Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent de handhaving van de Participatiewet, Ioaw en Ioaz Handhavingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2017

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent de handhaving van de Participatiewet, Ioaw en Ioaz Handhavingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2017

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van @datum@;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, aanhef en onder b., van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 35, aanhef en onder b., van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

besluit vast te stellen de volgende

Verordening Handhaving Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Krimpen aan den IJssel 2017

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • b.

      hoogwaardig handhaven Een landelijk bekend handhavingsconcept dat zich richt op het zowel preventief als repressief tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen op basis van vier pijlers: goed informeren, optimale dienstverlening, uitvoeren van controles en sanctioneren;

    • c.

      misbruik het verwijtbaar ontvangen van een uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften;

    • d.

      oneigenlijk gebruik het ontvangen van een uitkering in overeenstemming met de regels van de wet, maar in strijd met of buiten de bedoeling die bij de totstandkoming van die wet bestond;

    • e.

      uitkering(en) de (bijzondere) bijstand op grond van de Participatiewet of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de uitkering op grond van de Ioaw of de Ioaz;

    • f.

      wet de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

  • 2. Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, worden de begrippen gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Handhavingsplan

  • 1. Het college stelt een uitvoeringsplan hoogwaardig handhaven vast, waarin is opgenomen op welke wijze het college misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen voorkomt, ontmoedigt en bestrijdt overeenkomstig de beleidsuitgangspunten van hoogwaardig handhaven.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde plan wordt ter kennisneming aan de raad voorgelegd.

Artikel 3. Voorlichting en dienstverlening

In het plan als bedoeld in artikel 2 vermeldt het college welke activiteiten worden ondernomen om:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden goed en vroegtijdig te informeren over rechten, plichten en de handhaving daarvan;

  • b.

    de dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden te optimaliseren, zodat de bereidheid tot spontane naleving van de wet en de daarop gebaseerde regels wordt vergroot.

Artikel 4. Controle

In het plan als bedoeld in artikel 2 wordt aangegeven:

  • a.

    welke activiteiten worden ondernomen en welke instrumenten worden ingezet om de rechtmatigheid van uitkeringen te onderzoeken en alle signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik vroegtijdig te ontdekken en voortvarend af te handelen;

  • b.

    hoe onderzoeken mede op basis van signaal- en risicosturing worden uitgevoerd bij de afhandeling van aanvragen om uitkering, bij lopende uitkeringen en bij beëindiging van uitkeringen.

Artikel 5. Sanctioneren

In het plan als bedoeld in artikel 2 geeft het college aan hoe het invulling geeft aan het daadwerkelijk verbinden van consequenties aan geconstateerd misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 6. Verslag

  • 1. Het college brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de gemeenteraad een verslag uit over de met de uitvoering van het in artikel 2 bedoelde plan behaalde resultaten over het voorafgaande jaar.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag bevat in elk geval de navolgende gegevens:

    • a.

      het aantal verzoeken tot het instellen van een bijzonder onderzoek en het aantal afgehandelde bijzondere onderzoeken, uitgesplitst naar soort en resultaat van het onderzoek.

    • b.

      het aantal op de uitkering toegepaste verlagingen wegens het niet nakomen van de verplichtingen inzake inschakeling in het arbeidsproces;

    • c.

      het aantal opgelegde boetes en het totaalbedrag aan opgelegde boetes;

    • d.

      het aantal en de omvang van nieuwe terugvorderingen wegens schending van de informatieverplichting respectievelijk vanwege andere redenen;

    • e.

      het aantal en de omvang van geïncasseerde terugvorderingen wegens schending van de informatieverplichting respectievelijk vanwege andere redenen;

    • f.

      het aantal en de omvang van kwijtgescholden terugvorderingen wegens schending van de informatieverplichting respectievelijk vanwege andere redenen.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Handhavingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2017”.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de verordening wordt bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 23 november 2017.

De griffier, De voorzitter,

Algemene toelichting

Op grond van artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, aanhef en onder b., van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 35, aanhef en onder b., van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) moet de gemeenteraad in een verordening regels vaststellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van uitkering en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Voor de totstandkoming van de Participatiewet gold een vergelijkbare verplichting op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de toen geldende Ioaw en Ioaz.

In december 2014 is, met de inwerkingtreding van de Participatiewet op 1 januari 2015 in het vooruitzicht, een aantal verplichte verordeningen vastgesteld. Daarbij is in Krimpen aan den IJssel de oude handhavingsverordening ingetrokken zonder daar een nieuwe voor in de plaats te stellen.

Voor de leesbaarheid is het wenselijk om de Handhavingsverordening in overeenstemming te brengen met de nu geldende regels en verwijzingen naar de juiste wetgeving op te nemen.

Voor het opstellen is voortgeborduurd op de oude verordening, zodat er geen trendbreuk in de uitvoering kan ontstaan. Evenals voorheen liggen de kaders voor de uitvoering vast in de verordening en wordt de uitvoering inhoudelijk planmatig vormgegeven volgens een uitvoeringsplan dat door het college vastgesteld wordt en na vaststelling ter kennisname aan de raad wordt gezonden. Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de raad over de uitvoering van het handhavingsplan.

Afwijkend van de bestaande verordening zijn in de nu voorliggende tekst geen bepalingen opgenomen over verhaal en terugvordering. Terugvordering en verhaal zijn deels een bevoegdheid en deels een wettelijke verplichting van het college. Door inhoudelijke regels op te nemen in de verordening zou de raad zich begeven op een terrein waar de raad wettelijk niet bevoegd is.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

De begripsomschrijvingen spreken voor zich en hebben geen toelichting nodig.

Artikel 2

Dit artikel legt vast dat de handhaving door het college vormgegeven moet worden in een uitvoeringsplan. Het plan moet ter kennisname aan de raad worden aangeboden.

Er is in de verordening geen maximale geldingsduur aan het uitvoeringsplan gekoppeld. Het is dan ook ter beoordeling van het college om vast te stellen op welk moment het uitvoeringsplan vernieuwd en opnieuw vastgesteld moet worden.

Elk jaar brengt het college verslag uit over de activiteiten die ondernomen zijn in de uitvoering van het plan en de resultaten die daarmee behaald zijn.

Verder bepaalt artikel 2 dat het college de uitvoering moet afstemmen op de beginselen van hoogwaardig handhaven. Kort samengevat houdt dit concept in dat handhaving zich niet alleen moet richten op opsporen en bestraffen van fraude. Om de nalevingsbereidheid bij cliënten te bevorderen moet controle vooraf gegaan worden door een goede informatievoorziening over rechten, plichten, voorwaarden en dergelijke. Ook informatie over de resultaten van handhaving is van belang: als cliënten weten dat er controles plaatsvinden, zullen ze eerder geneigd zijn zich aan de regels te houden. Wetenschappelijk onderzoek heeft weliswaar aangetoond dat de keuze om regels te overtreden vaak gemaakt wordt op basis van een impuls, als de gelegenheid zich voordoet en men niet op tijd herinnerd wordt aan de regels, maar dit inzicht kan geen reden zijn om het verstrekken van informatie achterwege te laten. Het is eerder een reden om de informatie regelmatig te herhalen en frequent contact met de cliënt te hebben over de (rechtmatigheid van de) uitkering.

Verder moet de eigen dienstverlening optimaal zijn. Het moet de cliënt makkelijk gemaakt worden om de regels na te leven en de cliënt moet geen onnodige belemmering ondervinden van interne werkprocessen en -systemen. Verwacht niet dat een cliënt zich stipt aan afspraken zal houden als je dat zelf niet doet.

Als een cliënt niet aan zijn verplichtingen voldoet, moet dat zo kort mogelijk duren om de schade (en de straf) niet onnodig op te laten lopen. De uitvoering moet alert zijn op signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik en daadwerkelijk controles uitvoeren. Een cliënt die weet dat er regelmatig gecontroleerd wordt en dat de kans op ontdekking van bedrog groot is, zal eerder geneigd zijn om zich te conformeren aan regels en verplichtingen.

Ook bij handhaving is de basishouding dat de cliënt terecht een beroep op bijstand doet, totdat het tegendeel blijkt. Als echter vastgesteld is dat er sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik, dan moeten daar ook consequenties aan verbonden worden in de vorm van een waarschuwing, een maatregel tot verlaging van de uitkering of een boete. Door de wetenschap dat een overtreding deze consequenties kan hebben, zullen mensen eerder geneigd zijn de regels na te leven.

Artikel 3

Dit artikel geeft een uitwerking van de preventieve pijlers binnen hoogwaardig handhaven en bepaalt dat in het uitvoeringplan in ieder geval moet worden opgenomen wat het college doet aan optimalisering van de informatieverstrekking en de dienstverlening.

Artikel 4

Dit artikel richt zich op de invulling van de controle-pijler van hoogwaardig handhaven en geeft aan dat gebruik gemaakt kan worden fraudesignalen en risicoprofielen om de effectiviteit van onderzoeken te bevorderen.

Artikel 5

In dit artikel is er voor gekozen om heel globaal aan te geven wat het college in het uitvoeringsplan moet opnemen over het daadwerkelijk reageren op geconstateerd misbruik door opschorting, terugvordering, maatregelen, boetes en dergelijke. De inhoudelijke bepalingen vanuit de oude verordeningen van onze drie gemeenten over het verhalen en terugvorderen van uitkeringen en de mogelijkheden om daarvan af te zien, over het opleggen van (boeten en) maatregelen en over het doen van aangifte zijn in deze verordening niet meer opgenomen. Deze artikelen hadden immers betrekking op bevoegdheden die wettelijk aan het college gegeven zijn en de gemeenteraad kan in principe geen regels vaststellen die nadere voorwaarden stellen aan een gebonden bevoegdheid of die door de wetgever aan het college gegeven bevoegdheden inperken.

Met betrekking tot afstemming van de uitkering op ongewenste gedragingen heeft de raad al regels gesteld binnen de kaders van de wetgeving.

Artikel 6

Dit artikel specificeert de verplichting van het college om jaarlijks verslag te doen van de activiteiten in het kader van handhaving en de daarmee behaalde resultaten. Het tweede lid geeft aan welke informatie tenminste in de rapportage moet worden vermeld.

Artikel 7 en 8

Deze artikelen behoeven geen toelichting.