Ontheffingenbeleid voor het stoken van vuur in de openlucht

Geldend van 07-12-2005 t/m heden

Intitulé

ONTHEFFINGENBELEID VOOR HET STOKEN VAN VUUR IN DE OPENLUCHT

1 Inleiding

In Nederland is het stoken van vuren al enkele jaren onderwerp van discussie. Onder leiding van oud-minister Jan Pronk is ingezet op een algeheel stookverbod. Dit algeheel stookverbod is bij de behandeling in de Tweede Kamer niet haalbaar gebleken. Vooral door de VNG en enkele (onder meer Limburgse) gemeenten is het stookverbod ter discussie gesteld. Gebleken was immers dat met name het landschapsbeheer niet gebaat was met een algeheel verbod maar meer gediend was bij een ontheffingsregeling.

2 Wijziging in de regelgeving

Op 23 mei 2003 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Artikel 10.2 bevat thans een verbod voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Artikel 10.63 van de Wet milieubeheer geeft het college van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid een ontheffing te verlenen van dit verbod. De bepalingen uit de APV omtrent het stoken van vuren in de openlucht zijn hiermee komen te vervallen voor zover deze betrekking hebben op het stoken van afval zoals snoeihout. De Kamer heeft wel aangegeven dat met het verlenen van ontheffingen terughoudend dient te worden omgegaan.

3 Situatie in Kerkrade

In Kerkrade komt het stoken van vuur in de openlucht slechts op beperkte schaal voor. Zo zijn in 2004 slechts twee verzoeken om ontheffing ingediend, beide zijn onder voorwaarden verleend. Ondanks dit beperkte aantal is het toch wenselijk een ontheffingskader vast te stellen aan de hand waarvan verzoeken tot ontheffing objectief getoetst kunnen worden.

Artikel 4 Voorstel

Wanneer kan er een ontheffing worden verleend? Bij de behandeling van de wetswijziging is aangedrongen op een zeer terughoudend ontheffingenbeleid. In artikel 10.63 Wet milieubeheer wordt gesteld dat de ontheffing alleen mogelijk is indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet. Uit de kamerstukken bij het wetsvoorstel blijkt dat de ontheffing kan worden verleend voor de volgende omstandigheden:

- vreugdevuren, zoals Paas-, Sint Maartens- en oudejaarsvuren; - instandhouding van waardevolle cultuurlandschappen.

De stoffen die verbrand mogen worden beperken zich in alle gevallen tot het hout dat vrijkomt van bomen of struiken ter bevordering van het natuurlijk groeiproces. Het snoeihout dat verbrand mag worden dient afkomstig te zijn van het perceel waarop de brandplaats zich bevindt en waarvoor ontheffing is verkregen. Het is in ieder geval verboden andere afvalstoffen dan hout te verbranden of mee te verbranden.

5 Ontheffingsmogelijkheid

  • Ontheffing kan worden verleend:

  • 1.  Voor het bestrijden van plantenziekten, na melding bij én verifiëring door de gemeente, binnen het grondgebied van de gemeente;

  • 2. Voor vreugdevuren en traditionele vuren binnen het grondgebied van de gemeente op door het gemeentebestuur erkende feesten, zoals Oudjaar, Pasen en Sint Maarten.

  • 3. Voor het verbanden van snoeiafval en rooiafval t.b.v. onderhoud, van cultuurlandschap op alle percelen waarbij een minimale afstand van 50 meter tot gebouwen respectievelijk 100 meter tot andere brandgevoelige objecten wordt aangehouden. In bijlage a. worden de begrippen cultuurlandschap, perceel en brandgevoelige objecten gedefinieerd.

  • De ondernemer vraagt een perceelsgebonden ontheffing aan. Als hij die ontheffing ontvangen heeft hoeft hij vervolgens nog slechts een melding te doen bij de gemeente op de dag (of eerder) dat hij gaat stoken. Er is een model aanvraagformulier bijgevoegd als bijlage c waarmee ontheffing kan worden aangevraagd.

6 Voorwaarden

Aan een ontheffing ingevolge artikel 10.63 Wet milieubeheer kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot:

- de tijdstippen, waarop afvalstoffen mogen worden verbrand;

- de omvang van de brandstapel;

- de soort afval, die verbrand mag worden;

- de zorg en de nazorg rond de brandplaats;

- de weersomstandigheden waaronder afvalstoffen mogen worden verbrand;

- de wijze van melden van het stoken van vuur in het kader van een ontheffing.

In bijlage b zijn een aantal standaard voorwaarden opgenomen die gehanteerd kunnen worden, afhankelijk van de vraag kunnen maatwerkvoorschriften aan de orde zijn.

7 Procedure

De procedure die moet worden gevolgd, is vastgelegd in de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Abw.

8 Handhaving

De handhaving is gebaat met de nieuwe regeling. In de toekomst is elke brandplaats binnen een gemeente bekend. Wordt er vuur gestookt dan moet dit plaatsvinden op één van de plaatsen met een ontheffing. Zo niet begaat de veroorzaker een overtreding van de Wet milieubeheer. Wordt er vuur gestookt op een brandplaats met ontheffing dan hoeft enkel gecontroleerd te worden (kan ook achteraf) of er een melding is gedaan. Een controle hoeft dan nog slechts plaats te hebben op de voorwaarden die genoemd zijn in de ontheffing.

9 Bijlagen

a. Definities en begrippen

b. Voorwaarden

c. Aanvraagformulier

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade in zijn vergadering van 07 december 2005.
De burgemeester,             De secretaris,
J.J.M. Som                      mr. C.M. Kuikman

Bijlage a.

Definities van de begrippen “waardevol cultuurlandschap”, “perceel” en “brandgevoelige objecten” in het kader van de beleidsregels voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen:

Waardevol cultuurlandschap.

De volgende typen landschapselementen onderscheiden:

1. Bossen.

2. Hoogstamboomgaarden.

3. Halfstamboomgaarden en laagstamboomgaarden.

4. Parken.

5. Houtsingels, aangelegd als begeleidende beplanting bij infrastructurele (bouw)werken, zoals wegen en als afschermende beplanting rond recreatieterreinen of sportvelden.

6. Bomenrijen (een en tweerijig) langs wegen en beeklopen.

7. Heggen, bestaande uit meidoorn of een mengsel van bijvoorbeeld meidoorn, sleedoorn, beuk of hondsroos.

8. Eenrijige singels  veelal van haagbeuk, els of populier, welke als windsingel zijn geplant langs laagstamplantages.

9. Begroeide steilranden, waaronder worden verstaan de begroeide steilranden van graften en holle wegen.

Perceel.

Het ter plaatse als één geheel zichtbare terrein, al dan niet voorzien van een omheining, dat kan bestaan uit een of meer kadastrale percelen of gedeelten daarvan.

Brandgevoelige objecten.

- Gebouwen

- Andere objecten, die door hun aard en samenstelling brandgevoelig zijn, zoals een opstapeling van oogstproducten (hooi of stro), houtopstanden, bosgrond, opslag van brandbare vloeistoffen, gassen etc.

Bijlage b.

Voorwaarden

Mogelijke voorwaarden die kunnen worden verbonden aan de ontheffing voor het stoken van vuren in de openlucht:

- geheel op eigen risico, waarbij de gemeente geen enkele aansprakelijkheid aanvaardt voor eventuele schade;

- zonder gevaar of hinder op te leveren voor de omgeving;

- waarbij alle aanwijzingen door de politie en de brandweer te geven, stipt en onmiddellijk opgevolgd dienen te worden;

- onder het voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon;

- niet binnen een afstand van 50 meter tot gebouwen respectievelijk 100 meter tot andere brandgevoelige objecten;

- het vuur mag pas een half uur na zonsopgang ontstoken worden en dient een half uur voor zonsondergang gedoofd te worden;

- de verbranding mag niet plaatsvinden op zondagen en algemeen erkende feestdagen;

- de ontheffing heeft uitsluitend betrekking op droog snoeihout en vergelijkbare houtachtige resten van bomen en struiken die van het onderhavige perceel afkomstig zijn;

- de in brand te steken opstapeling geen volume mag hebben groter dan 2m3;

- van de voorgenomen verbranding wordt de gemeente minimaal 24 uur en maximaal 48 uur vóór de verbranding in kennis gesteld d.m.v. telefonisch contact met de afdeling Milieu en Bouwen dan wel melding per e-mail aan milieu@kerkrade.nl

Bijlage c.

Aanvraagformulier

Aan burgemeester en wethouders van Kerkrade, afd. M+B Postbus 600 6460 AP  Kerkrade

Aanvraag ontheffing verbod vuur stoken (art. 10.2 en 10.63 Wm)

Naam aanvrager ..........................................................................

Adres   ..........................................................................

Postcode  ...............Plaats.................................................

Telefoon  ..........................................................................

Adres stooklocatie ..........................................................................

Nadere omschrijving ..........................................................................

Datum stoken  ..........................................................................

Reden tot stoken o Verbranden snoeihout o Kampvuur/ vreugdevuur o Verbranding aangetast materiaal (verklaring Plantenziektenkundige Dienst) o Anders, namelijk............................................................................

Aard stookmateriaal o Uitsluitend snoeihout o Anders, namelijk............................................................................

Hoeveelheid stookmateriaal

o 0 tot 1 m3 o 1 tot 5 m3 o meer dan 5m3

Herkomst stookmateriaal o Eigen snoeihout afkomstig uit de directe omgeving waar gestookt wordt o Anders, namelijk............................................................................

Hierbij vraag ik ontheffing van het verbod voor het verbranden van afvalstoffen, zoals hierboven omschreven.

De aanvrager,

 

(Handtekening)   Datum...........................