Regeling vervallen per 12-10-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels studietoeslag Verordening individuele studietoeslag Krimpen aan den IJssel 2015

Geldend van 16-12-2016 t/m 11-10-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Verordening individuele studietoeslag

Krimpen aan den IJssel 2015

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

Gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Participatiewet overwegende dat de gemeenteraad op grond van de Participatiewet bij verordening regels dient te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Krimpen aan den IJssel 2015

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • 2.

    peildatum: datum waartegen een persoon individuele studietoeslag aanvraagt.

Artikel 2. Uitvoering

  • 1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2. Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college is bevoegd het vaststellen van nadere regels te mandateren aan het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten.

Artikel 3. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, en artikel 36b, eerste lid van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

De ingangsdatum is gelijk aan de datum ontvangst van bovengenoemd formulier.

Artikel 4. Doelgroep studietoeslag

In aanvulling op de voorwaarden genoemd in artikel 36b van de Participatiewet, geeft het college in nadere regels aan aan wie een individuele toeslag kan worden verstrekt.

Artikel 5. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college kan zich door een externe organisatie laten adviseren met betrekking tot het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 6. De hoogte en duur van de toeslag

  • 1. De hoogte van de studietoeslag bedraagt 20% van het wettelijk minimumloon dat voor hen geldt.

  • 2. De individuele studietoeslag kan voor een maximale periode van 6 maanden toegekend worden.

  • 3. De studietoeslag wordt verstrekt, zolang de belanghebbende voldoet aan de gestelde voorwaarden.

  • 4. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 7. De frequentie van de betaling

Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening individuele studietoeslag

Krimpen aan den IJssel 2015”.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare

vergadering van 11 december 2014.

De griffier, De voorzitter,

Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag Krimpen aan den IJssel 2015

Algemeen

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid om aan mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b lid 1 Participatiewet). Het college kan in nadere regels aangeven hoe om te gaan met deze bevoegdheid. Het is niet mogelijk om geheel af te zien van het verstrekken van deze toeslag.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag. Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag Capelle aan den IJssel 2015

Artikel 1. Begrippen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Uitvoering

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan belanghebbenden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in nadere regels aangeven op grond van welke omstandigheden belanghebbenden niet in aanmerking komen voor een studietoeslag.

Artikel 3. Indienen verzoek

Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet kan een

verzoek om een individuele studietoeslag worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaald artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid,10 van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 4. Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag voor zover hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    18 jaar of ouder is;

  • ·

    recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • ·

    geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • ·

    een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag – aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

Naast deze wettelijke voorwaarden, geeft het college in nadere regels aan aan wie een individuele toeslag kan worden verstrekt.

Artikel 5. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

In artikel 36b van de Participatiewet staan de voorwaarden waar de aanvrager aan moet voldoen om voor de individuele toeslag. Zie ook de algemene toelichting van deze verordening.

Het college beoordeelt aan de hand van beschikbare gegevens van eventuele eerdere medische keuringen en informatie vanuit het netwerk, bijvoorbeeld school, of een persoon niet in staat is om het wettelijk minimumloon te verdienen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van de studietoeslag. Pas als dit onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies van bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige ingewonnen of bij het Uitvoeringsinstituut Werkgeversverzekeringen (UWV).

Artikel 6. Hoogte en duur van de individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. De toeslag bedraagt, gedurende een periode van zes maanden, maandelijks 20% van het wettelijk minimumloon dat voor de leeftijd van belanghebbende van toepassing is. Dat staat ongeveer gelijk aan één dag per week werken in een bijbaan. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger het bedrag dat betrokkenen ontvangen.

Bepaald is dat een persoon slechts eenmaal per zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal per zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na zes maanden nog steeds en voldoet hij nog aan de voorwaarden, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Het college geeft in nadere regels aan wat de consequenties zijn voor het recht op dan wel het behoud van de individuele studietoeslag indien een persoon binnen de periode van zes maanden niet meer aan de gestelde voorwaarden voor een individuele studietoeslag voldoet.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele studietoeslag voor beiden geldt. Dit betekent dat als zij afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen, zij ook afzonderlijk in aanmerking komen voor de toeslag.

Artikel 7. De frequentie van de betaling

Gelet op de aard van de studietoeslag (een inkomensondersteunende maatregel), is gekozen is voor een maandelijkse uitbetaling. De individuele studietoeslag wordt dus in een periode van zes maanden, maandelijks uitbetaald. Daarbij wordt aangesloten bij de betaling van algemene bijstand voor levensonderhoud.

Artikel 8. Citeertitel

Behoeft geen bespreking.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningopdracht neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van de individuele studietoeslag.