Regeling vervallen per 01-04-2019

Directiestatuut

Geldend van 13-08-2014 t/m 31-03-2019

Intitulé

Directiestatuut

Directiestatuut

  • 1. Inleiding

    In dit directiestatuut beschrijven wij de rol en positie van de directie in de organisatie en de wijze waarop de directie de taken onderling verdeeld heeft en de wijze waarop de samenwerking als directieleden en samenwerking met de eenheidsmanagers vorm en inhoud wordt gegeven.

  • 2. Samenstelling

    • 1.

      De directie bestaat uit twee leden, waaronder de algemeen directeur.

    • 2.

      De algemeen directeur is tevens gemeentesecretaris.

  • 3. Verantwoordelijkheid

    De directie is de opdrachtnemer van het college. De directie legt haar werkzaamheden jaarlijks vast in een directieplan en brengt dit ter kennisname aan het college. De directie is verantwoordelijk voor het functioneren van de ambtelijke organisatie in al zijn aspecten. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor het functioneren van de directie.

    De directie is in het bijzonder verantwoordelijk voor:

    • a.

      de kwaliteit (tijdigheid en compleetheid) van de ambtelijke adviezen en voorstellen;

    • b.

      de rechtmatigheid, de doelmatigheid en doeltreffendheid in het functioneren van de organisatie;

    • c.

      het signaleren van alle ontwikkelingen in het bestuur en beleid, die een strategische interventie vragen en het tot stand komen en actueel houden vaneen strategische visie;

    • d.

      een correcte uitvoering van het middelenbeleid;

    • e.

      nadere uitwerking van de mandatering.

  • 4. Taken

    De directie heeft in ieder geval tot taak:

    • a.

      de ondersteuning van het college bij het strategisch positioneren van de gemeente;

    • b.

      het aansturen en beslissen omtrent de bedrijfsvoering van de ambtelijke organisatie;

    • c.

      bewaking van de samenhang tussen de eenheden en de integraliteit van producten;

    • d.

      het vaststellen van de missie en visie van de organisatie;

    • e.

      de procesbegeleiding met betrekking tot de beleidscyclus;

    • f.

      het aansturen en opdracht geven aan de eenheidsmanagers van de organisatie;

    • g.

      het aansturen van concernbrede taken;

    • h.

      het vaststellen en wijzigen van de jaarplannen en de managementcontracten met de eenheidsmanagers.

  • 5. Werkwijze

    • 1.

      De directie is een eenheid die in collegialiteit functioneert.

    • 2.

      De algemeen directeur is voorzitter van de directie.

    • 3.

      De directie kan door alle leden van de directie worden vertegenwoordigd.

    • 4.

      De directie regelt de vervanging van de algemeen directeur en de onderlinge vervanging.

    • 5.

      De directie verdeeld haar taken in portefeuilles. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met een vergelijkbare werklast en de verdeling van intern en extern georiënteerde eenheden. De portefeuilleverdeling wordt vastgelegd in een directiebesluit.

    • 6.

      Binnen de directie worden afspraken gemaakt over de aansturing van de afzonderlijke eenheidsmanagers.

  • 6. Vergadering/besluitvorming

    • 1.

      De directie vergadert periodiek.

    • 2.

      De directie kan, al dan niet op diens verzoek, anderen uitnodigen voor de vergadering als een onderwerp wordt besproken dat de betreffende eenheid betreft.

    • 3.

      De directie besluit bij consensus. Indien er geen consensus kan worden bereikt, beslist de voorzitter.

    • 4.

      Besluiten van de directie worden neergelegd in een besluitenlijst en ondertekend door de algemeen directeur.

    • 5.

      De directie en eenheidsmanagers (MT) overleggen periodiek. Dit is geen besluitvormend overleg. Doel van het overleg is de onderlinge consultatie, afstemming, informatie-uitwisseling en coördinatie tussen eenheidsmanagers en de directie. Het MT heeft een advies- en klankbordrol voor de directie.

  • 7. Verantwoordelijkheid van de eenheidsmanager

    • 1.

      Met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de directie is de eenheidsmanager integraal verantwoordelijk voor:

      • a.

        de leiding van de eenheid;

      • b.

        het functioneren van de eenheid;

      • c.

        de kwaliteit van de producten, diensten en prestaties van de eenheid;

      • d.

        de integratie en coördinatie van de activiteiten van de eigen eenheid met andere onderdelen van de organisatie;

      • e.

        de uitvoering van het middelenbeleid.

    • 2.

      De managers oefenen hun verantwoordelijkheid uit met inachtneming van de door de directie gestelde concernkaders.

    • 3.

      De managers voeren hun bevoegdheden uit met inachtneming van de regels en reglementen zoals die zijn vastgelegd in de organisatie.

  • 8. Aansturing en overleg met eenheidsmanagers

    • 1.

      De aansturing van de afzonderlijke eenheidsmanagers betreft het toetsen op de voortgang en het monitoren van afspraken in het gesloten managementcontract.

    • 2.

      De directie heeft periodiek bilateraal overleg met de eenheidsmanagers.

    • 3.

      De directie en de eenheidsmanager bepalen gezamenlijk de frequentie en op welke wijze invulling wordt gegeven aan het overleg.

  • 9. Concernbrede activiteiten

    De rollen van de directie of een directielid en de manager ten aanzien van concernbrede activiteiten worden voorafgaand per situatie in onderling overleg vastgesteld.

    Een directielid kan bij een programma of activiteit betrokken zijn om de navolgende redenen:

    • a.

      bij de initiatieffase om mee te denken en te sturen op de te kiezen richting;

    • b.

      bij bestuurlijk gevoelige onderwerpen als ondersteuner van het bestuur;

    • c.

      als Kampen zich moet of wil profileren of om op te treden als ambassadeur;

    • d.

      bij calamiteiten als crisismanager.

  • 10. Tot slot

    Daar waar dit statuut niet in voorziet, beslist de algemeen directeur na overleg in hetdirectieoverleg.