Regeling vervallen per 05-12-2020

Bomenverordening gemeente Kollumerland c.a. 2010

Geldend van 08-12-2011 t/m 04-12-2020

Intitulé

Bomenverordening gemeente Kollumerland c.a. 2010

De raad van de gemeente Kollumerland c.a.;

Gelezen het voorstel van het college van 2 september 2010

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

Besluit vast te stellen de

Bomenverordening gemeente Kollumerland c.a. 2010

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub a genoemde minimale dwarsdoorsnede.

  • c.

    monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving en opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • d.

    beschermde houtopstand: een houtopstand vastgelegd in de Lijst met waardevolle bomen zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • e.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • f.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • g.

    Bomen Effect Analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • h.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag al bedoeld in artikel 1.1 eerste lid , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Lijst met waardevolle bomen

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een lijst met waardevolle bomen vast. De lijst wordt elke vier jaar herzien. De lijst bevat de volgende houtopstanden:

    • ·

      bomen uit het landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting en lokale- en toekomstige monumentale bomen;

    • ·

      publieke waardevolle houtopstanden

    • ·

      particuliere houtopstanden

  • 2. De lijst met beschermde houtopstand bevat minimaal de volgende gegevens:

    • ·

      motivering van de waarde;

    • ·

      soort boom of bomen;

    • ·

      standplaats;

    • ·

      perceelsgegevens;

    • ·

      foto’s.

  • 3. De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing.

    • b.

      de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een beschermde houtopstand in privaat eigendom.

ARTIKEL 3: Kapverbod

  • 1. Het is verboden een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod behoudens ontheffing geldt eveneens voor:

    • a.

      een houtopstand die is aangelegd op basis van een herplant- en instandhoudingplicht op grond van de artikelen 8 en 9 van deze verordening;

    • b.

      een houtopstand die is aangelegd op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 4. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod.

ARTIKEL 4: Aanvraag

  • 1. De ontheffing moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd.

  • 2. Bij de aanvraag moet worden verwezen naar motivering van de waarde van de beschermde houtopstand op de lijst met waardevolle bomen.

  • 3. De aanvraag moet worden verricht door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken,

  • 4. De aanvraag moet voorzien zijn van een foto van de betreffende houtopstand .

ARTIKEL 5: Criteria

  • 1. Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een ontheffing voor het vellen van een beschermde houtopstand kan, mits alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht, worden verleend indien:

    • a.

      een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand of;

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 3. Een ontheffing voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2 lid 1, wordt onder verwijzing naar beleid geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • ·

      natuur- en milieuwaarden;

    • ·

      landschappelijke waarden;

    • ·

      cultuurhistorische waarden;

    • ·

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • ·

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging

De ontheffing of vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van ontheffing of vergunning zijn verstrekt;

  • b.

    indien na het verlenen van ontheffing of vergunning, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing of vergunning is vereist;

  • c.

    indien beperkingen die aan de ontheffing of vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de ontheffing of vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of indien deze termijn ontbreekt, binnen een redelijke termijn.

ARTIKEL 7: Beperking geldigheidsduur

  • 1. De ontheffing tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, tenzij een langere termijn noodzakelijk is vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.

  • 2. In het geval het een ontheffing voor het vellen van meer dan één beschermde boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle beschermde bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één of enkele beschermde bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.

ARTIKEL 8: Bijzondere voorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het gemeentelijk bomenfonds.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 8 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 5. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat de ontheffing pas in gaat nadat voor de andere ontheffingen, vergunningen of ruimtelijke procedures toestemming is verleend en de feitelijke en financiële voorgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 6. Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een Bomen Effect Analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

ARTIKEL 9: Herplant-/instandhoudingplicht

  • 1. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk bomenfonds.

  • 3. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel 9 kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen

  • 5. Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

ARTIKEL 10: Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigeringvan een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 11: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op nihil voorbomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 12: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig de behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden zonder ontheffing van het bevoegd gezag gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het bevoegd gezag kunnen worden verricht.

ARTIKEL 13: Bescherming gemeentebomen

  • 1. Het is verboden om bomen die eigendom van de gemeente zijn:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Bij werkzaamheden binnen de boomprojectie van gemeentelijke bomen en grondwater bronneringen kan de gemeente verlangen een Bomen Effect Analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

ARTIKEL 14: Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 12, eerste lid is gegeven, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 15: Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn

belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen personen.

ARTIKEL 16: Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Gemeente Kollumerland c.a 2010 .

  • 2.

    Zij treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt. Op datzelfde tijdstip vervallen de van toepassing zijnde artikelen uit de geldende Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 3.

    De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor het in lid 2 van dit artikel genoemd tijdstip van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voor de inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Kollumerland c.a. op 14 oktober 2010

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

APPENDIX: BIJDRAGEREGELING MONUMENTALE BOMEN EN BIJZONDERE HOUTOPSTAND

ARTIKEL 1: Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

1.   Burgemeester en Wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodza­kelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een monumentale boom of -bomen of andere bijzondere houtopstand.

2.   Burgemeester en Wethouders kunnen een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde, monumentale houtopstand, indien zij een vergunning tot vellen voor deze houtopstand zouden hebben geweigerd.

3.   Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

a.  het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

b.  structurele groeiplaatsverbetering;

c.  bescherming van de groeiplaats;

d.  kroonsnoei (herstel‑ en stabilisatie­snoei);k

e.  kroonverankering;

f.   herinrichting omgeving ter versterking van het monumentaal karakter;

g.  hekwerk en plaquettes.

4.   De bijdrage kan worden verleend aan:

a.  de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

b.  een natuurlijk of rechtspersoon die krach­tens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

5.   Burgemeester en wethouders kunnen, naast het in het eerste en tweede lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een houtopstand. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schrifte­lijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

ARTIKEL 2: Procedure bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

1.   Een aanvraag om een bijdrage of dienstver­lening als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

2.   De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

3.   De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger dan wel door de gemeente, wordt bijgevoegd en vooraf door burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

4.   Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

 ARTIKEL 4: Hoogte van de bijdrage

1.   Burgemeester en Wethouders stellen jaar­lijks de bijdra­gen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen ter verrichten aan één boom of één andere houtopstand.

2.   De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd.

3.   De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

a.  de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

b.  de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

c.  de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden.

4.   Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door de burge­meester en wethouders nadere voorwaarden worden gesteld.

 ARTIKEL 5: Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

a.   Burgemeester en Wethouders is gebleken dat de maatrege­len naar behoren zijn getroffen;

b.   binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

 ARTIKEL 6: Het vervallen van de bijdrage

1.   De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

a.  degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

b.  de houtopstand teniet is gegaan;

c.  niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrage­regeling;

d.  niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toe­kenning van de bijdrage;

e.  de eigenaar een privaatrechtelijke rechts­persoon is, die ontbonden wordt.

2.   Ingeval de eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepa­len burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.