Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende de verdeling van financiële verantwoordelijkheden binnen de organisatie Financiële verordening 2017 gemeente Krimpen aan den IJssel

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2021

Intitulé

Financiële verordening 2017 gemeente Krimpen aan den IJssel

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Afdeling

    Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Administratie

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Beleidsthema

    Onderdeel van een programma bestaande uit een aantal samenhangende activiteiten.

HOOFDSTUK 2: BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2 – Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. Ten behoeve van sturing en verantwoording wordt gebruik gemaakt van diverse gegevens:

    • a.

      In beleidsdocumenten worden indicatoren opgenomen op basis waarvan de effectiviteit van het beleid kan worden gevolgd;

    • b.

      In planning- en controldocumenten worden de verplichte beleidsindicatoren opgenomen, zoals bedoeld in artikel 25 lid 2a van het Besluit Begroting en Verantwoording;

    • c.

      De raad kan indien gewenst voorstellen doen voor het opnemen van aanvullende indicatoren per programma in de planning- en controldocumenten.

  • 4. Indien nodig legt het college eenmaal per jaar wijzigingsvoorstellen met betrekking tot programma-indeling en indicatoren aan de raad voor, uiterlijk in de laatste raadsvergadering voor de behandeling van de begroting.

Artikel 3 – Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De programma's van de begroting zijn ingedeeld in beleidsthema's

  • 2. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per beleidsthema weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per beleidsthema weergegeven.

  • 3. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf subsidies.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per programma en per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven. Tevens wordt aangegeven welke investeringen afgesloten kunnen worden.

  • 6. De begroting en jaarstukken bevatten een overzicht van de resultaatbestemming per programma en per reserve.

  • 7. In de jaarrekening worden verschillen op lasten en baten groter dan € 50.000 per beleidsthema toegelicht.

Artikel 4 – Kaderstelling

  • 1. Het college biedt voor 15 juni een kadernota aan de raad aan, waarin voorstellen worden gedaan voor beleid en financiële kaders voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kadernota voor 15 juli vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 1 per inwoner opgenomen.

Artikel 5 – Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien.

  • 2. Het college is zonder voorafgaande toestemming van de raad bevoegd tot onder- en overschrijding van het afgesproken beleid binnen de programma’s, mits deze niet leiden tot overschrijding van het saldo van het desbetreffende programma.

  • 3. Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota afwijkingenbeleid ter vaststelling aan de raad aan. In de nota zijn in ieder geval nadere regels voor over- en onderschrijdingen van de geautoriseerde bedragen opgenomen.

  • 4. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen en van welke nieuwe exploitatiebudgetten hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het (investerings)budget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen en nieuwe exploitatiebudgetten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 5. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor. In het voorstel wordt de dekking van de lasten aangegeven. Indien het een investering betreft groter dan € 1 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

  • 6. Uitgaven ten laste van voorzieningen, die in de begroting zijn opgenomen, worden geautoriseerd met het vaststellen van de begroting door de raad.

Artikel 6 – Begrotingswijzigingen

  • 1. Het college kan de raad indien nodig voor iedere raadsvergadering een begrotingswijziging voorleggen.

  • 2. Het college verzoekt de raad via integrale begrotingswijzigingen om aanpassing van de geautoriseerde begroting. In een begrotingswijziging wordt tevens het effect van de wijziging op de post onvoorzien en het verwachte begrotingssaldo aangegeven.

  • 3. Wijzigingen in lopende investeringen worden eveneens via begrotingswijziging aan de raad voorgelegd.

  • 4. Beleidsaanpassingen worden inhoudelijk separaat aan de raad voorgelegd. De budgettaire verwerking vindt plaats via een integrale begrotingswijziging.

Artikel 7 – Informatieplicht

Het college gaat niet over tot:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 2.500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 1.000.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8 – Overheveling jaargebonden budgetten

  • 1. Indien activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling naar het volgende boekjaar aanwezig. Een voorstel hiervoor wordt in de laatste raadsvergadering van het jaar door het college aan de raad voorgelegd als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft een (deel van een) budget op een programma, dat gerelateerd kan worden aan een activiteit, die niet in het boekjaar wordt uitgevoerd;

    • b.

      er is op het budget voldoende ruimte aanwezig en in het nieuwe boekjaar is voor de betreffende activiteit geen budget beschikbaar;

    • c.

      aangetoond is dat er omstandigheden zijn waardoor de uitvoering niet heeft kunnen plaatsvinden;

    • d.

      aangetoond is dat de beleidsinhoudelijke noodzaak tot uitvoering nog steeds aanwezig is;

    • e.

      het over te hevelen budget bedraagt minimaal € 10.000;

    • f.

      de uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar, zodat de daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie uiterlijk plaatsvindt voor de afronding van het nieuwe boekjaar;

    • g.

      het voorstel tot overheveling bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de punten a. tot en met f. wordt voldaan.

  • 2. Er vindt bij de overheveling een beoordeling van het budget en de bijbehorende activiteiten plaats waaruit blijkt dat de uitvoering van de taken in het nieuwe boekjaar reëel is. Indien dit niet het geval is, wordt het budget verlaagd met het bedrag behorende bij de activiteiten die niet in het nieuwe boekjaar kunnen worden uitgevoerd.

  • 3. In de jaarrekening wordt ten aanzien van de via overheveling beschikbaar gekomen budgetten een inhoudelijke toelichting opgenomen.

  • 4. De dekking voor de overheveling verloopt via de algemene reserve.

Artikel 9 – EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, doet het college de raad indien nodig een voorstel tot aanpassing van de begroting.

HOOFDSTUK 3: FINANCIEEL BELEID

Artikel 10 – Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota vaste activa aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 2. Deze nota bevat minimaal de volgende onderdelen:

    • a.

      regels voor activering en waardering van vaste activa;

    • b.

      wijze van afschrijving van vaste activa;

    • c.

      renteberekening over vaste activa.

  • 3. De afschrijvingstermijnen die in de nota worden opgenomen zijn richtinggevend. Daarnaast speelt de verwachte levensduur van het actief een belangrijke rol. Wanneer er redenen zijn om van de tabel af te wijken wordt in het betreffende voorstel aan de raad over de investering hiervoor een gemotiveerde onderbouwing opgenomen.

Artikel 11 – Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de ouderdom van de vordering en een individuele beoordeling van de inningskansen van vorderingen groter dan € 10.000.

  • 2. Voor vorderingen op openbare lichamen wordt in beginsel geen voorziening getroffen.

Artikel 12 – Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eenmaal per vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Jaarlijks worden de reserves en voorzieningen geactualiseerd en getoetst aan de nota reserves en voorzieningen. Een rapportage hiervan wordt aan de raad aangeboden. Indien nodig worden in de kadernota besluiten voorgelegd.

  • 4. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

Artikel 13 - Riolering

Voor de financiën met betrekking tot het gemeentelijke rioleringsstelsel geldt dat:

  • a.

    Vervanging van bestaande riolering wordt gedekt uit een voorziening riolering, op grond van artikel 44 lid 1d van het Besluit Begroting en Verantwoording;

  • b.

    De onderbouwing van de voorziening riolering jaarlijks wordt geactualiseerd op basis van een meerjarenplanning;

  • c.

    Groot onderhoud aan riolering wordt gedekt uit in de begroting daartoe opgenomen bedragen;

  • d.

    Exploitatieresultaten met betrekking tot de financiën van het rioleringsstelsel bij het opstellen van de jaarrekening automatisch leiden tot verrekening met de reserve riolering (op voorwaarde dat die reserve toereikend is);

  • e.

    Nieuwe aanleg, uitbreiding of verbetering van het rioleringsstelsel wordt geactiveerd en afgeschreven ten laste van de begroting.

Artikel 14 – Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, extracomptabel bijgehouden en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, extracomptabel bijgehouden en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten dat wordt bepaald door de totale overheadkosten te delen door de totale formatie. Bij het toerekenen van de directe kosten op basis van formatieve inzet wordt de aldus berekende opslag voor overhead meegenomen.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage voor toerekening van rente aan kostprijzen is gelijk aan de afgeronde omslagrente die wordt gebruikt voor het toerekenen van rente aan de programma’s.

  • 7. Bij het bepalen van de kostprijzen wordt geen rekening gehouden met rentevergoeding over reserves en/of voorzieningen, tenzij de voorziening is gevormd op basis van contante waardebepaling.

  • 8. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken.

  • 9. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 15 - Prijzen economische activiteiten

  • 10. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 11. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 12. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 13. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is;

    • h.

      een activiteit waarvan de raad eerder al heeft vastgesteld dat sprake is van een publiek belang.

Artikel 16 – Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor

    • a.

      belastingen;

    • b.

      afvalstoffenheffing;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      haven- en marktgelden;

    • e.

      lijkbezorgingrechten;

    • f.

      leges.

  • 2. Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 17 - Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een treasurystatuut ter vaststelling aan. Bij de uitoefening van de financieringsfunctie handelt het college binnen de bepalingen in het vastgestelde treasurystatuut.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties. Het college handelt daarbij op grond van door de raad vastgestelde beleidsregels waarin tenminste wordt bepaald wat wordt verstaan onder ‘publiek belang’.

HOOFDSTUK 4: PARAGRAFEN

Artikel 18 – Lokale heffingen

  • 1. In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de mate van kostendekkendheid van de diverse rechten en heffingen;

    • b.

      een toelichting op a.

  • 2. Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • c.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • d.

      het tarievenbeleid;

    • e.

      de nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

    De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid is vastgelegd in een Verordening Kwijtscheldingsbeleid. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een geactualiseerde verordening aan. De raad stelt de verordening vast.

Artikel 19 – Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      een meerjarig inzicht in de weerstandscapaciteit;

    • b.

      een analyse van de weerstandscapaciteit versus de risico’s.

  • 2. Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt in ieder geval ingegaan op:

    • a.

      het risicomanagement;

    • b.

      het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins;

    • c.

      de gewenste omvang van het weerstandsvermogen.

    De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het college biedt de raad jaarlijks een rapportage aan over de risico’s, het risicomanagement en het weerstandsvermogen.

Artikel 20 – Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      een overzicht van de nota’s waarin het geldende beleid is vastgelegd

    • b.

      een overzicht van het verloop van de onderhoudsvoorzieningen op basis van de in de meerjarenbegroting opgenomen stortingen en de geplande investeringen.

    De beschouwing op de paragraaf bevat daarnaast in ieder geval ook nog de voorstellen voor het te plegen van onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en het meerjarig budgettair beslag.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een nota beheer openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, openbare verlichting en straatmeubilair en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een nota vastgoed aan. De nota geeft de kaders aan voor verwerving, verkoop en beheer van gemeentelijk vastgoed.

Artikel 21 – Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan 1 jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan 1 jaar en het verschuldigde rentepercentage;

Artikel 22 – Bedrijfsvoering

  • 1. In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de visie op de gemeentelijke organisatie en - bij de begroting - de verwachte ontwikkelingen voor de komende vier jaren;

    • b.

      de inrichting van de gemeentelijke organisatie;

    • c.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand;

    • d.

      relevante ontwikkelingen op het gebied van:

      • personeelsbeleid;

      • organisatieontwikkeling;

      • informatisering en automatisering;

      • financiën en control;

      • facilitaire zaken;

      • algemene bestuurlijke en juridische ondersteuning;

      • communicatie.

Artikel 23 – Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota verbonden partijen aan ter vaststelling door de raad. In deze nota wordt in ieder geval aandacht besteedt aan:

    • a.

      Wat wordt verstaand onder ‘verbonden partijen’;

    • b.

      De wijze waarop de raad grip kan houden op verbonden partijen.

  • 2. Tevens wordt in de paragraaf verbonden partijen informatie opgenomen omtrent de deelnemingen van de gemeente, de financiële omvang en de risico’s.

Artikel 24 - Grondbeleid

  • 1. De geraamde middelen die benodigd zijn voor de lopende grondexploitaties door de raad ter uitvoering aan het college beschikbaar gesteld via het MeerjarenPerspectief Grondexploitaties (MPG).

  • 2. Jaarlijks biedt het college de raad een MPG ter vaststelling aan. In dit MPG zijn in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een toelichting op de actieve en faciliterende grondexploitaties van de gemeente;

    • b.

      een prognose van de eindwaarde van iedere grondexploitatie;

    • c.

      een totaalbeeld van alle grondexploitaties op basis van netto contante waarden;

    • d.

      informatie over de risico’s van de grondexploitaties;

    • e.

      informatie over de ontwikkeling van de algemene reserve bouwgrondexploitatie;

    • f.

      benodigde besluiten voor het instellen en afsluiten van grondexploitaties;

  • 3. Het MPG wordt vertrouwelijk behandeld en separaat aan de raad ter vaststelling aangeboden, uiterlijk een raadsvergadering voordat de behandeling van de jaarrekening plaatsvindt.

  • 4. Het college biedt de raad tenminste eenmaal per vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 25 - Subsidies

De paragraaf subsidies

  • a.

    bij de begroting en de jaarstukken geeft een overzicht van de te verstrekken of verstrekte subsidies.

  • b.

    bevat de door de raad vast te stellen subsidieplafonds. Met het vaststellen van de begroting stemt de raad in met de subsidieplafonds.

HOOFDSTUK 5: FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 26 – Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, contracten etc.;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27 – Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en bestuursorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 28 – Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel en legt afwijkingen indien nodig ter goedkeuring voor aan de raad.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Het college stelt jaarlijks een intern controle plan vast en biedt dit periodiek, maar minimaal eenmaal per vier jaar ter informatie aan de auditcommissie aan.

HOOFDSTUK 6: SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 – Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt (2016).

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening 2012 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 30 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening 2017 gemeente Krimpen aan den IJssel’

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 15 december 2016.