Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen

Geldend van 31-07-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

Gelezen het voorstel van 13 juni 2019, kenmerk 34908-2019,

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en artikel 156 van de Gemeentewet,

Gelet op de Verordening sociaal domein gemeente Kampen,

besluit vast te stellen het volgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen

Inhoud

Hoofdstuk 1

Regels over het persoonsgebonden budget

1.1

Mogelijkheden tot het kiezen voor een PGB

1.2

Kwaliteit

1.2.1

Hulpmiddelen en woningaanpassingen

1.2.2

Professionele dienstverlening / hulpverlening

1.2.3

Informele hulp / informele dienstverlening

1.2.4

Onafhankelijk deskundige

1.3

Wanneer is een PGB niet mogelijk

1.4

PGB-plan

Plan van aanpak

Begroting

Zorgovereenkomsten

Zorgbeschrijvingen per hulpverlener

Concrete inhoud PGB-plan voor hulpmiddelen / producten /kleine woningaanpassingen

Woningaanpassing ter waarde van meer dan € 10.000,-

Concrete inhoud PGB-plan voor hulpverlening / diensten

1.5

Offertes

1.6

Aanvangsdatum en budgetperiode

1.7

Algemene verplichtingen PGB

1.8

Algemene regels PGB voor hulpverlening

Reiskosten

1.9

Hoogte van het PGB

Informele hulp

PGB beschermd wonen

PGB voor woningaanpassing

PGB Hulp bij het huishouden

Hoogte PGB voor hulpmiddelen die bij ZIN alleen in bruikleen worden verstrekt

Binnen afschrijvingstermijn nieuw PGB

Hoofdstuk 2

Pgb voor maatwerkvoorziening woningaanpassing

Hoofdstuk 3

Regels ten aanzien van PGB rond melding, terugbetaling, terugvordering, beëindiging en overgang

3.1

Regels over melding en verantwoording

3.2

Terugvordering

3.3

Beëindiging

Hoofdstuk 4

Kostprijs

Hoofdstuk 5

Maatschappelijke ondersteuning

5.1

Omvang van de bijdrage in de kosten

5.2

Afschrijvingstermijnen

5.3

Omvang maatwerkvoorziening voor vervoer

5.4

Primaat van verhuizen

Hoofdstuk 6

Maatschappelijke ondersteuning, financiële tegemoetkomingen

6.1

Hoogte tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

6.2

Hoogte tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

Reikwijdte vervoer auto, taxi of rolstoeltaxi

Eigen auto

Individuele (rolstoel)taxi

Samenwonende partners

6.3

Tegemoetkoming voor een aanpassing aan een autobus

6.4

Tegemoetkoming kosten sportrolstoel

Hoofdstuk 7

Regels met betrekking tot beschermd wonen op grond van de Wmo 2015

7.1

Maatschappelijk resultaat

7.2

Medewerkers

7.3

Veiligheid

7.4

Uitstroom

7.5

Medezeggenschap

7.6

Cliëntervaringen

7.7

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

7.8

Klachten en calamiteiten

7.9

Bestemmingsplan

7.10

Administratie

7.11

Handhaving

Hoofdstuk 8

Begrippen

Hoofdstuk 8

Slotbepalingen

8.1

Normbedragen en normtijden

8.2

Hardheidsclausule

8.3

Inwerkingtreding en citeertitel

Bijlage 1: "Hoogte persoongebonden budgetten beschermd wonen"

Inleiding

Dit Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen geeft uitvoering aan de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Verordening sociaal domein gemeente Kampen. In dit besluit zijn de bevoegdheden ingevuld die via de wetgeving en de Verordening sociaal domein gemeente Kampen bij het college van burgemeester en wethouders zijn neergelegd.

In dit besluit staat een integrale aanpak van de Jeugdwet en de Wmo 2015 centraal. Op die manier is er zoveel mogelijk duidelijkheid voor en een gelijke behandeling van de inwoners van de gemeente Kampen. Het besluit bevat meer details dan de verordening, maar geeft voldoende ruimte voor de professionals van de afdeling Zorg van de gemeente Kampen om daadwerkelijk te komen tot maatwerkoplossingen en om verder te ontwikkelen.

Deze nadere regels geven het juridische kader weer, waarmee de professionals aan de slag kunnen. Als het nodig is kan er van de nadere regels altijd gemotiveerd worden afgeweken. De bijlage bij dit document maakt integraal onderdeel uit van dit besluit.

Naast dit besluit zijn beleidsregels voor Jeugd en beleidsregels voor Wmo vastgesteld. Deze beleidsregels maken het uitoefenen van de wettelijke bevoegdheden uit de Jeugdwet en de Wmo 2015 beter hanteerbaar. De inwoner kan in de beleidsregels lezen welke afwegingskaders de gemeente gebruikt om tot een beslissing te komen. De professionals kunnen de beleidsregels gebruiken om een juiste afweging te maken voor het beslissen op aanvragen van (individuele) (maatwerk)voorzieningen.

Hoofdstuk 1 Regels over het persoonsgebonden budget

Uitgangspunt is dat een inwoner die hulp-op-maat (een individuele voorziening in het kader van de Jeugdwet of een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015) toegekend krijgt, deze hulp ontvangt in zorg in natura (ZIN). De gemeente zorgt er dan voor dat er hulp wordt ingezet. De inwoner kan er echter ook voor kiezen de hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) te ontvangen. Hiervoor moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Deze voorwaarden zijn voor een deel in de Verordening sociaal domein gemeente Kampen neergelegd en voor een deel in dit Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen.

1.1 Mogelijkheden tot het kiezen voor een PGB

Als een inwoner in aanmerking komt voor een (individuele) (maatwerk)voorziening en dit in de vorm van een PGB wil ontvangen, dan is een PGB alleen mogelijk als:

  • a.

    naar het oordeel van de gemeente is voldaan aan alle in artikel 3.1 en artikel 2.3.6 tweede lid, van de Wmo 2015 of artikel 8.1.1 Jeugdwet genoemde voorwaarden en de weigeringsgronden van artikel 2.3.6, vijfde lid, van de Wmo 2015 of artikel 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet niet van toepassing zijn;

  • b.

    de ondersteuning die de inwoner met het PGB wil inkopen naar het oordeel van de gemeente van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in de rapportage of het Plan van Aanpak opgenomen beoogde resultaat. Van een goede kwaliteit is sprake als de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de (individuele)(maatwerk)voorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt;

  • c.

    de inwoner naar het oordeel van de gemeente voldoende in staat is de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De inwoner kan zich ook laten ondersteunen door iemand uit zijn sociale netwerk of zich laten vertegenwoordigen om de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • d.

    de inwoner gemotiveerd aangeeft waarom ZIN niet passend is. Dit geldt niet voor maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo 2015;

  • e.

    de gemeente instemt met het PGB-(budget)plan dat door de inwoner is ingediend.

1.2 Kwaliteit

In paragraaf 1.1 onder b staat dat een PGB alleen mogelijk is als naar het oordeel van de gemeente de ondersteuning van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het in de rapportage of het Plan van Aanpak opgenomen beoogde resultaat. Van een goede kwaliteit is sprake als de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de (individuele) (maatwerk)voorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt en, indien van toepassing, worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Periodiek of steekproefsgewijs onderzoekt de gemeente uit het oogpunt van kwaliteit of het PGB juist is besteed.

1.2.1 Hulpmiddelen en woningaanpassingen

Om de kwaliteit van hulpmiddelen en woningaanpassingen te beoordelen, kijkt de gemeente onder meer naar de volgende factoren:

  • de aanwezigheid van een programma van eisen;

  • is de originele factuur aanwezig?;

  • is er een onderhoudscontract met een erkend bedrijf afgesloten?;

  • is er een keuringsrapport of heeft er een keuring plaatsgevonden?;

  • de leeftijd van het hulpmiddel gerelateerd aan de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Het hulpmiddel moet namelijk gedurende de afschrijvingstermijn van het middel mee kunnen gaan. De afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 van dit Besluit;

  • de aanwezigheid van een erkend keurmerk dat voldoet aan de professionele standaard dat gangbaar is voor dat product. Een voorbeeld hiervan is het nationaal keurmerk hulpmiddelen.

1.2.2 Professionele dienstverlening / hulpverlening

Onder professionele hulp wordt verstaan een hulp die:

  • een beroepskracht of aanbieder is die is ingeschreven in het handelsregister (KVK) als zijnde verlener van hulp; en

  • beschikt over een zogenaamde BIG-registratie voor zover dit voor het verlenen van de ondersteuning van belang is; en

  • geen persoon is uit het sociale / informele netwerk van de inwoner.

De gemeente is van mening dat professionele dienstverlening / hulpverlening kwalitatief goed is als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • de hulpverlener(s) hebben voldoende deskundigheid. Deze deskundigheid blijkt uit de genoten opleiding en de ervaring van de hulpverlener(s);

  • de aanwezigheid van een VOG van de hulpverlener(s) en de bestuurder van een organisatie;

  • er is voldaan aan de in de sector geldende kwaliteitseisen, zoals bijvoorbeeld een BIG-registratie;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met de meldcode huiselijk geweld en werkt hier ook actief mee;

  • de organisatie die de hulp verstrekt heeft transparant en meetbaar beleid;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met een klachtenregeling;

  • de aanwezigheid van een adequaat zorgplan / hulpverleningsplan waarin staat hoe er aan de doelen wordt gewerkt;

  • de organisatie / hulpverlener is bekend met een vertrouwenspersoon en werkt daar ook actief mee.

  • de organisatie / hulpverlener draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat cliënten niet in een afhankelijkheidspositie, in welke vorm dan ook, van de organisatie / hulpverlener komen te verkeren;

  • de organisatie / hulpverlener zorgt ervoor dat zijn locatie geschikt is voor het soort activiteiten dat de organisatie / hulpverlener verricht ten behoeve van de te leveren ondersteuning en/of zorg;

  • de organisatie / hulpverlener onthoudt zich van zogenaamde upcoding. Dit betekent dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt niet zwaarder voor wordt gedaan dan in werkelijkheid het geval is. De organisatie / hulpverlener vraagt niet onnodig hogere indicaties van de cliënt;

  • de organisatie / hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de organisatie / hulpverlener het ondernemingsplan en kan de organisatie / hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;

  • de organisatie kan voldoende gekwalificeerd personeel inzetten zodat er aangesloten wordt bij de ondersteuningsbehoefte die nodig is;

  • de bestuurder van de organisatie stuurt de organisatie zodanig aan dat de benodigde kwaliteit van de te leveren ondersteuning en/of zorg wordt gegarandeerd.

  • de organisatie / hulpverlener declareert rechtmatig. De organisatie declareert uitsluitend ondersteuning en/of zorg die daadwerkelijk door de organisatie is geleverd.

  • de organisatie / hulpverlener is financieel gezond en is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid.

1.2.3 Informele hulp / informele dienstverlening

Onder hulp uit het informele / sociale netwerk wordt verstaan de betaalde hulp uit de huiselijke kring van de inwoner of uit het sociale netwerk van de inwoner, waarbij geldt dat:

  • de ondersteuner of aanbieder niet is ingeschreven in het handelsregister (KVK) als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning; óf

  • de ondersteuning wordt geboden door een ouder of familielid of iemand anders uit het sociale netwerk. Dit geldt zelfs als de ouder of het familielid gediplomeerd is voor de zorg die wordt geleverd.

In het geval van de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door een informele hulp (hieronder valt niet mantelzorg) bekijkt de gemeente onder meer de volgende factoren:

  • of de hulp minimaal gelijkwaardig of aantoonbaar beter is dan een professionele hulpverlener;

  • de deskundigheid van de hulpverlener die blijkt uit de genoten opleiding en de ervaring van de hulpverlener is voldoende. Als dit voor het verlenen van de ondersteuning niet relevant is, hoeft de informele ondersteuner niet te beschikken over een zogenaamde BIG-registratie;

  • de aanwezigheid van een VOG van de hulpverlener;

  • dat er is voldaan aan de in de sector geldende kwaliteitseisen;

  • de aanwezigheid van een adequaat zorgplan / hulpverleningsplan waarin staat hoe er aan de doelen wordt gewerkt;

  • dat de hulpverlener ervoor zorgt dat zijn locatie geschikt is voor het soort activiteiten dat hij verricht ten behoeve van de te leveren ondersteuning en/of zorg;

  • dat de hulpverlener er zoveel mogelijk zorg voor draagt dat een cliënt niet in een afhankelijkheidspositie, in welke vorm dan ook, van de hulpverlener komt te verkeren;

  • dat er geen sprake is van overbelasting bij de hulpverlener;

  • dat er geen druk is uitgeoefend op de inwoner om de informele hulp in te schakelen.

  • dat de hulpverlener zich onthoudt van zogenaamd upcoding. Dit betekent dat de ondersteuningsbehoefte van de inwoner niet zwaarder voor wordt gedaan dan in werkelijkheid het geval is. De hulpverlener vraagt niet onnodig hogere indicaties van de inwoner;

  • dat de hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de hulpverlener het ondernemingsplan en kan de hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;

  • dat de hulpverlener rechtmatig declareert. De hulpverlener declareert uitsluitend ondersteuning en/of zorg die daadwerkelijk door de organisatie is geleverd.

1.2.4 Onafhankelijk deskundige

De gemeente schakelt eventueel een onafhankelijk deskundige in die een oordeel geeft over de kwaliteit van de hulp die verstrekt wordt uit het PGB. Hierbij wordt de vraag gesteld of de hulp die wordt ingezet ook datgene biedt wat de inwoner nodig heeft om aan de gestelde doelen te werken.

1.3 Wanneer is een PGB niet mogelijk

Een PGB is niet mogelijk:

  • als de inwoner het PGB (budget)plan niet of onvolledig heeft ingevuld;

  • als de inwoner weigert het PGB (budget)plan desgevraagd te bespreken met de gemeente of na voor zo’n gesprek te zijn opgeroepen zonder geldige reden niet verschijnt;

  • als de inwoner, of indien de inwoner jonger is dan 18 jaar, één van zijn ouders of voogden surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

  • als ten aanzien van de inwoner of, indien de inwoner jonger is dan 18 jaar, één van zijn ouders of voogden , de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • als de inwoner verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft tenzij de bewindvoerder of iemand anders het volledige beheer van het PGB op zich neemt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is;

  • de gemeente niet instemt met een of meer aspecten van het PGB-plan;

  • als naar het oordeel van de gemeente niet voldoende aannemelijk is dat met het PGB wordt voorzien in toereikende ondersteuning van voldoende kwaliteit;

  • voor sociaal-recreatief vervoer als de inwoner in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;

  • als de voorziening een kilometerbudget voor de (rolstoel)taxi betreft;

  • de uitvoerder van de ondersteuning dezelfde (rechts)persoon is die het PGB beheert, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van de gemeente voldoende zijn;

  • als aan de inwoner eerder een PGB is verleend en de inwoner zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere PGB opgelegde verplichtingen en voorwaarden;

  • naar verwachting niet de gestelde gebruiksduur compenserend is;

  • voor zover het PGB is bestemd voor vakantie / verblijf in het buitenland als maatwerkvoorziening in de Wmo 2015. Een PGB, in het kader van de Jeugdwet, is niet mogelijk als het besteed wordt in het buitenland en het gaat om meer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken. Dit geldt niet als de gemeente hiervoor vooraf expliciet toestemming geeft. De eventuele besteding in het buitenland wordt dan meegenomen in het Pgb-plan;

  • het PGB bedoeld is ter compensatie van een overbelaste mantelzorger. Voor respijtzorg kan een andere maatwerkvoorziening worden aangevraagd.

  • voor bemiddelings- of administratiekosten, coördinatie of kosten voor voortgezette diagnostiek.

1.4 PGB-plan

De inwoner dient een PGB-plan in als de inwoner een PGB wil aanvragen voor hulp-op-maat (een (individuele)(maatwerk) voorziening). Een PGB-plan is niet nodig bij grote woningaanpassingen met een waarde van meer dan € 10.000,-. Een PGB-plan moet schriftelijk bij de gemeente worden ingeleverd. Dit kan via het door de gemeente beschikbaar gestelde formulier. Dit kan ook door een ander document, bijvoorbeeld een e-mail met eventuele bijlagen zijn. Het PGB-plan bestaat uit een plan van aanpak, een begroting, de zorgovereenkomsten en de zorgbeschrijvingen per hulpverlener.

Plan van aanpak

  • Indien van toepassing: wie de inwoner vertegenwoordigt om zijn belangen ten aanzien van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren;

  • Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd.

Begroting

Een onderbouwde begroting of tariefstelling. Uit deze begroting of tariefstelling blijkt op welke wijze de inwoner verwacht het PGB te besteden aan de verschillende formele / informele hulpen in een jaar.

Zorgovereenkomsten

Zorgovereenkomsten per hulpverlener. De SVB stelt hiervoor modelovereenkomsten ter beschikking, die de gemeente verplicht stelt.

Zorgbeschrijvingen per hulpverlener

Hierin staat wat de hulpverlener komt doen, hoe vaak en hoe lang per dag/week. En of dit een vast of flexibel aantal uren per week betreft. Daarnaast staat hierin vermeld waarom de cliënt deze zorg nodig heeft. Een hulpverlener kan ook een ouder of verzorger van een kind zijn.

Concrete inhoud PGB-plan voor hulpmiddelen / producten /kleine woningaanpassingen

Als een inwoner een PGB vraagt voor hulp in de vorm van een hulpmiddel / product of kleine woningaanpassing geeft de inwoner in het PGB-plan concreet aan:

  • 1.

    Wat de hulpvraag van de inwoner is;

  • 2.

    Welke ondersteuning de inwoner in wil kopen en waaruit deze bestaat;

  • 3.

    Welke effecten de inwoner verwacht van het product of de woningaanpassing;

  • 4.

    Waarom de inwoner de hulp in de vorm van een PGB in wil kopen. Voor jeugdhulp geldt dat ouders en/of jeugdige gemotiveerd moeten aangeven dat de individuele voorziening die wordt geleverd in ZIN niet passend is;

  • 5.

    Wie het PGB beheert of wie de inwoner heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren;

  • 6.

    Hoe de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uitgevoerd gaan worden;

  • 7.

    Op welke wijze de kwaliteit van het hulpmiddel / product of woningaanpassing is gewaarborgd. De gemeente kan via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde laten toetsen of de hiermee verantwoorde ondersteuning kan worden geleverd;

  • 8.

    Een onderbouwde begroting met daarin een offerte(s) van de leverancier(s) die het hulpmiddel aanbied(en)(t) of van degene die de woningaanpassing gaat uitvoeren. De offerte omschrijft tenminste het product of de woningaanpassing en bevat het tarief hiervan. Het tarief dat in de offerte staat mag niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is voor die dienst of product;

  • 9.

    De naam, adres en locatie van bijvoorbeeld de leverancier van het product of aannemer die de aanpassing gaat uitvoeren;

  • 10.

    Indien van toepassing: De relatie tussen de inwoner en de winkel of bijvoorbeeld aannemer;

  • 11.

    Het PGB-plan moet ondertekend worden door de inwoner en door degene die het PGB beheert (als dit iemand anders is dan de inwoner).

Woningaanpassing ter waarde van meer dan € 10.000,-

Voor woningaanpassingen met een waarde hoger dan € 10.000.- hoeft de inwoner geen PGB-plan aan te leveren. De gemeente levert dan een programma van eisen aan aan de inwoner. In dit programma van eisen staat aan welke eisen de woningaanpassing moet voldoen. De inwoner verstrekt de gemeente vervolgens 3 offertes waarbij is voldaan aan het programma van eisen.

Concrete inhoud PGB-plan voor hulpverlening / diensten

In een PGB-plan waarin hulp wordt gevraagd voor hulpverlening / diensten geeft de inwoner concreet aan:

  • 1.

    wat de hulpvragen zijn waaraan de inwoner wil gaan werken;

  • 2.

    welke ondersteuning de inwoner in wil kopen en wat de activiteiten zijn waarbij de hulpverlener ondersteunt;

  • 3.

    welke effecten de inwoner verwacht van de hulp;

  • 4.

    wat de frequentie (aantal uren / dagdelen) van de hulp is;

  • 5.

    waarom de inwoner de hulp in de vorm van een PGB in wil kopen. Voor jeugdhulp geldt dat ouders en/of jeugdige gemotiveerd moeten aangeven dat de individuele voorziening die wordt geleverd in ZIN niet passend is;

  • 6.

    wie het PGB beheert of wie de inwoner heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het beheer van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren;

  • 7.

    hoe de aan het beheer van het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uitgevoerd gaan worden;

  • 8.

    op welke wijze de kwaliteit van de hulp is gewaarborgd (bijvoorbeeld door te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals de aanwezigheid van een VOG van de hulpverlener). De gemeente kan via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde laten toetsen of de hulpverlener verantwoorde ondersteuning kan leveren;

  • 9.

    een onderbouwde begroting met daarin een tariefstelling of offerte(s) van (een) hulpverlener(s) voor dienstverlening. De tariefstelling of offerte(s) bevat(ten) tenminste de volgende onderdelen: de activiteiten, het tarief, de tijd en indien van toepassing de frequentie van de hulp. Het tarief dat in de offerte staat mag niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is voor die dienst of product;

  • 10.

    de administratieve gegevens van de zorgverlener en de budgethouder. Hierbij kan gedacht worden aan het KvK-nummer van de zorgverlener, een agb-code;

  • 11.

    welke relatie de inwoner tot de hulpverlener heeft. Is de zorgverlener bijvoorbeeld iemand uit het (sociale) netwerk van de inwoner;

  • 12.

    het PGB-plan moet ondertekend worden door de inwoner en door degene die het PGB beheert (als dit iemand anders is dan de inwoner).

1.5 Offertes

Afhankelijk van de soort hulp en het tarief van de dienst of product moeten er door de inwoner of zijn vertegenwoordiger een tariefstelling of een aantal offertes worden opgevraagd.

Soort hulp

Aantal offertes

Hulpverlening / diensten

1 tariefstelling

Woonvoorzieningen en hulpmiddelen tot € 1.000,-

1 offerte

Woonvoorzieningen en hulpmiddelen, bedrag tussen € 1.000,- en € 10.000,-

2 offertes

Woonvoorzieningen en hulpmiddelen, bedrag hoger dan € 10.000,-

3 offertes

1.6 Aanvangsdatum en budgetperiode

Een PGB wordt verleend voor een periode die begint op de dag waarop het recht op een PGB is ontstaan. Het PGB wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode die overeenkomt met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het PGB te verwerven hulp-op-maat ofwel een (individuele) (maatwerk)voorziening. Is er een PGB voor een hulpmiddel verstrekt dan wordt de budgethouder geacht gedurende deze periode gebruik te kunnen maken van de voorziening. Is een hulpmiddel afgeschreven dan ontstaat er niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via een PGB aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel, tenzij het middel niet meer een compenserende voorziening is. Een eventuele aanvraag voor een betreffende maatwerkvoorziening en dus ook het PGB wordt dan ook afgewezen.

1.7 Algemene verplichtingen PGB

Bij het gebruiken van het PGB gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • 1.

    het PGB wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening en de daarmee samenhangende kosten. Wat voor kosten dit zijn verschilt per (individuele) (maatwerk)voorziening. Bij de maatwerkvoorziening begeleiding gaat het daarbij bijvoorbeeld om uitbetaling vakantiedagen bij het einde van de arbeidsovereenkomst en de doorbetaling van loon gedurende de opzegtermijn. Bij een rolstoelvoorziening en bij een vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel kan daarbij gedacht worden aan de onderhouds- en verzekeringskosten van de voorziening;

  • 2.

    de geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening die de inwoner inkoopt met het PGB moet doelmatig, compenserend, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn. De voorziening dient te voldoen aan een eventueel opgesteld programma van eisen. Daarbij moet de maatwerkvoorziening kwalitatief zodanig goed zijn dat er gedurende de periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn geen extra kosten ontstaan;

  • 3.

    de inwoner dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die voor het gebruik van de (individuele) (maatwerk)voorziening aan derden kan ontstaan;

  • 4.

    de inwoner bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het PGB ingekochte geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening gedurende vijf jaar, of als de normale afschrijvingsduur langer dan deze termijn is, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking aan de gemeente.

1.8 Algemene regels PGB voor hulpverlening

De gemeente houdt bij de vaststelling van de hoogte van het PGB rekening met de soort hulp en met het feit of er sprake is van formele hulpverlening of informele hulpverlening. De gemeente bepaalt of in verband met de benodigde deskundigheid bepaalde hulp door een formele hulp moet worden geboden.

De inwoner kan bij een PGB voor hulpverlening geen vrij besteedbaar bedrag opnemen. Ook wordt geen feestdagenuitkering verstrekt. Het gebruik van de modelovereenkomsten van de SVB is verplicht. Een vrij besteedbaar bedrag is niet meer mogelijk omdat op deze wijze inwoners met een PGB en inwoners met zorg in natura op gelijke wijze worden behandeld. Inwoners die gebruik maken van zorg in natura hebben ook niet de beschikking over een vrij besteedbaar bedrag.

Reiskosten

De te vergoeden reiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 0,19 per km. Een kilometervergoeding kan worden verstrekt als de enkele reisafstand meer dan 6 km bedraagt. De maximaal te vergoeden reisafstand is 150 km per keer (retour reis). De totale kosten van hulpverlening, inclusief vervoer, kunnen de kostprijs niet overschrijden.

1.9 Hoogte van het PGB

De hoogte van het PGB is afhankelijk van de soort hulp die de inwoner krijgt. Hoe de hoogte van het PGB wordt vastgesteld, is neergelegd in paragraaf 6.3.2 van de Verordening sociaal domein gemeente Kampen en in deze paragraaf.

De hoogte van het PGB kan verschillen afhankelijk van de soort hulp en of die hulp geboden wordt door een professionele hulp of door een informele hulp / sociaal netwerk.

Informele hulp

Een inwoner kan hulpverlening en andere voorzieningen onder voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. De hoogte van een PGB voor het inschakelen van een informele hulp is:

  • a.

    voor informele hulpen jonger dan 22 jaar: Voor hen geldt maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag); of

  • b.

    voor informele hulpen van 22 jaar en ouder: Voor hen geldt een maximum van € 20,- per uur gedurende maximaal 40 uur per week of € 20,- per dagdeel voor dagbesteding; of

  • c.

    voor deeltijd verblijf/ logeeropvang (als er geen sprake is van een dienstbetrekking) kan een inwoner de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand ontvangen voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of artikel 8ab lid 1 onder a van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het PGB-plan van de inwoner kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen moet de inwoner een verklaring hebben als bedoeld in artikel 2ab lid 3 van de Uitvoeringsregeling Wmo2015 of artikel 8ab lid 3 van de Regeling Jeugdwet die is goedgekeurd door de gemeente en door de SVB.

PGB beschermd wonen

De hoogte van het PGB voor beschermd wonen wordt bepaald op basis van de tabel zoals opgenomen in bijlage 1 van dit Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen.

PGB voor woningaanpassing

De hoogte van een PGB voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing (inclusief onderhoudskosten) wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door de gemeente geaccepteerde offerte. Blijkt na de gereedmelding van de woningaanpassing dat de kosten van de woningaanpassing hoger of lager uitvallen dan de geaccepteerde offerte, dan past de gemeente de hoogte van het PGB aan aan de werkelijke kosten. Hierbij blijft gelden dat alleen de goedkoopst compenserende kosten worden vergoed.

PGB Hulp bij het huishouden

Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten maatwerkvoorzieningen behorend bij hulp bij het huishouden, te weten:

  • huishoudelijke werkzaamheden: HH-1;

  • huishoudelijke werkzaamheden + organisatie van het huishouden: HH-2.

In afwijking van het bovenstaande in deze paragraaf bedraagt het uurtarief voor inwoners die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB maximaal:

  • hulp bij het huishouden 1 (HH-1): € 16,65 per uur

  • hulp bij het huishouden 2 (HH-2): € 17,25 per uur

  • Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH1 en HH2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.

Het PGB-tarief voor HH1 is maximaal gelijk aan het loon van werknemers in de op en na hoogste trede van de HV- loonschaal, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren ten tijde van de inwerkingtreding van dit Besluit. De HV loonschaal bestaat uit 5 treden. Het tarief voor hulp bij het huishouden-2 is maximaal gelijk aan het PGB voor hulp bij het huishouden-1 vermeerderd met 16,35% conform de rekentool in het kader van het vaststellen van een reële kostprijs die gebruikt is voor de vaststelling van het tarief voor ZIN voor hulp bij het huishouden. Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH-1 en HH-2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.

Hoogte PGB voor hulpmiddelen die bij ZIN alleen in bruikleen worden verstrekt

De hoogte van het ZIN-tarief is het tarief dat de gemeente betaalt om de voorziening te verstrekken. Wordt een voorziening in bruikleen verstrekt, dan betaalt de gemeente iedere maand een huurbedrag aan de leverancier van het product. In het geval een inwoner een PGB wil ontvangen voor een voorziening die bij ZIN alleen in bruikleen wordt verstrekt, is de hoogte van het PGB maximaal gelijk aan het huurbedrag per maand x de afschrijvingstermijn van de soort voorziening zoals deze in dit besluit is vastgelegd.

Binnen afschrijvingstermijn nieuw PGB

Als de inwoner een met het PGB aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer compenserend is (onder andere ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden) en een nieuw PGB wordt toegekend:

  • wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een nieuw toe te kennen PGB;

  • wordt bij een eventueel nieuw toe te kennen PGB het PGB voor instandhoudingkosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen instandhoudingkosten.

Hoofdstuk 2 Pgb voor maatwerkvoorziening woningaanpassing

De woningeigenaar moet na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het PGB, aan de gemeente laten weten dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het PGB is verleend. De gereedmelding is, indien nodig, tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het PGB. Het PGB wordt vastgesteld en betaald op basis van de door de gemeente geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij kunnen de volgende kosten in aanmerking worden genomen:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • b.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • c.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NL ingenieurs en BNA in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

  • d.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • e.

    de leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • f.

    de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • g.

    de door de gemeente (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • h.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

Hoofdstuk 3 Regels ten aanzien van PGB rond melding, terugbetaling, terugvordering, beëindiging en overgang

3.1 Regels over melding en verantwoording

Na aanschaf van de maatwerkvoorziening dient de budgethouder verantwoording af te leggen door de nota/factuur en andere relevante bescheiden in kopie aan de gemeente te overleggen. De budgethouder bewaart de originelen in zijn eigen administratie. Op basis van deze overgelegde bewijsstukken onderzoekt de gemeente vervolgens de besteding van het verleende PGB en/of vindt vaststelling van de hoogte van het PGB plaats.

Nieuwe feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een herziening of het intrekken van een PGB, moeten door de inwoner worden gemeld. Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het PGB moet de inwoner rekening houden met controle door de gemeente van de besteding van het PGB en moet de inwoner hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden. Het Pgb voor een eenmalige voorziening wordt door de inwoner, na aanschaf van of besteding aan de voorziening, maar uiterlijk binnen 3 maanden na toekenning van het PGB aan de gemeente verantwoord.

De gemeente kan, achteraf, na afloop van PGB verstrekking of na afloop van een kalenderjaar, het verstrekte PGB door middel van een steekproef controleren. De gemeente moet de verantwoording volledig en voorzien van de benodigde bewijsstukken binnen 6 weken nadat de gemeente hierom schriftelijk heeft verzocht, van inwoner hebben ontvangen. De inwoner mag tot 1 februari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover verantwoording moet worden afgelegd, betalingen vanuit het PGB doen die betrekking hebben op het te verantwoorden jaar.

3.2 Terugvordering

Na de controle op de verantwoording, wordt door de gemeente beoordeeld of er aanleiding bestaat het Pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. Bedragen tot € 113,- worden niet teruggevorderd of verrekend.

3.3 Beëindiging

  • 1.

    Bij het overlijden van de inwoner eindigt het PGB op de dag na de overlijdensdatum, tenzij arbeidsrechtelijke verplichtingen van toepassing zijn.

  • 2.

    Als de inwoner verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, wordt het PGB beëindigd met ingang van de dag waarop de inwoner langer dan 13 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Als de inwoner heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het verstrekte PGB wordt het PGB beëindigd met ingang vanaf de dag welke de inwoner dit aangeeft.

Hoofdstuk 4 Kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een voorziening in natura, niet zijnde een financiële tegemoetkoming, is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente Kampen de voorziening in natura betrekt van een gecontracteerde aanbieder, inclusief eventuele instandhoudingskosten, eventuele verzekeringen en depotbeheer.

  • 2.

    De kostprijs van het PGB is gelijk aan het bedrag van het PGB.

  • 3.

    De ZIN-tarieven die de gemeente voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door de gemeente. Deze tarieven zijn opgenomen in de Conversietabel Wmo. Deze tabel is te vinden op de website van de gemeente Kampen onder “Inkoop zorg”.

    De ZIN-tarieven die de gemeente voor voorzieningen jeugdhulp – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door het bestuur van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland. Deze tarieven zijn te vinden in het document “bijlage 2 tarieven en overige specifieke voorwaarden”. Dat document is te vinden op de website van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland onder “Documenten”.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke ondersteuning

De regels in dit hoofdstuk hebben alleen betrekking op maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo 2015.

5.1 Omvang van de bijdrage in de kosten

De bedragen per 4 weken voor de berekening van de bijdrage in de kosten zijn samen maximaal gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor beschermd wonen geldt dat de eigen bijdrage wordt berekend volgens artikel 3.11 en 3.12 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor opvang geldt dat de eigen bijdrage wordt berekend volgens artikel 3.20 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

5.2 Afschrijvingstermijnen

Voor maatwerkvoorzieningen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • a.

    Voor roerende voorzieningen voor wonen of vervoer die in bruikleen worden verstrekt: er geldt geen afschrijvingstermijn;

  • b.

    Voor roerende voorzieningen die in eigendom aan de inwoner worden verstrekt en waarvan de prijs lager is dan € 500,-, is de afschrijvingstermijn 3 jaar;

  • c.

    Voor roerende voorzieningen die in eigendom aan de inwoner worden verstrekt en waarvan de prijs € 500,- of hoger is, is de afschrijvingstermijn 7 jaar;

  • d.

    Voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen (uitgezonderd een traplift):

    • Waarvan de kostprijs lager is dan € 5.000,-: 5 jaar

    • Waarvan de kostprijs tussen € 5.000 en € 10.000,- ligt: 10 jaar

    • Waarvan de kostprijs van de voorziening meer bedraagt dan € 10.000,- : 15 jaar;

    • Voor een traplift: 10 jaar;

  • e.

    Voor auto-aanpassingen: 10 jaar;

  • f.

    Voor andere maatwerkvoorzieningen: 10 jaar.

In afwijking van het hierboven genoemde in deze paragraaf geldt voor de voorzieningen onder c, e, en f voor minderjarige kinderen een afschrijvingstermijn van maximaal 5 jaar.

In uitzondering op het hierboven genoemde, gelden voor de volgende woningaanpassingen deze afschrijvingstermijnen:

  • Keuken 20 jaar;

  • Tegels 20 jaar;

  • Sanitair 20 jaar;

  • Natte cel 20 jaar;

  • Cv-ketel 20 jaar;

  • Huizen 50 jaar.

5.3 Omvang maatwerkvoorziening voor vervoer

Een te verstrekken maatwerkvoorziening voor vervoer ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie stelt de inwoner in staat zich lokaal te verplaatsen met een omvang van maximaal 1500 kilometer per jaar.

In het collectief vraagafhankelijk vervoer betaalt de inwoner een reizigersbijdrage per rit. De hoogte van de reizigersbijdrage (de ritprijs) is gelijk aan het tarief van het reguliere busvervoer in Noord-West Overijssel.

5.4 Primaat van verhuizen

  • 1.

    Een inwoner kan voor een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting als bedoeld in artikel 5.2.1 van de Verordening sociaal domein gemeente Kampen in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Verhuizing naar een aangepaste of aanpasbare woning heeft geen voorrang, indien de som van de kosten van het aanpassen van die woning en het treffen van een woonvoorziening aan die woning minder bedragen dan € 10.000,--.

  • 3.

    Het voorgaande in deze paragraaf is niet van toepassing als de gevraagde woonvoorzieningen betrekking hebben op het aanpassen van een woonwagen of woonschip.

  • 4.

    De Verordening sociaal domein gemeente Kampen maakt het mogelijk om geen vergoeding toe te kennen als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Veel verhuizingen kunnen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd los van de beperkingen die men heeft. Een algemeen gebruikelijke verhuizing kan een verhuizing van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte zijn, of bijvoorbeeld een verhuizing van senioren naar een senioren woning. Er moet wel altijd gekeken worden of een verhuizing in het individuele geval ook algemeen gebruikelijk is.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke ondersteuning, financiële tegemoetkomingen

6.1 Hoogte tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.700,-.

6.2 Hoogte tegemoetkoming vervoersvoorzieningen

De gemeente kan de inwoner een financiële tegemoetkoming voor het vervoer met de auto, taxi of rolstoeltaxi verstrekken.

Reikwijdte vervoer auto, taxi of rolstoeltaxi

De financiële tegemoetkoming voor het vervoer met de auto, taxi of rolstoeltaxi is afgestemd op het kunnen afleggen van 1500 kilometer per jaar. De kilometervergoeding voor vervoer met de eigen auto bedraagt € 0,29 per kilometer. Voor de vergoeding voor de individuele taxi en rolstoeltaxi geldt dat eerst vaststelling van het recht plaatsvindt en dat na indiening van de declaratie de hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld en betaald.

Eigen auto

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, bedraagt maximaal € 435,- per jaar. De tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen wordt per kwartaal betaald. De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto is een forfaitaire vergoeding die aan het begin van elk kwartaal wordt uitbetaald.

Individuele (rolstoel)taxi

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele (rolstoel)taxi bedraagt maximaal € 4.725,- per jaar. De financiële tegemoetkoming wordt per periode, na ontvangst van de declaratie, vastgesteld en betaald. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele taxi of rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 3,15 per kilometer. Dit bedrag is inclusief het opstaptarief. Bij de vaststelling van het budget is rekening gehouden met een bijbetaling door de cliënt. Het bedrag dat bijbetaald moet worden is gelijk aan het nu geldende tarief voor het openbaar vervoer. Dit bedrag wordt ook bijbetaald door degene die van het collectief vervoer gebruik maakt.

Samenwonende partners

Bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de overige vervoersvoorzieningen. Voor samenwonende partners, die een ten dele samenvallende vervoersbehoefte hebben, bestaat de tegemoetkoming uit maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt.

6.3 Tegemoetkoming voor een aanpassing aan een autobus

De gemeente kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor een auto-aanpassing voor het aanpassen van een zelf aangeschafte autobus zodat een thuiswonend kind (tot 18 jaar) kan worden vervoerd. De financiële tegemoetkoming voor een auto-aanpassing is afhankelijk van de hulp die in het individuele geval van het kind nodig is. Voor de auto-aanpassing(en) in onderstaande tabel kan de gemeente een financiële tegemoetkoming(en) verstrekken.

Hoogte tegemoetkoming (incl. BTW)

Oprijplateau voor de rolstoel van het kind;

€ 1724,-

Plateaulift

€ 3.920,-

Rolstoelvergrendelingssysteem d.m.v. spanbanden

€ 787,-

Vloeraanpassing t.b.v. vergrendelingssysteem

€ 2.285,-

Keuring i.v.m. aangebrachte auto-aanpassingen

€ 298,-

De financiële tegemoetkoming voor een plateaulift wordt pas verstrekt nadat uit een extern advies is gebleken dat de specifieke aanpassing aan de autobus noodzakelijk is om het kind te vervoeren.

6.4 Tegemoetkoming kosten sportrolstoel

Voor een sportrolstoel wordt uitsluitend een tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.836,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar. Deze financiële tegemoetkoming hoeft niet helemaal kostendekkend te zijn.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een sportrolstoel moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:

  • a.

    de inwoner beoefent aantoonbaar een bepaalde sport;

  • b.

    de inwoner is zonder sportrolstoel niet in staat tot uitoefening van die sport;

  • c.

    er is sprake van recreatieve sportbeoefening. Inwoners die een handicap hebben en die een speciale rolstoel nodig heeft om topsport te kunnen bedrijven dienen door middel van sponsoring of uit eigen middelen de nodige financiële middelen bijeen te brengen;

  • d.

    door de sport ontmoet de inwoner medemensen en wordt hij in staat gesteld sociale verbanden aan te gaan;

  • e.

    er zijn geen algemene weigeringsgronden aanwezig.

Na de periode van 3 jaar kunnen onderhoudskosten worden vergoed, als de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd.

Hoofdstuk 7 Regels met betrekking tot beschermd wonen op grond van de Wmo 2015

7.1 Maatschappelijk resultaat

De voorziening beschermd wonen wordt voor de gemeente Kampen uitgevoerd door de GGD IJsselland. Een voorziening beschermd wonen:

  • Wordt veilig, doeltreffend en cliëntgericht geboden aan de cliënt;

  • Is afgestemd op de reële behoefte en de persoonlijke situatie van de cliënt en op andere vormen van zorg, ondersteuning of hulp die de cliënt ontvangt;

  • Biedt een zo integraal mogelijke dienstverlening voor de cliënt waar nodig en gewenst in samenhang met onder meer andere vormen van maatschappelijke ondersteuning alsmede voorzieningen van publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • Is bedoeld voor het realiseren van resultaten bij cliënten op de volgende doelen:

    • a.

      het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie;

    • b.

      het bevorderen van het psychisch en psychosociaal functioneren;

    • c.

      het stabiliseren van het psychiatrisch ziektebeeld;

    • d.

      het bieden van een veilige woonomgeving;

    • e.

      het voorkomen van verwaarlozing, maatschappelijke overlast en het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen.

      De resultaten worden op individueel niveau gemonitord, bijvoorbeeld met het instrument ‘zelfredzaamheidmatrix’;

  • Middelen voor dagbesteding worden planmatig ingezet en worden benut om de mogelijkheden van cliënten op betaald werk, onbetaald werk en onderwijs in te zetten;

  • Is dusdanig inricht dat er op korte termijn (binnen een jaar) of middellange termijn (1 – 3 jaar) stappen kunnen worden gezet naar zelfstandig wonen;

  • Betreft de ondersteuningsbehoefte van de cliënt die in de geldige en doorlopende GGZ-C-indicatie of meest actuele toekenningsbeschikking beschermd wonen naar aard en omvang is verwoord en bedoeld. De onder de AWBZ gebruikelijke prestatiebeschrijvingen ten aanzien van de zorgzwaartepakketten GGZ-C 1 t/m 6 zijn hierbij van toepassing. Voor de overgangsrechtcliënten is hierbij het overgangsrecht zoals omschreven in de Wmo 2015 van toepassing;

  • Betreft een veilige woonomgeving en begeleiding die er op gericht is dat de cliënt zo spoedig mogelijk weer in staat wordt gesteld zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

7.2 Medewerkers

Een voorziening beschermd wonen:

  • Wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Dat betekent onder meer dat de zorgaanbieder goede ondersteuning biedt, de uitvoering organiseert van de geboden ondersteuning zodat hij tijdig, doelmatig en deskundig in de ondersteuningsbehoeften van de cliënt voorziet. De volgende criteria worden gehanteerd:

    • De zorgaanbieder werkt met bewezen effectieve interventies, waarbij er ruimte is voor professionele autonomie en innovatie van de ondersteuning;

    • De ondersteuning wordt uitgevoerd door deskundige medewerkers met minimaal een mbo- /hbo werk en –denkniveau op het gebied van begeleiding. De zorgaanbieder zoekt daarbij naar een optimale balans tussen de inzet van professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers;

    • De beschikbare personeelsformatie staat in verhouding tot de cliëntpopulatie en ondersteuningsbehoeften;

    • Daar waar ook cliënten met kinderen dan wel jongvolwassenen betrokken zijn draagt de zorgaanbieder zorg voor voldoende deskundigheid op het gebied van de ondersteuning aan kinderen en jongvolwassenen;

    • De vakinhoudelijke specialisten zijn in voldoende mate beschikbaar wanneer nodig.

    • De medewerkers houden rekening met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van cliënten;

    • Wordt uitgevoerd door werknemers die in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG) als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen. Vrijwilligers die in contact komen met cliënten dienen eveneens te beschikken over een VOG.

7.3 Veiligheid

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Heeft een Verklaring Omtrent Gedrag voor Rechtspersonen (VOG RP);

  • Sluit daar waar mogelijk en gewenst aan bij de wensen van de cliënt betreffende het zoveel mogelijk werken met een vaste contactpersoon (vaste contactpersonen) voor de cliënt voor de duur van het traject;

  • Respecteert de rechten van de cliënt en neemt deze in acht;

  • Zorgt voor zo weinig mogelijk verhuisbewegingen voor cliënten, tenzij dit een bewuste keuze is vanuit de doelen die nagestreefd worden bij cliënten;

  • Kan alleen bij zwaarwegende redenen en na maximale inspanning van de zorgaanbieder om deze redenen weg te nemen de ondersteuning aan cliënten eenzijdig beëindigden. Voorbeelden van zwaarwegende redenen kunnen zijn:

    • een ernstige mate van bedreiging of intimidatie die voortzetting van beschermd wonen ongewenst maakt aangezien de veiligheid van zorgverlener en/of overige cliënten in gevaar is of dreigt te komen;

    • een onherstelbaar verstoorde relatie tussen zorgaanbieder en cliënt;

    • hygiënische omstandigheden die ernstige gezondheidsrisico’s opleveren voor de zorgverlener en/of de overige cliënten;

    • het niet nakomen van essentiële verplichtingen of regels, ook niet na herhaaldelijk (schriftelijk) aandringen of waarschuwen door de zorgaanbieder.

      Daar waar er onder die omstandigheden aanleiding is vanuit de zorgaanbieder om het bieden van de voorziening beschermd wonen vroegtijdig en eenzijdig te beëindigen, draagt de zorgaanbieder vanuit de ‘zorgplicht’ maximaal zorg voor dat de reeds door de zorgaanbieder aangevangen ondersteuning zoveel mogelijk wordt voortgezet totdat de noodzakelijke ondersteuning bij een andere zorgaanbieder wordt geboden;

  • Heeft geen veroordeling, aanwijzing, maatregel of boete opgelegd gekregen van

    • een gemeente of;

    • een door een gemeente aangewezen toezichthouder Wmo of

    • een Inspectie-instelling of

    • een zorgkantoor of

    • een zorgverzekeraar

    • een rechter

      in de periode van drie jaar voorafgaand aan de startdatum van de inzet van de ondersteuning die van invloed is op de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de geboden ondersteuning.

7.4 Uitstroom

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Treft reeds bij instroom voorwaarden om de uitstroom te bevorderen. Hierbij is terugkeer naar de herkomstgemeente uitgangspunt, tenzij er redenen zijn om terugkeer naar de herkomstgemeente juist niet te wensen. Dit betekent dat:

    • 1.

      de zorgaanbieder er voor zorgdraagt dat de cliënt zich bij instroom in de voorziening direct inschrijft bij één of meerdere woningcorporaties die woningen heeft in de gemeente van herkomst;

    • 2.

      de tijdelijke woonplek past bij het inkomensniveau van de cliënt;

    • 3.

      indien de cliënt is ondergebracht in een woning die de zorgaanbieder huurt van een woningcorporatie de huur niet hoger is dan volgens de regels van ‘passend toewijzen’ toegestaan is;

    • 4.

      de zorgaanbieder waarborgt dat – gedurende de periode beschermd wonen - de positieve elementen vanuit het sociale netwerk (alsmede dagactiviteiten) in de herkomstgemeente optimaal en blijvend worden benut;

    • 5.

      de zorgaanbieder er voor zorgdraagt dat de cliënt, op het moment dat uitstroom in beeld komt, een reëel beeld heeft van zijn huisvestingsmogelijkheden en actief reageert op passende huisvesting van de woningcorporaties of particuliere zorgaanbieders. Indien van toepassing zorgt de zorgaanbieder ervoor dat de cliënt gebruik maakt van de mogelijkheden die de corporaties bieden om cliënten versneld te huisvesten.

  • Maakt bij uitstroom afspraken met de cliënt over passende huisvesting in een passende woonomgeving en over de mogelijkheden die de cliënt heeft in het geval van terugval.

7.5 Medezeggenschap

De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Heeft een regeling voor medezeggenschap voor cliënten;

  • Betrekt cliënten(vertegenwoordigers) bij organisatievraagstukken, waaronder kwaliteit en veiligheid en geeft cliënten(vertegenwoordigers) daarin ook invloed.

7.6 Cliëntervaringen

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Draagt zorg voor de toegankelijkheid van beschermd wonen voorzieningen, diensten en ruimten die worden ingezet voor mensen met een beperking of psychische en psychosociale problemen die beschermd wonen (conform VN-verdrag inzake rechten van personen met een handicap).

7.7 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Beschikt over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en bevordert de kennis en het gebruik van deze meldcode.

7.8 Klachten en calamiteiten

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Beschikt over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van onder meer beschermd wonen voorzieningen;

  • Doet onverwijld melding aan de toezichthouder Wmo (GGD IJsselland) van iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij het bieden van beschermd wonen en verstrekt naar aanleiding van een melding gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, en gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, voor zover deze voor het onderzoek van de melding noodzakelijk zijn. Persoonsgegevens ten aanzien waarvan de zorgaanbieder of de beroepskracht op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, worden uitsluitend zonder toestemming van betrokkene verstrekt, indien deze niet meer in staat is de toestemming te geven dan wel dit noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van cliënten (conform artikel 3.4 lid 2 en 3 Wmo 2015).

7.9 Bestemmingsplan

De aanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Draagt zorg dat de te benutten locatie(s) voldoen aan het lokale bestemmingsplan en de vergunnings-technische eisen alsmede andere wet- en regelgeving die van toepassing is ten aanzien van gezondheid, veiligheid en leefbaarheid en heeft nadrukkelijk oog voor de woonomgeving van de beschermd wonen locaties. Dat betekent dat de zorgaanbieder bereikbaar is voor omwonenden en instanties en bij overlast zorgt voor een open communicatie, zodat daarmee de leefbaarheid van de direct omgeving wordt gewaarborgd.

7.10 Administratie

De zorgaanbieder van een beschermd wonen voorziening in PGB:

  • Voert een deugdelijke administratie en goede registratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.

7.11 Handhaving

De gemeente ziet op verschillende manieren toe op de naleving van deze eisen. Bijvoorbeeld door gesprekken met de cliënt, het opvragen van documenten/ administratie en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Daarnaast kunnen de Toezichthouders kwaliteit en rechtmatigheid onderzoek doen.

Hoofdstuk 8 Begrippen

In aanvulling op de begrippen zoals omschreven in de Verordening sociaal domein gemeente Kampen wordt in deze regeling verstaan onder:

  • -

    Client: De persoon die een beroep doet op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet of op een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015.

  • -

    De voorziening beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Begeleiding en toezicht is 24 uur per dag op de locatie zelf aanwezig en is in staat direct ook die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is of begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is. Er is ook hier regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie);

  • -

    eerstegraads familieleden: (ex)echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, stiefouders, adoptieouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, adoptiekinderen, schoonzonen en schoondochters;

  • -

    gebruikelijke hulp: gebruikelijke hulp zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • -

    herverstrekking: verstrekking van een eerder gebruikte voorziening;

  • -

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon feitelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • -

    hulpverlening: diensten geboden door informele of formele hulpverleners, die op grond van de Wmo of Jeugdwet als (individuele) (maatwerk)voorziening worden ingezet;

  • -

    (individuele) (maatwerk)voorziening: een voorziening zoals bedoeld in de Verordening sociaal domein gemeente Kampen.

  • -

    instandhoudingskosten: kosten voor onderhoud en reparatie van een mogelijke krachtens de wet toe te kennen (individuele) (maatwerk)voorziening;

  • -

    modelzorgovereenkomst: de voorbeeld zorgovereenkomst die de SVB ter beschikking stelt;

  • -

    ondersteuningsplan of Plan van Aanpak: hulpverleningsplan of Plan van Aanpak opgesteld door de cliënt of het gezin, al dan niet samen met de mantelzorgers, informele of formele hulpen. Waarin staat welke vragen er zijn, welke doelen zijn gesteld en welke algemene (Wmo), andere of overige voorzieningen (Jeugdwet) en/of (individuele) (maatwerk)voorzieningen worden ingezet;

  • -

    opting-in: salarisadministratie, uitgevoerd door de SVB, voor:

    • de hulpverlener die ingevolge de arbeidsovereenkomst maximaal drie dagen in de week voor de inwoner werkt;

    • de partner, een familielid of een freelancer waarmee de inwoner een zorgovereenkomst heeft afgesloten.

      De SVB zorgt op verzoek van cliënt en de hulpverlener voor de maandelijkse afdrachten van belastingen en premies op het loon van de hulpverlener;

  • -

    Per Saldo: de landelijke belangenvereniging voor mensen met een PGB;

  • -

    PGB: Persoonsgebonden budget zoals bedoeld in de Wmo 2015 of Jeugdwet;

    In aanvulling op het in het hierboven gestelde moet het Pgb (budget) plan aan een aantal aanvullende vereisten voldoen in het geval het gaat om een aan te vragen PGB in het kader van de Jeugdwet. De aanvullende vereisten worden genoemd in de algemene richtlijn PGB Jeugd (bijlage 3 bij de beleidsregels Jeugd in de gemeente Kampen). Eén van deze vereisten is dat in het PGB (budget)plan moet worden aangegeven waarom de hulp in de vorm van een PGB noodzakelijk is en waarom geen gebruik kan worden gemaakt van hulp in de vorm van ZIN.

  • -

    PGB-vergoedingenlijst: een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden, die vanuit het PGB voor hulpverlening vergoed kunnen worden;

  • -

    SVB: Sociale Verzekeringsbank;

  • -

    tweedegraads familieleden: broers, zussen, halfbroers, halfzussen, stiefbroers, stiefzussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen;

  • -

    vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, als zodanig persoon of rechtspersoon ontbreekt, zijn echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook deze persoon ontbreekt, zijn ouder, kind, broer of zus, tenzij deze persoon dat niet wenst;

  • -

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    Zorgaanbieder: zorginstelling die in opdracht van een inwoner met een toekenning voor beschermd wonen in PGB een voorziening beschermd wonen aanbiedt aan die inwoner.

  • -

    zorgbeschrijving: een beschrijving van de betaalde hulp die de informele en formele hulpverleners bieden en de reden waarom deze ondersteuning gewenst is.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

8.1 Normbedragen en normtijden

De in dit besluit opgenomen bedragen zijn normbedragen, met uitzondering van de maximumbedragen. Van de normbedragen kan in individuele gevallen gemotiveerd worden afgeweken.

8.2 Hardheidsclausule

In bijzondere omstandigheden kan de gemeente ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in dit besluit, als toepassing van het besluit leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. De gemeente maakt alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van de hardheidsclausule. Immers, bij het volgen van de regels wordt de individuele situatie van de inwoner al meegenomen. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de inwoner ook een beroep doen op deze clausule.

8.3 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015, vastgesteld op 9 maart 2015.

Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 18 juni 2019. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

A. Griekspoor- Verdurmen,

secretaris

drs. mr. B. Koelewijn,

burgemeester

Bijlage 1: Hoogte persoonsgebonden budgetten beschermd wonen

afbeelding binnen de regeling

* Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de regio IJssel-Vecht bij herindicaties (of bij toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-cliënten).