Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Kampen 2019

Geldend van 24-12-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Kampen 2019

De raad van de gemeente Kampen;

Gelezen het voorstel van het presidium van 18 november 2019, kenmerk 76384-2019;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4., eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

gezien de circulaire van de VNG d.d. 18 januari 2019, kenmerk TAZ/U201900030, inzake de modelregelingen rechtspositie college en raad;

besluit:

vast te stellen de navolgende Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Kampen

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • d.

    fractievoorzittersoverleg: de fractievoorzitters - of hun plaatsvervangers -, alsmede de raadsvoorzitter en de plaatsvervangend raadsvoorzitter, ondersteund door de griffier.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Raadsleden ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding overeenkomstig artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, inwonersklasse 5 (40.001-60.000 inwo-ners) en het vierde lid van dat artikel (jaarlijkse wijziging).

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage per jaar toegekend van maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1 eerste en vierde lid Rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers, teruggerekend naar een bedrag per maand.

  • 2.

    Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van maximaal € 120,-- per maand, overeenkomstig artikel 3.1.4 eerste en derde lid (jaarlijkse wijziging) van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdra-gers.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 6.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is het fractievoorzittersoverleg bevoegd.

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid en overlijden

  • 1.

    De gemeente treft voor de raadsleden een collectieve verzekering voor tijdelijke arbeidsongeschikt-heid, invaliditeit en overlijden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 6 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing bedraagt € 1.000,-- per jaar per persoon.

  • 4.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 5.

    In voorkomende gevallen beslist het fractievoorzittersoverleg op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie een tablet en, op zijn verzoek, een (stan-daardmodel) smartphone plus abonnement van de gemeente ter beschikking wordt gesteld, bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleen-overeenkomst vast.

  • 2.

    Bij beëindiging van het lidmaatschap van de raad of een commissie, wordt de bruiklener in de gele-genheid gesteld de apparatuur weer in te leveren of tegen een nader te bepalen vergoeding in eigendom over te nemen.

Artikel 8 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Een commissielid wordt een vergoeding toegekend van 110% van de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt als:

  • a.

    het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken; en/of

  • b.

    het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding per bijgewoonde vergadering van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 eerste en derde lid (jaarlijksewijziging) van het Rechtspositie-besluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats.

Artikel 11 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4.

    Voor zover het facturen of betalingen betreft uit een vorig kalenderjaar, worden de declaratie-formulieren met bewijsstukken binnen drie maanden in het nieuwe jaar ingediend.

  • 5.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen zes weken na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 12 Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Kampen zoals vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 april 2018, wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Kampen 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kampen, 12 december 2019. De raad van de gemeente Kampen,

drs. H.A. van der Meulen,

griffier

drs. mr. B. Koelewijn,

voorzitter

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Kampen 2019

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

Hoofdstuk VI van de Gemeentewet (verder te noemen de wet) met de titel Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van de raad en de commissies, bevat o.a. regels voor vergoeding voor werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten voor raadsleden en geldelijke voorzieningen voor commissieleden.

Uit het feit dat het raadslidmaatschap niet als een zelfstandige hoofdfunctie mag worden beschouwd, volgt dat de “bezoldiging” niet het karakter van een vergoeding voor verrichte arbeid draagt maar van een vergoeding voor gederfde inkomsten, alsmede een tegemoetkoming in gemaakte kosten. Gekozen is daarbij voor een stelsel van gelijke vergoedingen aan raadsleden, niet voor een vergoedingsregeling die is afgestemd op de financiële positie van individuele raadsleden. De vergoedingsregeling wordt door de raad bij verordening vastgesteld. De verordening is onderworpen aan het algemene repressieve toezicht van de wet en moet na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden (art. 98 van de wet).

Voor wat betreft de vergoeding voor werkzaamheden aan commissieleden gaat de wet in eerste instantie uit van een beloning op presentiegeldbasis, aangevuld met vergoedingen voor reis- en verblijfkosten. Vaste vergoedingen op jaarbasis voor verrichte werkzaamheden behoren n beginsel tot de uitzondering

In artikel 99 Gemeentewet (verder te noemen de wet) is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 van de wet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

Nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moeten volgens de wet worden geregeld bij of krachtens de wet (via Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en ministeriële regeling).

De laatste betreffende AMvB heet het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (verder te noemen Rechtspositiebesluit), van 15 oktober 2018, gepubliceerd in het Staatsblad van 6 november 2018, nr. 386. In het Rechtspositiebesluit zijn een aantal bepalingen imperatief vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen.

Het Rechtspositiebesluit biedt wel de mogelijkheid aanvullend in een gemeentelijke verordening een aantal zaken op het gebied van de rechtspositie te regelen.

In de laatste ministeriële regeling, de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers (verder te noemen Rechtspositieregeling), van 16 november 2018, gepubliceerd in de Staatscourant van 23 november 2018, nr. 66006, zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

Voor de op te stellen gemeentelijke verordening heeft de VNG een modelverordening opgesteld, die is toegezonden op 18 januari 2019. In deze verordening zijn dus alleen aanvullende bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de raadsvergoeding en de onkostenvergoedingen als inkomsten moeten worden verantwoord en de (beroeps)kosten die worden gemaakt mogen worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad. Het fractievoorzittersoverleg heeft op 9 mei jl. desgevraagd aangegeven van deze kan-bepaling geen gebruik te willen maken.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie [en bijzondere commissie] van raadsleden

Voor toelagen aan raadsleden als leden van bijzondere commissies, waarvan het lidmaatschap meer tijd vraagt dan het reguliere raadslidmaatschap, zijn er speciale bepalingen.

Vertrouwenscommissie en rekenkamerfunctie

Zo regelt artikel 3.1.2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit de toelage aan een raadslid als lid van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61, derde lid van de wet (€ 120,-- per maand). Zo ook voor toelagen aan raadsleden die de rekenkamerfunctie uitoefenen als bedoeld in artikel 81oa (eveneens € 120,-- per maand). Ingevolge artikel 3.1.2, tweede lid, stelt voor de toepassing van het eerste lid de burgemeester de duur van de activiteiten van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie vast. Ingevolge artikel 3.1.2, derde lid wordt het bedrag in het eerste lid bij ministeriële regeling gewijzigd, als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat.

Onderzoekscommissie

Artikel 3.1.3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit regelt dat aan een raadslid als lid van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de wet voor de duur van de activiteiten van die commissie een toelage wordt toegekend, waarvan de hoogte bij verordening wordt bepaald. De hoogte mag per jaar niet meer zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding. In het fractievoorzittersoverleg op 9 mei jl. is afgesproken het maximumbedrag te hanteren, teruggerekend naar een bedrag per maand. Ingevolge artikel 3.1.3, tweede lid, stelt voor de toepassing van het eerste lid de burgemeester de duur van de activiteiten van de onderzoekscommissie vast.

Bijzondere commissie

Als de gemeenteraad besluit ter uitvoering van zijn taken en verantwoordelijkheden een bijzondere commissie in te stellen met een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag dat die niet redelijkerwijs tot het reguliere werk van een raadslid geacht kan worden te behoren, dan kan de gemeenteraad ingevolge artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit bij verordening besluiten aan de raadsleden die lid zijn van die commissie een toelage toe te kennen van maximaal € 120,-- per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie. In het fractievoorzittersoverleg op 9 mei jl. is afgesproken het maximumbedrag te hanteren. Ingevolge artikel 3.1.4, tweede lid, stelt voor de toepassing van het eerste lid de burgemeester de duur van de activiteiten van de bijzondere commissie vast. Ingevolge artikel 3.1.4, derde lid wordt het bedrag in het eerste lid bij ministeriële regeling gewijzigd, als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In artikel 4 van deze verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Na overleg in het fractievoorzittersoverleg op 9 mei jl. is in het zesde lid van dit artikel opgenomen dat voor de toepassing van de eerste twee leden van artikel 4 het fractievoorzittersoverleg functioneert als gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 van de wet.

Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. In de gedragscode voor bestuurders en ambtenaren van de gemeente Kampen d.d. 27 maart 2018 is in punt 9.1 bepaald dat een raadslid, dat het voornemen heeft voor de uitoefening van zijn functie én anders dan voor eigen rekening een buitenlandse reis te maken, toestemming nodig heeft van het seniorenconvent. Ik stel voor in plaats van seniorenconvent te lezen: fractievoorzittersoverleg. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd, komen ook voor vergoeding in aanmerking. Voor de vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders, omdat in het Rechts- positiebesluit geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen.

(N.B.: Reis- en verblijfkosten vergoeding raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente: zie artikel 3.1 Rechtspositieregeling, Staatscourant d.d. 23 november 2018, nr. 66006, zie bijlage).

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

De gemeente heeft voor raadsleden een verzekering afgesloten die voorziet in een uitkering bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden. De raad heeft tot op heden niet geopteerd voor een verzekering die voorziet in de opbouw van ouderdomspensioen. In het fractievoorzitters-overleg van 9 mei jl. bleek dat een aantal raadsleden korter is gaan werken, dan wel eerder zijn gestopt met werken om het raadswerk meer prioriteit te kunnen geven. Het fractievoorzitters-overleg verzocht dan ook niet de regeling uit het Rechtspositiebesluit over te nemen, maar de collectieve verzekering zoals die reeds geldt, uit te breiden met een aanvullende voorziening voor de opbouw van het pensioen van die raadsleden, die aantoonbaar korter zijn gaan werken dan wel eerder zijn gestopt met werken, om het raadswerk optimaal te kunnen verrichten.

Uit informatie blijkt dat de keuze is:

  • 1.

    de huidige collectieve verzekeringen in stand houden (voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden, maar zonder pensioenvoorziening), zulks op basis van het overgangsrecht óf

  • 2.

    iedereen een extra maandbedrag om zelf de nodige voorzieningen te kunnen treffen.

De keuze is niet per individu te maken. Ook mensen van de collectieve verzekering uitzonderen is niet mogelijk; dus of allemaal collectief verzekerd blijven of allemaal een extra maandbedrag.

In de verordening is de collectieve verzekering per raadslid gehandhaafd en niet gekozen voor de extra maandbedrag waaruit ieder raadslid zelf de verzekeringen (tijdelijke arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en overlijden), maar ook zijn pensioenvoorzieningen zou kunnen bekostigen.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Ook moet een kostenspecificatie worden overgelegd.

In lid 3 is de maximale vergoeding van de scholing ad  € 1.000,-- per persoon (raads- en commissieleden) onveranderd.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatievoorziening en op verzoek een communicatievoorziening ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op een informatie- en communicatievoorziening op grond van art. 3.4.4 van het Rechtspositiebesluit. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende software en abonnement. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Verstrekt wordt op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer. In het fractievoorzittersoverleg van 9 mei jl. is opgemerkt dat vrijwel iedereen al een smartphone met abonnement heeft en collectieve verstrekking daarvan door de gemeente thans niet zinvol lijkt. Wel kan het zinvol worden tegen het einde van de looptijd van een abonnement, dat dan kan worden opgezegd. Vandaar dat op verzoek is toegevoegd bij ter beschikking stellen van een communicatievoorziening. Bij beëindiging van het lidmaatschap van de raad of een commissie, wordt de bruiklener in de gelegenheid gesteld de apparatuur weer in te leveren of tegen een nader te bepalen vergoeding in eigendom over te nemen. Dit is dezelfde redactie die thans geldt ten aanzien van de reeds verstrekte tablets als informatievoorzieningen.

Artikel 8. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet is imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. In het fractie-voorzittersoverleg van 9 mei jl. is afgesproken in artikel 7 het percentage van 110% te hanteren, maar in voorkomend geval te bezien of dit percentage voldoende is.

Artikel 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit en de verordening aangewezen als eindheffings-bestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10. Betaling vaste vergoedingen & artikel 11 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier. Er zij nu termijnen opgenomen voor tijdige declaratie en betaling.

Bijlage

Staatscourant d.d. 23 november 2018, nr. 66006

Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers

Hoofdstuk 3 Gemeenten

Artikel 3.1 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

  • 1.

    Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 4.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 5.

    Indien een raads- of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter be-schikking gesteld.

  • 6.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of com-missielid maakt in verband met reizen binnen de gemeente voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.