Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Referendumverordening Houten |
Citeertitel | Referendumverordening Houten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 147 en 149 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-04-2006 | Onbekend | 14-03-2006 Houtens Nieuws | 2006-025 |
Inleidend verzoek van kiesgerechtigden
Het college draagt zorg voor de tijdige bekendmaking van de eventueel aan een referendum te onderwerpen en aan de raad voor te leggen besluiten.
Kiesgerechtigden, in aantal minstens gelijk aan 0,7% van het aantal kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad met een maximum van 200, kunnen bij het college schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een door de raad te nemen besluit.
Definitief verzoek van kiesgerechtigden
De stemming over het voorgenomen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het (inleidende of het definitieve) verzoek wordt beslist.
Vaststelling datum, vraagstelling en budget
Na advies ingewonnen te hebben van de referendumcommissie stelt de raad zo mogelijk in zijn eerstvolgende vergadering vast:
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:
oproepingskaarten, stempassen of volmachtbewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen laat gebruiken, dan wel deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te laten gebruiken, in voorraad heeft;
Bijlage behorend bij de Referendumverordening Houten
Gekozen is voor een referendum over een voorgenomen besluit. Hierbij kondigt de raad het voornemen tot een besluit aan. Vervolgens wordt het referendum gehouden en de raad neemt pas een eindbesluit nadat het referendum is gehouden.
Gelet op het kostenaspect is ervoor gekozen om slechts referenda mogelijk te maken onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente. Besluitvorming omtrent onderwerpen die slechts één of een beperkt aantal wijken aangaan, kan afdoende op basis van de Inspraakverordening gemeente Houten plaatsvinden.
De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in lid 2 ten aanzien van de onderwerpskeuze. De raad besluit tot het houden van een referendum bij gewone meerderheid van stemmen (zie artikel 30 Gemeentewet).
Lid 2 betreft de uitzonderingen met betrekking tot het houden van een referendum. Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door het college of de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een “leeg instrument” wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren.
De lijst met uitzonderingen is echter niet limitatief. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen als daarvoor dringende redenen zijn. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde.
De weigeringsgrond genoemd in lid 2 onder f geeft de raad beoordelingsvrijheid. Zo kan een voorgenomen besluit strikt genomen zijn grondslag vinden in een eerder door de raad genomen referendabel besluit, maar denkbaar is dat het onderwerp dusdanig op zichzelf staat dat de raad het besluit niettemin referendabel acht.
De bekendmaking kan gepaard gaan met de publicatie van de agenda van de commissievergaderingen. Daarbij kan een standaardtekst betreffende mogelijk referendabele voorgenomen besluiten opgenomen worden.
In de verordening is ook de mogelijkheid geopend dat de kiesgerechtigden een verzoek doen tot het houden van een referendum over een voor de raadsvergadering geagendeerde aangelegenheid waarover de raad bevoegd is een besluit te nemen. Voor het percentage benodigde verzoekers is aansluiting gezocht bij de systematiek van de (inmiddels vervallen) Tijdelijke referendumwet, waarbij kiesgerechtigden (bij een totaal aantal kiesgerechtigden van 20.000 tot 40.000) 0,7% nodig hebben van het aantal kiesgerechtigden van de laatstgehouden verkiezing van de raad, met een maximum van 200. Voor een definitief verzoek is 7% benodigd met een maximum van 2250 (zie artikel 8). Het aantal kiesgerechtigden bedraagt naar schatting bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 circa 32.000. Voor een inleidend en een definitief verzoek betekent dit dus concreet dat er 200 respectievelijk 2.240 handtekeningen nodig zijn.
Volgens lid 2 kan het college indien zich een weigeringsgrond genoemd in artikel 3 lid 2 voordoet, een advies aan de referendumcommissie vragen. Hiervoor staat een korte termijn. Dit wordt ondervangen door de instelling van een permanente commissie. Daarnaast zal in de praktijk een referenduminitiatief vaak eerder aangekondigd worden. Dit is overigens wel het moment waarop beoordeeld moet worden of zich een van de weigeringsgronden voordoet. Indien dit niet het geval is, kan de steunverwervingsfase voor het definitieve verzoek beginnen, onder aanhouding van de besluitvorming.
Zie voor de keuze van het percentage kiesgerechtigden dat voor een definitief verzoek nodig is hiervoor onder artikel 5.
Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een inleidend of definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zoveel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen.
Teneinde een onafhankelijk oordeel te verkrijgen over de wenselijkheid en mogelijkheid van het houden van een referendum, met name op initiatief van de kiesgerechtigden, is ervoor gekozen om een onafhankelijke (permanente) referendumcommissie in te stellen. De raad is immers altijd partij bij een referendum; of omdat de raad het initiatief neemt tot het houden van een referendum of omdat de burgers een initiatief indienen om over een bepaald raadsbesluit een referendum te houden.
Indien (op initiatief van de raad) de meerderheid van de raad van mening is dat het wenselijk is om over een bepaald raadsbesluit een referendum te houden, wordt een advies gevraagd aan de referendumcommissie. Deze commissie geeft een oordeel of er sprake is van een referendabel besluit, de vraagstelling, de geraamde kosten en eventueel organisatorische kwesties. Binnen vier weken na het verzoek brengt de referendumcommissie een (gemotiveerd) advies uit. Dit advies wordt besproken in de raadsvergadering en de raad besluit tot dan tot het wel of niet houden van een referendum. Indien het initiatief komt van de kiesgerechtigden, kan het college al een advies aan de referendumcommissie hebben gevraagd. Een tweede advies van de commissie kan dan achterwege blijven.
De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden. Een referendum kan te allen tijde worden gehouden. Een referendum kan samenvallen met de verkiezing van de leden van een algemeen vertegenwoordigend orgaan.
De raad stelt ook de vraagstelling inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door de referendumcommissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten.
De vraagstelling dient eenduidig, helder en objectief te zijn. Bij de antwoordmogelijkheden kan het bijvoorbeeld gaan om: ‘ja’ of ‘nee’; ‘voor’ of ‘tegen’; een keuze uit alternatieven of een combinatie van deze mogelijkheden.
Vanzelfsprekend brengt het organiseren van een referendum kosten met zich mee. Afhankelijk van het onderwerp en tijdstip (al dan niet samenvallend met algemene verkiezingen) zullen deze verschillen. Wanneer er besloten wordt tot het houden van een referendum dient de raad tevens een budget beschikbaar te stellen. De kosten voor voorlichting en de stemming vormen hiervan een component. De gemeente kan besluiten zowel de voor- als de tegenstanders een budget voor voorlichtende activiteiten (campagnes) ter beschikking te stellen.
De besteding van het budget kan worden overgelaten aan het college aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 12). Ook kan de raad besluiten dat aan de groepen burgers die om het referendum heeft verzocht, een bedrag voor promotiedoeleinden wordt verstrekt.
De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag van het referendum wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.
Op grond van artikel 154 Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. De straf mag niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Evenals in veel andere gemeenten is gekozen voor hechtenis van ten hoogste twee maanden en geldboete van de tweede categorie, te weten maximaal € 2.250. (De eerste categorie behelst een boete van maximaal € 225.)