Regeling Treasury gemeente Houten

Geldend van 07-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Regeling Treasury gemeente Houten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Houten;

gelet op:

  • ·

    artikel 212, 213 en 213a van de Gemeentewet,

  • ·

    wet dualisering gemeentebestuur,

  • ·

    wet financiering decentrale overheden en

  • ·

    artikel 12, 14 en 19, sub d van de Financiële verordening;

besluiten:

vast te stellen de navolgende

REGELING TREASURY GEMEENTE HOUTEN

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Naast de begrippen die gehanteerd worden in de Wet financiering decentrale overheden en de ’Financiële verordening’, wordt in deze regeling verstaan onder:

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

EMU-groep

De Economische en Monetaire Unie (of EMU) is de groep van EU-lidstaten die de euro als betaalmiddel hebben ingevoerd;

Financiering Het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar;

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

Koersrisico

De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

Kredietrisico

De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld in een lange en een korte termijn liquiditeitenplanning;

Publieke taak

Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet Fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten (het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen) worden hiertoe niet gerekend en zijn verboden.

Renterisico

De mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer;

Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente van het betreffende jaar dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd;

Ruddo

Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Schatkistbankieren

Het door decentrale overheden verplicht uitzetten van overtollige middelen in de schatkist bij het Ministerie van Financiën;

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen en het bewaken van de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

Wet fido

De Wet financiering decentrale overheden.

Artikel 2 Doelstellingen

De volgende doelstellingen worden onderscheiden:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten voor het verkrijgen van benodigde middelen tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido / Wet Ruddo respectievelijk de limieten en richtlijnen van deze regeling;

  • 5.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Hoofdstuk 2. Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente Houten mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”, waarbij vooraf advies van de afdeling Staf wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. Daarbij wordt de afdeling Staf advies gevraagd met betrekking tot de voorwaarden waaronder een lening of garantie wordt verstrekt;

  • 2.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan;

  • 3.

    Koersrisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen waarvan de hoofdsom gegarandeerd is aan het einde van de looptijd;

  • 4.

    Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1. Indien de kasgeldlimiet structureel wordt overschreden worden maatregelen getroffen om de overschrijding teniet te doen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het consolideren van de korte schuld en/of in het beperken van het aangaan van korte schuld. Daarnaast kan in overleg met de toezichthouder door het college een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet worden vastgesteld indien de overschrijding voortvloeit vanuit de grondexploitatie;

  • 2. De opbouw van de leningenportefeuille is zodanig, dat het renterisico uit hoofde van rente-aanpassing en herfinanciering van leningen in voldoende mate wordt beperkt. De renterisiconorm wordt hierbij niet overschreden;

  • 3. Door de invoering van het schatkistbankieren kunnen overtollige financieringsmiddelen alleen nog worden gestort in de schatkist van het Rijk, dan wel worden uitgeleend aan andere decentrale overheden;

  • 4. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 5. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6. De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij de programmabegroting opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal 2 vooraanstaande financiële instellingen, waaronder de huisbankier;

  • 7. Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen/uitzettingen, opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

Artikel 5 Kredietrisicobeheer

  • 1. Bij uitzettingen van middelen uit hoofde van treasury geldt dat deze uitsluitend plaatsvinden bij Nederlandse decentrale overheden en bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën in het kader van het schatkistbankieren;

  • 2. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak dient aan de beleidsregels die zijn opgenomen in bijlage 1 te worden voldaan.

Artikel 6 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning voor de komende 12 maanden.

Tevens wordt een meerjarige liquiditeitenplanning opgesteld voor minimaal vier jaren.

Hoofdstuk 3. Gemeentefinanciering

Artikel 7 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Bij het aantrekken van financieringen zijn uitsluitend onderhandse leningen toegestaan;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal drie instellingen, waaronder in ieder geval de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd. Daarnaast wordt in een beslissingsdocument aangegeven op welke gegevens tot de transactie is besloten.

Artikel 8 Langlopende uitzettingen

Het uitzetten voor een periode langer dan één jaar uit hoofde van treasury is alleen nog mogelijk in de schatkist van het rijk (in deposito), dan wel aan andere decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.

Artikel 9 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financiële instellingen dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 2.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk 4. Kasbeheer

Artikel 10 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 3.

    Contante geldstromen worden zoveel mogelijk beperkt.

Artikel 11 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft zo veel mogelijk naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt in principe de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant;

  • 4.

    Uitzetten van gelden gebeurt door middel van Schatkistbankieren (afromen) of door stalling van middelen bij andere overheden.

Hoofdstuk 5. Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 12 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn in procedures vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt en periodiek geactualiseerd;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door een afzonderlijke functionaris;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële en leningadministratie geschiedt door een afzonderlijke functionaris.

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk schriftelijk vastgelegd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 6.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

Artikel 13 Verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

·Vaststellen van de publieke taak;

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en beleidskaders , middels de financiële verordening 212;

·Het vaststellen van de paragraaf Financiering in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

College van B&W

·Formele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het financieel/ treasurybeleid;

·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

·Het opstellen van de regeling treasury;

·Evalueren en eventueel bijstellen van het treasurybeleid;

·Vaststellen rentevisie;

·Aanvraag ontheffing.

Portefeuillehouder Financiën

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid).

Algemeen Directeur

·Afleggen van verantwoording aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeheer.

Concerncontroller

·Bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

·Vastleggen van het geheel van organisatorische maatregelen en formele procedures ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige uitvoering van het gemeentelijke treasurybeleid;

·Controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;

·Controle op de rechtmatigheid van de in het kader van de treasuryfunctie gevoerde transacties.

Afdelingshoofd Staf

·Autoriseren van financieringstransacties binnen de kaders van deze regeling treasury en de treasuryparagraaf in de begroting;

·Verantwoordelijk voor het treasurybeleid als omschreven in artikel 12 van de financiële verordening en de regeling treasury.

De budgethouders

·Het zorgdragen voor een tijdige aanlevering van betrouwbare, volledige en bruikbare informatie over toekomstige geldstromen aan de bedrijfsvoeringsadviseur belast met treasury, zowel rechtstreeks als via de andere bedrijfsvoeringsadviseurs.

Bedrijfsvoeringsadviseur belast met treasury

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer en gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer);

·Het opstellen van een meerjarige liquiditeitenplanning;

·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen op tactisch niveau;

·Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

·Opstellen van de rentevisie;

·Het opstellen van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het afleggen van verantwoording aan de mandataris (afdelingshoofd Staf) over de uitvoering van de gemandateerde activiteiten.

Medewerker bedrijfsvoering belast met treasury

·Het bijhouden en vertalen van een meerjarige liquiditeitenplanning;

·Het voorbereiden van financiële contracten >= 1 jaar voortvloeiend uit deelfuncties (zie functie senior medewerker fa belast met treasury);

·Het schriftelijk (doen) vastleggen van de treasurytransacties >= 1 jaar

·Het aantrekken en uitzetten van gelden, met een looptijd langer dan 1 jaar, in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het aanleveren van tijdige en volledige gegevens aan de financiële administratie.

Senior medewerker financiële administratie belast met treasury

·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de deelfunctie: kasbeheer;

·Het opstellen, bijhouden en vertalen van de eenjarige liquiditeitenprognose;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het bewaken van de kasgeldlimiet;

·Het bewaken van de banksaldi in het kader van schatkistbankieren (bewaken van het drempelbedrag);

·Het aantrekken en uitzetten van gelden, met een looptijd korter dan 1 jaar, in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties < 1 jaar;

·Het aanleveren van tijdige en volledige gegevens aan de financiële administratie;

·Het voorbereiden van financiële contracten < 1 jaar voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties.

Coördinator Administratief Beheer

·Vastleggen van procedures tot zekerheid van tijdige en juiste betaling c.q. ontvangst, voor bevestigingsprocedures en voor het vastleggen van een controleprotocol;

·Verantwoordelijk tot het nemen van maatregelen voor het optimaal verlopen van het betalingsverkeer.

(Eerste) medewerkers financiële administratie

·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

·Het afhandelen van het betalingsverkeer;

·Het registreren van de uitgevoerde treasurytransacties.

Extern accountant

·In het kader van haar reguliere taak adviseren en controleren van de feitelijke naleving van de regeling treasury.

Artikel 14 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan de bevoegdheden na besluitvorming door het college met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen via schatkistbankieren, met een looptijd tot 1 jaar

Senior medewerker financiële administratie belast met treasury

Afdelingshoofd Staf

2.Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld in de situatie dat de kasgeldlimiet niet is overschreden

Senior medewerker financiële administratie belast met treasury

Afdelingshoofd Staf

Bankrelatiebeheer

3.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Coördinator Administratief Beheer

Afdelingshoofd Staf

4.Bankcondities en tarieven afspreken

Bedrijfsvoeringsadviseur belast met treasury

Algemeen Directeur

Financiering en uitzetting

5.Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Algemeen Directeur

College van B&W

6.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in deze regeling treasury

Bedrijfsvoeringsadviseur belast met treasury

Afdelingshoofd Staf

7.Het uitzetten van middelen in het kader van schatkistbankieren met een looptijd vanaf 1 jaar

Bedrijfsvoeringsadviseur belast met treasury

Afdelingshoofd Staf

8.Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak

Afdelingshoofd desbetreffende afdeling

College van B&W

9.Het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak

Afdelingshoofd desbetreffende afdeling

College van B&W

Artikel 15 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste eenmaal per jaar verantwoording te worden afgelegd via de ‘paragraaf Financiering’ behorend bij het jaarverslag van de gemeente. Daarnaast wordt in de ‘paragraaf Financiering’ van de begroting het beleid voor het komende jaar vastgelegd.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    De Regeling treasury gemeente Houten, zoals vastgesteld op 24 februari 2009, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Treasuryregeling.

Vastgesteld op 3 februari 2015

Burgemeester en wethouders van Houten,

De secretaris

De burgemeester,

H.S. den Bieman

W.M. de Jong

TOELICHTING OP REGELING TREASURY

Algemene toelichting

In deze regeling treasury is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het gemeentebestuur in de regeling treasury aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft.

Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van de regeling treasury. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de beleidsplannen binnen de kaders van de Wet fido en de regeling treasury blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

De wettelijke kaders en richtlijnen zijn digitaal te raadplegen:

Gemeentewet (artikel 212, 213): http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/TitelIV/HoofdstukXIV/

Wet fido: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/provincies/provinciale-financien/financiele-functie/financiering-decentrale-overheden-fido

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Geeft de definities van de begrippen die in de regeling treasury worden gehanteerd.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: koersrisico’s, valutarisico’s, renterisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 3 tot en met 6 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo laag mogelijk rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”).

Als gevolg van de invoering van het schatkistbankieren eind 2013 zijn de mogelijkheden voor en de risico’s van het uitzetten van gelden overigens drastisch beperkt.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft enerzijds de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Staf die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de afdeling Staf inwint voordat zij een beslissing neemt ten aanzien van het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De afdeling Staf adviseert dan over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de afdeling Staf de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Artikel 3 lid 3

Artikel 3 lid 4

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Gezien de gebleken risico’s, de complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, wordt het gebruik van derivaten niet toegestaan.

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden via kasgeldleningen of onderhandse leningen aan andere decentrale overheden of via rekening-courant of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in deze regeling treasury geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort.

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal per 1 januari van enig jaar.

Artikel 4 lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 6

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 7

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Doordat geen uitzettingen uit hoofde van treasury meer buiten de kring van het Rijk en de decentrale overheden mogen plaatsvinden, is het kredietrisico drastisch beperkt.

Artikel 5 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat het gemeentebestuur de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door het gemeentebestuur goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 6

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de bedrijfsvoeringsadviseurs juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun voorgenomen activiteiten.

Artikel 7 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door de Wet fido niet toegestaan.

Artikel 7 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 7 lid 3

Onderhandse geldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 7 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9 lid 2

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 10 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 10 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 11 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, wordt getracht de verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, op te nemen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 11 lid 3

In dit lid worden limitatief de toegestane korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term “daggeld” (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. “Kasgeldleningen” zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. “Kredietlimiet op de rekening courant” betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 12

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. De regeling treasury legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 13

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 13 en 14 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 14

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het college een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral plaats op ambtelijk niveau, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidsregels ten aanzien van het verstrekken van geldleningen en garanties aan verenigingen en stichtingen

  • 1.

    Het verstrekken van geldleningen is beperkt tot hypothecaire geldleningen. Dit betekent, dat geldleningen uitsluitend worden verstrekt voor nieuwbouw, uitbreiding, verbouw of vernieuwing van accommodaties en dat de aanvrager verplicht is op de accommodatie, waarvoor een geldlening wordt gevraagd, een hypotheekrecht te vestigen.

    Er kan een garantie worden verleend als er geen andere overheden, waarborgfondsen zijn die onder gelijkluidende voorwaarden een garantie kunnen verstrekken.

  • 2.

    De accommodatie, waarvoor de geldlening wordt gevraagd, dient van belang te zijn voor de inwoners van de gemeente Houten. Deze dient dus te passen binnen het gemeentelijke beleid.

  • 3.

    Alleen verenigingen en organisaties met rechtspersoonlijkheid, die zich blijkens doelstelling, structuur en werkwijze tot taak stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Houten, komen in aanmerking voor een geldlening.

  • 4.

    De noodzaak c.q. het belang van verstrekking van een gemeentelijke geldlening moet door de aanvrager worden aangetoond. Indien een geldlening onder vergelijkbare of betere voorwaarden bij een andere instelling kan worden verkregen, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 5.

    De aanvraag om een geldlening moet worden gedaan door het orgaan, dat daarvoor volgens de statuten van betreffende vereniging bevoegd is.

  • 6.

    Er mag geen twijfel bestaan omtrent het bestaansrecht van de vereniging gedurende de looptijd van de geldlening.

  • 7.

    De accommodatie waarop de hypotheek wordt gevestigd moet tenminste een waarde van 110% vertegenwoordigen van het bedrag dat als geldlening wordt gevraagd.

  • 8.

    De looptijd van de geldlening mag niet langer zijn dan de verwachte technische levensduur van de accommodatie, waarvoor de geldlening wordt gevraagd. Gestreefd wordt naar een looptijd van de geldlening, welke minimaal 20% korter is dan de te verwachten technische levensduur.

  • 9.

    Gedurende de looptijd van de geldlening moeten in de exploitatiebegroting van de vereniging voldoende financiële middelen worden opgenomen voor het uitvoeren van regulier en groot onderhoud aan de betreffende accommodatie. De gemeente zal tenminste eenmaal per twee jaar controle uitoefenen of de accommodatie, waarop de hypotheek is gevestigd, voldoende wordt onderhouden.

  • 10.

    De accommodatie, waarop de hypotheek is gevestigd, dient door de vereniging voldoende tegen in elk geval brand- en stormschade te zijn verzekerd.

  • 11.

    Bij het ophouden van de activiteiten of opheffing van de vereniging gedurende de looptijd van de geldlening en bij wijziging van de doelstelling van de vereniging, waardoor het niet meer in aanmerking zou komen voor een geldlening, wordt het niet terugbetaalde deel van de aflossing + rente ineens opeisbaar door de hypotheeknemer. Mocht het resterende bedrag niet worden terugbetaald, dan kan de gemeente gebruik maken van het recht van parate executie. Bij toepassing van dit artikel neemt de gemeente de nodige zorgvuldigheid in acht.

  • 12.

    De geldlening wordt verstrekt op basis van jaarannuïteiten, hetgeen betekent dat gedurende de looptijd jaarlijks een vast bedrag aan rente en aflossing in rekening wordt gebracht. Voor de reeds verstrekte geldleningen blijft het aflossingsplan ongewijzigd.

  • 13.

    Het bij de vereniging in rekening te brengen rentetarief bedraagt het door de huisbankier van de gemeente Houten geoffreerde rentepercentage, vermeerderd 0,2% ter dekking van administratie- en risicokosten.

  • 14.

    Betaling van rente en aflossing geschiedt per maand op basis van twaalf gelijke termijnen. Betaling dient automatisch te geschieden middels een machtiging. Voor zover nog niet is geschied, geldt deze bepaling ook voor reeds verstrekte geldleningen.

  • 15.

    Het rentepercentage staat voor 10 jaar vast. Alsdan vindt herziening van de rente plaats op basis van de op dat moment door de huisbankier van de gemeente Houten uitgebrachte offerte. Ook dan vindt opnieuw een opslag van 0,2% plaats.

  • 16.

    Vervroegde aflossing van de geldlening is te allen tijde boetevrij toegestaan. Vervroegde aflossing is verplicht indien de financiële situatie van de vereniging structureel zodanig is, dat vervroegde aflossing mogelijk is. Bij het toepassen van dit artikel neemt de gemeente de nodige zorgvuldigheid in acht.

  • 17.

    Alle kosten die voortvloeien uit het vastleggen van de geldlening komen voor rekening van de vereniging. Onderdeel van deze kosten vormt een door de gemeente eenmalig in rekening te brengen afsluitprovisie van 0,5% van het te lenen bedrag.

  • 18.

    Alvorens door de gemeente een definitieve beslissing op de aanvraag om geldlening kan worden genomen, dienen door de vereniging de volgende bescheiden te worden overgelegd:

* een deugdelijk bouwplan,

* de benodigde vergunningen,

* een investeringsopzet,

* een financieringsplan,

* een exploitatiebegroting inclusief vermogenspositie alsmede een meerjarenbegroting van de vereniging.

Voorts dient inzicht te worden verschaft in de bestaande dan wel toekomstige eigendomssituatie van de accommodatie, waarvoor een geldlening wordt gevraagd. De notariële akte inzake de hypothecaire geldlening zal pas kunnen worden gepasseerd, nadat de vereniging juridisch eigenaresse is van de betreffende accommodatie.

19.Het bestuur van de vereniging c.q. instelling dient jaarlijks binnen drie maanden na vaststelling door het bevoegd orgaan van de jaarrekening een exemplaar daarvan bij de gemeente in te dienen.