Gedragscode integriteit collegeleden en burgemeester 2014

Geldend van 21-01-2015 t/m heden

Intitulé

Gedragscode integriteit collegeleden en burgemeester 2014

Deel I kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur en het behoud van de goede naam van de gemeente centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de collegeleden, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

  • -

    Dienstbaarheid

    Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

  • -

    Functionaliteit

    Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

  • -

    Onafhankelijkheid

    Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

  • -

    Openheid

    Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

  • -

    Betrouwbaarheid

    Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

  • -

    Zorgvuldigheid

    Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

    Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

  • -

    Definitie integriteit

    Aan het rapport “Bestuurlijke integriteit” van de Raad voor Binnenlands Bestuur is de hierna volgende definitie van integriteit ontleend, die ook in de gedragscode zelf is opgenomen.

     

    “Integriteit is handelen in overeenstemming met geschreven en ongeschreven waarden en normen die uitdrukking geven aan begrippen als rechtschapenheid, onschendbaarheid, onkreukbaarheid, zorgvuldigheid van oogmerk, willens en wetens te goeder trouw zijn, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid.”

Deel II gedragscodes voor bestuurders

1 Algemene bepalingen

  • 1.1

    Onder bestuurder wordt verstaan: het collegelid en de burgemeester.

  • 1.2

    Onder integriteit wordt verstaan: handelen in overeenstemming met geschreven en ongeschreven waarden en normen die uitdrukking geven aan begrippen als rechtschapenheid, onschendbaarheid, onkreukbaarheid, zorgvuldigheid van oogmerk, willens en wetens te goeder trouw zijn, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid.

  • 1.3

    In gevallen waarin deze code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt

    bespreking plaats in het college waarbij zonodig in voorkomende gevallen aanbevelingen kunnen worden geformuleerd op welke wijze in soortelijke gevallen dient te worden gehandeld al dan niet in de vorm van aanpassing/aanvulling van het betrokken artikel(lid).

  • 1.4

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.5

    Elke bestuurder ontvangt bij aantreding een exemplaar van de code.

  • 1.6

    De burgemeester treedt op als bewaker en stimulator van de integriteit.

  • 1.7

    Een bestuurder onthoudt zich in de uitoefening van zijn functie van ongewenste omgangsvormen naar elkaar toe maar ook naar buiten en eerbiedigt zowel in woord als gebaar de beginselen van artikel 1 van de Grondwet : allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

  • 1.8

    Een bestuurder onthoudt zich van al hetgeen het aanzien van het college en de burgemeester schaadt. Bestuurders zijn aanspreekbaar op de naleving van de gedragscode en spreken elkaar aan op ongewenst gedrag.

2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3

    Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het rechtstreeks of middellijk tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

  • 2.6

    Een bestuurder voorkomt bij zijn handelen te allen tijde (de schijn van) bevoordeling van zichzelf dan wel van derden.

  • 2.7

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij/zij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem/haar persoonlijk aangaat.

3 Nevenfuncties

  • 3.1

    Een bestuurder vervult, onverlet het bepaalde in titel II van de Gemeentewet, geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente, dan wel een risico kunnen vormen voor een integere invulling van zijn functie als bestuurder.

  • 3.2

    Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is en het tijdsbeslag per week. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

4 Informatie

  • 4.1

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 4.2

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5 Geschenken, diners, excursies, werkbezoeken en uitnodigingen

  • 5.1

    Een bestuurder geeft geen gelegenheid tot het aanbieden van gunsten in welke vorm dan ook en vraagt ook niet hierom.

  • 5.2

    Een bestuurder straalt een grote terughoudendheid uit ten aanzien van het accepteren van gunsten.

  • 5.3

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld in het college en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 5.4

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bepaalde in 5.3 worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 5.5

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.4, gemeld in het college. In het college wordt een besluit genomen over de bestemming van het geschenk.

  • 5.6

    Excursies en werkbezoeken dienen functioneel en in het belang van de gemeente te zijn. Zij worden door de bestuurder gemeld in het college. De gemeente betaalt de reis- en verblijfskosten uitsluitend wanneer daarvóór afspraken zijn gemaakt in het college.

6 Bestuurlijke uitgaven

  • 6.1

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 6.2

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • -

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

    • -

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

 

  • 6.3

    Ter bepaling van de hoogte van de bestuurlijke uitgaven wordt als richtlijn gehanteerd, dat deze sober en doelmatig zijn. Voor verblijfkosten, zoals overnachtingen, ontbijt, lunches en diners wordt hierbij als standaard een prijsniveau aangehouden, dat ook voor ambtenaren geldt.

7 Declaraties/creditcards

  • 7.1

    Een bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 7.2

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 7.3

    Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door of namens de gemeentesecretaris.

  • 7.4

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester.

  • 7.5

    Het gebruik van een creditcard wordt zoveel mogelijk beperkt.

  • 7.6

    De beslissing om een creditcard aan een bestuurder ter beschikking te stellen wordt door burgemeester en wethouders in een openbaar besluit genomen.

  • 7.7

    De gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

  • 7.8

    Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 7.9

    Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regeling voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 7.10

    Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 7.11

    Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 8.1

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan, tenzij hiervoor uitdrukkelijk een regeling is gecreëerd.

9 Reizen buitenland

  • 9.1

    Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, die op enigerlei wijze verband houdt met de functie, vraagt hiervoor uitdrukkelijk toestemming aan het college.

  • 9.2

    Een bestuurder die een aanvraag doet voor een buitenlandse reis, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten. De bestuurder doet, spoedig na terugkomst in Nederland, doch uiterlijk binnen 4 weken, schriftelijk verslag van zijn buitenlandse reis aan het college. Dit verslag wordt ter inzage gelegd voor de gemeenteraad.

  • 9.3

    Het meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in een dergelijk geval gemeld.

  • 9.4

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan.De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van betrokkene.

  • 9.5

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

10 Overige bepalingen

  • 10.1

    Elke bestuurder geeft zich bij voortduring rekenschap van zijn verantwoordelijkheid de integriteitte handhaven en te bevorderen en hij onthoudt zich van handelingen en gedragingen, die de integriteit kunnen schaden.

  • 10.2

    Er is een collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur om te attenderen op afwijkend gedrag en om te reageren op vragen van bestuurders als steun en klankbord in twijfelgevallen.

  • 10.3

    Bestuurders zijn altijd bereid om signalen vanuit de samenleving over vermeend niet-integer bestuurlijk gedrag serieus te (doen) onderzoeken. 

Toelichting bij Deel II

Toelichting bij deel II

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

Belangenverstrengeling

Bij belangenverstrengeling gaat het om vermenging van het publiek belang met het persoonlijk belang van de bestuurder of dat van derden waardoor een zuiver en objectief besluiten of handelen in het publiek belang niet langer is gewaarborgd. Reeds de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. Het risico van belangenverstrengeling kan bijvoorbeeld ontstaan als een bestuurder een nevenfunctie vervult die raakvlakken heeft met de uitoefening van het politieke ambt. Ook het hebben van bepaalde financiële belangen of het verrichten van bepaalde financiële transacties kan (de schijn van) belangenverstrengeling veroorzaken.

Bij belangenverstrengeling betreft het niet alleen mogelijk persoonlijk voordeel voor de bestuurder zelf. Het kan ook gaan om bevoordeling van bijvoorbeeld vrienden en familieleden of van bedrijven en instellingen waarmee de bestuurder als privé-persoon banden heeft. De bevoordeling kan naast het verlenen van overheidsgunsten ook bestaan uit het doorgeven van vertrouwelijke overheidsinformatie.

Aanbesteding

De aanbestedingen worden in IJsselstein uitgevoerd conform vastgesteld beleid. In deze nota wordt aangegeven wanneer sprake is van een Europese aanbesteding, wanneer van een openbare aanbesteding en wanneer van een onderhandse aanbesteding.

In artikel 15 (Zie ook de artikelen 41c, lid 1 en 69,lid 1 van de Gemeentewet) van de Gemeentewet is bepaald dat bestuurders niet kunnen optreden als advocaat, procureur of adviseur voor de tegenpartij in geschillen met gemeente. Ze worden ook beperkt in hun optreden als gemachtigde of adviseur. Tevens bestaan er beperkingen met betrekking tot het aangaan van overeenkomsten voor het aannemen van werk, het verrichten van werkzaamheden of het leveren van diensten. De strekking van dit artikel is vooral om een waarborg te scheppen voor de zuiverheid in de verhoudingen tussen bestuurders enerzijds en gemeente anderzijds.

Artikel 12 Gemeentewet bepaalt dat bestuurders hun nevenfuncties kenbaar maken.

De overheid als aanbesteder heeft te maken met belangen die elke opdrachtgever heeft (kostenbeheersing, een goede prijs-kwaliteitverhouding, tijdige oplevering e.d.), maar heeft daarnaast specifiek te maken met doelstellingen die samenhangen met het overheid zijn, zoals:

  • 1.

    doelmatige besteding van publieke gelden,

  • 2.

    non-discriminatie in de zin dat bedrijven gelijke kansen krijgen om een opdracht te verwerven en dat bedrijven die aan de aanbesteding meedoen een gelijke behandeling krijgen,

  • 3.

    integriteitbewaking,

  • 4.

    bevorderen van lokale overheidsbelangen, bijvoorbeeld met betrekking tot werkgelegenheid.

 

Het aanbestedingstraject kan in verschillende fasen worden onderscheiden. Ten eerste het voortraject, waarin onder andere de eisen worden vastgesteld waaraan de aanbestedingsprocedure moet voldoen. Ten tweede de vaststelling van het bestek als basis voor de aannemingsovereenkomst. Ten derde de aanbesteding zelf waarbij verschillende vormen onderscheiden worden (openbare aanbesteding, openbare aanbesteding met voorafgaande selectie, onderhandse aanbesteding en onderhandse aanbesteding met voorafgaande selectie). Ten vierde de fase van de uitvoering van het project zelf en de controle daarop. 

In elk van deze fasen kunnen zich integriteitrisico's voordoen. In de voorfase kan worden gedacht aan situaties waarin een bedrijf is betrokken geweest bij de opdrachtformulering en daarop vervolgens een offerte kan uitbrengen, ofwel een bedrijf dat in feite zijn eigen bestek heeft mogen schrijven. In de fase van aanbesteding zelf is het integriteitrisico dat de opdracht wordt verstrekt op grond van persoonlijke belangen van de bestuurder of van diens familie of vrienden dan wel als gevolg van beïnvloeding door het aanbieden van diensten of geschenken. In de uitvoeringsfase ligt bijvoorbeeld een integriteitrisico in de sfeer van het meer- en minderwerk.

Artikel 3 Nevenfuncties

In algemene zin zijn bij het aanvaarden van nevenfuncties twee afwegingen van belang:

  • -

    Er mag geen verstrengeling optreden tussen het ambt en de nevenfunctie.

  • -

    De nevenfunctie mag niet leiden tot een zodanig tijdbeslag dat daardoor het functioneren als ambtsdrager in het geding komt.

De bestuurder die een nevenfunctie vervult, dient dit voorts te doen vanuit het voortdurend besef dat de belangen van die nevenfunctie en de gemeente uit elkaar moeten worden gehouden.

Het is wenselijk en gebruikelijk dat bij de openbaarmaking van de nevenfuncties het tijdbeslag wordt aangegeven en of deze betaald dan wel onbetaald zijn.

Artikel 4 Informatie

Een integer bestuurder dient zorgvuldig en correct om te gaan met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij mag geen onjuiste informatie verstrekken of relevante (niet geheime) informatie achterhouden. Ook mag hij niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik maken van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. Evenmin mag hij geheime informatie verstrekken.

Integriteitrisico's kunnen ontstaan als een bestuurder over vertrouwelijke informatie beschikt die hij kan gebruiken om er persoonlijk voordeel mee te behalen of kan aanwenden ten bate van bijvoorbeeld vrienden, kennissen, familieleden of andere relaties.

Er zijn aangelegenheden die naar hun aard vertrouwelijk behandeld moeten worden. De Gemeentewet bevat regels over de beslotenheid van vergaderingen onderscheidenlijk de geheimhouding omtrent het in een vergadering behandelde. Vergaderingen van het college van B&W zijn in beginsel besloten. De raad en de clusters vergaderen in beginsel openbaar, maar er kan besloten worden dat een vergadering wordt gehouden met ‘gesloten deuren’. Het feit dat een zaak in een besloten vergadering wordt behandeld en de notulen niet openbaar zijn, betekent niet zonder meer dat op de leden ter zake een geheimhoudingsplicht rust. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (zie bijlage) (WOB) geheimhouding opleggen ten aanzien van stukken die in een besloten vergadering zijn behandeld. Het schenden van die geheimhoudingsplicht kan volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht bestraft worden met gevangenisstraf of een geldboete. 

Artikel 5 Aannemen van geschenken

Bij het afleggen van de ambtseed of belofte verklaren bestuurders dat zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd om benoemd te worden. Ook beloven ze geen geschenken of beloften te hebben aangenomen of te zullen aannemen om iets te doen of te laten. Dat betekent kort gezegd dat nooit giften of gunsten - ook niet als ze van geringe waarde zijn - mogen worden aangenomen in ruil voor een tegenprestatie.Toch is het binnen de diverse relaties die gemeenten onderhouden niet ongebruikelijk dat geschenken worden gegeven en ontvangen. Dat hoeft geen probleem te zijn zolang de onafhankelijkheid van de bestuurders niet in het geding is.

Wel is het verstandig om ook voor het weggeven van dergelijke geschenken een deugdelijke administratie bij te houden. Voor andere te geven geschenken is het goed openbare richtlijnen op te stellen waarin voor een aantal categorieën bedragen worden vastgesteld. Voor grote geschenken is het raadzaam een expliciet en gemotiveerd raadsbesluit te nemen. Het verdient aanbeveling om de raad jaarlijks te informeren over de verstrekte geschenken.

Ook met het ontvangen van geschenken door de gemeente moet zorgvuldig en terughoudend worden omgegaan. In veel gemeenten bestaat de regel dat voor het accepteren van schenkingen boven een bepaalde waarde een raadsbesluit nodig is. In een openbaar register worden alle ontvangen geschenken bijgehouden. Geschenken worden bewaard in het stadhuis of andere aan te wijzen instellingen (musea e.d.).

In het kader van het integriteitsbeleid dienen de begrippen geschenken en diensten ruim te worden geïnterpreteerd. Ook uitnodigingen voor een diner, een excursie, werkbezoeken of een gezamenlijk

bezoek aan een evenement zijn beïnvloedingsmiddelen waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan.

Als het gaat om excursies en werkbezoeken op uitnodiging is voorwaarde dat zij functioneel zijn en in het belang van de gemeente.

Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven en onkostenvergoeding

In artikel 6.1 wordt het belang van integriteit van college en burgemeester nogmaals benadrukt. Aan het begin van elke collegeperiode wordt besproken wat de regels zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Tevens wordt bekeken of de geldende richtlijn moet worden aangepast. Deze wordt ter kennis gebracht van de raad. De raad heeft dan altijd de mogelijkheid om de richtlijn zelf vast te stellen.

Elk jaar bespreken college en burgemeester bij de behandeling van de jaarrekening op welke wijze met bestuurlijke uitgaven en de vergoeding daarvan is omgegaan. Dit gebeurt aan de hand van een aantal van tevoren opgestelde vragen.

Uit artikel 6.2 blijkt, dat uitgaven voor eigen rekening blijven, indien met de uitgaven geen gemeentebelang is gediend en niet uit de functie voortvloeit.

Er zijn uitgaven in het belang van de gemeente, die tevens een voordeel in de privésfeer kunnen opleveren. Volgens belastingwetgeving zijn dit gemengde kosten.

Vergoeding van deze kosten vindt eerst plaats nadat het college daarover afzonderlijk een besluit heeft genomen dan wel indien het college hieromtrent nadere afspraken heeft gemaakt en de vergoeding binnen die afspraken valt.

In artikel 6.3 wordt de hoogte van bestuurlijke uitgaven nader geduid door de introductie en invulling van het begrip sober en doelmatig. Voor de vergoeding van verblijfkosten wordt uitgegaan van de vergoedingen, die ook voor ambtenaren gelden.

Voor 2014 gelden de volgende bedragen:

Overnachting/ontbijt/lunch/diner resp. max. € 85,40/ € 8,34 / € 14,18 / € 21,45.

Uitzonderingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld door beperkte beschikbaarheid van verblijfsvoorzieningen. Deze uitzonderingen worden tevoren in het college besproken.

Artikel 7 Declaraties/creditcards

Naast vergoedingen voor nader aangeduide kosten zoals reis- en verblijfkosten, hebben de ambtsdragers aanspraak op een vaste (forfaitaire) onkostenvergoeding. Bij de opbouw van de vaste of forfaitaire onkostenvergoedingen voor gemeentebestuurders kunnen de volgende kostencomponenten worden gehanteerd:

  • -

    Representatie

  • -

    Vakliteratuur

  • -

    Contributies (verenigingen)

  • -

    Telefoonkosten

  • -

    Bureaukosten en porti

  • -

    Giften

  • -

    Fractiekosten (Het is overigens van belang dat provincies en gemeenten heldere criteria hanteren voor de zaken waaraan de fractievergoeding mag worden besteed. Er dient daarbij een duidelijke scheiding te worden aangebracht tussen de middelen en de voorzieningen die aan fracties ter beschikking worden gesteld en de financiering van politieke partijen.)

  • -

    Representatieve ontvangsten aan huis

  • -

    Excursies

Onder een declaratie wordt verstaan een voorschotbetaling door de bestuurder die vervolgens wordt gerestitueerd. Terughoudendheid is geboden bij deze financieringswijze van bestuurlijke uitgaven. Het verdient de voorkeur eigen middelen en publieke middelen zoveel mogelijk gescheiden te houden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur dat kosten direct in rekening worden gebracht bij de organisatie, zonder dat een ‘voorfinanciering’ geschiedt uit de privé-gelden van de individuele bestuurder.

Een creditcard is een betaalmiddel en geen voorziening als zodanig. Dat betekent dat vereisten omtrent de verrekening van functionele uitgaven onverkort van toepassing zijn.

Artikel 8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

Politieke ambtsdragers dienen te beschikken over voor de uitoefening van het ambt benodigde voorzieningen.

Bestuurders kunnen van gemeenten voorzieningen en faciliteiten ontvangen. Daarbij geldt de regel dat indien er sprake is van een voordeel in de zin van artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet (Artikel 99 Gemeentewet:

)1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een commissie en van het dagelijks bestuur van een commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemee 2)Voordelen ten laste van de gemeente, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkoming, genieten zij slechts voor zover de raad dit bij verordening bepaalt. De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.) de voorziening dient te worden geregeld bij gemeentelijke verordening.nte.

Het is uiteraard niet toegestaan om gemeentelijke voorzieningen en eigendommen ten eigen bate aan te wenden in de privé-sfeer. Net zomin als het is toegestaan om voor rekening van de gemeente bijvoorbeeld kantinepersoneel in te zetten voor privé-feestjes of de technische dienst voor reparaties aan het eigen huis.

Bijlage Artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur

  • 1.

    Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

    • a.

      de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

    • b.

      de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

    • c.

      bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.

    • d.

      persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

  • 2.

    Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

    • a.

      de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

    • b.

      de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

    • c.

      de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • d.

      inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

    • e.

      de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

    • f.

      het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

    • g.

      het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

  • 3.

    Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

  • 4.

    Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie. Het verstrekken van deze informatie ingevolge deze wet kan achterwege blijven voor zover het gegevens betreft waarvan openbaarmaking aantasting van het milieu waarschijnlijker zou maken.