Regeling vervallen per 01-01-2023

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas houdende regels omtrent boete participatiewet Beleidsregels Boete Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2018 e.v.

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2022

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Kompas houdende regels omtrent boete participatiewet Beleidsregels Boete Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2018 e.v.

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing om de regeling op overheid.nl te kunnen plaatsen. De oorspronkelijke bekendmaking heeft op papier plaatsgevonden.]

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

    • b.

      Het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van ISD Kompas;

    • c.

      Het Boetebesluit: het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Boetebesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Waarschuwing

  • 1. Het bestuursorgaan ziet af van een bestuurlijk boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, als bedoeld in artikel 2aa van het Boetebesluit, indien:

    • a.

      de overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,–, of

    • b.

      de betrokkene wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.

  • 2. Een redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt.

  • 3. Aanvullend op lid 1 wordt aan belanghebbende een bijzondere verplichting opgelegd op grond van artikel 55 van de wet. Belanghebbende wordt verplicht om zijn of haar rechten en plichten opnieuw uitgelegd te krijgen.

Artikel 3 Geen waarschuwing

  • 1. Een waarschuwing, als bedoeld in het tweede lid van deze beleidsregels, is niet mogelijk indien aan de betrokkene in de voorafgaande twee jaar al eerder een waarschuwing is gegeven.

  • 2. Indien in de voorafgaande twee jaar reeds eerder een waarschuwing is opgelegd wordt bij een volgende schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag of benadelingsbedragen die niet hoger zijn dan € 150,00 een boete opgelegd van € 25,00.

  • 3. De boete wordt telkens met € 25,00 verhoogd bij elke daaropvolgende schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag of benadelingsbedragen die lager zijn dan € 150,00.

Artikel 4 Fictieve draagkracht

  • 1. De fictieve draagkracht voor personen die bijstand ontvangen vaststellen op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm per maand.

  • 2. Het eerste lid is tevens van toepassing op de kostendelersnorm.

  • 3. Het vermogen buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de fictieve draagkracht.

Artikel 5 evenredigheidstoets

  • 1. De boete moet van de fictieve draagkracht voldaan kunnen worden in:

    • a.

      24 maanden bij opzet

    • b.

      18 maanden bij grove schuld

    • c.

      12 maanden bij normale verwijtbaarheid

    • d.

      6 maanden bij verminderde verwijtbaarheid

Artikel 6 Kwijtschelding boete

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt gebruik van de in artikel 18a lid 13 Participatiewet, artikel 20a lid 12 IOAW en IOAZ, neergelegde bevoegdheid om op verzoek van de belanghebbende de bestuurlijke boete waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 2. De in het vorige lid genoemde boete wordt kwijtgescholden op het moment dat de belanghebbende een schuldregeling succesvol heeft doorlopen en in die periode van de schuldregeling niet opnieuw een boete is opgelegd.

Artikel 7 Dringende redenen

  • 1. Het dagelijks bestuur handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregels, tenzij dat naar het oordeel van het dagelijks bestuur voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens dringende redenen of bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen uitgangspunten, zoals omschreven in artikel 4:84 Awb.

  • 2. Dringende redenen kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties van een terugvordering voor de belanghebbende. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt.

  • 3. Lichamelijke en psychische klachten die al enige tijd bestaan en dus niet in het bijzonder het gevolg zijn van het boetebesluit vormen op zichzelf geen dringende redenen.

  • 4. Dat de belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt opgenomen, vormt op zichzelf geen dringende reden.

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Boete Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2018 e.v.”.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2018

  • 3. Met ingang van 1 januari 2018 vervallen de “Beleidsregels boete, Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 7 december 2017.

De secretaris,

De voorzitter,