de toekenning van een garantiesubsidie is altijd sprake van een subsidieverlening. Bij de subsidievaststelling wordt bepaald of, in welke mate en hoe tot betaling van de subsidie wordt overgegaan.

Artikel 66 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 12 weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden de subsidie vast.

  • 2. De subsidieontvanger dient hiertoe binnen 8 weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden een inhoudelijk verslag en een financieel verslag bij het college in. Hierin geeft de subsidieaanvrager aan of, waarom en in welke mate het college wordt gevraagd om tot betaling van de subsidie over te gaan.

Artikel 67 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De activiteit waarvoor de subsidie is aangevraagd, wordt gestart in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 2. Indien blijkt dat de activiteit geen doorgang vindt, meldt de subsidieontvanger dit direct aan het college.

Hoofdstuk 13. Slotbepalingen

Artikel 68 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in individuele gevallen een of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of subsidieontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college overeenkomstig de strekking van deze verordening.

Artikel 69 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en evaluatie

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017. Op dat moment wordt de Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas 2011, vastgesteld op 16 november 2010, ingetrokken.

  • 2. Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd en verstrekt, is de Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas 2011 van toepassing.

  • 3. De evaluatie als bedoeld in art. 4:24 Algemene wet bestuursrecht zal telkens binnen een periode van 4 jaar plaatsvinden. Het college doet verslag van de resultaten daarvan en bepaalt de wijze waarop dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 70 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 22 november 2016.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
ir. C.H.C. van Rooij
De griffier,
mr. R.J.M. Poels