Nota Integraal Horecabeleid 2007

Geldend van 01-07-2007 t/m heden

Intitulé

Nota Integraal Horecabeleid 2007

INLEIDING

Horeca speelt een belangrijke rol bij het recreatieve en toeristische imago van de gemeente Hulst en vormt daarnaast een sector van belangrijke economische en maatschappelijke betekenis. Horecabedrijven bevorderen de leefbaarheid en de levendigheid door hun uitgaansfunctie en spelen zo een onmisbare rol in sociaal-cultureel opzicht. Verder vervult deze branche een duidelijk ondersteunende rol ten behoeve van de winkelfunctie en het zakenleven. Zoals elke bedrijfstak is ook de horeca een zich ontwikkelende branche die in moet spelen op veranderende behoeften en wensen binnen de samenleving. De huidige ontwikkelingen binnen deze bedrijfstak en de daaraan verbonden nevenaspecten (zoals overlast, onveiligheid, paracommercie, e.d.) vereisen een visie van hoe de gemeente omgaat met de horecatak.

Behalve de behoefte aan een geactualiseerde blik, is er nog een tweede reden voor deze nota. Het huidige beleid op het gebied van horeca is namelijk neergelegd in diverse nota’s en plannen en dus verspreid en gefragmenteerd. Behalve dat sommige beleidsuitgangspunten ten aanzien van bepaalde horeca-aspecten gedateerd zijn, is een ander nadeel dat door deze verspreide regels de onderlinge samenhang en de overzichtelijkheid niet altijd meer aanwezig is. In deze nota wordt daarom ook een overzicht gegeven van de thans geldende regels, die waar nodig zullen worden geactualiseerd en op elkaar afgestemd (het integrale karakter).

Naast de formele eisen en begrenzingen zoals landelijke en plaatselijke regelgeving (er is geen bedrijfstak die aan zoveel verschillende eisen moet voldoen), zijn er ook bedreigingen zoals paracommercialisme, uitgaansoverlast, een onder druk staande omzet e.d. Al met al wordt er langs verschillende kanten druk uitgeoefend op deze branche en dit kan een belemmering vormen voor een vitale en dynamische ontwikkeling van deze sector. Van de (lokale) overheid mag verwacht worden dat het een visie heeft op de ontwikkeling van deze bedrijfstak en dat het duidelijkheid schept en waar mogelijk oplossingen biedt op problemen waar de sector mee te kampen heeft.

Deze nota is echter niet alleen bedoeld om (onnodige) belemmeringen voor de horecabranche weg te nemen. Deze bedrijven zorgen immers niet alleen voor vertier en levendigheid, maar kunnen in sommige gevallen ook (geluid-)hinder en overlast veroorzaken. Ter bescherming van het plaatselijke woon- en leefklimaat en uit een oogpunt van openbare orde en volksgezondheid behoren er dan ook regels te worden gesteld. Deze nota geeft hierin eveneens inzicht, waarbij het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om nog meer regels in het leven te roepen. Integendeel, de huidige voorschriften zullen tegen het licht worden gehouden en op hun wenselijkheid en noodzakelijkheid worden beoordeeld.

DOELSTELLINGEN

Met deze beleidsnota worden verschillende doelen beoogd. Allereerst wordt een visie gegeven op de huidige stand van zaken en een aantal ontwikkelingen binnen de horecabranche zoals overlast- problematiek, paracommercialisme en wordt aangegeven hoe de gemeente hiermee om wil gaan.

Verder beoogt de nota het inzichtelijk maken en zonodig actualiseren van de (gemeentelijke) regelgeving. Inmiddels zijn er in de loop der jaren een forse hoeveelheid regels voor de horeca vastgesteld. Waar dit landelijke wetgeving betreft is dat uiteraard een gegeven waaraan men zich moet conformeren. Op het gebied van de plaatselijke regelgeving is echter de tijd daar om de tot nu toe vastgestelde verordeningen en beleidsnota’s tegen het licht van de huidige ontwikkelingen te houden en daar waar nodig op elkaar af te stemmen en te actualiseren.

Ad hoc beleid op basis van incidentele aanvragen of ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Horecaondernemers moeten weten waar ze aan toe zijn (transparantie) en ze moeten kunnen rekenen op een betrouwbare, consistente overheid (geen willekeur).

Een aspect dat zeker aandacht behoeft, is de relatie tussen de horeca en de openbare orde en het woon- en leefklimaat. In deze nota wordt het instrumentarium weergegeven dat kan worden ingezet Er zal ook worden aangegeven wanneer van het bestuurlijke maatregelenpakket gebruik zal worden gemaakt. In dit licht past ook een helder handhavingsbeleid; duidelijke regels en een inzichtelijk sanctietraject als men deze regels naast zich neerlegt.

De doelstellingen van deze nota kunnen kortweg als volgt worden geformuleerd:

  • 1.

    Actualiseren en inzichtelijk maken van beleid en regelgeving.

  • 2.

    Evenwicht brengen tussen het recreatieve aspect van horeca (“levendigheid”)en de invloed van horeca op de leefomgeving en de lokale veiligheid (“leefbaarheid”).

  • 3.

    Visie op vestigingsmogelijkheden.

HOOFDSTUK 1. HORECA IN HULST

1.1 Definitie

Onder ‘horeca’ verstaan we in deze nota hotels, restaurants, cafetaria’s, café’s, snackbars, lunchrooms, discotheken, en aanverwante inrichtingen.

1.2 Horecacijfers Hulst

Kwantitatief komt de horecaliefhebber in Hulst ruim aan bod. De omvang van het totale horeca-aanbod in deze gemeente ligt ver boven het landelijk gemiddelde, in elk geval wat de beroepsmatige horeca betreft (dus met uitzondering van gemeenschapshuizen, sportkantines, etc.). Afgaande op de cijfers van 2006 bevinden zich 103 horecazaken binnen de gemeentegrenzen. Ruim 40% van dit totaal (ca. 45 bedrijven) is gevestigd in de kern Hulst.

Omgerekend houden de totaalcijfers in dat er in deze gemeente circa 37 horecabedrijven per 10.000 inwoners zijn. Het landelijke gemiddelde ligt op 28 horecazaken /10.000 inwoners.

Hierbij moet overigens direct worden vermeld dat gemeenten onderling moeilijk vergelijkbaar zijn, omdat factoren als bevolkingssamenstelling, toeristische aantrekkingskracht, bedrijvendichtheid etc. van invloed zijn op horecavestigingen.

Het volgende overzicht moet dan ook tegen die achtergrond worden geïnterpreteerd:

Aanbodgegevens 2006

H U L S T

L A N D E L IJ K

Horeca per 10.000 inwoners

37

28

Verkoopoppervlakte horeca

128 m2 (gemiddeld)

144 m2 (gemiddeld)

Café’s per 10.000 inwoners

15

6

Restaurants per 10.000 inwoners

12

6,5

Verkoopoppervlakte restaurant

148 m2 (gemiddeld)

157 m2 (gemiddeld)

Hotels per 10.000 inwoners

1,8

1,7

Aantal kamers /hotel

12,5 (gemiddeld)

35 (gemiddeld)

bron: - publicatie “Horeca in cijfers 2006” van het Bedrijfschap Horeca;

De conclusie kan worden getrokken dat het horeca-aanbod in absolute zin (ruim) voldoende is en dat ook het aanbod aan horecavormen qua diversiteit (café, restaurant, snackbar, cafetaria, e.d.) in zijn totaliteit vrij compleet is. Het aantal “drankverstrekkers” en “spijsverstrekkers”” wijkt in bovenwaartse zin fors af van de landelijke cijfers. Het toeristische karakter van de gemeente is ongetwijfeld van invloed op het relatief grote horeca-aanbod. In dat opzicht is het opvallend dat het aanbod aan logiesverstrekkers hierbij iets achter blijft. Wel is de laatste jaren een toename merkbaar van de goedkopere, kleinschalige verblijfsaccommodatie in de vorm van de zogenaamde “bed and breakfast’s”. Inmiddels worden er vijf B & B’s in de gemeente Hulst geëxploiteerd.

Tabel: horeca bedrijven per 10.000 inwoners.

afbeelding binnen de regeling

Een horecavorm die in deze gemeente matig is vertegenwoordigd, is de uitgaansgelegenheid voor jongeren. Uit een in 2004 plaatsgevonden onderzoek blijkt dat lokale jeugd vooral behoefte heeft aan een discotheek. Dergelijke dansgelegenheden zijn in deze gemeente slechts in beperkte mate aanwezig. Het gevolg hiervan is dat veel plaatselijke jeugd deze vorm van vertier zoekt in de grotere discotheken buiten de gemeentegrenzen (met name in België).

1.3 Economische positie

Een globale blik op de sector in economisch perspectief is hier ook op zijn plaats. Hierbij is gebruik gemaakt van de cijfers over het jaar 2004. Hieruit blijkt dat de cijfers over de laatste twee jaren een omzetdaling te zien geven. Dit spoort overigens met het provinciale en landelijke beeld. Terugloop van het banktoerisme in deze regio en de algemene economische recessie van de voorbije jaren zijn factoren die op de teruggang in deze gemeente ongetwijfeld van invloed zijn. De totale omzet van de horeca in 2004 bedraagt circa 15 miljoen euro, hetgeen bijna 2% bedraagt van de totale bedrijfsomzet in Hulst.

Op het gebied van werkgelegenheid zijn binnen de Hulster horeca ruim 500 personen werkzaam. Deze branche heeft daarmee een aandeel van zo’n 5% in de totale werkgelegenheid binnen het bedrijfsleven van de gemeente (bron: rapport “In de Peiling Hulst 2004 ” van de Kamer van Koophandel). De minder florissante economische positie van de horeca, vertaalt zich de laatste jaren eveneens in het relatief groot verloop in de exploitanten. Deze vele wisselingen in uitbaters dragen niet bij tot een stabiel beeld van de sector.

1.4 Vestigingsbeleid

Huidige situatie

Het merendeel van de horeca concentreert zich voornamelijk in de binnenstad van Hulst. Andere kernen zoals St. Jansteen en Clinge hebben naar verhouding eveneens een vrij ruim horeca-aanbod. De overige kernen beschikken (minimaal) over een café. Omdat de bevolking uit de kerkdorpen door het beperkte aanbod aldaar van winkels en voorzieningen sterk gericht is op de kern Hulst, is dit ook bepalend voor vraag en aanbod in de horeca. Vanuit dit oogpunt zullen horecaondernemers voorzichtig zijn om nieuwe initiatieven te ontwikkelen in de kleinere kernen.

Verder bevinden zich verspreid in het buitengebied eveneens horecavestigingen, veelal op locaties die toeristisch aantrekkelijk zijn.

Het algemene beeld van het huidige horecabestand binnen de stadswallen bestaat zowel uit dagzaken (qua openingstijden te vergelijken met winkels) als uit avond- en nachthoreca (cafés en een discotheek). De horecavestigingen buiten de kern Hulst zijn hoofdzakelijk avondzaken.

Indien een ondernemer een horecazaak wil vestigen (of uitbreiden), dan wordt zijn verzoek door de gemeente in elk geval getoetst aan de volgende regelingen:

A. Drank- en Horecawet

Deze wet heeft een volksgezondheidsmotief en stelt vanuit dat oogpunt eisen aan de bedrijfsvoering. In de wet wordt getracht de risico’s die samenhangen met de consumptie van alcohol voor de mens en de maatschappij beheersbaar te houden.

Artikel 3 van de Drank- en Horecawet verbiedt het uitoefenen van een horecabedrijf of slijterbedrijf zonder dat hiervoor een vergunning is verleend door burgemeester en wethouders. Deze vergunning wordt verleend indien het pand voldoet aan bepaalde inrichtingseisen en indien de exploitant/leidinggevenden voldoen aan een aantal persoonsgebonden voorwaarden. Zo moet men beschikken over voldoende kennis van sociale hygiëne, een minimum leeftijd hebben van 21 jaar, en voldoen aan de eisen van zedelijk- en levensgedrag.

Het huidige beleid is dat niet met een horecaonderneming mag worden gestart voordat aan alle eisen aantoonbaar is voldaan en alle benodigde vergunningen zijn verleend. In het verleden werd door de gemeente het exploiteren van een horecagelegenheid zonder een Drank- en Horecavergunning regelmatig gedoogd, mits de nodige aanvragen hiervoor maar al vast waren ingediend. De ervaringen hiermee zijn echter negatief.

Regelmatig werd van dit beleid misbruik gemaakt door exploitanten die niet bleken te kunnen voldoen aan de vergunningseisen en/of de exploitatie zodanig vorm gaven, dat dit nadelige gevolgen had voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Het kostte meermaals veel energie deze situatie weer om te vormen naar een rechtmatige toestand.

Om deze reden is dit gedoogbeleid beëindigd en wordt een strak vergunningenregime gevoerd. Dit biedt duidelijkheid voor de ondernemer en er wordt, omdat de eisen voor ieder op dezelfde wijze worden toegepast, ook concurrentievervalsing voorkomen.

De Drank- en Horecawet eist een vergunning voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholische dranken. Er zijn echter ook bedrijven die voor het publiek toegankelijk zijn en een vergelijkbare dienstverlening hebben, doch geen alcohol verstrekken (shoarmazaken, lunchrooms, etc.). In de gemeente Hulst geldt voor deze categorie een vergunningplicht op grond van de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening. Zowel voor de inrichting als voor de leidinggevende(-n) gelden hier echter minder strenge eisen.

Tot 1 januari 2001 had een horecaondernemer eveneens een vergunning nodig van de Kamer van Koophandel op grond van de vestigingswet Bedrijven 1954. Hieraan lagen economische motieven ten grondslag. Vanaf genoemde datum is deze vergunningplicht echter geschrapt.

B. Bestemmingsplan

De huidige bestemmingsplanbepalingen voor de kern Hulst, maken (nieuwe) horecavestiging of -uitbreiding thans maar in beperkte mate mogelijk. Wat de binnenstad betreft, is in het van toepassing zijnde bestemmingsplan namelijk een maximum gesteld aan de aanwezigheid van horecagelegenheden. Om de daaraan gerelateerde overlast binnen acceptabele grenzen te houden is een getalsmatige grens gesteld aan de ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijfstak. Dit maximum is thans vrijwel bereikt, waardoor er op dit moment een status quo geldt voor het horeca-aanbod in de binnenstad. Voor de overige kernen en voor het buitengebied is bepaald dat horeca slechts mag worden uitgeoefend op de thans daarvoor in gebruik zijnde locaties; ook hier zijn in beginsel geen extra vestigingsmogelijkheden. Indien een ondernemer zich toch op een andere, nieuwe locatie wil vestigen is een wijziging of vrijstelling van het bestemmingsplan nodig.

C. Exploitatievergunning/APV

Behalve de planologische regeling is er nog een ander belangrijk instrument dat de vestigingsmogelijkheden van een horecabedrijf bepaalt: de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In de APV wordt het uitvoeren van een horecaonderneming gebonden aan een exploitatievergunning. Bij een aanvraag om een dergelijke vergunning wordt vooral getoetst welke impact het bedrijf zal hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Voordat op een aanvraag wordt besloten, wordt het karakter van de straat/wijk, de aard van het horecabedrijf en de belasting van het woonmilieu ter plaatse, beoordeeld.

Wenselijke situatie

Uit de hierboven aangehaalde cijfers blijkt dat het horeca-aanbod fors hoger is dan het landelijk gemiddelde. Dit is ongetwijfeld voor een belangrijk deel te herleiden naar het toeristisch-recreatieve karakter van Hulst, maar het beleid dient zich in eerste instantie niet te richten op kwantitatieve uitbreiding van het huidige horecabestand.

De economische omstandigheden zijn er overigens thans ook niet naar om het aanbod te vergroten; de veelvuldige wisselingen van exploitanten zijn tekenen dat de branche economisch niet stabiel is. Dit blijkt eveneens uit de omzetcijfers 2004 (bron: Kamer van Koophandel).

Hoewel de branche nadrukkelijk aanwezig is, kenmerkt het aanbod zich niet door een grote diversiteit. Met name cafés zijn in ruime mate vertegenwoordigd en dat hier de verhouding vraag en aanbod op dit moment wat scheef is, blijkt uit het feit dat cafépanden langere tijd leeg staan of te maken hebben met elkaar snel opvolgende exploitanten. Dit beeld sterkt de mening dat er geen behoefte is aan nog “meer van hetzelfde”. Extra vestigingsmogelijkheden in deze categorie zijn dan ook niet wenselijk. Kansen liggen er echter wel voor bedrijven die het huidige aanbod in kwalitatieve zin verbreden en zorgen voor meer diversiteit.

De diverse bestemmingsplannen staan nieuwvestiging van horecazaken niet zonder meer toe. Indien vestiging wordt gepland op een locatie die in het bestemmingsplan geen horecabestemming heeft, kan slechts door middel van een uitgebreide procedure vrijstelling worden verkregen. Hierbij zal onder andere een toets plaatsvinden of de vestiging past binnen de ruimtelijk-economische ontwikkeling van het gebied en worden eveneens alle andere planologisch relevante aspecten tegen het licht gehouden. Uitbreiding van bestaande horecapanden zal uit een oogpunt van rendabele en modernere bedrijfsvoering, in beginsel positief tegemoet worden getreden. Ook hier zijn in eerste instantie de grenzen van het bestemmingsplan bepalend. Indien vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is, zal bij deze plannen steeds getoetst worden of er sprake is van een kwalitatieve impuls.

Thans is voor de binnenstad in voorbereiding het bestemmingsplan “Bierkaai”, hetgeen een ingrijpende wijziging zal inhouden voor een noordelijke deel van de binnenstad. Nadere planologische invulling zal uitwijzen in hoeverre hier plaats is voor aanvullende horecavoorzieningen. In eerste instantie zal hierbij de nadruk liggen op winkelondersteunende horeca (dagzaken). Verder is voor de ontwikkeling van het totale centrum van Hulst een ontwikkelingsperspectief geschetst (Retailvisie). In aansluiting op de plannen voor de verdere uitbreiding van het detailhandelaanbod in en rondom het gebied Scharnier, worden mogelijkheden gezien voor horeca aan het Stationsplein/Scharnier/Statie.

Gezien het kleinschalige karakter van Hulst is het nauwelijks mogelijk om gebieden naar functie van elkaar te scheiden (zoals winkelgebied, uitgaansgebied, woongebied e.d.). Dit is ook niet noodzakelijk; een overlap van functies in hetzelfde gebied kan zelfs aantrekkelijk zijn en elkaar wederzijds stimuleren.

In zijn algemeenheid geldt dat een gevarieerd en goed toegerust horecabestand niet alleen ten goede komt aan de plaatselijke samenleving, maar ook vanuit toeristisch-recreatief oogpunt het verblijf in Hulst kan verlengen. Kansen zijn er dus niet direct in kwantitatieve zin, doch wel in kwalitatief opzicht. Voor ontwikkelingen in deze zin wil de gemeente zich sterk maken.

Ten behoeve van de horecavormen die thans matig of slecht vertegenwoordigd zijn (bijv. discotheek, hotel) én horecavestiging die bijdraagt aan een kwalitatieve verbetering of verbreding van het aanbod (zoals Grand Café, specialiteitenrestaurant), is nieuwvestiging dan ook bespreekbaar. Uiteraard is hierbij de locatie in relatie tot de aard en exploitatiewijze van de horecavestiging grotendeels bepalend.

Het vestigingsbeleid berust op de volgende peilers:

  • -

    in woongebieden wordt enkel horeca toegestaan met een “lokaal verzorgend karakter “;

  • -

    in gebieden met winkelconcentraties is er ruimte voor winkelondersteunende horeca, zoals lunchroom’s, broodjeszaken, e.d.

Voor horecavormen die op dit moment ondervertegenwoordigd zijn, worden de volgende uitgangspunten bij nieuwe aanvragen in acht genomen:

-Overlastgevende horeca, zoals discotheken, hoort niet thuis in woonkernen of woonconcentraties, en wordt evenmin wenselijk geacht in het huidige uitgaanscentrum van de binnenstad. Omdat dit gebied al voldoende wordt geconfronteerd met horecahinder, moet extra belasting van het centrum namelijk worden voorkomen.

Exploitatiemogelijkheden voor een discotheek zijn er op locaties die op voldoende afstand van woonbebouwing zijn gelegen, geen ingrijpende verstoring inhouden van de omgeving en via het openbare wegennet goed bereikbaar zijn.

Conclusie:

De toeristisch-recreatieve functie van de gemeente, en de binnenstad van Hulst in het bijzonder, is gediend met de aanwezigheid van een veelzijdige en goed functionerende horeca. In absolute zin is er in Hulst voldoende aanbod aan horecagelegenheden, hoewel dit aanbod wat eenzijdig is. Minder goed vertegenwoordigd zijn uitgaansgelegenheden voor jongeren en hoogwaardige verblijfsaccommodatie.

Economisch verkeert de plaatselijke horeca thans in een weinig florissante positie, hetgeen onder meer tot uitdrukking komt in het grote verloop van exploitanten.

De algemene lijn is dat met name in de binnenstad kwantitatieve uitbreiding niet wordt voorgestaan, maar dat zich onderscheidende horeca en kwalitatieve impulsen op gemeentelijke medewerking kunnen rekenen. In de overige kernen is het geldende bestemmingsplan bepalend. Steeds zal worden gekeken naar de mate waarin het bedrijf het woon- en leefklimaat belast.

-Nieuwe logiesverstrekkende horeca wordt mede uit recreatief-toeristisch oogpunt gezien als een aanwinst en een stimulans voor de gemeente als verblijfsgemeente. Bij de gemeentelijke beoordeling zullen vooral bereikbaarheid en de inpasbaarheid in de directe omgeving afwegingscriteria zijn. In zijn algemeenheid geldt voor deze horecavorm het overlastaspect in mindere mate.

HOOFDSTUK 2. HORECA EN DE OPENBARE ORDE

2.1 Uitgaansoverlast

Maatschappelijke verschijnselen zoals geweld op straat, opstootjes, baldadigheid en vandalisme zijn ook de gemeente Hulst, en met name de binnenstad, helaas niet vreemd. Deze voorvallen vinden voornamelijk tijdens uitgaansavonden (vrijdag, zaterdag) plaats en in veel gevallen is er een directe relatie met alcoholgebruik en horecabezoek. Ook geluidsoverlast, wildplassen, het luidruchtig aan- en afrijden van voertuigen zijn minder prettige aspecten die aan een uitgaansgebied zijn verbonden. Al die verschijnselen zijn samen te vatten onder de noemer “uitgaansgerelateerde overlast “. Hiervan is vooral sprake in de kern Hulst en incidenteel in andere kernen.

De negatieve gevolgen van de aan horecabezoek gerelateerde overlast zijn duidelijk; het woon- en leefklimaat en de openbare orde worden verstoord, er is financiële schade voor zowel gemeente, bedrijven en particulieren bij vernieling van eigendommen en er ontstaat een negatief imago van de binnenstad als uitgaanscentrum. Dit kan gepaard gaan met onveiligheidsgevoelens bij bezoekers en bewoners.

Dit zijn stuk voor stuk redenen om deze problemen terug te dringen. Het geheel voorkomen van de nadelige effecten is een illusie; indien men verblijft binnen een bepaalde horecaconcentratie, zeker als die gedeeltelijk is gericht op het uitgaande, overwegend jongere publiek, is het eenmaal onvermijdelijk dat men van tijd tot tijd wordt geconfronteerd met enige hinder of overlast. Dit is overigens geen reden om dan maar rustig achterover te leunen. Inmiddels staat er een breed scala aan mogelijkheden om de overlast te verminderen. Behalve de wettelijke maatregelen zoals intrekking Drank- en Horecavergunning, aanscherping van de exploitatievergunning e.d., kunnen in het algemeen ook de volgende middelen worden toegepast:

  • -

    overleg met horeca over schenk- en deurbeleid;

  • -

    preventiecampagne onder meer via actieve voorlichting op scholen;

  • -

    inzet jongerenwerker;

  • -

    overleg met wijkraad binnenstad;

  • -

    cameratoezicht en/of inzet extra toezichthouders.

Uitgaansoverlast kan vanuit diverse invalshoeken worden benaderd. Omdat er diverse partijen bij betrokken zijn ligt een integrale benadering voor de hand. Recent zijn er met de plaatselijke horeca-afdeling, de politie en het Openbaar Ministerie onderlinge grenzen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden afgesproken en vastgelegd (zie verder 2.3).

2.2 Wet Bibob

‘Veiligheid’ impliceert in de context van de horecawereld eveneens het voorkomen van criminele invloeden. Omdat landelijke ervaringen hebben uitgewezen dat horeca-, prostitutiezaken en coffeeshops een verleidelijk toevluchtsoord vormen voor criminele activiteiten, is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BiboB) in het leven geroepen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat de (lokale) overheid criminele activiteiten onbedoeld faciliteert door het verlenen van bijvoorbeeld vergunningen.

Bij aanvragen om een Drank- en Horecavergunning vindt gewoonlijk een globaal onderzoek naar de strafrechtelijke antecedenten van de exploitant plaats bij het Justitieel Documentatieregister . Ook dienen leidinggevenden een ‘verklaring omtrent het gedrag’ over te kunnen leggen. Indien er naast dit eigen onderzoek nog behoefte bestaat aan nadere informatie omtrent de bedrijfsstructuur, de financiering of omstandigheden in de persoon van de aanvrager, kan een beroep worden gedaan op het landelijke Bureau Bibob. Dit bureau heeft de mogelijkheid om ook zogenaamde ‘gesloten’ bronnen te raadplegen zoals de Belastingdienst en andere justitiële bronnen in binnen- en buitenland. Voor gemeenten zijn deze instanties niet eenvoudig toegankelijk.

Als gebruik wordt gemaakt van de diensten van het Bureau Bibob, brengt deze instantie op basis van de via diverse bronnen verkregen informatie advies uit aan het gemeentebestuur. Aan de hand daarvan kan worden besloten een vergunning te weigeren of zelfs een reeds verleende vergunning in te trekken.

Het spreekt voor zich dat een Bibob-advies niet lichtvaardig zal worden ingewonnen. Er dienen duidelijke aanwijzingen of vermoedens te zijn dat de vergunning gebruikt wordt of zal worden voor het plegen van, of het benutten van voordelen uit strafbare feiten. Met andere woorden, er dient een “ernstige mate van gevaar” te bestaan dat de vergunning (mede) gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen of om uit strafbare feiten verkregen geld wit te wassen.

Inmiddels hebben burgemeester en wethouders van Hulst de “beleidsnota Bibob” vastgesteld. Horecaondernemers dienen bij het vestigen van een nieuwe onderneming, of bij wijzigingen in de onderneming, voortaan een vragenlijst in te vullen. Aan de hand daarvan kan worden besloten een Bibob-advies aan te vragen bij het landelijk bureau.

2.3 Convenant ‘Veilig Uitgaan in Hulst‘

Zowel bij de gemeente, de politie als bij de plaatselijke horeca bestaat het besef dat gezamenlijke inspanningen vereist zijn om een prettig uitgaansklimaat in Hulst te behouden. Ook het Openbaar Ministerie heeft te kennen gegeven hierin te willen participeren. Veiligheid is nu eenmaal een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Met dit doel voor ogen is na een lange periode van voorbereiding op 15 februari 2006 het “Convenant Veilig Uitgaan in Hulst” door de partners ondertekend. De plaatselijke problematiek heeft hierin ruime aandacht gekregen. Zo is onder andere met de lokale partijen afgesproken dat notoire lastpakken, vandalen of vechtersbazen een toegangsverbod tot de horeca kan worden opgelegd. Van dit middel is tot op heden al diverse malen gebruik gemaakt. Opvallend in dit convenant is dat ook degenen die zich frequent schuldig maken aan vandalisme en vernielingen in relatie tot het uitgaan, een caféverbod in de bus kunnen krijgen. Dit verbod wordt uitgevaardigd door de plaatselijke afdeling van Koninklijke Horeca Nederland en zal gelden voor alle horecazaken die het convenant medeondertekenen. De gemeente en de politie ontvangen hiervan een afschrift.

Daarnaast worden in het convenant zaken geregeld zoals alcoholmatiging, deurbeleid, instellen en toepassen van huisregels, toezicht in en rond horecabedrijven.

Zoals vermeld wordt “veilig uitgaan” beschouwd als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dit impliceert onder andere dat van de horecaondernemers ook mag worden verwacht dat zij in de toezichthoudende sfeer in en in de directe omgeving van de lokaliteit inspanningen leveren, zonder dat hiermee overigens afbreuk wordt gedaan aan de wettelijke taak van de politie tot handhaving van de openbare orde (zie verder 2.5).

Onder regie van de gemeente zal verder een overlegplatform worden ingesteld waarin tweemaal per jaar horecakwesties worden besproken met de daarbij betrokken partijen. Binnen dit overleg zal ook de werking van het convenant regelmatig worden geëvalueerd. Tot slot heeft de gemeente zich verplicht preventiecampagnes te initiëren die zich richten op thema’s zoals alcohol, vandalisme, drugs e.d.

De belangrijkste horecazaken hebben het convenant ondertekend en nieuwe ondernemers in deze branche worden op het bestaan ervan gewezen, zodat zij zelf kunnen beslissen hieraan deel te nemen. De convenanttekst is in de bijlagen van deze nota opgenomen.

2.4 Toezicht door horecaondernemer

Het houden van toezicht door een horeca-exploitant op de gang van zaken in zijn onderneming is een vanzelfsprekende taak. Indien de betrokkene hiervoor onvoldoende zorg draagt en als hierdoor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid wordt bedreigd, kan in het uiterste geval worden overgegaan tot het intrekken van de Drank- en Horecavergunning. Deze vorm van controle door de ondernemer levert over het algemeen weinig discussie op.

Meer verdeeld zijn de standpunten over het houden van toezicht in de directe omgeving van de inrichting. Toch vindt de landelijke wetgever deze zorgplicht wenselijk. In de AMvB ‘ Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer ‘ die op vrijwel alle horecabedrijven van toepassing is, is bepaald dat degene die de inrichting drijft, zodanige maatregelen treft dat hinder, veroorzaakt door komende en gaande bezoekers, wordt voorkomen of beperkt. Volgens ditzelfde besluit kunnen deze maatregelen betrekking hebben op het houden van toezicht in de directe omgeving van de inrichting.

Ook de gemeentelijke APV bevat een basis om toezicht nabij een horecazaak door de ondernemer uit te laten voeren en wel via het instrument van de exploitatievergunning. Aan een dergelijke vergunning kunnen (alsnog) voorschriften worden verbonden die zich hierop richten. Het gemeentebestuur zal van deze bevoegdheden gebruik maken in die gevallen waarin regelmatig sprake is van verstoring van de openbare orde in de directe omgeving van het horecapand (vechtpartijen, opstootjes, vernielingen, etc.).

Afhankelijk van de aard van de lokaliteit, de bezoekers die het aantrekt en de overlastklachten en politierapportages over ordeverstoringen, kan het gewenste toezicht variëren. Gekozen kan worden voor “deurtoezicht” door een leidinggevende dan wel voor de aanwezigheid van een gediplomeerd horecaportier als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

In dit kader heeft de burgemeester op 18 juli 2006 de “Beleidsregels horecaportiers” vastgesteld. Het doel hiervan is om bij horecagelegenheden waar de openbare orde in het geding is en waar zich regelmatig incidenten voordoen, gecertificeerde beveiligingsmedewerkers toezicht te laten houden. Hoewel het eerstelijns-toezicht en handhavend optreden in eerste instantie berust bij de politie, heeft deze organisatie te maken met beperkingen aan capaciteit en met een voortdurende (her-) prioritering van werkzaamheden. Bij (dreigende) overlast, vechtpartij of soortgelijke verstoring kan het op zulke momenten aankomen op corrigerend optreden van anderen dan politieagenten (“gezamenlijke verantwoordelijkheid”). In de praktijk is gebleken dat van de aanwezigheid van gediplomeerde horecaportiers een preventieve werking uitgaat. Tot het verplichten van dergelijke toezichthouders zal niet lichtvaardig worden overgegaan en zal advisering van de politie een belangrijke rol spelen. Vanuit haar positie en functie heeft de politie immers informatie over het desbetreffende horecabedrijf en de rol die het bedrijf speelt in de openbare ordeproblematiek.

De effectuering om tot portiers te verplichten zal plaatsvinden via (wijziging van) de exploitatievergunning.

2.5 Exploitatievergunning

Alle horecaondernemingen in de gemeente beschikken over een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Een dergelijke vergunning heeft vooral het doel om overlast of aantasting van het woon- en leefklimaat te beperken. Een vereiste voor het verkrijgen van deze vergunning is dat de leidinggevenden van de onderneming moeten beschikken over een aantal kwalificaties. Indien geen bewijs van goed gedrag kan worden overgelegd of anderszins bepaalde strafrechtelijke antecedenten bekend zijn, zal de vergunning worden geweigerd.

Tot op heden spitst de exploitatievergunning zich vooral toe op het weren van handel in en gebruik van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet in horecalokaliteiten. Ten aanzien van algemene overlastbestrijding, bevat de huidige exploitatievergunning echter nauwelijks voorschriften. In sommige gevallen is dit echter wel gewenst.

Op grond van artikel 1.6 van de APV kunnen op grond van veranderde omstandigheden of inzichten vergunningen worden gewijzigd als de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist, dit vorderen. Een exploitatievergunning is een zogenaamde “vrije beschikking” ; er kunnen naar inzicht van de burgemeester voorwaarden aan worden verbonden die overlast, hinder, e.d. moeten voorkomen.

Het is thans het voornemen om het instrument van de exploitatievergunning waar nodig en mogelijk, beter te benutten en te wijzigen in een “overlastvergunning”, waarin dan ook de terrasvergunning wordt geïncorporeerd (zie verder 2.9 ) . Daar waar de situatie er aanleiding voor geeft, zullen de vergunningsvoorschriften worden uitgebreid ter voorkoming van (straat-)overlast e.d. Hieraan zal overleg voorafgaan met de betrokken ondernemers.

2.6 Gebruiksvergunning

Waar de exploitatievergunning erop is gericht om de openbare orde en het leefklimaat te beschermen, is het stelsel van de gebruiksvergunning vooral bedoeld om de veiligheid van de horecabezoeker in de inrichting te waarborgen. In de loop van 2007 verandert dit vergunningstelsel echter ingrijpend door het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Volgens dit besluit blijft een gebruiksvergunning slechts vereist voor hotels, kamerverhuurbedrijven, e.d. voor zover daarin geslapen wordt door meer dan 10 personen. Voor de meeste horecagelegenheden verdwijnt de vergunningplicht en wordt deze vervangen door een meldingsplicht. Het besluit verbindt aan deze melding rechtreeks werkende, algemene voorschriften.

2.7 Sluitingsuur

De discussie omtrent het al of niet instellen van een sluitingsuur voor de horeca in de gemeente Hulst, steekt onder meer in verband met de uitgaansoverlast, regelmatig de kop op. Een terugblik op de geschiedenis van dit middel geeft meer inzicht over het nut en nadeel van dit middel. Begin jaren ’70 is in de toenmalige gemeenten Hontenisse en Hulst besloten tot afschaffing van het sluitingsuur. Belangrijkste overweging hierbij was dat in de aangrenzende Nederlandse gemeenten en in de Belgische grensgemeenten geen dergelijk sluitingsregime bestond. Bij handhaving van de sluitingstijden zou de plaatselijke horeca in een economisch nadeliger concurrentiepositie komen te verkeren. Ook de politie voorzag meer openbare orde problemen mét een sluitingsuur dan zonder. Al het horecapubliek gelijktijdig op straat zou meer hinder en overlast tot gevolg hebben dan een geleidelijk vertrek. Deze redenering geldt in zekere zin nog steeds.

Als al besloten zou worden tot een sluitingsuur, dan is het de vraag welk nachtelijk uur als zodanig zou moeten gelden. De uitgaanscultuur is in de loop der jaren zo veranderd, dat men pas vrij laat in de avond start met horecabezoek. Voor een ondernemer kan de rendabiliteit in gevaar komen als de tijd waarbinnen een bedrijf kan worden geëxploiteerd, wordt beperkt. Dit is zeker het geval als omliggende gemeenten vrije openingstijden hanteren.

In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is recent een landelijk onderzoek uitgevoerd naar sluitingsregimes voor de horeca. Gemeenten blijken een uiteenlopend stelsel te hebben ingevoerd, variërend van vrije sluitingstijden tot gevarieerde sluitingstijden voor diverse soorten horecagelegenheden. Een eenduidige conclusie ten aanzien van de effecten van sluitingstijden op de openbare orde valt uit het landelijk onderzoek echter niet te trekken. Zo hebben gemeenten met een vast sluitingsuur niet noodzakelijkerwijs minder te kampen met horecaoverlast dan gemeenten die een vrij regime hanteren. Uit een in 2004 uitgevoerd onderzoek is gebleken dat de plaatselijke horecaondernemers een invoering van een algemeen sluitingsuur niet toejuichen.

Door de jaren heen is over de wenselijkheid van een sluitingsuur meerdere malen beraadslaagd. Daarbij is vastgesteld dat het in incidentele gevallen wel een aangewezen middel kan vormen in het belang van de openbare orde. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat in de gemeentelijke APV een basis is gelegd om op grond van motieven van openbare orde, veiligheid, het woon- of leefklimaat, de zedelijkheid of de gezondheid, voor één of meer horecabedrijven (tijdelijke) sluitingsuren vast te stellen, tijdelijk de sluiting daarvan te bevelen dan wel beperkingen te stellen aan het tijdstip waarop bezoekers mogen worden toegelaten.

Tijdens carnaval wordt van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt (“éénrichtingsverkeer” vanaf 03.00 uur). Door de horeca wordt deze maatregel in het algemeen als positief ervaren.

Op basis van geheel andere motieven, namelijk de bestrijding van paracommercialisme, geldt voor sportkantines en verenigingsgebouwen eveneens een sluitingstijd (24.00 uur).

De argumenten die pleiten tegen het invoeren van een algemeen horecasluitingsuur voor de gemeente Hulst nog eens op een rijtje:

  • -

    de economische positie van de plaatselijke horeca zal hiermee verslechteren hetgeen een negatief effect zal hebben op de continuïteit van de horecavoorzieningen;

  • -

    er is geen aanleiding om te veronderstellen dat een vast sluitingsuur zal leiden tot minder problemen op het gebied van openbare orde;

  • -

    de omliggende gemeenten zouden voor horecapubliek uit Hulst een aanzuigende werking kunnen hebben aangezien daar geen sluitingsuur wordt gehanteerd. Mede uit verkeersveiligheidsoogpunt moet dit niet worden bevorderd;

  • -

    openbare orde en een veilig uitgaansklimaat kan op een andere, minder ingrijpende manier worden behartigd en gestimuleerd;

  • -

    de huidige APV bevat voldoende instrumenten om indien de noodzaak zich tot bepaalde horecagelegenheden of in bepaalde omstandigheden voordoet, “maatwerk” te voeren op het gebied van (tijdelijke) sluiting(-suren).

2.8 Terrassen

Voor het exploiteren van een terras bij een horecabedrijf is een vergunning nodig op grond van de APV. Bovendien maakt een terras onderdeel uit van de inrichting, en dient daarom ook te zijn vermeld in de Drank- en Horecavergunning.

Artikel 2.3.1.4 van de APV richt zich op terrassen en heeft voornamelijk tot doel het gebruik, het beheer en het onderhoud van de openbare weg te beschermen en eventuele overlast van het gebruik van een terras te voorkomen. De burgemeester verbindt voorschriften in dit kader aan een terrasvergunning. Mede gezien de tendens van verwarmde of “winter-terrassen” mag van de terrasvergunning het gehele jaar gebruik worden gemaakt. Wel worden in bepaalde gevallen eisen gesteld aan het uiterlijke aanzien van het terras. Dit geldt vooral voor de binnenstad van Hulst. Om invulling te geven aan de beleidsruimte die het bevoegd gezag op dit gebied heeft, is in 2000 de Nota terrassenbeleid vastgesteld. De volgende aspecten zijn bij horecaterrassen van belang:

a. Vormgeving

Voor het deel van de binnenstad van Hulst, dat de status heeft van ‘beschermd stadsgezicht’ gelden speciale eisen voor de vormgeving van het terras. Materiaal van het terrasmeubilair dient hier naturelkleurig riet of rotan te zijn en ondersteunend meubilair zoals overkappingen, zonneschermen, parasols of luifels zullen ook moeten passen bij het pand in die omgeving. Referentiekader voor het uiterlijke aanzien van terrassen in de binnenstad is het rapport “Beeld van de binnenstad”.

Voor terrassen die zich buiten het bewuste deel van de binnenstad bevinden gelden minder strenge eisen wat de vormgeving en uiterlijk aanzien betreft. Uiteraard geldt wel dat het terras in harmonie met de omgeving moet zijn.

b. Bescherming gebruik openbare weg

Bij het verlenen van de terrasvergunning geldt als voorwaarde dat tenminste 1,5 meter van het trottoirgedeelte dat grenst aan de openbare weg, vrij moet blijven voor het voetgangersverkeer. Indien geen trottoir aanwezig is geldt een afstand van 1,5 meter tot de openbare weg. Obstakels als stoelen, tafels, terrasafscheidingen mogen zich op deze strook niet bevinden.

Het toepassen van vlonders is niet toegestaan. Op verzoek van de exploitant van het terras kan de bestrating overigens met gemeentelijke toestemming worden geëgaliseerd. Indien de gemeente dit uitvoert komen de kosten van deze werkzaamheden uiteraard voor rekening van de exploitant.

Een terrasvergunning wordt geweigerd als het gebruik van het terras naar verwachting schade toe zal brengen aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatige en veilige gebruik ervan. Eveneens zal de vergunning worden geweigerd als voorzienbaar is dat het doelmatige beheer en onderhoud van de openbare weg zal worden belemmerd.

Als een terrasvergunning eenmaal is verleend kan het uiteraard ook voorkomen dat ter plaatse openbare werken moeten worden uitgevoerd. Voor dergelijke gevallen is in de APV de bepaling opgenomen dat de exploitant het terras moet verwijderen gedurende een nader te bepalen termijn.

c. (Geluid-)hinder

Als een terras wordt gebruikt conform de gestelde afstandsnorm van 1,5 meter vrije doorloopruimte, zal dit overdag normaliter niet leiden tot klachten. De exploitant moet onder meer het terras en de directe omgeving daarvan, vrijhouden van afval dat afkomstig is van het terras.

Voorts mogen enkel drank of eetwaren worden verstrekt aan degenen die gebruik maken van de op het terras aanwezige zitplaatsen. Bovendien is in de terrasvergunning de standaardvoorwaarde opgenomen dat geen muziek met behulp van enige vorm van geluidsversterking ten gehore mag worden gebracht.

Het Besluit horeca- sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer dat op vrijwel alle horecabedrijven van toepassing is en de milieuaspecten in deze branche regelt, bevat geen specifieke bepalingen met betrekking tot terrassen. De algemene voorschriften van dit besluit betreffende geluidhinder en indirecte hinder zijn daarom ook van toepassing op terrassen. Bij de beoordeling van de geluidhinder van een inrichting wordt stemgeluid van bezoekers overigens buiten beschouwing gelaten.

Aangezien de gemeente Hulst geen sluitingstijden voor de horeca kent, mogen terrassen in beginsel ook gedurende de nachtperiode in gebruik worden genomen. Op die momenten zou verstoring van de nachtrust op kunnen treden voor bewoners van aanpalende of omliggende panden. In de Nota Terrassenbeleid is bepaald dat afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld ter voorkoming van overlast voor gebruikers van omliggend onroerend goed. Deze aanvullende voorwaarden kunnen indien de noodzaak daartoe aanwezig is, onder meer inhouden dat een sluitingstijd voor het terras zal worden opgelegd.

2.9 Combinatie terras- en exploitatievergunning

In de terrasvergunning worden voorschriften opgenomen die beogen de overlast van een terras voor de omgeving te voorkomen. Voor de exploitatievergunning geldt eveneens dat deze primair een “overlastvergunning “ is. Bij de afweging over de afgifte van deze vergunning wordt getoetst of de exploitatie van het horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefklimaat en de openbare orde ter plaatse. Het in gebruik hebben van een terras is hier uiteraard van invloed op. Beide vergunningen hebben in zekere zin dan ook hetzelfde doel voor ogen en kennen vrijwel hetzelfde toetsingskader. Bovendien is in beide gevallen de burgemeester het “bevoegde gezag”.

In het streven naar deregulering dient daarom de vraag te worden gesteld of het noodzakelijk is om deze beide vergunningstelsels afzonderlijk in stand te houden. Nu het doel dat wordt beoogd met beide vergunningstelsels hetzelfde is, en op beide verzoeken moet worden beslist door hetzelfde bestuursorgaan, zijn er geen formele beletselen om de ingebruikname van een terras voortaan te regelen in de exploitatievergunning. Hiertoe dienen wel de desbetreffende artikelen in de APV te worden aangepast.

Voor de horecabranche betekent dit minder administratieve rompslomp. Financieel heeft dit voor de gemeente, noch voor de bedrijfstak ingrijpende gevolgen. De legesopbrengsten voor terrasvergunningen zijn op jaarbasis niet zodanig, dat het verdwijnen van deze vergunning hierop enige merkbare invloed zal hebben. Precariorechten blijven ingeval van ingebruikname van gemeentelijke grond uiteraard wel verschuldigd. De thans afgegeven exploitatie- en terrasvergunningen blijven van kracht totdat zij als gevolg van een nieuwe aanvraag komen te vervallen of ambtshalve worden ingetrokken.

2.10 Speelautomaten

De Wet op de kansspelen (hierna: ‘de wet’ )maakt onderscheid tussen kansspelautomaten en behendigheidsautomaten. Het verschil tussen beide is kortweg gezegd dat bij kansspelautomaten de uitslag van het spel niet door de speler kan worden beïnvloed en dat prijzen in geld worden uitgekeerd (zoals bijv. een fruitautomaat). Bij behendigheidsautomaten kan, zoals de naam al zegt, de behendigheid van de speler het verloop van het spel wel beïnvloeden (bijv. flipperkast). Bij behendigheidsautomaten worden geen geldprijzen uitgekeerd.

In de wet wordt ook een onderscheid gemaakt in hoog- en laagdrempelige inrichtingen en dit is van belang voor het maximum aantal toelaatbare automaten. Een inrichting is hoogdrempelig indien:

  • -

    de ruimte als café of restaurant wordt gebruikt en men daarvoor een geldige Drank-en Horecavergunning heeft;

  • -

    het café- of restaurantbezoek op zichzelf staat en er geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis wordt toegekend;

  • -

    de activiteiten die in de inrichting plaatsvinden zijn gericht op bezoekers van 18 jaar en ouder.

Inrichtingen die volgens deze criteria niet als hoogdrempelig kunnen worden bestempeld, worden beschouwd als laagdrempelig.

De wet bepaalt dat maximaal twee kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen mogen worden geplaatst. In laagdrempelige inrichtingen zijn deze apparaten niet toegestaan. De beleidsvrijheid die voor de gemeente resteert, is dat het zelf kan bepalen welk aantal behendigheidsautomaten in inrichtingen wordt toegestaan.

In de gemeente Hulst is voor de volgende maxima gekozen (artikel 2.3.4.2 APV)

Kansspelautomaten

Behendigheidsautomaten

Totaal

Hoogdrempelige inrichtingen

Maximum 2

Maximum 3

Max. 3

Laagdrempelige inrichtingen

Geen

Maximum 3

Max. 3

HOOFDSTUK 3. HORECA EN MILIEU

3.1. Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

Sinds 1 oktober 1998 zijn milieuvoorschriften voor horecabedrijven neergelegd in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (hierna: ‘het horecabesluit’). De hierin opgenomen algemene voorschriften zijn van toepassing op vrijwel alle horecabedrijven, met uitzondering van de grote inrichtingen (bijv. horeca > 2000 bezoekers). Horecabedrijven hebben op grond van dit horecabesluit geen milieuvergunning meer nodig, maar kunnen volstaan met een melding. Hiermee worden de voorschriften van het besluit automatisch van toepassing. De voorschriften richten zich op het voorkomen van stankhinder (bij het bereiden van spijzen etc.) geluids- en trillingshinder, terrassen, afvalstoffen. Het gehele voorschriftenpakket is algemeen van aard en past in het overheidsstreven om de milieuregelgeving te uniformeren. Indien daartoe echter aanleiding is, kan het gemeentebestuur afwijken van deze landelijke regelgeving en nadere eisen stellen ten aanzien van een aantal limitatief aangegeven onderwerpen. Hiermee is dus enige beleidsvrijheid gecreëerd en wordt de mogelijkheid open gehouden voor specifieke maatregelen, daar waar de specifieke lokale situatie aanleiding geeft. In Hulst is daar tot nu toe geen aanleiding voor gevonden.

3.2 Geluidhinder

In de regel is het geluidsaspect het meest heikele punt als er hinder optreedt vanuit horecabedrijven. Muziek vanuit de inrichting en terrasrumoer willen de avond- of nachtrust nogal eens verstoren en vormen over het algemeen de belangrijkste klachten die de gemeente over de horeca ontvangt. De algemene voorschriften in het horecabesluit voorzien wat de geluidsproductie betreft in de volgende maximale waarden:

07.00-19.00 uur

19.00 – 23.00 uur

23.00 – 07.00 uur

Laeq, op de gevel van woningen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

Laeq in in- of aanpandige woning

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

Piekniveau op gevel van woning

70 dB(A)a

65 dB(A)

60 dB(A)

Piekniveau in in – of aanpandige woningen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

Aangenomen wordt dat hiermee een doorgaans acceptabele geluidskwaliteit (qua geluidsbeleving en risico’s voor de gezondheid) in de directe omgeving van het bedrijf wordt bereikt. Stemgeluid van bezoekers op een terras wordt bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Hinder afkomstig van terrassen kan worden voorkomen door het stellen van voorschriften in de terrasvergunning die wordt verleend op grond van de APV. Het gemeentebestuur heeft de mogelijkheid om van de voormelde geluidsnormen af te wijken in de volgende gevallen:

  • a.

    er is een horecaconcentratiegebied. In dat geval zal de gemeente een specifiek voor dat gebied geldend geluidsbeleid moeten ontwikkelen. In de gemeente Hulst is er niet toe overgegaan een zodanig gebied aan te wijzen. Het voornemen om dat te doen is er evenmin;

  • b.

    het gemeentebestuur vindt dat er aanleiding is om met toepassing van de hierboven genoemde mogelijkheid van ‘nadere eisen” , een hogere of lagere richtwaarde vast te stellen. Van dit middel is tot nu toe evenmin gebruik gemaakt.

  • c.

    tijdens collectieve festiviteiten (bijv. Koninginnedag) alsmede tijdens incidentele festiviteiten en activiteiten die in de specifieke inrichting plaatsvinden (bijv. een live-band tijdens de kermis). Voorwaarde hierbij is wel dat dit nader wordt geregeld in een gemeentelijke verordening. Het aantal collectieve festiviteiten is door de landelijke wetgever niet bepaald en hierin heeft het gemeentebestuur dus beleidsvrijheid.Het aantal individuele vrijstellingen mag echter niet meer bedragen dan twaalf. In de volgende paragraaf wordt hierop nader ingegaan.

3.3 Geluidsvoorschriften niet van toepassing bij festiviteiten

In het horecabesluit wordt de mogelijkheid geboden om de reguliere voorschriften niet van toepassing te verklaren tijdens festiviteiten. Deze mogelijkheid is verder uitgewerkt in artikel 4.1.2 e.v. van de gemeentelijke APV. Het college kan op grond hiervan collectieve festiviteiten aanwijzen zodat de algemene geluidsvoorschriften niet van toepassing zijn. Onder collectieve festiviteiten wordt verstaan een festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen gebonden is.

In het daaropvolgende artikel 4.1.3, wordt daar bovenop aan individuele inrichtingen de mogelijkheid geboden om maximaal 12 incidentele festiviteiten te houden waarbij afgeweken mag worden van de vaste geluidsvoorschriften. Van incidentele festiviteiten is sprake als er een activiteit gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

Beide mogelijkheden houden overigens niet in dat de horecaondernemer in dergelijke gevallen ‘vrij spel‘ heeft. Overmatige geluidhinder zal altijd moeten worden voorkomen. In deze gemeente wordt bij een incidentele festiviteit tot 24.00 uur een coulant beleid gevoerd; er zal worden opgetreden als bij een geluidsmeting een niveau wordt geconstateerd van > 20 dB(A) boven de in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen vastgelegde normen. In dat geval wordt er geacht sprake te zijn van “overmatige hinder”.

Voorts wordt ter bescherming van het woon- en leefklimaat hetzelfde geluidsbeleid toegepast als bij evenementen. Dit houdt in dat als de volgende dag een zaterdag, een zondag of een feestdag is, men na 01.00 uur aan de reguliere normen uit het horecabesluit dient te voldoen. In alle andere gevallen is dit om 24.00 uur.

Als “collectieve festiviteit” komen de volgende dagen in principe in aanmerking: Koninginnedag, Carnaval en Oudejaarsnacht. De aanwijzing van collectieve dagen zal jaarlijks in overleg met de georganiseerde horeca worden vastgesteld. Bij deze aanwijzing kan verder het deel van de dag worden genoemd waarvoor de vrijstelling geldt. Dit kan per collectieve festiviteit verschillen.

Voor incidentele festiviteiten zal de desbetreffende ondernemer tenminste twee weken voordien een kennisgeving moeten doen.Deze kennisgeving is voldoende, een gemeentelijke vergunning voor zo’n festiviteit is niet noodzakelijk. Ook in deze gevallen geldt het bovenstaande toezichtbeleid.

3.4 Overige milieuaspecten.

Behalve de geluidsproductie, dat doorgaans toch het belangrijkste milieu-item bij horeca-inrichtingen is waar het klachten betreft, zijn er uiteraard nog andere milieuaspecten die betrekking hebben op de horeca. Het merendeel daarvan wordt geregeld in het hiervoor reeds genoemde horecabesluit. Per ‘milieusegment’ volgt hierna een opsomming van de belangrijkste regels uit dat besluit:

Afval

De horeca-exploitant is verplicht etenswaren, verpakkingen daarvan of uit de inrichting afkomstig zwerfvuil binnen een straal van 25 meter, zo vaak als nodig te verwijderen. In het af te sluiten horecaconvenant is het zorgen voor voldoende afvalbakken in en nabij de inrichting eveneens een inspanningsverplichting die bij de exploitant wordt gelegd. De overige afvalvoorschriften zijn in het licht van deze tijd bijna vanzelfsprekend: afval dat in de inrichting ontstaat moet naar fractie gescheiden worden ( papier, glasafval, kunststof, e.d.). Verder zullen horecapanden waar met name etenswaren bereid worden, zorg moeten dragen voor de installatie van een vet- en/of slibvanger ter bescherming van het gemeentelijke rioleringsstelsel.

Energie

Een horecabedrijf dat jaarlijks meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas gebruikt, zal maatregelen moeten nemen om dat verbruik terug te dringen. Vooralsnog zijn er in de gemeente Hulst geen inrichtingen die hiervoor in aanmerking komen. Een bovengrens geldt ook voor het waterverbruik: indien meer dan 5.000 m3 water per jaar wordt verbruikt, zal de exploitant eveneens voorzieningen moeten treffen om deze hoeveelheid terug te brengen.

Geur

Dampen die worden afgezogen uit ruimten waar voedingsmiddelen worden bereid, moeten op een bepaalde hoogte in de buitenlucht worden gebracht. Zo nodig zal een ontgeuringsinstallatie moeten worden toegepast. Dit is niet vereist bij een beperkte keukeninrichting.

HOOFDSTUK 4. HORECA EN DRUGS

4.1 Algemeen

De gemeente Hulst voert een op preventie gericht beleid ter zake van verkooppunten van softdrugs, hetgeen inhoudt dat handel van deze middelen in of vanuit horeca-inrichtingen in Hulst niet wordt toegestaan; de zogenaamde ‘nuloptie’. Dit wil zeggen dat ook coffeeshops geweerd worden. In de gemeentelijke nota Drugsproblematiek gemeente Hulst 1999 zijn de argumenten hiertoe uitvoerig uiteen gezet. Tot op heden heeft de gemeenteraad nog geen aanleiding gezien om dit beleid te wijzigen. Doel van het beleid is het tegengaan van drugstoerisme en het beschermen van de openbare orde. Andere motieven om verdovende middelen uit het openbare leven te weren zijn het voorkomen en bestrijden van de aantasting van het woon- en leefklimaat door geluidsoverlast, vervuiling en sociale onveiligheid en voorts het bestrijden van de aantasting van de zedelijkheid en de volksgezondheid. Uitgangspunt is dat er nauwelijks of geen sprake is van een lokale behoefte. Hulst heeft verder niet de behoefte om door middel van coffeeshops een aanzuigend effect te hebben op gebruikers uit de regio en uit het buitenland, met name uit België en Noord-Frankrijk.

4.2 Regelgeving op het gebied van drugs

Behalve de hiervoor aangehaalde beleidsnota uit 1999, beschikt het gemeentebestuur nog over instrumenten waardoor drugshandel en –gebruik in horeca-inrichtingen kan worden bestreden.

Drank- en Horecawet

Een op grond van die wet verleende vergunning wordt ingetrokken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het in stand blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Dit is zodanig bepaald in de Drank- en Horecawet. Deze wettekst biedt een grondslag voor maatregelen indien er geconstateerd wordt dat in een horecapand in verdovende middelen wordt gehandeld. Met name als het pand hierdoor trefpunt wordt voor dealers en mogelijk ook een plaats wordt waar als gevolg van drugshandel of –gebruik andere verstoringen van de openbare orde plaatsvinden (vechtpartijen, bedreigingen, e.d.).

Nota Damocles

Een directer toepassingsmogelijkheid is de “Wet Damocles”, de in 1999 in werking getreden wetswijziging van de Opiumwet. Hierdoor heeft de burgemeester meer mogelijkheden gekregen om deze wet te handhaven. Naast de strafrechtelijke aanpak werd hiermee ook bestuursrechtelijk optreden (bestuursdwang) mogelijk. In 1999 is in de gemeente Hulst de beleidsnota “Damoclesbeleid” vastgesteld. Hierin is vastgelegd op welke manier de burgemeester zal optreden indien overtreding van de Opiumwet heeft plaatsgevonden in een “openbare gelegenheid”. In het geval van softdrugs volgt op de eerste overtreding een waarschuwing en bij een tweede en derde overtreding een tijdelijke sluiting van respectievelijk 3 en 6 maanden. Bij een vierde overtreding volgt definitieve sluiting van het pand.

Als er sprake is van harddrugs geldt een strengere gedragslijn. De sluitingstermijn bij een eerste en tweede overtreding bedraagt dan in beginsel respectievelijk 6 en 12 maanden.

APV

Ook de APVkent een aantal bepalingen die drugsoverlast beogen te voorkomen. Artikel 2.7.2. verbiedt op of aan de weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld de artikel 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen te treffen of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.

Daarnaast wordt in de exploitatievergunning van het bedrijf uitdrukkelijk bepaald dat het gebruik van en de handel in verdovende middelen, alsmede het gedogen dat dit in de inrichting plaatsvindt, verboden is.

De aanvraag om een exploitatievergunning zal verder worden getoetst aan de “Nota, houdende beleidsregels met betrekking tot het stellen van nadere voorwaarden op grond van artikel 2.3.1.2 van de APV-Hulst”.

In deze nota is onder meer bepaald dat de aanvrager van een exploitatievergunning bij dit verzoek tevens een verklaring moet overleggen waarin hij uitdrukkelijk stelt dat het pand in kwestie niet mede gericht is op de verkoop van middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet en dat evenmin gedoogd zal worden dat daarin deze middelen zullen worden gebruikt, bereid, verwerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, aanwezig zijn of vervaardigd.

HOOFDSTUK 5. PARACOMMERCIALISME

5.1. Algemeen

Onder paracommercie wordt verstaan “een vorm van ongewenste mededinging of oneerlijke concurrentie door (al dan niet op enigerlei wijze gesubsidieerde) instellingen die, buiten hun doelstellingen om, horecadiensten aan het publiek verlenen.”

De instellingen waar het hier om gaat zijn vooral dorpshuizen, verenigingsgebouwen en sportkantines. De ‘horecadiensten buiten de doelstellingen’ betreffen met name feesten en partijen in de persoonlijke sfeer zoals bruiloften, verjaardagen, jubilea, enz.

De Drank- en Horecawet bevat bepalingen die zijn gericht op het beperken van oneerlijke concurrentie door deze instellingen, die tenslotte gebruik maken van directe of indirecte voordelen zoals subsidiëring, fiscale vrijstellingen, het werken met vrijwilligers, etc. .

De wet bepaalt dat aan een vergunning voor rechtspersonen die zich richten op het recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, voorschriften of beperkingen worden verbonden die nodig zijn ter voorkoming van paracommercie. Deze voorschriften/beperkingen mogen enkel betrekking mogen hebben op:

  • a.

    te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • b.

    het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder a.;

  • c.

    de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

De Drank- en Horecawet vermeldt verder dat dergelijke voorschriften enkel mogen worden gesteld, als deze, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig zijn ter voorkoming van ongewenste mededinging. In Hulst wordt met deze wettelijke bepalingen op de volgende wijze omgegaan:

Sportkantines:

Vergunningen die aan sportverenigingen worden verleend, bevatten de volgende beperkingen:

  • -

    in de inrichting mogen geen bijeenkomsten van persoonlijke aard zoals bruiloften en partijen worden gehouden;

  • -

    het is de vergunninghouder verboden de mogelijkheid van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard te houden, openlijk aan te prijzen;

  • -

    in de inrichting mag slechts alcoholhoudende drank worden verstrekt gedurende een uur vóór, tijdens en twee uur na de vergaderingen, verenigingsactiviteiten, wedstrijden, trainingen, doch uiterlijk tot 24.00 uur.

Het hierboven vermelde sluitingsuur wordt sinds 2003 standaard aan elke Drank- en Horecavergunning van een sportvereniging verbonden. Inmiddels zijn alle vergunningen van de sportverenigingen op deze wijze geactualiseerd.

Dorps-, gemeenschapscentra e.d.

Aan de Drank- en Horecavergunningen van deze instellingen zijn of worden de volgende voorschriften verbonden:

  • -

    de vergunning geldt niet voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse bij bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 3a van de drank- en Horecawet;

  • -

    het is verboden bijeenkomsten van persoonlijke aard aan te prijzen, hiermee te adverteren of reclame te maken;

  • -

    de vergunning geldt uitsluitend voor het verstrekken van alcoholhoudende drank één uur voor, tijdens en één uur na georganiseerde bijeenkomsten in het kader van de doelstelling van de instelling.

De horecavergunningen van zowel de sportkantines als de dorps- en gemeenschapshuizen zijn inmiddels allemaal in bovenstaande zin aangepast.

Slechts in zeldzame gevallen kan worden afgezien van het stellen van deze voorschriften. Dit is met name het geval als:

  • A.

    De stichting of vereniging op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een regulier horecabedrijf opereert. Hiervan is sprake indien:

    • 1.

      de stichting of vereniging kan aantonen de laatste tien jaar voor de vergunningsaanvraag geen directe dan wel indirecte subsidie te hebben ontvangen;

    • 2.

      De stichting of vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken en in die zin heffingen afdraagt aan deze instantie;

    • 3.

      De stichting of vereniging staat ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en catering in verband met de gebondenheid aan o.a. de Horeca-CAO;

    • 4.

      Aangetoond kan worden (bijvoorbeeld middels een accountantverklaring) dat de leidinggevenden en werknemers in loondienst zijn en er derhalve de gebruikelijke inhoudingen plaatsvinden;

    • 5.

      De stichting te goeder trouw kan verklaren dat geen gebruik wordt gemaakt van vrijwilligers;

    • 6.

      De instelling belastingplichtig is en geen fiscale vrijstellingen geniet;

    • 7.

      De onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van de ondernemer (dus geen enkele NV of BV onder de stichting of vereniging; die worden als schijnconstructies beschouwd);

    • 8.

      Er een reële huur- of pachtprijs c.q. koopprijs is overeengekomen conform de marktwaarde.

  • B.

    De stichting of vereniging zich niet richt op de in artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, gestelde activiteiten van recreatieve, sportieve, godsdienstige, sociaal-culturele, educatieve of levensbeschouwelijke aard. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de opgesomde activiteiten als limitatief moeten worden aangemerkt (AbRS, 6-9-1999, nr. HO1.98.1692).

Hoewel dit in de gemeente Hulst op dit moment niet het geval is, kan het zo zijn dat een rechtspersoon besluit het horecagedeelte van de instelling te verpachten. In dit geval zal de pachter worden beschouwd als een reguliere horecaondernemer. Alle beperkingen en voorschriften die gelden voor een paracommerciële inrichting vervallen daarmee. De desbetreffende lokaliteit wordt dan namelijk beschouwd als een reguliere horeca-inrichting, hetgeen overigens ook een aantalconsequenties met zich meebrengt. Verder zal in deze gevallen tevens moeten worden getoetst in hoeverre het bestemmingsplan deze ontwikkeling toestaat.

Bestuursreglement

Op grond van artikel 9 van de Drank- en Horecawet moeten rechtspersonen een bestuursreglement vaststellen alvorens een vergunning verleend kan worden. In dit reglement moet zijn gewaarborgd dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting, te allen tijde geschiedt door gekwalificeerde personen. Verder moet in het reglement zijn aangegeven op welke dagen en tijdstippen alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Het NOC/NSF heeft een model ontwikkeld voor sportverenigingen, waarin ook paracommerciebepalingen zijn opgenomen die tot doel hebben ongeoorloofde vormen van concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen. Veel sportclubs met kantine in deze gemeente hebben dit reglement vrijwel ongewijzigd overgenomen.

5.2 Plaatselijke situatie en ontheffingen

De gemeente Hulst kent dertien kernen. Niet elk dorp beschikt echter over een (reguliere) horecavestiging die qua aard of grootte geschikt is voor elk soort bijeenkomst, zoals bruiloften en andere partijen in de persoonlijke sfeer. Zo is de situatie in bijvoorbeeld Heikant, waar de horeca thans matig is vertegenwoordigd, van een geheel ander niveau dan bijvoorbeeld die in Sint Jansteen, waar voldoende geoutilleerde horeca is gevestigd.

De opvatting dat in een kern waarin officiële horeca niet of nauwelijks aanwezig is, eenvoudiger gebruik mag worden gemaakt van het gemeenschapshuis voor feesten en partijen, is inmiddels achterhaald. Ook al is er plaatselijk onvoldoende horecacapaciteit, dan moet volgens de jurisprudentie rekening worden gehouden met de reguliere horecavoorzieningen binnen een straal van 10 – 15 kilometer. Dit zou inhouden dat men bij gebrek aan geschikte reguliere horeca in het eigen dorp, uit dient te wijken naar een kern binnen deze afstand waar wel voldoende horeca-accommodatie is.

De ervaring leert echter dat veel personen “dorpsgebonden” zijn en hechten aan een plaatselijke accommodatie. Veel mensen zullen voor het houden van een bijeenkomst van persoonlijke aard hoegenaamd geen gebruik maken van een horecagelegenheid (ruim) buiten de eigen kern. Eerder zal dan veelal nog gekozen worden om het feest te houden in een ruimte die daarvoor in het geheel niet is bestemd ( landbouwschuren, garages, loodsen, e.d.). Het is dus niet per definitie zo dat wanneer feesten en partijen in dorpscentra etc. niet meer mogen worden gehouden, men dan automatisch zal kiezen voor een reguliere horeca-inrichting.

Bij enkele dorpscentra voert men de handelwijze dat enkel de zaalruimte wordt verhuurd en de verstrekking van dranken over wordt gelaten aan degene die de bijeenkomst organiseert. In dergelijke gevallen is er echter strijd met artikel 25 van de Drank- en Horecawet. Deze bepaling verbiedt het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank als de ruimte openstaat voor het publiek,en wanneer op dat moment niet het horecabedrijf rechtmatig (dus met vergunning) wordt uitgeoefend. De ruimte kan volgens rechtspraak worden geacht open te staan voor het publiek wanneer bij regelmatige verhuur wisselende groepen gasten aanwezig zijn, zonder dat de verhuurder actief en daadwerkelijk toezicht houdt op het besloten karakter van de bijeenkomsten. Overigens is er bij een dergelijke handelwijze sprake van commerciële zaalverhuur, hetgeen eveneens in strijd is met de doelstelling, met de subsidieovereenkomst die met de gemeente is aangegaan en veelal ook met het van toepassing zijnde bestemmingsplan.

Ontheffingen

In artikel 4, vijfde lid, van de Drank- en Horecawet biedt de wetgever de mogelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders om ontheffing te verlenen van de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen. Deze ontheffing kan volgens de wet echter enkel worden verleend voor “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard “.

De omschrijving “bijzondere gelegenheid” is niet eenvoudig te definiëren en kan op diverse manieren worden geïnterpreteerd.

Om aan dit begrip toch enige begrenzing te stellen, beschouwt het college van burgemeester en wethouders in elk geval de volgende aangelegenheden als zodanig:

1.Uitvaartbijeenkomsten.

Gezien de aard en het karakter van de bijeenkomst kiezen velen ervoor om dergelijke bijeenkomsten niet te houden in een horecagelegenheid maar in het plaatselijke dorpshuis. Als de familie om die reden kiest voor zo’n locatie bestaat hiertegen geen bezwaar.

Met de plaatselijke afdeling van Kon. Horeca Nederland is afgesproken dat voor dergelijke gevallen een permanente ontheffing wordt geacht te gelden en dat deze niet telkens moet worden aangevraagd. Wel zal het totale aantal van deze bijeenkomsten per jaar in beeld moeten worden gebracht.

2.Feest van een bestuurslid/medewerker van de rechtspersoon ter gelegenheid van een officieel jubileum of afscheid bij/van de rechtspersoon.

Een dergelijke festiviteit moet gerelateerd zijn aan het functioneren binnen de desbetreffende stichting/vereniging.

3.Incidentele gebeurtenissen, welke zich kunnen verheugen in een brede plaatselijke belangstelling.

Een uitputtende opsomming is hiervan niet te geven, maar gedacht kan worden aan

een 100-jarige, een opmerkelijk(e) jubileum, prestatie of gebeurtenis.

Een andere mogelijkheid om privé-feesten in dorpscentra e.d. te houden is er wanneer de stichting en de horecaondernemer de handen ineenslaan.

Samenwerking tussen exploitanten van paracommerciële accommodaties en de reguliere horecaondernemers komt beide partijen ten goede. Het is denkbaar dat een paracommerciële instelling de lokaliteit verhuurt en de andere partij zorg draagt voor de (alcoholische) drankverstrekking. De desbetreffende horecaondernemer zal in dergelijke gevallen wel moeten beschikken over een ontheffing ingevolge artikel 35 van de Drank- en Horecawet. Aan de commerciële ondernemer zal een dergelijke ontheffing worden verstrekt mits wordt voldaan aan de daarop betrekking hebbende voorwaarden. Hij dient ervoor in te staan dat hij zorg draagt voor de daadwerkelijke drankverstrekking in de paracommerciële instelling en zal ook verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor en rondom deze drankverstrekking.

De ontheffing ex artikel 4 Drank- en Horecawet is dus anders van aard dan de ontheffingsmogelijkheid van artikel 35 van deze wet. Artikel 4 richt zich op een ontheffing van de aan de Drank- en Horecavergunning verbonden voorschriften, zodat de paracommerciële instelling zelf zorg kan dragen voor de verstrekking van alcohol in het geval van bijzondere gelegenheden.

De ontheffingsmogelijkheid van artikel 35 richt zich op het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank door een externe ondernemer in de instelling, bij een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard. Voorwaarde hierbij is wel dat er sprake moet zijn van een horecaondernemer, die schriftelijk dient te verklaren dat hij voor de dienstverlening zal instaan.

Bij het beslissen op aanvragen om een ontheffing om andere redenen dan de bovengenoemde, zullen de plaatselijke/regionale omstandigheden een rol spelen. Overeenkomstig de bedoeling van de wetgever wordt dan het aantal reguliere horeca-ondernemers in de omgeving van de betrokken instelling in acht genomen, alsmede de mate waarin deze ondernemers beschikken over faciliteiten om aan de dan bestaande vraag naar horecadiensten te voldoen.

Procedureregels ontheffing

Een aanvraag om ontheffing ex. artikel 4, vijfde lid van de Drank- en Horecawet moet worden ingediend door de instelling en niet door degene(n) die de bijeenkomst van persoonlijke aard organiseert. Het gaat immers om een ontheffing van de voorschriften die aan de Drank- en Horecavergunning van de rechtspersoon zijn verbonden.

De aanvraag dient uiterlijk zes weken voorafgaande aan de activiteit te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en dient voldoende informatie te bevatten waaruit blijkt dat er sprake zal zijn van één van de hierboven genoemde ontheffingsgronden. Bij uitvaartbijeenkomsten zijn deze regels vanzelfsprekend niet van toepassing. Een uitzondering op de indientermijn geldt eveneens als er zich plotseling een onverwachte gelegenheid voordoet (zoals bijvoorbeeld een hoofdprijs bij de Nationale Postcodeloterij).

Weigering zal in elk geval plaatsvinden indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet overeenkomst met hetgeen in de aanvraag wordt gesteld of indien de bijeenkomst niet valt onder de gebeurtenissen die zoals boven vermeld in principe in aanmerking komen voor een ontheffing .

Voor een ontheffingsverzoek ex. artikel 35 gelden de volgende regels:

De aanvrager dient te zijn een natuurlijke persoon die voldoet aan de in artikel 8 van de wet gestelde eisen, dan wel een rechtspersoon, niet zijnde een paracommerciële instelling, welke in het bezit is van een geldige horecavergunning ex. artikel 3 van de wet. Bij het verzoek dienen de volgende stukken te worden overgelegd:

  • a.

    een huurovereenkomst tussen de aanvrager en het bestuur van de paracommerciële instelling waar de bijeenkomst van persoonlijke aard gehouden zal worden;

  • b.

    de originele diploma’s Sociale Hygiëne van de leidinggevenden;

  • c.

    een schriftelijke, ondertekende verklaring van de aanvrager waarin deze verklaart dat alle leidinggevenden ook daadwerkelijk aanwezig zullen zijn gedurende de desbetreffende bijeenkomst en dat hij daadwerkelijk zal zorgdragen voor de dienstverlening.

Ook hier zal een weigering plaatsvinden als niet wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt in artikel 8, lid 2 en lid 4, of indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet overeenkomt met hetgeen in de aanvraag wordt gesteld.

HOOFDSTUK 6. COMMUNICATIE HORECA - GEMEENTE

De basis voor een succesvol horecabeleid ligt in een goede samenwerking tussen gemeente, politie, horeca en wijkraad of omwonenden. Communicatie als onderdeel van het gemeentelijk horecabeleid behoort dan ook gericht te zijn op het realiseren van een goede verstandhouding tussen de verschillende partijen.

Tot nu toe zijn de contacten tussen deze partijen wat het horecabeleid betreft voornamelijk incidenteel en gerelateerd aan ad hoc–situaties. Dit heeft tot gevolg dat vaak pas van gedachten wordt gewisseld als een kwestie zich op dat moment voordoet en eventuele acties pas in een laat stadium kunnen plaatsvinden. Door middel van een regelmatig en gestructureerd overleg blijft de wederzijdse informatievoorziening tussen de diverse partijen op gang en wordt het mogelijk tijdig op ontwikkelingen en wensen te anticiperen en in te spelen. Een frequentie van twee maal per jaar wordt voorlopig voldoende geacht. Voorzitter van dit overleg is de bestuurlijke portefeuillehouder en vaste deelnemers zijn de politie, de plaatselijke afdeling van Koninklijke Horeca Nederland, de Kamer van Koophandel. Incidenteel kunnen andere organisaties worden uitgenodigd.

Het team Openbare Orde en Bijzondere Wetten vormt binnen het stadhuis de toegang tot

de gemeentelijke organisatie voor horecaondernemers. Voor zover het geen bouw- of milieuaangelegenheden betreft, kan men aan dit loket voor alle (gemeentelijke) horecazaken terecht. Omdat vrijwel alle horecakwesties binnen dit team worden afgehandeld en er daarom nauwelijks sprake is van “versnippering” op dit gebied, wordt het niet noodzakelijk geacht om een ambtenaar als “horecacoördinator” aan te wijzen. De praktijk laat zien dat horecaondernemers nauwelijks of geen problemen hebben met het vinden van de juiste weg en de juiste medewerker binnen de gemeentelijke organisatie.

Op horecagebied is er een veelvoud aan landelijke en plaatselijke regelgeving. Het is voor (startende) ondernemers niet altijd eenvoudig om hierin inzicht te krijgen. Een brochure waarin de belangrijkste regelgeving kort en bondig is vermeld, zal naar verwachting dan ook een warm onthaal vinden. Deze ‘wegwijzer’ kan in eigen beheer worden vervaardigd.

HOOFDSTUK 7. HANDHAVING

Eerder al is nadrukkelijk gewezen op de functie die de horeca in de gemeente Hulst vervult. Maar de positieve functie die de horeca heeft, mag er niet toe leiden dat de grenzen die worden gesteld aan de exploitatiewijze van de horeca worden overschreden. Overschrijding ervan kan namelijk leiden tot aantasting van de openbare orde en een bron zijn van overlast voor de omgeving. Daarom is een strikte aanpak van horecabedrijven die zich niet aan de regels houden van belang voor de openbare orde c.q. voor een goed woon- en leefklimaat én de ontwikkelingsmogelijkheden van de bonafide horeca-inrichtingen. Ook de horecaondernemer, zo blijkt uit landelijke ervaringscijfers, staat positief tegenover een efficiënte en effectieve handhaving. Slechte handhaving wordt ervaren als beleid dat concurrentievervalsing ondersteunt. De ondernemer, die de regels aan zijn laars lapt, heeft namelijk economisch voordeel door vereiste noodzakelijk investeringen niet of onvoldoende uit te voeren.

In de “Nota handhavingsbeleid horeca” zijn handhavinginstrumenten voor de horecabedrijven opgenomen. Deze handhavingsinstrumenten richten zich met name op de overtredingen van de Drank- en Horecawet en op overtredingen van de APV. In bijlage 1 is een beknot overzicht opgenomen over het te hanteren instrumentarium. Meer informatie is te vinden in de Nota handhavingsbeleid horeca.

Voor een effectieve en efficiënte handhaving is een integrale benadering en samenwerking tussen de partners van de Voedsel- en Warenautoriteit, de Politie Zeeland, het Openbaar Ministerie en de gemeente noodzakelijk. In de nota is aangegeven wie, wanneer, wat doet. Het doel hiervan is om enerzijds een leidraad te bieden voor functionarissen die betrokken zijn bij de handhaving van de wet- en regelgeving voor de horeca. Anderzijds bevordert de handleiding de praktische oriëntatie en de snelheid waarmee deze functionarissen kunnen optreden.

Tot slot, en zeker niet onbelangrijk, biedt deze handhavingbeleidsnota ook voor leidinggevenden en derdebelanghebbenden van horeca-inrichtingen meer inzicht in het bestuurs- en strafrechtelijk optreden.

HOOFDSTUK 8 OVERZICHT VAN WET- REGELGEVING EN BELEID

De horecabranche is aan een groot aantal landelijke en plaatselijke regels onderworpen.

Het hierna volgende overzicht heeft betrekking op wetgeving waarbij het gemeentebestuur het bevoegd gezag is, en is daarom ook niet allesomvattend.

A. Wettelijke regels en verordeningen

Drank- en Horecawet:

Voor het verstrekken van alcoholhoudende drank is een vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Deze Drank- en Horecavergunning is een zogenaamde gebonden beschikking, hetgeen wil zeggen dat wanneer de aanvrager en de inrichting voldoen aan de wettelijke eisen, de vergunning moet worden verleend. In dit kader moet een leidinggevende voldoen aan de leeftijdseis van ten minste 21 jaar, mag hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn en moet hij beschikken over een Verklaring Sociale Hygiëne. Voor de gemeente bestaat op dit punt geen ruimte voor aanvullende regels.

In de gemeente Hulst bestaat de behoefte om zicht te hebben op het aantal inrichtingen waarin alcoholvrije dranken en/of etenswaren worden verkocht. Op grond van de Drank- en Horecaverordening is hiervoor een vergunning van de burgemeester nodig. De eisen die aan dergelijke bedrijven en leidinggevenden worden gesteld, zijn minder zwaar dan de voorwaarden die gelden voor de verstrekking van alcoholische drank.

Besluit Horeca- sport en recreatie-inrichtingen

Horeca-inrichtingen hebben invloed op het milieu. Geluid, geur, afval, e.d., het zijn allemaal mogelijke bronnen van hinder die verbonden zijn aan de horecabranche. Om de omgeving hiertegen te beschermen, zijn milieuvoorschriften neergelegd in het Besluit Horeca- , sport- en recreatie-inrichtingen. Deze regels hebben een algemeen karakter. Het gemeentebestuur kan, als ze dat nodig vindt, nadere eisen stellen aan een bedrijf als de specifieke omstandigheden dit noodzakelijk maken.

Vrijwel alle horeca-inrichtingen vallen onder dit besluit, dat voor de branche overigens ook een administratieve lastenverlichting oplevert. De bedrijven behoeven namelijk geen milieuvergunning meer aan te vragen maar kunnen bij vestiging of verandering volstaan met een melding.

Voor grotere inrichtingen, zoals bijvoorbeeld discotheken met een capaciteit met meer dan 2000 bezoekers, blijft maatwerk nodig. Deze categorie valt dan ook niet onder het genoemde besluit maar blijft vergunningsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer.

Bouwbesluit

Op grond van het Bouwbesluit wordt bij gebouwen waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn in beginsel speciale eisen gesteld aan de brandveiligheid. Dit geschiedt via een zogenaamde gebruiksvergunning. In deze vergunning worden voorschriften opgenomen die zich richten op o.a. stoffering, uitgangen en vluchtwegen, maximaal toelaatbaar aantal personen, brandveiligheidsinstructies, etc. In de loop van 2007 wordt deze regeling echter ingrijpend gewijzigd.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

De APV is bij uitstek het instrument voor lokale regelgeving en het gemeentebestuur kan daarin bovenop de landelijke wetgeving, de regels stellen die het uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid ter plaatse nodig acht. De gemeente Hulst heeft ten aanzien van horecabedrijven er voor gekozen de volgende onderwerpen nader te regelen:

a. De exploitatievergunning

Voor het exploiteren van een horecabedrijf is een vergunning nodig van de burgemeester. In een dergelijke vergunning wordt thans met name een verbod opgenomen om in het bedrijf verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet te gebruiken of daarin te (laten) handelen.

Bij een aanvraag om een exploitatievergunning dient tevens een verklaring te worden ondertekend dat de houder van de inrichting niet zal toelaten dat er in zijn bedrijf producten als bedoeld in de Opiumwet worden gebruikt of verhandeld.

Een exploitatievergunning kan voorts geweigerd worden als het horecabedrijf de woon- of leefsituatie op ontoelaatbare wijze beïnvloedt of indien het bestemmingsplan de exploitatie van een horecabedrijf in de weg staat.

b. de terrasvergunning

Het in gebruik hebben van een terras bij een horecabedrijf vergt een afzonderlijke vergunning van de burgemeester. In deze toestemming wordt onder meer de omvang en het uiterlijk van het terras, de toegankelijkheid van de naastgelegen openbare weg, en het voorkomen van (geluids-)hinder of overlast geregeld.

c. speelautomaten

De in juni 2000 gewijzigde Wet op de Kansspelen stelt grenzen aan het maximale aantal speelautomaten dat in horecabedrijven mag worden geplaatst en maakt hiertoe onderscheid tussen “hoogdrempelige” en “laagdrempelige“ horeca. Hoewel dit onderscheid niet altijd eenvoudig is te maken, kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat reguliere horeca zoals café’s, restaurants, e.d. tot de eerste categorie behoren.

Sportkantines, cafetaria’s, snackbar’s, dorpscentra etc. worden beschouwd als laagdrempelige inrichtingen.

Voor de gemeente Hulst geldt dat ten hoogste drie speelautomaten in een inrichting zijn toegestaan. In een hoogdrempelige inrichting mogen binnen deze grens maximaal twee kansspelautomaten zijn opgesteld. In een laagdrempelige inrichting zijn geen kansspelautomaten toegestaan, doch enkel behendigheidsautomaten.

d. sluitingsuur

In Hulst is bewust niet gekozen voor een algemeen sluitingsuur voor de horeca. Het uitgaansklimaat heeft hiertoe vooralsnog geen aanleiding gegeven. Wel is in de APV de mogelijkheid open gehouden om een (tijdelijk) sluitingsuur in te stellen, als hieraan bijvoorbeeld uit een oogpunt van openbare orde, veiligheid, bescherming van woon- of leefklimaat behoefte bestaat. Daarnaast is de mogelijkheid aanwezig om beperkingen te stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers tot een horeca-inrichting mogen worden toegelaten. Hiervan wordt tot op heden enkel gebruik gemaakt tijdens carnaval. Om te zorgen voor een “cooling down” in de nachtelijke uren mogen na 03.00 uur geen nieuwe bezoekers meer tot de horecagelegenheden worden toegelaten (het zogenaamde ‘eenrichtingsverkeer’).

e. 12-dagenregeling

Het hierboven aangehaalde Besluit horeca- sport- en recreatie-inrichtingen stelt grenzen aan de maximale geluidsbelasting vanuit het horecabedrijf. Veelal zijn deze toegestane geluidsniveaus niet toereikend voor bepaalde festiviteiten, zoals een optreden met live-muziek of een ander “muziekevenement”. De APV biedt de mogelijkheid om dagen aan te wijzen waarop de beperkende voorschriften uit het besluit niet gelden. Burgemeester en wethouders kunnen hiertoe collectieve dagen aanwijzen (zoals kermis, carnaval e.d.) en daarnaast bestaat ook de mogelijkheid dat een individuele inrichting maximaal 12 incidentele festiviteiten mag houden waarbij de bewuste geluidsvoorschriften uit het besluit niet van toepassing zijn. De houder van de inrichting kan in dit laatste geval volstaan met een kennisgeving.

f. (Gevel-)reclame en aanverwante voorwerpen

Om ontsiering van een pand of het straatbeeld te voorkomen en de bruikbaarheid van de openbare weg te beschermen, is een vergunning vereist voor het aanbrengen van reclame-uitingen die de minimum (vergunningsvrije) afmetingen te boven gaan. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt onder meer gekeken of het reclameobject uit welstandsoogpunt aanvaardbaar is en of er nadelige gevolgen voor het verkeer kunnen optreden.

g. handel in horecabedrijven

Omdat openbare horecagelegenheden aantrekkelijk kunnen zijn om gestolen goed te verhandelen is een verbod opgenomen voor de houder van een horeca-inrichting om toe te laten dat daarin voorwerpen worden verworven of verkocht. Dit sluit overigens aan op het in de Drank- en Horeca neergelegde verbod op het uitoefenen van de kleinhandel. Openbare verkopingen of veilingen vallen overigens niet onder dit verbod.

B. Gemeentelijk beleid

Behalve de algemeen verbindende voorschriften zoals die hierboven zijn weergegeven, heeft het gemeentebestuur in de loop der jaren op een aantal specifieke aspecten van het horecaterrein ook beleidsregels vastgesteld en neergelegd in beleidsnota’s. Daarin is weergegeven op welke manier wordt omgegaan met bepaalde horecathema’s.

Het verschil tussen beleidsregels en een algemeen verbindende voorschriften is vooral het bindende karakter. Algemeen verbindende voorschriften die in wetten en verordeningen zijn opgenomen hebben een directe, onvoorwaardelijke werking. Bij beleidsregels is de rechtskracht anders van aard. In het algemeen moet een bestuursorgaan handelen overeenkomstig het door haar vastgestelde beleid, tenzij dat wegens bijzondere omstandigheden zou leiden tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden. In dat geval mag de beleidsregel niet worden toegepast. De hierna volgende beleidsnota’s gaan uitgebreider in op een aantal onderwerpen die in deze nota zijn vermeld. De hierin vervatte beleidsregels blijven van kracht, echter met die restrictie dat bij eventuele tegenstrijdigheden het bepaalde in deze Integrale Horecanota - als meest recent beleid - prevaleert.

Nota, houdende beleidsregels m.b.t. het stellen van nadere voorwaarden op grond van artikel 2.3.1.2 van de APV Hulst (exploitatievergunning).

Deze uit 1999 daterende nota is destijds opgesteld om de toenemende drugsoverlast in de gemeente een halt toe te roepen. Het instrument van de exploitatievergunning is in dit kader doeltreffend omdat hierbij de invloed van het pand op het woon- en leefklimaat of de openbare orde kan worden meegewogen. De nota stelt eisen aan de aanvraag van een exploitatievergunning. Door het eisen van een aantal extra gegevens wordt gepoogd aanvullende informatie te verkrijgen over de exploitant/verhuurder. Bij het aanvragen van een exploitatievergunning moet de exploitant op grond van deze nota tevens een verklaring overleggen waarin hij aangeeft dat in het bewuste pand geen verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet worden gebruikt of verhandeld.

Nota Horeca en Veiligheid gemeente Hulst

Deze interne ambtelijke nota handelt over de uitgaansoverlast die met name wordt geconstateerd in het centrum van de kern Hulst en op de uitvalswegen. De overlast bestaat met name uit vechtpartijen, geluidsoverlast en vandalisme en heeft in 2005 geleid tot deze nota. Hierin worden de belangrijkste overlastaspecten op dit gebied in Hulst nader geanalyseerd en worden mogelijke wettelijke en flankerende instrumenten om deze hinder tegen te gaan, op een rijtje gezet. In afwachting van de Nota integraal horecabeleid wordt in deze nota nog geen specifieke keuze gemaakt uit het beschikbare instrumentarium.

Handhavingsbeleid Horeca in de gemeente Hulst

Een verouderd vergunningenbestand op het gebied van de Drank- en Horecawet en de exploitatievergunningen, is in 2003 aanleiding geweest voor de politie in samenwerking met de gemeente om een inhaalslag uit te voeren. Het wordt van belang geacht om de vergunningssituatie up to date te houden en een ondernemer niet eerder met een horecabedrijf te laten starten dan nadat aan alle wettelijke eisen is voldaan c.q. de benodigde Drank- en Horecavergunning en exploitatievergunning daartoe zijn verleend. In deze nota is daartoe een handhavingstrategie neergelegd, waarbij voor alle bij de handhaving betrokken partners (zoals de politie, Voedsel- en Waren Autoriteit, het Openbaar Ministerie ) inzichtelijk is gemaakt wie welke maatregelen bij welke overtredingen neemt.

Nota Damoclesbeleid

In dit beleidsstuk is vastgelegd hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid als genoemd in de Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet). Deze wet geeft de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen indien in horecapanden soft- of harddrugs worden verhandeld of aangetroffen. In die gevallen zal na worden overgegaan tot een waarschuwing of een tijdelijke, en uiteindelijk definitieve sluiting van het horecapand.

Nota Terrassenbeleid gemeente Hulst 2000

De strekking van deze nota is zowel de overlast vanaf een terras te beteugelen als de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Dit laatste geldt vooral voor de binnenstad van Hulst, waardoor in verband met het historische karakter en het uiterlijk aanzien van de binnenstad, extra eisen worden gesteld aan de vormgeving van een terras. Voor de ingebruikname van gemeentelijke gronden worden precariorechten geheven.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester d.d. 22 mei 2007
Vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 22 mei 2007
de secretaris, de burgemeester,
Vastgesteld door de gemeenteraad van Hulst d.d. 21 juni 2007
De raadsgriffier, de raadsvoorzitter,

Bijlage 1 Schematische weergave stappenplan bij overtredingen

Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning

OVERTREDING:

Exploitatie van een nieuw horecabedrijf zonder DH-vergunning, exploitatievergunning of vergunning op grond van Drank- en Horecaverordening.

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

(in werking zonder vergunning(en)

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melding aan gemeente en OM

Aanzegging dat het pand per onmiddellijke ingang moet worden gesloten

Strafvervolging

2e overtreding

(niet aan eerste aanzegging voldaan)

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melding aan gemeente en OM

Toepassen bestuursdwang door sluiten pand

Strafvervolging

OVERTREDING:

Exploitatie horecabedrijf als gevolg van een gewijzigde ondernemingsvorm door onvoorziene omstandigheden zonder DH-vergunning, exploitatievergunning of vergunning op grond van Drank- en Horecaverordening.

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

(inwerking zonder actuele vergunningen)

Constatering overtreding en

Melding aan gemeente en OM

Toetst situatie aan randvoorwaarden voor afgifte gedoogbeschikking.

Wanneer vergunning-verlening wel mogelijk lijkt: binnen 1 maand een ontvankelijke vergunning-aanvraag indienen

Indien vergunningverlening niet mogelijk lijkt: directe sluiting pand aanzeggen *)

2e overtreding

(vergunningaanvraag niet binnen 2 weken ingediend)

Constatering overtreding

Opmaken proces-verbaal

Aanzegging dat het pand per onmiddellijke ingang moet worden gesloten

Strafvervolging

3e overtreding

(niet aan aanzegging tot sluiten van het pand voldaan)

Constatering overtreding

Opmaken proces-verbaal

Melding aan gemeente en OM

Toepassen bestuursdwang door sluiten pand

Strafvervolging

*) wanneer niet wordt voldaan aan de eerste aanzegging tot het sluiten van het pand, dan wordt conform de tweede overtreding van het handhavingstraject “3.1 Exploitatie horecabedrijf zonder vergunning” opgetreden.

OVERTREDING:

Exploitatie horecabedrijf na het vervallen van de DH-vergunning

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

(in werking nadat vergunning(en) is/zijn vervallen.

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en

melding aan gemeente en OM

Aanzegging dat het pand per onmiddellijke ingang moet worden gesloten

Strafvervolging

2e overtreding

(niet aan eerste aanzegging voldaan)

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en

Melding aan gemeente en OM

Toepassen bestuursdwang door sluiten pand

Strafvervolging

Intrekken Drank- en Horecavergunning

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 31, eerste lid van de Drank- en Horecawet

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

(in werking nadat de vergunning(en) is ingetrokken conform artikel 31, eerste lid is ingetrokken) .

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en

melding aan gemeente en OM

Aanzegging dat het pand per onmiddellijke ingang moet worden gesloten

Strafvervolging

2e overtreding

(niet aan eerste aanzegging voldaan)

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en

melding aan gemeente en OM

Toepassen bestuursdwang door sluiten pand

Strafvervolging

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 31, tweede lid van de Drank- en Horecawet wegens handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 4 of arTikel 23, derde lid DHW

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Schriftelijke waarschuwing om te voldoen aan vergunningvoor-schriften of beperkingen.

Strafvervolging

2e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Overgaan tot het opleggen van een dwangsom met maximum van 3 overtredingen.

Strafvervolging

3e, 4e, en 5e overtreding

Melden aan gemeente

Inningsprocedure dwangsommen starten

strafvervolging

6e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Bij volgende overtreding, trekt bevoegd gezag de vergunning in.

Strafvervolging

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 31, tweede lid van de Drank- en Horecawet wegens handelen in strijd met of krachtens de artikelen 2 en 13 t/m 24 gesteld verbod of bij artikel 29, tweede lid, gestelde verbod. (§ 3.2.2 onder b, blz. 8).

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Schriftelijke waarschuwing om te voldoen aan vergunningvoor-schriften of beperkingen.

Strafvervolging

2e overtreding

Constatering overtreding,

Overgaan tot het opleggen van een dwangsom met maximum van 3 overtredingen.

Strafvervolging

3e, 4e, en 5e overtreding

Melden aan gemeente

Inningsprocedure dwangsommen starten

strafvervolging

6e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Bij volgende overtreding, trekt bevoegd gezag de vergunning in.

Strafvervolging

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 31, tweede lid van de Drank- en Horecawet wegens handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van DHW.

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Schriftelijke waarschuwing om te voldoen aan vergunningvoor-schriften of beperkingen.

Strafvervolging

2e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Overgaan tot het opleggen van een dwangsom met maximum van 3 overtredingen.

Strafvervolging

3e, 4e, en 5e overtreding

Melden aan gemeente

Inningsprocedure dwangsommen starten

strafvervolging

6e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Bij volgende overtreding, trekt bevoegd gezag de vergunning in.

Strafvervolging

Intrekken vergunning op grond van de Drank- en Horecaverordening

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 11 van de Drank- en Horecaverordening.

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Aanzegging dat het pand per onmiddellijke ingang moet worden gesloten

Strafvervolging

2e overtreding

(niet aan eerste aanzegging voldaan)

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Toepassen bestuursdwang door sluiten pand

Strafvervolging

Intrekken exploitatievergunning ex artikel 2.3.1.2 APV.

OVERTREDING:

Intrekking vergunning conform artikel 1.6 onder punt c van de APV, zijnde het niet-naleven van de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen

Fase

Politie/voedsel- en warenautoriteit

Bevoegd gezag van de gemeente

Openbaar ministerie

1e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Schriftelijke waarschuwing om te voldoen aan vergunningvoor-schriften of beperkingen.

Strafvervolging

2e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Overgaan tot het opleggen van een dwangsom met maximum van 3 overtredingen.

Strafvervolging

3e, 4e, en 5e overtreding

Melden aan gemeente

Inningsprocedure dwangsommen starten

strafvervolging

6e overtreding

Constatering overtreding, opmaken proces-verbaal en melden aan gemeente en OM

Bij volgende overtreding, trekt bevoegd gezag de vergunning in.

Strafvervolging

Bijlage 2 Convenant - "Veilig uitgaan in Hulst"

Inhoudsopgave

1 INLEIDING blz. 2

2 CONVENANTPARTNERS blz. 2

3 OVERLEGSTRUCTUUR blz. 3

4 ACTIVITEITEN DOOR DE HORECA blz. 3

4.1 Huisregels

4.2 Algemeen / wettelijk

4.3 Toezicht

4.4 Bevorderen verantwoord alcoholgebruik

4.5 Onderhoud omgeving

5 ACTIVITITEITEN DOOR DE GEMEENTE blz. 4

5.1 Overleg

5.2 Openbare verlichting

5.3 Parkeren

5.4 Afval / reiniging

5.5 Gebruiksvergunningen

5.6 Voorlichting

5.7 Alcoholmatiging

5.8 Inzet van portiers

5.9 Toezicht / handhaving

6 ACTIVTEITEN DOOR DE POLITIE blz. 5

6.1 Algemeen

6.2. Toezicht.

6.3 Ontzegging.

6.4 Handhaving.

6.5 Aanspreekpunt

6.6. Proces-verbaal.

7 ACTIVITEITEN DOOR HET OPENBAAR MINISTERIE blz. 6

7.1 Vast aanspreekpunt

7.2 Instellen strafvervolging

7.3 Geweld heeft bij het OM prioriteit

7.4. Wijze van afdoen van strafzaken

8 EVALUATIE blz. 7

9 ONDERTEKENING blz. 8

BIJLAGEN

1 Huis- en gedragsregels

2 Regeling ontzegging toegang

3 Regels voor verantwoord alcoholgebruik

1 INLEIDING

In dit convenant ‘Veilig uitgaan in Hulst’ wordt een pakket aan afspraken vermeld die gemaakt zijn enerzijds tussen Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Hulst en de gemeente Hulst, en anderzijds tussen de gemeente Hulst en het wijkteam Hulst van de Politie Zeeland en het Openbaar Ministerie te Middelburg. Met vertegenwoordigers van deze instanties is dit convenant voorbereid en opgesteld.

In het convenant staan de keuzes om te komen tot een beheersbaar uitgaansklimaat in onze gemeente en het moet gezien worden als een groeimodel om in de praktijk de veiligheid te bevorderen en de uitgaansoverlast tot een minimum te beperken.

In dit convenant worden de wettelijke kaders (voor bijvoorbeeld handhaving en sanctiebeleid) niet afzonderlijk genoemd. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Hulst en de geldende nota “Handhavingsbeleid Horeca in de gemeente Hulst” geeft de wettelijke kaders die uitgangspunt zijn van het beleid. Verder is het de bedoeling een Nota Integraal Horecabeleid vast te stellen, waarin een samenhangende visie op de horeca en daaraan gerelateerde aspecten zal worden gepresenteerd.

De APV en ook het Wetboek van Strafrecht blijven uiteraard naast dit convenant van toepassing. Het convenant is een algemeen afsprakenkader tussen de betrokkenen bij de uitgaansproblematiek en kan naar onderwerp nader worden uitgewerkt in concrete (maatwerk)projecten. Het geldt in beginsel voor de horeca in de binnenstad van Hulst en de jongerencafés buiten deze kern, maar aansluiting door de overige horecaondernemers wordt zeker toegejuicht.

Vooropgesteld moet verder nog worden dat de convenantpartners zich in veel gevallen al overeenkomstig de afspraken in het convenant gedragen. In zoverre moet het convenant dan ook worden gezien als vastlegging van de belofte aan elkaar minimaal zo te blijven opereren en zo mogelijk nog verder te werken aan bevordering van veiligheid en beperking van overlast.

2 CONVENANTPARTNERS

Een veilig uitgaansbeleid is een gedeelde taak en verantwoordelijkheid van diverse partijen en kan slechts succesvol zijn bij een samenhangende en gecoördineerde aanpak. De meest betrokken partijen die hierin een bijdrage kunnen leveren zijn de horeca, gemeente, politie en justitie.

De gemeente is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid en voert van daaruit de regie bij het horeca- en uitgaansbeleid. De horecaondernemer is verantwoordelijk voor de gang van zaken in zijn bedrijf. Hierbij horen afspraken over verantwoord drank verstrekken, een veiligheidsbeleid, alertheid op drugs en wapens en het schoonhouden van de directe omgeving van het bedrijf. De verantwoordelijkheid van de politie is gericht op de opsporing van strafbare feiten en op het houden van toezicht. Het Openbaar Ministerie zet zich in om tot een adequate en spoedige afhandeling te komen van strafbare feiten die in verband staan met de kwaliteit van het uitgaansleven. Het Openbaar Ministerie voert een vervolgingsbeleid dat de in het convenant neergelegde afspraken ondersteunt.

Zoals hiervoor vermeld, gelden de afspraken tussen gemeente en horeca enerzijds en tussen gemeente, politie en OM anderzijds. Deze splitsing is aangebracht om meerdere redenen. Voornaamste is om zo tot uitdrukking te brengen dat de gemeente primair verantwoordelijk is voor het lokale veiligheidsbeleid en de regie voert in het horeca- en uitgaansbeleid. Verder is het zo dat politie en OM slechts in zeer uitzonderlijke situaties een convenant aangaan met particulieren.

De ondertekening van dit convenant door de horeca vindt, behalve door de overkoepelende brancheorganisatie, eveneens plaats door de individuele horecaondernemers om de persoonlijke betrokkenheid en de collectieve standpuntbepaling te benadrukken.

3 OVERLEGSTRUCTUUR

De gemeente draagt samen met de andere partners zorg voor de ontwikkeling van een geïntegreerd uitgaansbeleid en vervult hierbij de regiefunctie. De gemeente initieert structureel overleg tussen de bij het uitgaansbeleid betrokken partijen, waarbij de naleving en de werking van het convenant tevens zal worden geëvalueerd. Voorzitter van dit overleg is de gemeentelijke portefeuillehouder. Het secretariaat wordt verzorgd door de gemeente.

4 ACTIVITEITEN DOOR DE HORECA

4.1 Huisregels

Alle horecabedrijven hanteren collectieve huis- en gedragsregels, minimaal conform het landelijke model “Er zijn regels punt uit” met het daarbij behorende logo.

De huis- en gedragsregels worden zowel buiten als binnen het bedrijf duidelijk aan de gasten kenbaar gemaakt. De horecaondernemer kan het model met eigen huis- en gedragsregels aanvullen, die in dat geval ook duidelijk kenbaar worden gemaakt.

4.2. Algemeen / wettelijk

  • 1.

    De horecaondernemer / leidinggevende in de horeca-inrichting ziet er op toe dat de wettelijke regelingen worden nageleefd. Hierbij heeft de leidinggevende extra aandacht voor:

  • -

    naleving van de geldende leeftijdsgrenzen bij alcoholverstrekking;

  • -

    het niet toelaten tot cq. het verwijderen uit de inrichting van personen, die in kennelijke staat van dronkenschap zijn;

  • -

    het niet laten plaatsvinden van alcoholverstrekking aan personen indien redelijkerwijs moet worden vermoed dat dit zal leiden tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • -

    het voorkomen van vermijdbare (geluids)overlast door bezoekers in de inrichting / op het terras.

  • 2.

    De horecaondernemer of leidinggevende doet onverwijld aangifte bij de politie van alle strafbare feiten (bijvoorbeeld: geweldsdelicten, drugsgebruik en -handel, bedreigingen, discriminatie of verboden wapenbezit) welke in of in de nabijheid van de horeca-inrichting worden gepleegd / geconstateerd. Ook werken horecaondernemer en zijn personeel mee bij onderzoeken van getuigenverklaringen

  • 3.

    Personen aan wie de toegang tijdelijk ontzegd is conform de regeling in bijlage 2, worden niet tot de horeca-inrichting toegelaten.

  • 4.

    Bij evenementen wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van kunststof of onbreekbare glazen en dienen aanwijzingen van politie te worden opgevolgd.

4.3 Toezicht

  • 1.

    De horecaondernemer zorgt ter voorkoming van ongewenste situaties voor deugdelijk toezicht binnen, vóór en in de directe omgeving van de horeca-inrichting.

  • 2.

    De horecaondernemer instrueert zijn medewerkers met betrekking tot de na te leven bepalingen van het convenant.

  • 3.

    De horecaondernemer ziet er op toe dat portiers voldoen aan de bij wet- en regelgeving gestelde eisen.

  • 4.

    Door of namens de horecaondernemer zal er nauwlettend op worden toegezien dat geen glaswerk en drank buiten de horeca-inrichting of terras, komt. Klanten die zich hier niet aan houden worden hierop door de ondernemer aangesproken.

  • 5.

    Indien in of nabij de inrichting de gedragsregels als bedoeld in dit convenant worden overtreden, zal de horecaondernemer de overtreder(s) waarschuwen. Bij herhaalde overtredingen wordt de naam of de namen van de overtreders gemeld bij het bestuur van de plaatselijke afdeling van Koninklijke Horeca Nederland Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, die namens de gezamenlijke horeca een toegangsverbod kan opleggen.

  • 6.

    De horecaondernemer zal er nauwlettend op toe zien dat er zich in de horeca-inrichting niet meer bezoekers bevinden dan op grond van de gebruiksvergunning is toegestaan.

4.4. Bevorderen verantwoord alcoholgebruik

  • 1.

    De horecaondernemer schenkt geen alcoholhoudende drank aan gasten als zij duidelijk te veel gedronken hebben.

  • 2.

    De horecaondernemer zal zich houden aan de “Regels voor verantwoord alcohol verstrekken” (zie bijlage 3).

4.5 Onderhoud Omgeving

  • 1.

    De horecaondernemer zorgt ervoor dat voldoende afvalbakken in zijn inrichting aanwezig zijn, welke zo vaak als nodig worden geledigd.

  • 2.

    De horecaondernemer zorgt er dagelijks voor dat eventuele verontreiniging c.q. afval in de directe omgeving van zijn inrichting, dat kennelijk afkomstig is van zijn bedrijf, na sluiting onmiddellijk wordt verwijderd.

5 ACTIVITEITEN DOOR DE GEMEENTE

5.1 Overleg

De gemeente initieert ten minste twee maal per jaar een overleg met horeca en politie om de ontwikkelingen op het gebied van horecaoverlast en aanverwante onderwerpen te bespreken.

5.2 Openbare verlichting

De gemeente Hulst zorgt voor voldoende verlichting en een adequaat onderhoud daarvan ten behoeve van de looproutes en de parkeervoorzieningen van het uitgaand publiek. Tevens zorgt de gemeente voor het spoedig mogelijk vervangen van kapotte lampen.

5.3 Parkeren

De gemeente Hulst zorgt in overleg met de horecaondernemers voor geschikte parkeermogelijkheden voor fietsen en bromfietsen.

5.4 Afval / reiniging

Om de kwaliteit van de openbare ruimte te waarborgen dienen vervuiling, vernieling en bekladding te worden bestreden. De gemeente Hulst

- verwijdert alle graffiti welke is aangebracht op eigendommen van de gemeente binnen een week na melding;

- draagt zorg voor voldoende afvalbakken in de uitgaansbuurt die tijdig zullen worden geledigd;

- zorgt voor een goed bereikbaar telefoonnummer waar storingen, vernielingen en graffiti kunnen worden gemeld;

- herstelt bij vernielingen in de openbare ruimte zo spoedig mogelijk deze schade;

- gebruikt zoveel als mogelijk vandalismebestendig straatmeubilair in de openbare ruimte;

- neemt zonodig maatregelen om het wildplassen op probleemlocaties tegen te gaan.

5.5. Vergunningen

  • a.

    De gemeente Hulst verplicht zich om de achterstand in het verlenen van de gebruiksvergunningen in te lopen. Vóór 1 juni 2006 zal elke bij dit convenant betrokken horecazaak beschikken over een dergelijke vergunning.

  • b.

    De gemeente Hulst verplicht zich om vóór 1 januari 2007 de daarvoor in aanmerking komende exploitatievergunningen te herzien c.q. te actualiseren. Hierbij zal “maatwerk”worden toegepast per inrichting en zullen die voorwaarden worden verbonden die de openbare orde en veiligheid in en nabij de inrichting zoveel mogelijk garanderen.

5.6 Voorlichting

De gemeente zal voorlichtingsprojecten initiëren, gericht op gezondheidsrisico’s, risicogedrag en waarden en normen, waarbij afstemming en samenhang zal worden gezocht met andere aanbieders als politie, ZCAD, 3VO, GGD e.d.

5.7 Alcoholmatiging

De gemeente streeft een actief voorlichtingsbeleid na ten aanzien van alcoholmatiging zowel in de reguliere horecabedrijven, als in club-, buurthuizen, sportkantines e.d.

5.8 Inzet van portiers

De gemeente zal horeca-inrichtingen waarin zich herhaaldelijk openbare orde problemen voordoen, de verplichting opleggen om tijdens de openingstijden voldoende gecertificeerde portiers in dienst te hebben.

Deze verplichting zal worden opgenomen in de voor de betreffende horeca-inrichting afgegeven exploitatievergunning.

5.9 Toezicht / handhaving

  • 1.

    De gemeente ziet toe op de naleving van de diverse vergunningsvoorschriften en treft bij niet naleving bestuursrechtelijke maatregelen conform het wettelijk instrumentarium dat hiervoor ter beschikking staat.

  • 2.

    De gemeente ziet toe op naleving van de afspraken van dit convenant en afspraken in het kader van een alcoholmatigingsbeleid ten aanzien van jeugdigen. In beginsel treft zij bestuursrechtelijke maatregelen bij niet-nakoming.

6 ACTIVITEITEN DOOR DE POLITIE

6.1. Algemeen:

Het optreden van de politie is er op gericht een bijdrage te leveren aan een verbetering van de kwaliteit van het uitgaansleven. Zij richt zich op het voorkomen van ordeverstorende samenscholingen en het rondhangen van groepen jongeren / jeugdigen.

Daarnaast levert de politie een gerichte bijdrage in repressieve en preventieve zin aan het terugdringen van vandalisme, overlast en uitingen van geweld en/of toenemende onveiligheid tijdens uitgaansuren.

6.2 Toezicht.

De politie zorgt in het uitgaansleven voor een adequate en op het gebied afgestemde surveillance, vanuit het principe ‘kennen en gekend worden’.

Met betrekking tot horecaondernemers die zich onvoldoende moeite getroosten dan wel verzuimen adequate maatregelen te nemen om incidenten te beëindigen of (herhaling daarvan) te voorkomen zal de politie rapporteren aan de burgemeester opdat bestuurlijke maatregelen kunnen worden genomen.

6.3 Ontzegging.

De politie zal zonodig op verzoek van de horecaondernemer assistentie verlenen bij het verwijderen van een persoon uit een horecagelegenheid aan wie de toegang is ontzegd en die zich vervolgens schuldig maakt aan lokaalvredebreuk. De horecaondernemer doet hiervan direct aangifte.

6.4. Handhaving.

Op klachten / meldingen en verzoeken om assistentie van de horecabedrijven zal de politie adequaat reageren.

6.5. Aanspreekpunt.

De teamchefs van de politie Hulst zijn aanspreekpunt voor de horeca en gemeente.

Operationele zaken kunnen direct worden gemeld middels het servicecentrum van de politie, welk bereikbaar is onder telefoonnummer 0900-8844.

6.6 Processen-verbaal.

De politie bevordert in overleg met het Openbaar Ministerie een snelle en adequate afwikkeling van processen-verbaal, waarover termijnen worden afgesproken met het Openbaar Ministerie die recht doen aan de aanvaardbare termijnen binnen justitieel traject gelden.

7 ACTIVITEITEN DOOR HET OPENBAAR MINISTERIE (OM)

7.1 Vast aanspreekpunt

Het parket van de officier van justitie heeft een contactpersoon, die aanspreekbaar is voor de gemeente en politie. In beginsel is dit de gebiedsofficier van justitie.

7.2 Instellen strafvervolging

Ingeval de politie proces-verbaal heeft opgemaakt tegen (een) perso(o)(-en) die ervan verdacht worden in of rond horecagelegenheden gewelds- of drugsdelicten te hebben gepleegd, zal het OM de daarvoor in aanmerking komende verdachten in beginsel steeds dagvaarden, tenzij onvoldoende bewijs voorhanden is of een transactie volgens de geldende richtlijnen in de rede ligt.

Ten aanzien van overtredingen die in nauwe relatie staan tot de kwaliteit van de directe omgeving (bijvoorbeeld urineren in het openbaar) wordt in principe handhavend opgetreden door middel van het ter plekke en terstond aanbieden van een transactie.

7.3 Geweld heeft bij het OM prioriteit

Het OM beijvert zich de in de vorige paragraaf bedoelde zaken zo snel mogelijk te beoordelen en voor de rechter te brengen. Zo mogelijk krijgen verdachten die zijn aangehouden en in verzekering gesteld, doch niet in voorlopige hechtenis worden genomen, een dagvaarding uitgereikt alvorens zij in vrijheid worden gesteld.

Het OM zal bij de rechter-commissaris tegen inverzekeringgestelde personen die worden verdacht van ernstige gewelds- en drugszaken in beginsel steeds inbewaringstelling vorderen.

Ingeval verdachten in voorlopige hechtenis zijn genomen, wordt in beginsel gestreefd naar afdoening volgens snelrecht.

7.4. Wijze van afdoen van strafzaken

Het OM is verantwoordelijk voor een snelle en adequate afdoening van de strafzaken, die voortkomen uit bovengenoemde problematiek. Daartoe dient de politie over te gaan tot :

  • a.

    Opnemen complete aangifte waarin gebruik geweld, aard van het letsel en de specifieke omstandigheden zijn verwoord.

  • b.

    Zo spoedig mogelijk horen van verdachte(n) en getuige(n) na opnemen aangifte.

  • c.

    Zo spoedig mogelijk opvragen van medische gegevens en/of andere deskundigenberichten.

Het OM overweegt steeds in dergelijke zaken ter zitting een straatverbod of caféverbod (lokaalverbod) als bijkomende straf te vorderen..

Indien een horecagelegenheid afzonderlijk benadeelde partij is, wordt deze desgewenst individueel geïnformeerd door het Bureau Slachtofferzaken van het OM.

Benadeelden van strafbare feiten worden zoals gebruikelijk aangeschreven hun vordering kenbaar te maken en in te dienen. Het OM betrekt deze vorderingen bij zijn beoordeling.

Het OM zal ten aanzien van strafvervolging bij horecagerelateerd geweld, in het periodiek horecaoverleg - in de regel via de plaatselijke politie - op hoofdlijnen zo veel mogelijk en voor zover wet- en regelgeving in het kader van privacy zulks toestaat, de afloop van de zaak terugkoppelen.

8 EVALUATIE

Partijen zullen periodiek de in de dit convenant gemaakte afspraken evalueren. Op basis van opgedane ervaringen kan in gezamenlijk overleg besloten worden om de afspraken op onderdelen aan te vullen of te wijzigen.

Indien wenselijk kan de evaluatie ook breder getrokken worden om te zien wat het effect van het convenant op de omgeving is en wat eventueel de doelgroep er zelf van vindt.

Tussentijds overleg

De partijen zullen tussentijds overleg voeren om elkaar op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen zoals bijv. drugs. Het initiatief hiervoor ligt bij de gemeente.

Aan het overleg kunnen eventueel ook andere partijen deelnemen, zoals ZCAD,

Onderwijsinstellingen, GGD, wijkraden etc.

9 ONDERTEKENING

Dit convenant is tot stand gekomen in gezamenlijk overleg tussen de gemeente Hulst, Koninklijk Horeca Nederland afdeling Oost Zeeuws-Vlaanderen, Politie Zeeland en het Openbaar Ministerie te Middelburg en daartoe ondertekend te Hulst,

op 15 februari 2006.

De gemeente Hulst

De burgemeester,

……………………………………………..

Openbaar Ministerie,

de hoofdofficier van Justitie,

namens deze,

…………………………………………….

Politie Zeeland,

De korpschef,

namens deze,

…………………………………………….

Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Oost Zeeuws-Vlaanderen,

De voorzitter,

…………………………………………….

De horecaondernemers:

BIJLAGE 1 Huis en gedragregels

  • 1.

    Volg aanwijzingen van het personeel op.

  • 2.

    Bij toegangscontrole dient u mee te werken.

  • 3.

    Wapens in enigerlei vorm worden niet toegestaan.

  • 4.

    Het bezit, gebruik of handel in verdovende of hallucinerende middelen is verboden. "Als wordt geconstateerd dat:

    TEKST!!!!

  • 5.

    Ongewenste intimiteiten worden niet getolereerd.

  • 6.

    Openlijke uitingen van racisme of discriminatie worden niet toegestaan.

  • 7.

    Agressie zoals bedreigingen tegen of mishandeling van bezoekers of personeel is verboden. Bij constatering wordt aangifte gedaan.

  • 8.

    Hinderlijk, intimiderend en/of aanstootgevend gedrag zal leiden tot verwijdering uit de inrichting.

  • 9.

    Uw kleding dient er verzorgd uit te zien.

  • 10.

    Glaswerk mag niet buiten de lokaliteit of het terras worden meegenomen.

Bijlage 3 Overzicht van voorgenomen acties

Wat

Wie

Wanneer

Toepassen Wet Bibob

Team OO & BW

Heden

Breed Horeca-overleg

Team OO & BW

Twee maal per jaar

Preventiecampagnes

Team OO & BW

Team Welzijn

Eenmaal per jaar

Herziening terras- en exploitatievergunningen

Team OO & BW

Vóór 1 januari 2008

Aanpassen APV

Team OO & BW

Vóór 1 oktober 2007

Aanpassen Drank- en Horecavergunningen kantines en soc. Culturele instellingen

Team OO & BW

Vóór 1 juli 2007

(afronden)

Aanwijzen collectieve festiviteiten (vrijstelling geluidsvoorschriften)

Team OO & BW

Jaarlijks vóór 1 januari