Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels voor het verstrekken van een forfaitaire loonkostensubsidie en loonkostensubsidie voor schoolverlaters Tijdelijke beleidsregels voor het verstrekken van een forfaitaire loonkostensubsidie en het verstrekken van loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs/ het praktijkonderwijs/de entreeopleiding die bij een werkgever in dienst zijn (Participatiewet, Ioaw en Ioaz)

Geldend van 01-10-2016 t/m heden

Intitulé

Tijdelijke beleidsregels voor het verstrekken van een forfaitaire loonkostensubsidie en het verstrekken van loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de entreeopleiding, die bij een werkgever in dienst zijn

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

gelet op artikel 10d van de Participatiewet,

overwegende dat:

  • -

    het wenselijk is dat gemeenten vooruit kunnen lopen op wijzigingen van de wet, nog voordat deze in werking treden;

  • -

    de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hiervoor toestemming heeft gegeven;

  • -

    het tijdelijk beleid omtrent het verstrekken van loonkostensubsidie op basis van de voorgestelde wetswijzigingen wordt vastgelegd in tijdelijke beleidsregels;

  

b e s l u i t:

  

vast te stellen de

  

Tijdelijke beleidsregels voor het verstrekken van een forfaitaire loonkostensubsidie en het verstrekken van loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de entreeopleiding, die bij een werkgever in dienst zijn.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze tijdelijke beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • b.

      dienstverband: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijk dienstbetrekking;

    • c.

      doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a onder 1,2,3,5 of 6 van de Participatiewet, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;

    • d.

      loonkostensubsidie: de subsidie zoals bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet;

    • e.

      wet(ten): de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet(ten).

Artikel 2 Forfaitaire loonkostensubsidie

  • 1. De forfaitaire loonkostensubsidie geldt voor personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 10d van de Participatiewet). Deze personen behoren tot de doelgroep van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.

  • 2. De gemeente heeft de mogelijkheid (niet de plicht) om een forfaitaire loonkostensubsidie van 50 procent van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten toe te kennen, in plaats van de loonkostensubsidie op basis van de loonwaarde. Het al dan niet inzetten van een forfaitaire loonkostensubsidie, dan wel het direct toepassen van een loonkostensubsidie op basis van loonwaarde, wordt bepaald op basis van overleg tussen de gemeente en werkgever.

  • 3. Tijdens het overleg tussen de gemeente en werkgever heeft de werkgever de intentie om in geval van keuze voor forfaitaire loonkostensubsidie bij gebleken geschiktheid een jaarcontract aan te bieden.

  • 4. De geldigheidsperiode van de forfaitaire loonkostensubsidie is maximaal zes maanden vanaf de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

  • 5. In de vijfde maand van de arbeidsovereenkomst wordt, indien er een forfaitaire loonkostensubsidie is toegekend, de loonwaarde van de werknemer op de werkplek vastgesteld.

  • 6. Per 7e maand van de arbeidsovereenkomst gaat de objectief vastgestelde loonwaarde in, als over de eerste zes maanden een forfaitaire loonkostensubsidie is toegekend.

  • 7. De forfaitaire loonkostensubsidie kan niet worden ingezet voor personen die al een dienstverband hebben.

  • 8. Bij het verlengen van een dienstverband van zes maanden bij dezelfde werkgever voor dezelfde werkplek/functie wordt niet opnieuw een forfaitaire loonkostensubsidie ingezet. Een verlenging wordt gezien als voortzetting van hetzelfde dienstverband.

Artikel 3 Loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de entreeopleiding, die bij een werkgever in dienst zijn

  • 1. De jongere dient te behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie en dus niet in staat te zijn om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen (artikel 10d van de Participatiewet, doelgroep Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten). of al een vorm van beschut werk te verrichten (zoals bedoeld in de zin van artikel 10b van de Participatiewet), maar dan zonder een vorm van subsidie aan de werkgever;

  • 2. Onder jongere wordt verstaan: de persoon die de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt. 


  • 3. Er dient sprake te zijn van een dienstbetrekking bij een werkgever (arbeidsovereenkomst) voor de duur van minimaal 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week.

  • 4. Er mag geen sprake zijn van een dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 2 en 7 van de Wet sociale werkvoorziening

  • 5. De jongere dient direct voorafgaande aan de dienstbetrekking deelgenomen te hebben aan:

    • Het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • Het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra; of

    • De entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 6. De jongere dient recent (binnen een periode van zes maanden na het verlaten van het onderwijs als genoemd bij punt 6) de overgang van school naar werk te hebben gemaakt.

  • 7. De loonkostensubsidie wordt verstrekt na vaststelling van de loonwaarde op basis van artikel 10d, lid 1 van de Participatiewet. Het toekennen van een forfaitaire loonkostensubsidie is niet mogelijk. Ook het toekennen van een loonkostensubsidie met terugwerkende kracht is niet mogelijk.

  • 8. Er wordt geen loonkostensubsidie verstrekt in de perioden waarin recht bestaat op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet (no-riskpolis).

  • 9. Een loonkostensubsidie wordt niet verstrekt aan de werkgever indien hij voor de werknemer waarvoor hij de loonkostensubsidie aanvraagt al een andere loonkostensubsidie ontvangt van de gemeente of het UWV.

  • 10. Er wordt geen loonkostensubsidie verstrekt indien de werkgever een beroep kan doen op loondispensatie via het UWV (voorliggende voorziening).

Artikel 4 Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als:Tijdelijke beleidsregels voor het verstrekken van een forfaitaire loonkostensubsidie en het verstrekken van loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs/ het praktijkonderwijs/de entreeopleiding die bij een werkgever in dienst zijn. (Participatiewet, Ioaw en Ioaz)

Artikel 5 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels eindigen op de dag van inwerkingtreding van het wetsvoorstel 34514.

Ondertekening

Krimpen aan den IJssel, 13 september 2016
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris, de burgemeester,
mr. A. Boele M.W. Vroom

Toelichting Tijdelijke beleidsregels forfaitaire loonkostensubsidie en loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs/praktijkonderwijs/de entreeopleiding, die bij een werkgever in dienst zijn (Participatiewet, Ioaw, Ioaz)

Algemeen

Inleiding

Door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met sociale partners, gemeenten, de VNG en het UWV om de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten te vereenvoudigen. Het doel hiervan is om de praktische uitvoering van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten verder te verbeteren.

De Staatssecretaris wil ten aanzien van een tweetal voorgenomen wetswijzigingen gebruik maken van de mogelijkheid van anticipatie. Het betreft het mogelijk maken van forfaitaire loonkostensubsidie in de eerste zes maanden van het dienstverband en het mogelijk maken van loonkostensubsidie voor jongeren van het voortgezet speciaal onderwijs/praktijkonderwijs/de entreeopleiding die al werken. Doel van de maatregelen is dat werkplekken sneller tot stand komen respectievelijk kunnen worden voortgezet. Anticipatie is mogelijk omdat de maatregelen de realisering van de banenafspraak en beschut werk stimuleren en begunstigend uitwerken voor cliënten met een beperking, van werkgevers, en gemeenten. De Staatssecretaris wil gemeenten daarom de ruimte bieden tot anticipatie van deze twee maatregelen vanaf 5 juli 2016 (datum waarop wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer).

Teneinde gebruik te maken van de ruimte om hierop te anticiperen is tijdelijk beleid opgesteld voor de volgende twee in voorbereiding zijnde wetswijzigingen:

  • forfaitaire loonkostensubsidie; en

  • loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet onderwijs/praktijkonderwijs/de entreeopleiding die bij een werkgever in dienst zijn.

 

Deze in voorbereiding zijnde wetswijzigingen zijn in tijdelijk beleid uitgewerkt. Dit tijdelijk beleid is geldig tot de formele vaststelling in beide kamers (vermoedelijk 1 januari 2017).

  

Forfaitaire loonkostensubsidie

De voorgestelde wetswijziging biedt bij de indiensttreding van personen die tot de doelgroep banenafspraak behoren de keuzemogelijkheid voor enerzijds het toepassen van een reguliere loonkostensubsidie (op basis van vastgestelde loonwaarde bij aanvang van het dienstverband, met een maximum van 70% van het wettelijk minimumloon) of anderzijds een forfaitaire loonkostensubsidie (vast percentage van 50% van het wettelijk minimumloon gedurende het eerste halfjaar). Een forfaitaire loonkostensubsidie maakt de start van een dienstverband met iemand uit de doelgroep banenafspraak gemakkelijker voor een werkgever.

De forfaitaire loonkostensubsidie houdt in dat tijdens de eerste zes maanden van een dienstbetrekking een vaste forfaitaire loonkostensubsidie van 50% van het WML kan worden ingezet in plaats van de loonkostensubsidie op basis van loonwaarde. Dit bedrag wordt vermeerderd met de aanspraak op vakantietoeslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en met een bij ministeriele regeling vastgestelde vergoeding voor werkgeverslasten.

De loonkostensubsidie wordt naar evenredigheid verminderd, indien de arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Na zes maanden wordt de loonkostensubsidie voortgezet, maar op basis van een tijdens de forfaitaire periode op de werkplek objectief vastgestelde loonwaarde

 

Loonkostensubsidie voor schoolverlaters van het voortgezet speciaal onderwijs/het praktijkonderwijs/de entreeopleiding,die bij een werkgever in dienst zijn

De wetswijziging zorgt ervoor dat gemeenten voortaan ook loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, kunnen inzetten voor schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding MBO. Het gaat om jongeren die al bij een werkgever werkzaam zijn en die tot de doelgroep loonkostensubsidie/banenafspraak behoren en waarbij pas gedurende de arbeidsrelatie blijkt dat er sprake is van verminderde productiviteit. Nu is toekenning van loonkostensubsidie wettelijk alleen mogelijk als de arbeidsovereenkomst nog niet in werking is getreden.

 

Beperkte geldigheid

Naar aanleiding van signalen van werkgevers en gemeenten is er een wetswijziging voorgesteld waarmee het gemakkelijker wordt om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Gemeenten mogen vast vooruit lopen op deze verbeteringen in de Participatiewet, nog voordat de wijzigingen in werking zijn getreden. Deze beleidsregels verliezen hun geldigheid per datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. . Dit wetsvoorstel luidt voluit: Wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkoming loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond de Participatiewet en enkele andere wijzigingen.

  

Met deze beleidsregels biedt het college de juridische basis om vooruit te kunnen lopen op de wetswijziging.