Beleidsregels sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

Geldend van 25-05-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

De burgemeester van Houten;

Gelet op artikel 2:41a van de Algemene plaatselijke verordening Houten (APV), waarin is bepaald dat de burgemeester onder bepaalde omstandigheden voor het publiek openstaande gebouwen kan sluiten.

Overwegende:

dat het feit dat de burgemeester, krachtens artikel 2:41a APV, de bevoegdheid heeft tot sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen het wenselijk maakt om beleid te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid;

dat het aanbeveling verdient een beleidsregel vast te stellen omtrent de toepassing van bestuursdwang op basis van artikel 2:41a APV ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid.

Besluit vast te stellen de volgende:

BELEIDSREGELS SLUITING VAN VOOR HET PUBLIEK OPENSTAANDE GEBOUWEN

De burgemeester is bevoegd

De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

Doel

Het doel van de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 2:41a APV betreft het herstel van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Dit herstel vindt plaats (door de gevaren die samenhangen met) criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen te weren en aanhoudende, ontoelaatbare overlast die samenhangt met de locatie en het gebouw te beëindigen.

Naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde heeft de sluiting ook tot doel om de loop naar het gebouw eruit te halen. Het doorbreken van de bekendheid van het gebouw en de directe omgeving in het (criminele) circuit als een pand betrokken bij criminele activiteiten is een belangrijk op zichzelf staand doel. Door de sluiting kunnen de criminele activiteiten/overlast op de betreffende locatie immers niet worden voortgezet en wordt de ‘besmetting’ van het gebouw en de omgeving opgeheven.

Proportionaliteit/subsidiariteit

De bevoegdheid om een gebouw of bij een gebouw behorend erf te sluiten is ingrijpend en een uiterst middel. Waar mogelijk moeten eerst andere mogelijkheden overwogen en (eventueel) toegepast worden om de criminele activiteiten en/of zware overlast te beëindigen. Pas als dat niet mogelijk is of onvoldoende effect sorteert, kan tot sluiting worden overgegaan.

Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting

In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele bedreiging vormt voor een ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond van de Gemeentewet kan echter slechts voor een beperkte periode en bij (een dreiging van) een ernstige verstoring van de openbare orde worden gelast. Als langere sluiting gewenst is of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:41a APV hiertoe de bevoegdheid.

Sluiting op grond van artikel 2:41a APV is niet mogelijk voor zover dat al mogelijk is op grond van een ander artikel in de APV of artikel 13b Opiumwet.

Criminaliteit die openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid aantast

De volgende activiteiten worden in ieder geval aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid:

  • ·

    heling

  • ·

    witwassen

  • ·

    zedendelicten

  • ·

    geweldsincidenten

  • ·

    aantreffen illegale (vuur-)wapens

  • ·

    illegale handel in (vuur-)wapens

  • ·

    arbeidsuitbuiting

  • ·

    (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel

  • ·

    illegale gokactiviteiten

  • ·

    het faciliteren van criminele activiteiten

Overlast

Op grond van artikel 2:41a APV kunnen voor publiek openstaande gebouwen ook worden gesloten als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen van (ontoelaatbare) overlast. Deze overlast heeft tot gevolg dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende gebouw te zwaar onder druk staat.

Ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het op een normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruikmakend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is in planologisch opzicht immers al rekening gehouden. Op dit punt kunnen vaak maatregelen worden opgenomen via het stellen van een nadere eis aan de vergunning voor het bedrijf op grond van de APV dan wel andere regelgeving zoals milieuregelgeving.

Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren die meewegen zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, claxonneren, wegscheuren van gemotoriseerde voertuigen, geruzie, (licht) handgemeen, het bij herhaling braken of wildplassen in de omgeving van het gebouw en het intimideren van de (buurt-)bewoners en andere derden.

Bij meldingen van overlast is het van belang een zo goed mogelijk met feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. Voordat er overgegaan kan worden tot sluiting moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • ·

    Er moet sprake zijn van effecten op de woon- en leefomgeving die (gelet op de situering van het gebouw en het karakter van de omgeving) in het maatschappelijk verkeer als ontoelaatbaar worden gekwalificeerd.

  • ·

    De overlast moet aanhoudend zijn. Het gaat niet om incidentele gevallen van overlast.

  • ·

    De overlast moet te herleiden zijn tot het gebouw waarop de klachten betrekking hebben.

  • ·

    De overlast moet geobjectiveerd zijn.

Overlast betekent letterlijk een ‘te zware last’. De vraag of er sprake is van een te zware last verschilt van persoon tot persoon en is daarmee subjectief. Om de overlast zoals die wordt ervaren te kunnen beoordelen op de vraag of er sprake is van ontoelaatbaarheid is het belangrijk dat de overlast geobjectiveerd wordt.

Dit houdt in dat er een dossier moet zijn gevormd ten aanzien van de geconstateerde feiten, meldingen en de door betrokken partijen ondernomen (handhavings-)stappen om de overlast terug te dringen. Het is dus niet zo dat bij overlast onmiddellijke sluiting volgt. Naar aanleiding van de bekende overlast zal in het algemeen eerst een gesprek en een (schriftelijke) waarschuwing volgen. Als dit geen effect heeft zal een sluiting worden opgelegd. Sluiting van een gebouw vanwege overlast moet altijd voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en betreft een ultimum remedium.

Duur van de sluiting

De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten. Voor de bepaling van de duur van de sluiting wordt aansluiting gezocht bij de beleidsregels 13b Opiumwet ten aanzien van al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde woning).

Sluiting als gevolg van criminele activiteiten

In aanvulling op het beleid inzake 13b Opiumwet bij een eerste overtreding wordt onderscheid gemaakt tussen de ondernemer/eigenaar die adequaat optreedt en degenen die dat niet doen. Dit betekent dat als de ondernemer/eigenaar aantoonbaar geen verwijt treft in principe zal worden volstaan met een sluiting van 6 maanden bij een eerste overtreding. Indien er wél sprake is van een verwijt jegens de ondernemer/eigenaar (de activiteiten zijn door de ondernemer/eigenaar getolereerd, gefaciliteerd, er is door de ondernemer/eigenaar aan deelgenomen enz.) dan is er sprake van verzwarende omstandigheden. In die gevallen volgt een sluiting voor de duur van minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar bij een eerste overtreding. Ook in geval van excessen kan (gemotiveerd) een langere termijn (tussen de 6 maanden tot 1 jaar) worden opgelegd bij een eerste overtreding. Voor tweede en volgende overtredingen (herhaalde criminele activiteiten) wordt aangesloten bij het beleid inzake artikel 13b Opiumwet.

Sluiting als gevolg van overlast

In aanvulling op het beleid inzake 13b Opiumwet bij een eerste overtreding wordt onderscheid gemaakt tussen de ondernemer/eigenaar die adequaat en meewerkend optreedt en degenen die dat niet doen. Dit betekent dat als de ondernemer/eigenaar aantoonbaar actief meewerkt aan het bestrijden van de overlast en desondanks de overlast blijft bestaan, de sluiting bij een eerste overtreding geen 6 maanden maar 3 maanden zal bedragen. Daar waar er sprake is van verzwarende omstandigheden (zoals het tolereren van overlast, het niet aantoonbaar actief bijdragen aan de bestrijding van overlast, het niet serieus nemen van klachten enz.) volgt een sluiting voor de duur van 6 maanden bij een eerste overtreding. Ook in geval van excessen kan (gemotiveerd) een langere termijn (6 maanden) worden opgelegd.

Voor tweede en volgende overtredingen (herhaalde ontoelaatbare overlast) wordt aangesloten bij het beleid inzake artikel 13b Opiumwet.

Procedure sluiting

De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op besluiten van de burgemeester tot het sluiten voor publiek openstaande gebouwen op grond van artikel 2:41 APV. Dit betekent dat voordat wordt besloten tot sluiting over te gaan, aan belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Daartoe zal eerst een voornemen worden verzonden aan de belanghebbenden. Er zal doorgaans gekozen worden voor redelijk korte reactietermijnen. Artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen de zienswijzemogelijkheid achterwege te laten en onmiddellijk tot sluiting over te gaan.

Tegen de definitieve besluiten staat vervolgens bezwaar open.

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB)

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 2:41a APV wordt (naar analogie met de registratieplicht bij een sluiting op grond van artikel 174 Gemeentewet) geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.

Zaaksgebonden werking

De opgelegde maatregelen kleven niet aan de persoon van de ondernemer/eigenaar, maar aan het gebouw. Er is sprake van ‘erfelijke belasting’. Doel van de sluiting is immers het herstel van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid door (de gevarend die samenhangen met) criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen te weren, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast samenhangend met de locatie en het gebouw die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden.

Met de sluiting wordt tevens beoogd de loop naar het gebouw voor het (faciliteren van) criminele activiteiten en ontoelaatbare overlast eruit te halen.

Zonder de ‘erfelijke belasting’ zou het doel van de sluiting niet bereikt worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer een eigenaar/ondernemer zijn zaak verkoopt, voor de nieuwe eigenaar/ondernemer dezelfde afspraken/beperkingen ten aanzien van het gebouw gaan gelden als het gaat om het voorkomen en beperken van overlast. Daarnaast kan een (ophanden zijnde) sluiting van een gebouw niet worden voorkomen dan wel worden opgeheven door het bedrijf te verkopen of in de Kamer van Koophandel over te schrijven. Om die reden worden sluitingen ook vermeld in het WKBP zodat deze beperking voor eenieder kenbaar is.

Natraject

Na afloop van de sluitingstermijn wordt de sluiting opgeheven. In overleg met de eigenaar/ondernemer vindt een overdracht van het gebouw plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid dan komt het betreffende gebouw in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord.

Een andere mogelijkheid is het opleggen van een preventieve last onder dwangsom indien de gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat.

Integrale aanpak

Artikel 2:41a APV geeft de gemeente de mogelijkheid om een pand te sluiten teneinde de openbare orde, veiligheid gezondheid of zedelijkheid te herstellen. Het betreft hier geen strafmaatregel. De gemeente wil daarbij samenwerken met haar partners. Dit houdt in dat zij afstemming zoekt met haar partners indien een integrale aanpak mogelijk is.

Ook kan er sprake zijn van een situatie waarin, in aanvulling op een strafrechtelijke aanpak, de gemeente bestuursrechtelijke maatregelen neemt.

Het moment van de start van een strafrechtelijk traject en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd uit elkaar liggen. Dit heeft te maken met het feit dat de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Over het algemeen is bovendien een informatie van de politie/ het OM nodig om tot sluiting te kunnen overgaan. Het opmaken van een dergelijke rapportage en het beschikbaar stellen ervan kost tijd. Dit tijdsverloop staat er echter niet aan in de weg om bestuursrechtelijke maatregelen te treffen.

Last onder bestuursdwang

Het opleggen van een last onder bestuursdwang op basis van artikel 2:41a APV is nader uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.3, en betreft een herstelsanctie. Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding.

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreder het gebouw kan ontruimen en sluiten. De termijn is gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren. Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te ontruimen en sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang kan de overtreder slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat niemand de woning of het lokaal mag betreden.

In de gemeente Houten wordt ervoor gekozen in principe het gehele gebouw te sluiten, omdat zo direct een einde wordt gemaakt aan de illegale situatie. Een uitzondering op de gehele sluiting van het gebouw kan worden gemaakt in geval van kamerverhuur. Bij (recreatie-)woningen waarvan is vastgesteld dat deze niet (langer) voor (recreatie-)woondoeleinden gebruikt worden, geldt dat deze voor de toepassing van deze beleidsregels worden gelijkgesteld met voor publiek openstaande gebouwen (niet zijnde woningen).

Overtreder betaalt

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de overtreder. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de overtreder medegedeeld.

Bijzondere gevallen

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last, zie hiervoor artikel 5:31, eerste lid, van de Awb. Artikel 5:31, tweede lid, van de Awb geeft het geval dat zelfs een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels artikel 2:41a APV.

Aldus vastgesteld op 16 mei 2017,

De burgemeester van Houten,

W.M. de Jong