Nota Ruimtelijke Kwaliteit Krimpenerwaard 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 25-08-2023

Intitulé

Nota Ruimtelijke Kwaliteit Krimpenerwaard 2017

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Op 1 januari 2015 zijn de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist samengevoegd tot de nieuwe gemeente Krimpenerwaard. Het welstandsbeleid van de voormalige gemeenten wordt met deze nieuwe nota ruimtelijke kwaliteit daarom geïntegreerd en waar nodig geactualiseerd. Met de herziening van 2016 wil de gemeente daarnaast het ruimtelijk kwaliteitsbeleid dereguleren waar mogelijk vereenvoudigen en afstemmen op de beleving van de burger. De wens is een praktische, goed leesbare en uitnodigende nota. De inhoud en opbouw van de nieuwe nota is bruikbaar als welstandsnota onder de huidige wetgeving en sorteert tegelijkertijd waar mogelijk voor op de vereisten van de Omgevingswet, waarin de ruimtelijke kwaliteit als samenspel tussen gebieden en gebouwen een belangrijk onderdeel is van de omgevingskwaliteit.

Uitgangspunten

Doel van de toets op ruimtelijke kwaliteit is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat het een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.

Doel van het beleid is het toezicht op ruimtelijke kwaliteit helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van de nota ruimtelijk kwaliteit van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de beoordeling en bespreking van plannen. Het beleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische waarden een rol te geven bij ontwikkelingen.

Evenwicht

Krimpenerwaard zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. De redelijkheid van het beleid is beredeneerd aan de hand van een analyse van de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten van de Krimpenerwaard. De waardevolle plekken en ruimtelijke samenhang tussen de verschillende gebieden is hierin beschreven. Aan de hand van deze analyse is bepaald waar het uiterlijk van bouwwerken bij moet dragen aan de ruimtelijke kwaliteit en waar een meer terughoudende inzet gepast is. Het uiterlijk van bouwwerken kan bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van bijvoorbeeld druk bezochte gebieden of langs beeldbepalende routes. Daarnaast wordt in de gebieden waar een kwaliteitskader voor geldt, ingezet op kwaliteitsverbetering. Voor veel woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft het uiterlijk van bouwwerken echter meer terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief. Wat betreft vergunningvrij bouwen wordt aangesloten op de mogelijkheden die het Rijk biedt.

Van toetsen naar bespreken

Gebouwen staan zelden op zichzelf. Onder de huidige regelgeving beperkt de vergunningverlening zich wat betreft het aanzien van de omgeving tot een toets op bestemmingsplan en welstand. Landschap en stedenbouw worden slechts indirect gewogen tijdens het opstellen van het beleid en erfgoed komt pas aan de orde als er sprake is van een monument of beschermd gezicht. Onder de Omgevingswet kunnen meer aspecten worden betrokken in de afweging of een initiatief op zijn plaats is. De rol van de gemeente verschuift daarbij van toetsen naar bespreken en afwegen. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid om tot een goede omgevingskwaliteit te komen. Goed vakmanschap is daarbij van belang.

Gebruik van de nota

De nota ruimtelijke kwaliteit is niet bedoeld als leesboek, maar opgesteld als een naslagwerk om op te zoeken wat van toepassing is. Daarnaast maakt een digitale ontsluiting van de nota het mogelijk een overzicht van de geldende regels per adres op te vragen. De nota bevat verschillende beoordelingskaders. De verschillende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt het hiernaast afgebeelde stroomschema. Indien gewenst kunnen bij de gemeente inlichtingen worden ingewonnen over de interpretatie van de nota ruimtelijke kwaliteit in het licht van het beoogde plan.

De in de nota opgenomen foto’s zijn te zien als illustratie bij de gebiedsbeschrijving (dus niet als afbeelding van de gewenste eigenschappen).

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 is een kader voor omgevingskwaliteit. Het hoofdstuk bevat een inspiratiekader met landschap, openbare ruimte, stedenbouw met inbegrip van openbare ruimte, architectuur en erfgoed. Dit inspiratiekader is een beleidsdocument voor de hele gemeente.

De daarop volgende hoofdstukken zijn een vertaling van het kader ten behoeve van het bespreken en beoordelen van het uiterlijk van bouwplannen. Het toetsingskader bevat objectgerichte criteria voor kleinere bouwwerken en gebiedsgerichte criteria voor bouwwerken in relatie tot ruimtelijke inrichting en landschap.

Hoofdstuk 3 bevat de beleidskaarten met de indeling naar samen hangende welstandsgebieden en welstandsniveaus. De niveaukaart geeft aan op welke plekken de nadrukkken komen te liggen in de beoordeling. De gebiedenkaart is een weergave van de verschillende gebiedstypen, aan de hand waarvan de beschrijvingen in hoofdstuk 5 zijn gemaakt. De ontwikkelingskaders waaronder beeldkwaliteitsplannen zijn als aanvullende aanduiding over de kaart geprojecteerd.

Hoofdstuk 4 bevat criteria voor veel voorkomende objecten als dakkapellen en bijgebouwen. Aan de hand van het betreffende welstandsniveau (zoals ingetekend op de kaart in hoofdstuk 3) is te bepalen welke criteria van toepassing zijn. Als een plan hier niet aan voldoet, dan zal op basis van de gebiedscriteria of de algemene welstandscriteria alsnog worden bekeken of het plan past in zijn omgeving.

In hoofdstuk 5 wordt voor de gebieden in de gemeente aangegeven op welke wijze het architectonisch vakmanschap zou moeten worden ingevuld. De beschrijvingen en criteria geven per gebiedstype aan welke eigenschappen wenselijk zijn en dienen als agenda voor de beoordeling. De criteria staan niet op zichzelf, maar worden gebruikt in combinatie met de gebiedsbeschrijving, waarin ook de kernwaarden van het gebied zijn benoemd.

In hoofdstuk 6 is een toelichting op de procedure voor afwijkende plannen gegeven. De nota is in hoofdzaak geschreven voor het beheer van bestaande gebieden. Plannen die de bestaande structuur of architectuur doorbreken en plannen voor bijzondere objecten zoals bijvoorbeeld een brug zullen op een andere wijze moeten worden beoordeeld. Dit kan vooraf op basis van bijvoorbeeld een stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan danwel op basis van de algemene criteria. De algemene criteria zijn de regels van het architectonische vakmanschap en gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. Achteraf kan een plan beoordeeld worden aan de hand van de excessenregeling, waarin criteria staan voor bouwwerken en andere vergunningplichtige activiteiten die zonder vergunning of in afwijking van een vergunning zijn gerealiseerd, maar zo onder de maat zijn dat zij als exces moeten worden gezien. Met behulp van deze criteria kan de gemeente excessen voorkomen en achteraf optreden tegen misstanden.

In de bijlagen is onder meer een begrippenlijst en een standaardopzet voor beeldkwaliteitsplannen opgenomen.

Hoofdstuk 2 HOOFDLIJNEN RUIMTELIJKE KWALITEIT

De identiteit en beleving van de omgeving komen samen in het begrip ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit heeft betrekking op onder meer landschap, stedenbouw, architectuur, openbare ruimte en erfgoed. In dit hoofdstuk wordt verschillende aspecten van de ruimtelijke kwaliteit van de Krimpenerwaard op hoofdlijnen beschreven en overwogen. Deze overwegingen zijn te gebruiken om de verschillende aspecten van nieuwe plannen integraal kunnen te bespreken en wegen.

Dit hoofdstuk is geschreven om eigenaren en gebruikers in staat stellen in samenspraak met de gemeente verantwoordelijkheid te nemen voor ruimtelijke kwaliteit en hun eigen belangen te wegen tegen de belangen die anderen hebben bij die kwaliteit. Om dit te kunnen doen is het nodig om deze kwaliteit waar te nemen en te waarderen. Ruimtelijke kwaliteit is geen eenduidig aan te wijzen begrip en er is ook zelden sprake van een vastomlijnd eindbeeld. Sommige kwaliteiten zijn vaste waarden, andere bieden kansen voor verbetering of laten een ruimhartige interpretatie toe. Ruimtelijke kwaliteit is een samenspel van beheer en ontwikkeling met oog voor regels, beleid en wensen.

De eigenschappen en ambities in het licht hiervan beschreven en bedoeld als inspirerend kader, waarmee het aanzien van gebouwen en gebieden kan worden betrokken in overwegingen om ontwikkelingen een passende plek te geven in een omgeving.

Door de vinger te leggen op de omgevingskwaliteit hoeft de gemeente niet langer alleen maar af te dwingen. Dit hoofdstuk beschrijft de kwaliteiten op verschillende schaalniveaus. De hoofdlijnen vormen een agenda voor het bespreken en afwegen van ruimtelijk kwaliteit bij het maken van plannen voor gebouwen en gebieden. Ze kunnen worden gebruikt om te overwegen en beredeneren of een initiatief op zijn plaats is en past bij de identiteit van de Krimpenerwaard.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit is een breed begrip, dat deel uitmaakt van de veranderingen die de Omgevingswet met zich meebrengt. Onder de huidige regelgeving beperkt de vergunningverlening zich wat betreft het aanzien van de omgeving tot een toets op bestemmingsplan en welstand aangevuld met erfgoed als er sprake is van een monument of beschermd gezicht. Landschap en stedenbouw maar ook de waarde van niet-monumentale objecten en structuren worden slechts indirect gewogen tijdens het opstellen danwel aanpassen van beleid en regels. Onder de Omgevingswet is de flexibilteit groter en kunnen tegelijkertijd meer aspecten worden betrokken in de afweging of een initiatief past.

Ruimtelijke kwaliteit is volgens de toelichting op de Omgevingswet één van de kwaliteiten van de fysieke leefomgeving. Onder ruimtelijke kwaliteit wordt in deze toelichting de onderling wederkerige verhouding begrepen tussen: belevingswaarde (de eigenschappen van de ruimtelijke expressie), gebruikswaarde betreft (de eigenschappen van de werking en de functie) en toekomstwaarde (de houdbaarheid van de expressie en het functioneren in de tijd). Ruimtelijke kwaliteit is daarmee geen eenduidige eigenschap, maar een weging van waarden. Het afwegingsproces vergt, afhankelijk van de maatschappelijke wensen en opgaven, steeds maatwerk op meerdere schaalniveaus.

Ruimtelijke kwaliteit krijgt inhoud in relatie tot voorwaarden en overwegingen op korte en op lange termijn en omvat een balans tussen behoud en ontwikkeling van waarden van een gebied. Dit is afhankelijk van de plaats en het initiatief. Gezien de identiteit van de Krimpenerwaard spelen bij deze weging aspecten als landschap, stedenbouw, architectuur, openbare ruimte en erfgoed een rol.

Landschap

Het wijdse landschap met groene weiden, dijken en rivieren is van groot belang voor de identiteit van de Krimpernerwaard. Het is een cultuurlandschap, dat in de loop der eeuwen constant is aangepast en veranderd om tegemoet te komen aan veranderende omstandigheden maar tegelijkertijd op hoofdlijnen goed bewaard is gebleven. Het is een landschap met een sterke identiteit.

Het landschap is de overwegend onbebouwde ruimte van het veenweide- en rivierengebied, waarin het overwegend agrarisch en recreatief gebruik grotendeels samenvalt met cultuurhistorische en ecologische waarden. De ruimtelijke kwaliteit van het landschap is het resultaat van een wisselwerking tussen menselijk handelen en natuurlijke processen, dat in zijn huidige vorm voor een aanzienlijk deel terug te voeren is op de ontginning en waterhuishouding van het gebied.

In de Krimpenerwaard zijn de lange lijnen van de middeleeuwse verkaveling goed herkenbaar aan de sloten, kaden, weteringen en tiendwegen. Dit geldt met name voor het fijnmazig verkavelde middendeel van de polders. De Krimpenerwaard heeft hier een wijds maar tegelijkertijd kleinschalig landschapsbeeld, waarvan de veenweides en sloten de basis vormen en de wegbeplantingen en het opgaand groen van eendenkooien en pestbosjes voor afwisseling zorgen. Een bijzonder deel van dit gebied is de zone langs de Vlist met een sterk contrast tussen het besloten kleinschalig lint en open veenweidelandschap.

Langs de Lek is het landschap weids en open. Vanaf de weg over de kruin van de hoge dijk is het open landschap van de uiterwaarden en diepe opstrekkende verkaveling goed te ervaren. Tussen Schoonhoven en Bergambacht is het landschap overigens kleinschaliger en ‘verdicht’ met boomgaarden en moestuinen. Ook langs de Hollandsche IJssel is er sprake van een diepe opstrekkende verkaveling, zij het dat die vanaf de lagere dijk vanwege de deels dicht op elkaar staande bebouwing minder goed te ervaren is.

Uitgangspunt landschap

Voor het landschap is het duurzaam beheren van de ruimtelijke structuren en elementen uitgangspunt met aandacht voor het gebruik en de belevingswaarde alsmede het behoud van cultuurhistorische waarden.

Overwegingen landschap

-Beheer en gebruik

Het cultuurlandschap van de Krimpenerwaard is het resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waaraan eeuwenlang beheer is af te lezen en waaraan steeds nieuwe elementen zijn toegevoegd. Het overwegend open landschap is goed behouden een samenspel met weiden, water, dijken, bomen, wegen en bebouwing. Dit samenspel is van grote waarde voor het de beleving, maar ook voor natuur en recreatief medegebruik. Het is afhankelijk van goed beheer en dus van passend gebruik. Voor bet beheer van het bestaande landschap is het nodig veranderingen in te passen met behoud van gebruik, structuur en belevingswaarde.

-Gebieden en structuren

Veenweiden en het dijklandschap van de rivieren zijn de meest in het oog springende landschapstypen van de Krimpenerwaard. Daarnaast zijn er onder meer het bebouwd gebied van de kernen, de doorgaande wegen en recreatiegebieden te onderscheiden als aparte gebieden. Deze gebiedstypen staan niet op zichzelf, maar zijn met elkaar verweven door wegen, watergangen, bomenrijen en zichtlijnen. Objecten als bruggen, gemalen, molens, (kerk)torens en groen zijn accenten die betekenis geven aan de gebieden en structuren. Naast deze obejcten is ook de openheid daartussen het noemen waard. De openbare ruimte is bescheiden en valt wat betreft de beleving in hoofdzaak samen met de smalle wegen, maar het gevoel van ruimte is veel groter door het wijdse zicht over het landschap van weiden en water. Wijzigingen en toevoegingen moet worden ingepast met respect voor het onderscheid in gebiedskarakter en de continuiteit van de doorgaande structuren, waarbij het in stand houden van het karakter van het veenweidelandschap van belang is.

-Bebouwingslinten

De bebouwing in het landschap is voornamelijk geconcentreerd in de (dijk)linten met boerderijen, woonhuizen en een enkel bedrijf. De linten zijn van groot belang voor het karakter van de gemeente. Ze zijn afwisselend, maar de bebouwing heeft in de regel wel een vergelijkbare maat en schaal, die bepalend is voor deze streek. De bebouwing is geordend per erf. Er is een standaard ordening met een hoofdgebouw aan de voorzijde en daarachter de eenvoudiger bebouwing van de bijbehorende schuren en stallen. Aan de achterzijde grenzen deze erven meestal aan het wijdse landschap en geregeld is er een zichtlijn over het erf. Tussen de erven door is er zicht op het landschap, dat afhankelijk van het lint breed of smal is en eenzijdig of tweezijdig. de meeste linten en wegen worden begeleid door bomen in een smalle berm en sloten. Veranderingen moeten met respect voor deze eigenschappen worden ingepast, waarbij met name de inrichting van het kavel met onderscheid eerste- en tweedelijns bebouwing de aandacht vraagt.

-Uitzonderingen

In elk gebied zijn uitzonderingen aan te wijzen, wat niet wil zeggen dat ze zonder meer als aanleiding te gebruiken zijn om nieuwe uitzonderingen te rechtvaardigen. Soms zijn het waardevolle restanten van ouder gebruik zoals een pestbosje, een gemaal of watertoren. Deze historische uitzonderingen zijn het behouden waard en moeten zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Andere keren zijn het bijvoorbeeld bedrijven aan huis, die zijn uitgegroeid tot een maat en schaal die moeilijk in een lint past. Bij veranderingen is in deze gevallen de kwaliteit in de omgeving maatgevend. Van plannen voor eventuele nieuwe uitzonderingen mag worden verwacht, dat deze de hoofdlijnen van de ruimtelijk kwaliteit van het landschap niet aantasten.

Stedenbouw

De kernen zijn verbijzonderingen in het landschap van de Krimpenerwaard. Landschappelijke en stedenbouwkundige structuren zijn vaak sterk verweven. De kernen zijn daarmee te zien als verbijzonderingen in het landschap op plekken waar lijnen elkaar kruisen of verschillende soorten gebruik elkaar raken. Dijken, linten en water lopen vanuit de omgeving door in de dorpen. Dat geldt zelfs voor vestingstad Schoonhoven, waar de oude loop van de Vlist is terug te zien als drager van de stedelijke structuur. In de loop der tijd is het bebouwd oppervlak uitgebreid met woonijken en bedrijventerreinen, die in deze structuur zijn ingepast. Binnen deze structuur heeft elke kern een eigen sfeer en bebouwingspatroon. Binnen dit patroon zijn vaak accenten te vinden, die zowel een bijzonder gebouw kunnen zijn waaronder een kerk of brug als een bijzondere functie zoals een openbaar gebouw of een bijzondere plek zoals een marktplein.

Uitgangspunt stedenbouw

Uitgangspunt voor het beheer van de stedenbouwkundige waarden in de Krimpenerwaard is het behoud van de ruimtelijke hoofdstructuren en het eigene van de kernen. Van belang zijn daarbij zijn de ruimtelijke structuur met veelal doorgaande lijnen die de kernen verbinden met het landschap, beeldbepalende elementen, routes en zichtlijnen.

Overwegingen stedenbouw

-Beheer en gebruik

De kernen van de Krimpenerwaard zijn net als het landschap het zichtbare resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waarin vooral in de naoorlogse periode van groei veel is veranderd. Samen met de van oorsprong landschappelijke structuren liggen functies en gebouwen aan de basis van de stedenbouwkundige opbouw. Elke kern is een samenspel van bebouwing, openbare ruimte, groen en water met eigen kenmerken en bijzonderheden. Iedere kern heeft daarbij een eigen sfeer gekregen. Voor het beheer van de stedenbouwkundige waarden is het van belang veranderingen in te passen met respect voor gebruik, structuur en belevingswaarde.

-Identiteit en structuur

Een buurt met seriematige woningbouw heeft een geheel ander karakter dan een bedrijventerrein of een winkelcentrum. Elke buurt of gebied heeft zijn eigen identiteit, die sterk samenhangt met de functies en de bebouwing. De huidige identiteit is een resultaat van een onwikkeling. Stedenbouwkundige patronen zijn te definiëren aan de hand van de vorm van de verhouding tussen prive en openbaar, symmetrie, opeenvolging van rooilijnen, massavorm, voorgevels en hoeken, verhouding tussen individualiteit en herhaling, verbijzonderingen en accenten. De wijze waarop deze eigenschappen bij veranderingen invulling krijgen moet leiden tot een logisch geheel, waarin regel en uitzondering een logische plek hebben. In de Krimpenerwaard is daarnaast het respecteren van doorgaande landschappelijke structuren en de kwaliteit daarvan een punt van aandacht.

-Openbare ruimte

De openbare ruimte is publiek terrein. In het algemeen dient het meerdere doelen , waarvan verblijven en verplaatsen de belangrijkste zijn. De inrichting van de openbare ruimte binnen de kernen hangt samen met het gebruik en gebiedskarakter. Het grooste deel ervan is ingericht als straat met daarlangs woningen, winkels of bedrijven. Dit zijn meestal straten met een eenvoudige inrichting in de vorm van een weg voor auto’s en fietsers met aan één of twee zijden parkeren en stoepen voor voetgangers. Bomen en groenperken vormen een aankleding, die de beleving ten goede komt. Straatmeubilair is overwegend functioneel en bestaat uit verlichting, afvalpunten, verkeersborden en soms een bank. Plantsoenen en speelplekken vormen een welkome afwisseling. In de oudere delen van de kernen is de aankleding van de openbare ruimte in de regel traditioneel met een smalle weg en een beperkte stoep net een plein of water als verbijzondering. Speciale elementen zijn parken zoals bij het landgoed in Haastrecht en de vestingwerken van Schoonhoven. Wijzigingen moeten in beginsel aansluiten op de aanwezige kwaliteit en anders leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit met oog voor de functionaliteit.

Architectuur

De architectuur van een bouwwerk moet binnen de hoofdlijnen van landschap en stedenbouw passen. Het vakmanschap zoals beschreven in de algemene welstandscriteria zijn hier vertaald naar uitgangspunten en overwegingen die passen bij de kenmerken van de Krimpenerwaard.

Uitgangspunt architectuur

Uitgangspunt voor het beheer van de architectonische waarden in de Krimpenerwaard is het behoud van zowel de samenhang als de diversiteit van de gebouwen op zichzelf en als onderdeel van de stedenbouwkundige en landschappelijke structuren. Van belang zijn daarbij zijn het aanzicht vanuit de openbare ruimte en landschap.

Overwegingen architectuur

-Vorm, gebruik en constructie

Een goed ontwerp heeft een vormgeving, die past bij het beoogd gebruik van het bouwwerk en de mogelijkheden om met beschikbare materialen en technieken een doelmatige constructie te maken. Dit neemt niet weg, dat de vormgeving ook zijn eigen waarde heeft. Deze heeft een samenhang en logica, die (naar verwachting) op de lange termijn begrijpbaar zijn.

-Bouwwerk en omgeving

Van een ontwerp voor een bouwwerk mag redelijkerwijs worden verwacht, dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare ruimte en geen onredelijke aantasting is van het zicht vanaf belendende percelen. Een bouwwerk staat niet op zichzelf, maar heeft een relatie met andere bouwwerken en een landschappelijke of stedenbouwkundige context. Een passend ontwerp sluit voldoende aan bij de omgeving om deze relaties tot hun recht te laten komen. Bij het wegen van de relatie tussen bouwwerk en omgeving zijn de verwachtingen hoger naarmate de betekenis voor de openbare ruimte groter is.

-Vorm, betekenis en stijl

Van een ontwerp voor een bouwwerk mag redelijkerwijs worden verwacht, dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Bij nieuw- of verbouw moet duidelijk zijn wat authentiek is en wat is toegevoegd. Een eigentijds ontwerp mag geïnspireerd zijn door een bepaalde tijdsperiode, maar is hier geen imitatie van.

-Evenwicht, helderheid en complexiteit

Een heldere structuur en passende verhouding tussen de gebouwelementen maken een bouwwerk begrijpbaar. Ritmiek, symmetrie, schaal en samenhang in de massaopbouw en vlakverdeling zijn van belang voor de beleving van een bouwwerk. Een bouwwerk moet niet rommelig ogen, maar het ontwerp moet ook niet omslaan naar saaiheid en een te simpele vormgeving. In een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Een bouwwerk kan toegevoegde elementen of verbijzonderingen nodig hebben om voldoende interessant en boeiend te zijn. Een goed ontwerp heeft een vormgeving, die een evenwicht weet te vinden tussen helderheid en complexiteit.

-Verhouding, schaal en maat

Van een ontwerp voor een bouwwerk daarvan mag redelijkerwijs worden verwacht, dat het wat betreft verhoudingen en maat en schaal past in zijn omgeving. Ook op zichzelf moeten een bouwwerk en de onderdelen daarvan in maat en schaal evenwichtige verhoudingen hebben. Daarbij gaat het ook om meer abstracte verhoudingen zoals tussen open en dicht, die van invloed zijn op onder meer zichtlijnen en lichtval. De verhoudingen van het bouwwerk op zichzelf en in relatie tot de context zijn (onbewust) van belang voor de kwaliteit van een ontwerp en de belevingswaarde van het bouwwerk.

-Materiaal, kleur en detail

Van een ontwerp voor een bouwwerk daarvan mag redelijkerwijs worden verwacht, dat materiaal, kleur en detail passen bij het karakter van het bouwwerk en in de de omgeving. Een zorgvuldige keuze van en samenhang in materialen en kleuren versterkt het architectonische ontwerp. Hiermee krijgt een bouwwerk zeggingskracht en wordt het visueel aantrekkelijk. Aandacht aan detaillering van overgangen en randen draagt hier eveneens aan bij. Ook de uitwerking van de afwerking moet passen bij de aard en ontstaansperiode van het gebouw en moet daarnaast goed zijn afgestemd op de directe omgeving.

Erfgoed

De monumenten, karakteristieke panden, het eeuwenoude landschap en de goed behouden kernen zijn essentieel voor de identiteit van de Krimpenerwaard. Het gebied kent een rijke cultuurhistorie met kerken en burgerhuizen onder meer uit agrarisch, waterstaatkundig en industrieel erfgoed. De erfgoedwaarde van een object of gebied is van invloed op de aanvaardbaarheid van plannen en wordt daarom meegewogen bij de beoordeling.

Uitgangspunt erfgoed

Uitgangspunt voor het beheer van de cultuurhistorische waarden in de Krimpenerwaard is behoud. Van belang zijn daarbij zijn de waarden van de objecten en structuren op zichzelf alsmede de context en het gebruik.

Overwegingen erfgoed

-Gebruiken en behouden

Erfgoed zonder functie en gebruik gaat verloren. De (her)bestemming van objecten en gebieden is essentieel voor behoud. Deze (her)bestemming moet de cultuurhistorische waarden respecteren en zich daar naar voegen.

-Onderhoud en restauratie

Behoud gaat voor vernieuwing. Door een monument, terrein of gebied goed te onderhouden kan restauratie worden voorkomen. Bij restauratie is de kans groter dat historisch waardevol materiaal of resultaat van oud vakmanschap verdwijnt. Zowel bij onderhoud als bij restauratie is eerbied voor historische materialen en structuren speerpunt. De esthetische en historische waarden van het erfgoed moeten behouden blijven. Indien traditionele methoden niet toereikend zijn, is gebruik van moderne methoden en technieken denkbaar op voorwaarde dat deze doeltreffendheid zijn en uit ervaring blijkt dat er geen schade ontstaat.

-Onderzoeken en plannen

Bij het maken van plannen staat respect voor cultuurhistorische waarden voorop. Om te bepalen wat die waarden zijn, is onderzoek nodig. Hierbij kan gedacht worden aan cultuurhistorisch, historisch geografisch, bouwhistorisch, archeologisch of restauratietechnisch onderzoek. Aan de hand van de uitkomsten van onderzoek kunnen de cultuurhistorische waarden worden gewogen.

-Respect voor de historische gelaagdheid

Erfgoed is niet alleen van gisteren. Het is door de jaren heen tot stand gekomen. Verschillende generaties gebruikers hebben lagen toegevoegd aan de geschiedenis. Een object, plek of gebied is daardoor te zien als een levend archief. Terugrestaureren naar een ‘oorspronkelijke’ versie is een ontkenning van deze gelaagde geschiedenis en daarmee ongewenst. De historische context en de bouwsporen van een monument hebben een eigen waarde en moeten afleesbaar blijven, landschappelijke elementen zijn niet los te zien van eeuwenoud beheer waarvan het veranderend gebruik zichtbaar moet blijven. De historische gelaagdheid is een waarde op zich.

-Nieuwe elementen zijn herkenbaar

Om een gebouw, plek of een gebied te kunnen blijven gebruiken, kan het nodig zijn aanpassingen te doen of om nieuwe elementen toe te voegen. Dergelijke veranderingen moeten harmonieus aansluiten op het bestaande en de historische gelaagdheid, maar daarvan ook duidelijk te onderscheiden zijn. Een ontwerp kan bijvoorbeeld aansluiting zoeken eigenschappen als maat, schaal en stijl van detailleren maar door materiaalgebruik en moderne uitvoering een eigen uitdrukking krijgen. Zo kan met respect voor de historische eigenschappen het nieuwe een herkenbare laag zijn. De suggestie dat een nieuw element van ouder datum is, moet worden voorkomen. Verdwenen onderdelen kunnen worden teruggebracht, maar alleen op eigentijdse wijze. Veranderingen moeten niet alleen herkenbaar, maar ook omkeerbaar zijn. Ze moeten, dus zonder schade weer verwijderd kunnen worden.

-Respect voor de context

Erfgoed is niet los te zien van zijn context. Een monumentale boerderij bijvoorbeeld komt niet tot zijn recht op een groot parkeerterrein, een brug kan niet zonder water en een glas-in-lood raam is meer op zijn plaats in een oude kerk dan in de bijbehorende schuur. De context is meer dan een waarde op zichzelf, het draagt bij aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van het erfgoed.

Een monument en de onderdelen daarvan hebben een (functionele) context. Dit is het schaalniveau van de objecten. Deze context kan zo groot zijn als een gebied of zo klein als een interieur. Zowel de grote context van het monument in de omgeving als de kleine context van een interieurelement in een ruimte zijn van essentieel belang voor het behoud van de monumentale waarde. Het uitgangspunt is, dat het geheel in zijn context behouden blijft. Een hooiberg blijft op zijn plaats, een schoorsteen met schouw wordt niet verplaatst, decoraties worden niet verwijderd.

Als behoud van onderdelen van een monument onmogelijk blijkt in de bestaande context, moet er binnen het monument of de omgeving daarvan een oplossing gezocht worden. Daarbij moet zichtbaar zijn dat er een wijziging is opgetreden, een nieuwe laag een de geschiedenis van het object is toegevoegd. Ook de verplaatsing van een geheel monument is niet toegestaan, tenzij het voortbestaan ervan wordt bedreigd of behoud op een andere manier niet mogelijk is.

De omgeving van het monument draagt in schaal, materiaal en kleur bij aan de waarde van het monument. Als de originele context nog aanwezig is moet deze gehandhaafd worden. Is deze er niet, dan sluiten nieuwe bouwwerken aan op de schaal van het monument. Nieuwe toevoegingen in de omgeving van het monument mogen geen afbreuk doen aan de monumentale waarden.

Wat voor de context geldt op de schaal van monumenten, geldt ook voor structuren en gebieden. Watergangen worden gebruikt voor waterbeheer, maar hangen bijvoorbeeld ook samen met de plaatsing van molens met de bijbehorende molenbiotopen en verkavelingspatronen. De monumentale boerderijen zijn niet los te zien van de mogelijkheden om het landschap te gebruiken voor de veeteelt. Met de Oude Hollandse Waterlinie is er ook een directe relatie tussen het water en de verdedigingswerken van Schoonhoven, dat mede vanwege de strategische ligging aan de Lek een stedelijk karakter heeft met aaneengesloten straatwanden langs grachten. Op dit hogere schaalniveau vormen landschappelijke patronen en stedenbouwkundige structuren een gelaagd samenspel, dat niet los kan worden gezien van het (historisch) gebruik. De respectvolle omgang met dit erfgoed is een constant zoeken naar mogelijkheden voor inpassingen, die in evenwicht zijn met te behouden kwaliteiten.

Identiteit en beleving

De Krimpenerwaard is een gemeente met bijzondere ruimtelijke kwaliteiten. Het gebied ontleent zijn identiteit aan een een eeuwenoud agrarische landschap met water en dijken, goed behouden boerderijlinten en kernen met ieder een eigen sfeer. Verder zijn er woonwijken, bedijventerreinen, voorzieningen en de verbindingen daartussen te vinden. Deze zijn minder van invloed op de identiteit de gemeente maar voor de leefbaarheid van groot belang.

Ruimtelijke kwaliteit is niet vanzelfsprekend, maar vraagt om beheer. Elk nieuw plan is een wijziging in een bestaande context en vraagt om een inpassing, die rekening houdt met identiteit en beleving.

De ruimtelijke kwaliteiten van de Krimpenerwaard staan niet op zich, maar vallen vaak samen. Zonder sloten en dijken geen weiden met vee of boerderijen. Een aantrekkelijk landschap en sfeervolle kernen dragen bij aan de leefbaarheid. Zonder een goede infrastructuur is de gemeente minder aantrekkelijk voor bedrijven en toeristen. De hier beschreven hoofdlijnen en overwegingen moeten dan ook in samenhang worden bezien om tot een goede afweging te kunnen komen.

Een gevolg hiervan is, dat de afweging op meer onderdelen in moet gaan naarmate er meer aspecten en overwegingen spelen. Ook moet worden meegewogen op welke schaalniveaus de ingreep effecten heeft. Wat bijvoorbeeld in het licht van landschap en architectuur een goed idee is, kan voor erfgoed en stedenbouw onredelijke gevolgen hebben.

Niet elk aspect of elke overweging zal even zwaar tellen. In het planproces moeten de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit in redelijkheid worden afgewogen. Een afweging voor een verbouwing van een rijwoning in naoorlogse woonwijk is in de regel minder uitgebreid dan het bouwen van een woning tussen monumentale boerderijen, de aanleg van een nieuw recreatiegebied of de vervanging van een brug over de haven van Schoonhoven. Om ruimtelijke kwaliteit in redelijkheid te wegen is sprake van bandbreedte:

• Landschap

  • -

    behouden van doorgaande structuren en systemen staat voorop

  • -

    nieuwe elementen laten samenvallen met bestaande structuren, geen incidentele ingrepen of onderbrekingen

• Stedenbouw:

  • -

    behouden van hoofdstructuren in bestaande bebouwd gebied

  • -

    inpassing in de stedenbouwkndige en landschappelijke context van nieuwe structuren

  • -

    accenten hebben een stedenbouwkundige aanleiding

• Architectuur:

  • -

    architectuur afstemmen op de stedenbouwkundige en landschappelijke context

  • -

    accenten hebben een stedenbouwkundige aanleiding

• Erfgoed:

  • -

    monumenten en beschermde gezichten op zichzelf en in hun context behouden, overig erfgoed in zijn waarde laten

  • -

    behoud met daarbij passend gebruik gaat voor vernieuwing

Hoofdstuk 3 KAARTEN

Ter ondersteuning van het beleid zijn er twee kaarten gemaakt. Er is een niveaukaart en een gebiedenkaart. De invulling van de beleidskaarten zijn een vertaling van de hoofdlijnen van de ruimtelijke kwaliteit in de Krimpenerwaard zoals geschetst in hoofdstuk 2 ten behoeve van de toetsen van het uiterlijk van bouwwerken op zichzelf en in hun omgeving.

Niveaukaart

Voor elk gebied in de Krimpenerwaard is het minimale toetsingsniveau aangegeven om de gewenste kwaliteit van de omgeving te regelen. Onafhankelijk van het toetsingsniveau worden alle plannen in de Krimpenerwaard voorafgaand aan de vergunningverlening getoetst op de aanwezigheid van excessen (zie hoofdstuk 6).

Soepel

Het merendeel van de bebouwing ligt in gebied met een soepel niveau. Dit betreft de meeste woongebieden en bedrijventerreinen. In gebieden met een soepel niveau mogen bouwplannen in principe geen afbreuk doen aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte en de buurt of het terrein. In deze gebieden gaat de aandacht met name uit naar de overgangen met andere gebieden, zoals het landschap.

In woongebieden betekent dit dat verbouwplannen aan woningen welstandsvrij zijn, met uitzondering van reclame. Dit geldt niet voor verbouwplannen die duidelijk zichtbaar zijn aan de gebiedsranden. Nieuwbouw van woningen en plannen aan of voor gebouwen met een maatschappelijke functie worden altijd voorafgaand aan de vergunningverlening getoetst. Hiervoor zijn enkele criteria opgenomen.

Ook op bedrijventerreinen zijn verbouwplannen aan bedrijven en bedrijfswoningen welstandsvrij, met uitzondering van reclame. Dit geldt niet voor verbouwplannen die duidelijk zichtbaar zijn vanuit het openbaar gebied aan de gebiedsranden en langs provinciale wegen. Nieuwbouw van woningen en plannen aan of voor gebouwen met een maatschappelijke functie worden altijd voorafgaand aan het verlenen van de vergunning getoetst. Hiervoor zijn enkele criteria opgenomen.

Het niveau soepel is ook van toepassing voor het grootste deel van groen en parken. In deze gebieden worden zowel verbouw- als nieuwbouwplannen voorafgaand aan de vergunningverlening getoetst of besproken. Zowel de basiscriteria voor objecten als de gebiedscriteria kunnen hierbij gebruikt worden.

De nota ruimtelijke kwaliteit bevat voor gebieden met een soepel welstandsniveau een overzichtelijke set criteria, waarbij de woordkeus en bandbreedte zich alleen richten op het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit op hoofdlijnen.

Gewoon

Het landelijk gebied en diverse dorpslinten zijn voorbeelden van gebieden met een gewoon niveau. Bouwplannen in gebieden met een gewoon niveau zullen ten opzichte van het soepele gebied met meer aandacht bekeken worden. De lat ligt hoger, gezien de beeldbepalende ligging en bijbehorende uitstraling op bezoekers en passanten. Uitgangspunt in gebieden met een gewoon niveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit. Bouwplannen aan achterkanten kunnen hier veelal eenvoudiger beoordeeld worden dan bouwplannen aan voorkanten.

De welstandsnota bevat voor gebieden met een gewoon welstandsniveau een set criteria, die aanstuurt op een inpassing van bouwplannen zonder de kwaliteit van het gebied uit het oog te verliezen. De woordkeuze en bandbreedte van de criteria bieden ten opzichte van het bijzondere niveau meer mogelijkheden om tot een eigen invulling te komen.

Bijzonder

De gebieden waar het uiterlijk van de bebouwing van aanzienlijk belang is voor de identiteit van de Krimpenerwaard hebben een bijzonder niveau. Dit zijn onder meer de beschermde gezichten, de dorpskernen, diverse polderlinten en delen van de dijklinten langs IJssel en Lek. In deze gebieden is inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.

De nota ruimtelijke kwaliteit bevat voor gebieden met een bijzonder niveau een uitgebreide set criteria, die in woordkeuze en bandbreedte aanstuurt op een zorgvuldige inpassing van bouwplannen in het gebied. Een plan moet een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het straatbeeld.

Gebiedenkaart

Ter ondersteuning van de verschillende niveaus van welstand zijn er gebieden te onderscheiden met samenhangende bebouwingstypologieën.

Per gebied is een beschrijving, waardering en enkele uitgangspunten opgenomen. Afhankelijk van het gevraagde niveau zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven. De per gebiedstype opgestelde criteria moeten in samenhang met beschrijving, waardering en uitgangspunten geïnterpreteerd worden.

Naast de gebieden zijn op deze kaart de geldende ontwikkelingskaders opgenomen. Dit zijn de plekken waar een beeldkwaliteitsplan geldt. De opgenomen kaders zijn:

  • Bergambacht De Nieuwe Wetering - Kruiswijk, De Wetering

  • Gouderak Middelblok

  • Haastrecht Palingdreef, Tempelhof, Vingerling

  • Lekkerkerk Tiendhoek II

  • Ouderkerk aan den IJssel De Dikke Boom, Geerestein

  • Schoonhoven Bollocatie, Centrumontwikkeling Schoonhoven Noord, Thiendenland II, Thiendenland II - uitwerking zuidelijk plandeel 2e fase, Zevender (Noord)

  • Stolwijk Poort van Stolwijk, Bovenkerk,

  • Vlist Kruiswijk

Tijdens de (her)ontwikkeling van het betreffende gebied zijn de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan aanvullend van toepassing op de gebiedsbeschrijving en criteria. Na oplevering vervalt het beeldkwaliteitsplan en worden de relevante criteria uit de nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing. Een toelichting op de te volgen procedure bij grotere ontwikkelingen is opgenomen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 4 CRITERIA OBJECTEN

De gemeente streeft ernaar veel voorkomende bescheiden objecten snel te beoordelen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid geven. Deze zogeheten objectcriteria zijn opgesteld voor aanbouwen, bijgebouwen, gevelwijzigingen, dakkapellen en dakopbouwen, erfafscheidingen, reclame en rolluiken.

Vergunning

De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen niet voor de bouw worden getoetst. Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is, is een toets op ruimtelijke kwaliteit nodig. In dit geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bestemmingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de objectcriteria. De objectcriteria geven een minimumkwaliteit aan. Het leveren van meer kwaliteit is altijd mogelijk. Voldoet het bouwplan niet aan de objectcriteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedscriteria en algemene criteria.

Slechts een beperkt deel van de vergunningvrije bouwmogelijkheden is ook in de beschermde gezichten en aan of bij monumenten van toepassing.

Standaardplan

Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Ook als het enigszins afwijkt van de criteria op de volgende bladzijden. Te denken valt aan een dakkapel of nokverhoging op een rijwoning in een seriematig gebouwd woongebied.

Het zijn plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is met overeenkomstige architectonische verhoudingen, materialen en kleuren. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een als zodanig vastgestelde trendsetter of een bouwoptie voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een standaardplan is van toepassing op een bouwblok, cluster of een groter gebied.

Basis- en aanvullende criteria

Bij diverse objecten is in de criteria onderscheid aangebracht. In deze gevallen zijn de basiscriteria in alle gebieden van toepassing, de aanvullende criteria gelden alleen voor gebieden met een bijzonder welstandsniveau.

Welstandsvrije objecten

Daarnaast kent de gemeente enkele welstandsvrije objecten, waarvoor geen criteria gelden. Voorwaarde is dat deze objecten niet in een beschermd gezicht of binnen de context van een monument danwel karakteristiek pand geplaatst worden.

Het betreft:

• zwembaden aan achterkanten tot 0,50 m boven het maaiveld

• vijvers

Object 1 Aanbouw

Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gebouw zoals een erker of serre. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een aanbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Aanbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• aanbouwen zijn ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw

• ten minste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn plaatsen met uitzondering van erkers aan de voorgevel

• vormgeven in één bouwlaag, aansluitend op eerste bouwlaag hoofdgebouw

• plattegrond is rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken

• plat afdekken danwel voorzien van eenvoudige kap of flauw hellend serredak

• materialen en kleuren van zichtbare delen gelijk aan hoofdgebouw danwel bescheiden uitvoeren hetzij als serre of overkapping (glas is transparant)

• bij tussenwoningen een overgang toepassen door bijvoorbeeld een gemetselde muur op de erfgrens

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

Plaatsing en aantal

• aanbouw direct tegen de hoofdmassa plaatsen of een bestaande aanbouw vergroten in identieke vormgeving (geen secundaire aanbouw)

• aan voorkanten:

  • -

    plaatsen op minstens 2,00 m van het openbaar toegankelijk gebied

  • -

    hoogstens één aanbouw per gevel

  • -

    de hoeken van de hoofdmassa blijven afleesbaar, bijvoorbeeld door een ander materiaal als de hoofdmassa te gebruiken of afstand te houden van de hoeken

Vorm en maat

• vormgeving inclusief dakvorm afstemmen op het bestaande pand met een bescheiden detaillering zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiborden en overstekken

• aan voorkanten:

  • -

    gevels voorzien van ramen

  • -

    dakvlak aanbouw niet doortrekken van dakvlak hoofdgebouw

• materialen en kleuren zijn traditioneel of passen bij de detaillering, stijl en datering van het hoofdgebouw

• overkappingen zijn minimaal aan twee zijden open

• goothoogte aanbouw met kap maximaal 0,30 m boven vloer eerste verdieping

• aan de voorgevel:

  • -

    breedte tot 2/3 van de gevel met een maximum van 3,50 m

  • -

    diepte hoogtens 1,50 m

Object 2 Bijgebouw

Een bijgebouw is een grondgebonden bouwwerk van in beginsel één bouwlaag aan of los van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuur of carport. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een bijgebouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Bijgebouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• ondergeschikt aan hoofdgebouw (laat contour en silhouet hoofdgebouw intact)

• vormgeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond

• plat afdekken of aan achterkanten voorzien van een eenvoudige kap of een flauw hellend glazen kassendak

• bescheiden detaillering zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiboorden en overstekken

• materialen en kleuren afstemmen op hoofdgebouw danwel uitvoeren in traditionele materialen en kleuren zoals hout en baksteen in gedekte tinten

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• op minstens 1,00 m achter de voorgevel

• per erf één of twee bijgebouwen (eventueel te vergroten in identieke vormgeving)

• grotere bijgebouwen hebben een kap

• dakvorm en helling afstemmen op hoofdgebouw

• goothoogte maximaal 0,30 m boven vloer eerste verdieping en nokhoogte maximaal 70% van de hoogte van het hoofdgebouw

• een vrijstaande overkapping is minimaal aan twee zijden open

• de vormgeving is verzorgd

Object 3 Gevelwijziging

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Daarnaast is het aanbrengen van gevelisolatie aan de buitenzijde van de woning een gevelwijziging.

De opbouw en indeling van de gevel is een belangrijk onderdeel van de architectonische vormgeving van het gebouw en het aanzicht van de straat.

Beoordeling

Een gevelwijziging voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Gevelwijzigingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• samenhang straatwand op hoofdlijnen behouden

• hoofdindeling gelijk aan huidig of oorspronkelijk kozijn

• dimensionering nieuwe invulling afstemmen op de gevel

• gevelopeningen niet blinderen

• materialen en kleuren afstemmen op de gevel

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• als binnen één bouwblok en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie aan de voorgevel al een gevelwijziging is vergund die voldoet aan de objectcriteria, dan is de vormgeving en maatvoering hiervan bepalend voor de te realiseren gevelwijziging aan de voorgevel van de overige woningen in het bouwblok of van dit woningtype

• bestaande details als lateien, dorpels, raamlijsten en speklagen behouden

• materialen zijn overeenkomstig met of gelijkend op die van het hoofdgebouw

• kleuren zijn terughoudend en overeenkomstig met of gelijkend op die van het hoofdgebouw

• bij karakteristieke panden:

  • -

    vormgeving gelijk aan de architectuur en het tijdsbeeld van de historische gevel, indeling en detaillering

  • -

    profilering en materialisering kozijnen blijft gelijk

• bijgebouw in beschermd gezicht voorzichtig afstemmen op historische omgeving met toepassing van traditionele materialen

Object 4 Dakkapel en dakraam

Een dakkapel is een uitbouw in de kap. Dakkapellen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Dakramen zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in veel gevallen vergunningvrij zijn.

Beoordeling

Een dakkapel of dakraam voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Voor dakkapellen in gebieden met een soepel niveau gelden geen redelijke eisen van welstand, waarmee ze ook aan voorkanten wat betreft de activiteit bouwen vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd. Bij de beoordeling van eventuele vergunningplichtige dakkapellen wordt gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Dakkapellen en dakramen in gebied met een gewoon of bijzonder welstandsniveau worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Plaatsing en aantal

• een dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan een gebouw

• meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatig rangschikken op horizontale lijn (bovenlijn aanhouden)

• in een mansardekap aansluiten op de knik en in beginsel in gootlijn plaatsen

• 0,50 tot 1,00 m dakvlak onder dakkapel en minstens 0,80 m dakvlak boven en naast dakkapel

• dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel als onderdeel van de straatwand

• dakramen op schuine daken vlak aanbrengen

• dakkapellen aan voorkanten:

  • -

    hoogstens één dakkapel per woning per dakvlak (geen dakkapellen op aanbouwen en bijgebouwen)

  • -

    minstens 1,00 m dakvlak naast de dakkapel

  • -

    kozijnen direct op het dakvlak aansluiten

  • -

    dakkapellen zijn in beginsel verticaal in aanzicht (smaller dan hoog)

  • -

    breedte tot 2/3 van de gevelbreedte met een maximum van 3,50 m

Vorm en maat

• de dakkapel is gelijkvormig aan aanwezige dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok

• hoogte van plat afgedekte dakkapel aan voorkanten maximaal 1,50 m

• goothoogte van de aangekapte dakkapel maximaal 1,00 m en hoogstens 50% van het dakvlak

• dakkapel plat afdekken of aankappen op daken van minstens 45 graden

• detaillering, materialen en kleuren van dakkapel afstemmen op hoofdgebouw

• zijwangen donker, wit, zinkgrijs of in de kleur van de rest van de dakkapel

• de kap van een aangekapte dakkapel gelijk uitvoeren als kap hoofdgebouw

• voorvlak grotendeels invullen met glas (dichte panelen zijn ondergeschikt)

Object 5 Dakopbouw

Een dakopbouw wordt op een gebouw geplaatst, waarbij een nieuwe ruimte ontstaat of een bestaande ruimte wordt vergroot. Hetzelfde geldt voor het verhogen van de gevel. Hier wordt de ruimte vergroot door het gedeeltelijk of geheel vervangen van het dakvlak door een doorgetrokken gevel. Bij meerdere dakopbouwen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.

Beoordeling

Een dakopbouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Kleine afwijkingen zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Dakopbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Algemeen

• de opbouw is gelijk in plaatsing, oriëntatie, vorm en uitwerking aan eerder geplaatste dakopbouwen op het betreffende dakvlak van het bouwblok, mits deze een positieve welstandsbeoordeling hebben gehad

• het hoofdgebouw heeft minstens twee bouwlagen en is voorzien van een plat dak of een zadeldak (symmetrisch of a-symmetrisch) met een helling van hoogstens 35 graden

• direct op hoofdmassa plaatsen en regelmatig rangschikken op horizontale lijn

• één dakopbouw per woning

Nokverhoging

• uitgangspunt zijn enkelzijdige nokverhogingen aan achterkanten van samenhangende rijwoningen met kap

• over de gehele breedte van de woning aanbrengen of bij tussenwoningen op minstens 0,50 m uit de grenslijn tussen de woningen en bij hoekwoningen op minstens 1,00 m van de zijkanten van het dakvlak

• gemetselde schoorstenen respecteren

• de nok is evenwijdig aan de voorgevel

• hellingshoek nokverhoging is gelijk aan het bestaande dak

• onderkant kozijn bij nokverhoging direct aansluiten op het dakvlak

• de stahoogte in de bestaande ruimte is tussen de 2,00 m en de 2,50 m

• de goot van de nokverhoging is gelijk aan de daknok of lager

• kozijn tussen 0,90 en 1,20 m hoog

• enkelzijdige nokverhoging in stijl en afwerking gelijk aan het hoofdgebouw

• kozijn grotendeels invullen met glas, zijwanden zijn dicht

Opbouw op plat dak

• plaatsen op een dak van een samenhangende rijwoning of vrijstaande woning

• totale hoogte van de opbouw is maximaal 3,00 m

• opbouw met plat dak terugleggen van de voorgevel met nieuwe gootlijn evenwijdig aan de voorgevel (eventuele terrashekwerken ook terugleggen van de gevel)

• opbouw met (bescheiden) kap in de voorgevellijn plaatsen, met de kap bij voorkeur haaks op de gevel

• dakopbouw in stijl, afwerking en kleur afstemmen op het hoofdgebouw

• doorgaande elementen als dakgoten en daklijsten behouden

Object 6 Erfafscheiding

Een erfafscheiding is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare ruimte zijn van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op wat betreft de hoogte.

Beoordeling

Een erfafscheiding voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• voor de voorgevellijn en op minder dan 1,00 m afstand van openbaar toegankelijk water maximaal 1,00 m hoog

• in overige gevallen maximaal 2,00 m hoog

• eenduidige vormgeving (geen combinatie van diverse vormen en materialen)

• materialen als te begroeien draadstaal, gaas of spijlen, danwel metselwerk of hout gebruiken

• terughoudend in kleur, zoals groen, bruin of naturel

Aanvullende criteria

Voor gebied met gewoon of bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• vorm en maat afstemmen op afscheiding naastgelegen perceel mits deze voldoet aan de objectcriteria voor erfafscheidingen

• ijzeren toegangshekken zijn hoogstens 8,00 m breed en eventueel voorzien van gemetselde penanten met een hoogte van maximaal 1,80 m

• in de beschermde gezichten:

  • -

    erfafscheiding die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte en geen onderdeel vormen van een gesloten straatwand zijn deels transparant, met zowel een horizontale als een verticale geleding

  • -

    uitvoeren in hout of ijzerwerk schilderen in een donkere en gedekte tint (bijvoorbeeld zwartgroen) eventueel met witte accenten

Object 7 Installatie

Installaties voor bijvoorbeeld airconditioning, afvoerkanalen en antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Andere installaties zijn energiebesparende maatregelen als zonnepanelen en -collectoren. Dit zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in het straatbeeld niet snel zullen storen en in veel gevallen vergunningvrij zijn. Kleine windmolens worden veelal op een gebouw geplaatst. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving.

Beoordeling

Een installatie voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Installaties worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• meerdere installaties per pand clusteren (eventueel afschermen), zonnepanelen en -collectoren regelmatig rangschikken op een raster

• achter de voorgevellijn plaatsen en bij voorkeur op daken of aan de achtergevel bevestigen

• zonnepanelen en -collectoren aan gebouwen alleen op daken plaatsen (en op schuine daken vlak aanbrengen)

• hoogte relateren aan nabijgelegen bebouwing

• indien zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied slank vormgeven

• materialen en kleuren onopvallend (zoals gegalvaniseerd, antraciet, grijs en dakdoorvoeren in de kleur van het dakvlak)

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• installatie en bijbehorende voorzieningen, zoals afvoerpijpen en bevestigingsconstructie, als één geheel vormgeven

• schotelantennes:

  • -

    alleen aan achterkanten

  • -

    doorsnede maximaal 2,00 m

• installatie aan het gebouw is maximaal 0,50 m hoog en 1,00 m breed

• afvoerkanalen steken hoogstens 0,50 m boven het naastgelegen dakvlak

• binnen de context van cultureel erfgoed plaatsen:

  • -

    onzichtbaar vanuit de openbare ruimte

  • -

    met behoud van het historische materiaal, karakter en aanzicht

Object 8 Rolluik

Rolluiken zijn voorzieningen om glazen puien van gebouwen te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een rommelig of opgesloten aanzien geven. Het plaatsen van rolluiken aan de binnenzijde van een pui is in veel gevallen vergunningvrij.

Beoordeling

Een rolluik voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Basiscriteria

Rolluiken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

• op de begane grond aan de naar het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel mits voor minstens 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen

• rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel inpassen

• kleuren zijn terughoudend of afgestemd op de gevel

Aanvullende criteria

Voor gebied met bijzonder welstandsniveau gelden de volgende aanvullingen:

• alleen aan de binnenzijde van de pui plaatsen

• in de beschermde gezichten zonwering alleen in de vorm van markiezen

Object 9 Reclame

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames, spandoeken en vlaggen bepalen in hoge mate de beleving van de openbare ruimte. Reclames in gebieden met commerciële functies kunnen op zijn plaats zijn en de visuele aantrekkingskracht van de omgeving verhogen, maar kunnen daar qua vormgeving, omvang en hoeveelheid ook afbreuk aan doen. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclames ongewenst. Voor constructies waar reclame op wordt aangebracht, is in veel gevallen een vergunning nodig.

Beoordeling

Een reclame voldoet aan redelijke eisen van welstand als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op welstandshalve goedgekeurde bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke panden in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan, is er sprake van een monument of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van gebieds- en eventuele andere criteria.

Criteria

Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

Algemeen

• alleen reclame voor diensten of producten die in het pand of op het perceel plaatsvinden respectievelijk worden verkocht

• reclame plaatsen met behoud van uitzicht op of vanaf de openbare ruimte (voorkom hinder voor voetgangers en ander verkeer)

• reclame is ondergeschikt aan het gebouw

• gevelreclame:

  • -

    plaatsen loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel op bouwlagen met winkel- of bedrijfsbestemming (voorkom hinder voor woningen in de omgeving)

  • -

    hoogstens twee reclames per gevel of gebruiker

  • -

    afstemmen op hoofdgebouw en architectuur van de gevel (aanwezige samenhang en gevelritmiek behouden)

  • -

    als zelfstandig element vormgeven in aansluiting op de architectuur van het pand (plaatsen in de structuur van gevel of pui en in beginsel integreren in de architectuur)

  • -

    in beginsel naamsvermelding van losse letters, kleuren zijn ingetogen (geen bewegende elementen toevoegen)

  • -

    lichtreclame beperken in lichtintensiteit en ingetogen uitvoeren, zonder bewegende delen, wisselende beelden en reflecterend materiaal

• vrijstaande reclame:

  • -

    plaatsen bij de entree van het erf of op een parkeerterrein

  • -

    hoogstens één losse reclame en drie geclusterde vlaggenmasten per pand of erf

  • -

    zorgvuldig vormgeven met losse letters of borden, eventueel aangelicht

Aanvulling beschermde gezichten Schoonhoven, Haastrecht en Lekkerkerk

• reclame vlak tegen de gevel:

  • -

    afstemmen op de gevelindeling

  • -

    plaatsen binnen de maten van de onderliggende gevelopeningen (in beginsel tot 70% van de gevelbreedte)

  • -

    een bescheiden hoogte (in beginsel tot 0,50 m hoog)

  • -

    aanbrengen boven pui begane grond en onder raamdorpels verdieping

• reclame haaks op de gevel:

  • -

    hoogstens één per winkel en uitvoeren als bord of banier

  • -

    hoogstens 0,50 bij 0,70 m

• in beginsel geen vrijstaande reclame en vlaggen plaatsen

• bescheiden en ingetogen reclame passend in het gevelbeeld (met inbegrip van kleur), ondergeschikt aan het straatbeeld en geïntegreerd in de architectuur van het pand

Aanvulling winkelgebieden en overige dorpskernen

• reclame vlak tegen de gevel:

  • -

    horizontaal tot 70% van de gevelbreedte en maximaal 0,75 m hoog

  • -

    aanbrengen boven pui begane grond en onder raamdorpels verdieping

• reclame haaks op de gevel:

  • -

    hoogstens 1,00 m2 en onder de ramen van de verdieping en uitvoeren als bord of banier

  • -

    hoogstens één vlag per 4,00 m gevel

  • -

    onder de scheiding van begane grond en verdieping (voorkom hinder voor voetgangers en verkeer)

• bescheiden lichtreclame mogelijk (voorkom hinder voor woningen)

• meerdere reclames aan een gevel eenduidig vormgeven

Aanvulling bedrijventerreinen

• gevelreclame:

  • -

    lichtbakken of felle kleuren mogelijk in het binnengebied (niet aan de randen)

  • -

    reclames op bedrijfsverzamelgebouwen clusteren bij de gebouwentree

  • -

    reclame vlak tegen de gevel tot 70% van de gevelbreedte en maximaal 0,75 m hoog

  • -

    reclame haaks op de gevel hoogstens 1,00 bij 1,00 bij 0,25 m

  • -

    losse letters bovendaks mogelijk

• vrijstaande reclame:

  • -

    gezamenlijke verwijzingsborden aan invalswegen en bij bedrijfsverzamelgebouwen

  • -

    maximaal 3,50 m hoog, reclamezuilen gelijk aan of lager dan het hoofdgebouw met een maximum van 6,00 m

• afhankelijk van de ligging en omvang van het pand is meer reclame denkbaar

Aanvulling woongebieden

• aan of bij woningen met praktijk aan huis in hoogstens 0,20 m2 reclame in terughoudende kleuren, bestaande uit naam- en beroepsaanduiding

• hoogte van vrijstaande reclame, inclusief onderconstructie, is maximaal 1,20 m

• aan of bij winkels en bedrijven in woongebieden:

  • -

    hoogstens 1,00 m2 per 10 m gevel onder de verdiepingsramen

  • -

    bij gevels vanaf 15 m en op hoeken zijn eventueel meerdere reclames mogelijk

  • -

    hoogte afhankelijk van situatie tot een maximum van 2,25 m

  • -

    plaatsing, vormgeving en kleur afstemmen op omgeving (beperkt lichtgebruik)

  • -

    naam en aard bedrijf aanduiden of eventueel merkreclame voor één product

Aanvulling groen en parken

• gevelreclame:

  • -

    reclame beperkt toepassen (hoogstens 1,00 m2 lichtreclame per clubgebouw)

  • -

    hoogte maximaal 1,20 m

• vrijstaande reclame op sportvelden:

  • -

    plaatsen op borden rondom (en gericht op) hoofdspeelveld met een hoogte van maximaal 1,20 m, met uitzondering van scoreborden

  • -

    reclame is onverlicht en onbeweeglijk

• per sportcomplex als gezamenlijke presentatie bij hoofdentree of langs toegangsweg maximaal vijf vlaggenmasten met een hoogte van maximaal 6,00 m

Aanvulling landelijk gebied, dijk- en polderlinten (inclusief Vlist)

• hoogstens twee reclames in de vorm van product- of naamsvermelding

• aanbrengen aan de voorgevel van een bedrijfsgebouw en/of bij de erftoegang

• reclame aan de gevel heeft een oppervlak van hoogstens 5% van de betreffende gevel (afhankelijk van de situatie is bescheiden lichtreclame mogelijk)

• hoogstens twee vrijstaande reclames per bedrijf:

  • -

    per object hoogstens 1,00 m2, maximaal 2,00 m breed en tot 2,50 m boven het maaiveld

  • -

    in beginsel geen reclame op onbebouwde percelen

• onverlicht en terughoudend van kleur (bij voorkeur donker bord, lichte letters)

• in de beschermde gezichten bescheiden van maat en in uitvoering

Hoofdstuk 5 CRITERIA GEBIEDEN

Een belangrijke pijler van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen. Een toelichting op de te volgen procedure voor grotere plannen is te vinden in hoofdstuk 6.

De gebiedsbeschrijvingen ondersteunen de verschillende welstandsniveaus. Afhankelijk van het gevraagde niveau van welstand zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven.

Per gebied is naast een beschrijving een aantal toetsingscriteria opgenomen. Deze gebiedsgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan. De welstandscriteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur.

Op basis van de gebiedscriteria kan binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel gevormd worden over bouwplannen. In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven.

Gebruiksregel

Voor objecten en ensembles met van het gebied afwijkende bouwstijlen kan voor de bespreking verwezen worden naar andere gebieden die beter aansluiten op de karakteristiek van deze bebouwing.

Gebied 1A Stedelijke kernen

Beschrijving

De beschermde stadsgezichten van Haastrecht en Schoonhoven bestaan uit stenige straten met een kleinstedelijk karakter en bebouwing uit diverse periodes. Een groot deel van de bebouwing draagt bij aan het historische karakter van de kernen. De vestingwerken in Schoonhoven hebben een meer groene uitstraling.

De straten in de stedelijke kernen zijn stenig met aaneengesloten straatwanden met individuele panden en korte rijen woningen. Voortuinen komen weinig voor.

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. De stedelijke kernen bevatten diverse functies. Woningen worden afgewisseld met andere functies als winkels, bedrijven, kerken en scholen.

De gevarieerde bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen en variërende kappen. De traditionele stadshuizen zijn relatief smal en diep en bestaat uit twee woonlagen met een kap waarvan de nok haaks op de straat staat. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. Door de verschijningsvorm van de individuele gevels en de gesloten straatwanden ontstaat een levendig straatbeeld.

De bebouwing heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige veelal rijke detaillering. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Historische gevels hebben veel accenten terwijl de detaillering van nieuwere panden vaak sober is. Bijgebouwen zijn veelal eenvoudiger gedetailleerd dan het hoofdgebouw. Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen in aardtinten, soms van natuursteen of in een lichte tint gepleisterd. Kappen zijn gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk.

Schoonhoven

De binnenstad van Schoonhoven is ontstaan aan de Lek bij een dam in veenstroom de Zevender, op de grens van Graafschap Holland en het Sticht van Utrecht. Schoonhoven is een voorbeeld het een origineel Nederlands type van stedevorming met een rivierhaven als centrum. De Haven, inclusief de Oude Haven, is het belangrijkste structuurelement in de stadsplattegrond. Ten westen hiervan is de structuur helder met evenwijdig aan de voormalige havens lopende straten en vrijwel rechthoekige bouwblokken. Aan de oostzijde is het patroon complexer met onder meer een diagonale richting als gevolg van oude uitvalswegen en een verdwenen waterloop. Het huidige stratenpatroon is al in de 15e eeuw vastgelegd, net als de ligging van bijzondere objecten als de Waag, het stadhuis en de kerk. De ligging en massa van de bebouwing stamt ook uit deze tijd, terwijl de vormgeving van de meeste objecten later is gewijzigd. De basis voor de Oude Hollandse Waterlinie werd gelegd in de 16e eeuw met onder andere vestingwerken aan de oostzijde van Schoonhoven. De afronding en modernisering van de vesting vond echter pas eind 17e eeuw plaats. Aan het begin van de 19e eeuw verloor Schoonhoven zijn functie als vestingstad, waarop de vestingwallen werden geëgaliseerd en een nieuwe functie kregen. Aan de westzijde werd de gracht gedempt en ingevuld met woningbouw. In de 20e eeuw zijn op diverse plekken enkele rijen en complexen seriematige woningen gebouwd, zoals aan het noordelijke deel van de Havenstraat en Havenstraatsewal. Bij enkele van deze rijen zijn verspringende rooilijnen, nokken haaks op de straat en variatie in kleur baksteen toegepast, die in enige mate refereren aan de historische pandsgewijze bebouwing.

Opmerkelijk binnen het beschermd gezicht van Schoonhoven zijn de voormalige vestingwerken aan de oostzijde van de stad, die tegenwoordig hoofdzakelijk zijn ingevuld met relatief grootschalige bebouwing in een relatief groene omgeving. De structuur van de oude vesting is door deze invullingen op meerdere plekken gewijzigd, waardoor de maat en schaal van het individuele, kleinschalige pand niet overal meer herkenbaar is. Nog wel goed herkenbaar is het Springerpark, dat van oudsher in de noordoosthoek van de vesting ligt.

Naast de inrichting van het gebied met een begraafplaats en een park is relatief grootschalige bebouwing met verschillende functies toegevoegd. De gebouwen zijn (semi)geschakeld en variëren in massa en opbouw. Ze zijn georiënteerd op de belangrijkste openbare ruimte waarbij de rooilijnen ten opzichte van elkaar enigszins verspringen. De plattegrond varieert van eenvoudig tot complex. De gebouwen zijn individueel en gedifferentieerd, maar ook beperkte herhaling komt voor.

De opbouw varieert en bestaat in het algemeen uit een onderbouw van meerdere lagen met een plat dak of kap.

De detaillering is meestal van een gemiddeld niveau. Materialen zijn ook hier overwegend traditioneel, kleuren veelal rustig en sober met hier en daar een accentkleur.

Haastrecht

Haastrecht ligt aan beide zijden van de Hollandsche IJssel. De dorpskern is door het Rijk aangewezen als beschermd gezicht vanwege de goed herkenbare historische structuur van een dijk- en damnederzetting van middeleeuwse oorsprong in combinatie met de goed bewaarde bebouwing uit met name de 17e tot vroeg 20e eeuw. De Hoogstraat is vrij dicht met overwegend aaneengesloten bebouwingswanden en alleen incidentele doorzichten op IJssel en achterland. Historisch waardevolle elementen zijn onder meer het voormalige raadhuis, de van oorsprong middeleeuwse kerk, de ijzeren ophaalbrug en buitenplaats Bisdom van Vliet met overtuin. Ander bijzonder element is het Hofje aan de Hoogstraat met een façade van twee puntgevels aan weerszijden van het toegangspoortje. Op de binnenplaats staan zes woningen.

De oorspronkelijke parcellering is slechts op enkele plekken aangetast. Grote ingrepen zijn de demping van de haven en de omlegging en modernisering van de provinciale weg geweest. Daarnaast doorbreekt het relatief grote woonblok van ruim twee lagen met flauwe kappen aan de oever van de IJssel de structuur. Dit blok ligt op de achtererven van de bebouwing aan de Hoogstraat en vooral goed zichtbaar vanaf de IJssel en de Veerlaan.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn gebouwen met een bijzondere functie, zoals de kerken en het stadhuis en andere historische objecten zoals de stadspoort en restanten van de vestingwerken. Deze gebouwen vormen accenten door hun ligging in het stedelijk weefsel en de afwijking in massa, opbouw en vorm.

Uitgangspunten

De stedelijke kernen hebben een bijzonder welstandsniveau. De gebieden hebben een rijke geschiedenis en zijn door het Rijk aangewezen als beschermd gezicht. De waarde van de stedelijke kernen is in ieder geval gelegen in het stedelijk weefsel met het kleinschalige afwisselende beeld van de straatwanden. De waarde van de vestingwerken is vooral gelegen in de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur. Een groot aantal panden en andere bouwwerken is cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud en eventueel herstel van de oorspronkelijk structuurelementen en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het straatbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het kleinstedelijke karakter van het gebied behouden

• hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte (eventueel meerdere voorgevels geven)

• rooilijnen van de hoofdmassa’s volgen de weg en verspringen enigszins ten opzichte van elkaar, bij rijen is de rooilijn in samenhang

• historische perceelsbreedten en samenhangende straatwanden behouden

• gevels zijn deel van straatwanden, waaraan de perceelsbreedte is af te lezen

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• bijgebouwen staan in beginsel uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn

• op de vestingwerken:

  • -

    staan gebouwen vrij op de kavel

  • -

    is er per kavel één hoofdmassa, die georiënteerd is op de belangrijkste openbare ruimte (deze hoofdmassa kan meerdere voorgevels hebben)

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het karakter van het gebied en afgestemd op de historische structuur of bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• de individuele woning binnen een rij of complex is deel van het geheel

• panden hebben in beginsel één tot drie lagen met eenduidige kap, afgestemd op de context

• de begane grondlaag van het gebouw afstemmen op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

• de nokrichting is in beginsel evenwijdig aan de verkavelingsrichting of de weg

• de entree ligt in beginsel aan de belangrijkste openbare ruimte

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume en hebben in beginsel een eenvoudige kap van minstens 30 graden

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun positie in het gebied afwijken van gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van de kleinstedelijke bebouwing

• gevelcompositie afstemmen op de bestaande situatie

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van gevel en straatwand

• elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

• gevelopeningen zijn staand of verticaal onderverdeeld

• kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking zorgvuldig afstemmen op hoofdvolume

• op de vestingwerken:

  • -

    de onderste gebouwlaag van complexen waar mogelijk transparant vormgeven in relatie met de openbare ruimte met een nadruk op entreepartijen en vergelijkbare functies (zo min mogelijk gesloten gevels aan het maaiveld)

  • -

    entreepartijen vormgeven als accenten of zelfstandige volumes

  • -

    bedrijfsgebouwen eenvoudig en zorgvuldig detailleren

  • -

    zijn geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies wenselijk

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn ingetogen, verouderen mooi, harmoniëren met belendingen en passen in het traditionele straatbeeld

• gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen, eventueel aangevuld met andere traditionele materialen danwel in een lichte tint gepleisterd of gekeimd, etalages hebben een gesloten plint

• hellende daken dekken met matte, keramische pannen

• kozijnen, lijsten en dergelijke in principe uitvoeren in hout

• kleuren harmoniëren met de omgeving en zijn in beginsel traditioneel of afgestemd op de archtitectuur van het pand

Gebied 1B Dorpskernen

Beschrijving

Verspreid over de Krimpenerwaard zijn er diverse historische dorpskernen. Deze verdichtingen in doorgaande linten hebben overwegend gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter. De gebieden hebben in de regel een vrij stenig karakter.

De dorpskernen hebben in de regel smalle straten met (vrijwel) aaneengebouwde panden. De meeste panden hebben in een individueel karakter. De uitlopers worden groener als gevolg van voortuinen en toenemende ruimte tussen de panden. Een deel van de bebouwing bestaat uit (voormalige) boerderijen.

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg of het oorspronkelijke polderpatroon en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is in de regel georiënteerd op de weg en staat hier direct aan of heeft een voortuin. Er is sprake van enige functiemenging.

De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is met name bij oudere rijen de eenheid hier en daar verloren gegaan. Bij- en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met verticale gevelopeningen. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor.

De kernen hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen. De detaillering van de panden is in de regel zorgvuldig en varieert van sober tot rijk. Met name de oudere gevels hebben veel accenten, zoals siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten, muurankers en kozijnen. Ramen zijn onderverdeeld met stijl en regelwerk. Materialen en kleuren zijn divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De kap is gedekt met keramische pannen, bij uitzondering met riet. Kozijnen zijn in de regel uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bij rijwoningen is het van oorsprong samenhangend kleurgebruik regelmatig doorbroken als gevolg van individuele wijzigingen. De begane grondlaag van (voormalige) winkels en bedrijven heeft veelal een afwijkende invulling.

Ammerstol

Aan de Lekdijk ligt Ammerstol. Bebouwing langs de Lek staat op kruinhoogte of onderaan de dijk. Ten westen van de Grote Kerkstraat is de dijk van oudsher tweezijdig bebouwd. Opvallend element is de kerk, die achter de dijk op een plein staat.

Bergambacht

De dorpskern van Bergambacht ligt meer landinwaarts en heeft alleen via de uitloper Dijklaan contact met de Lek. Het profiel van de Raadhuisstraat is statig met aan weerszijden een rij bomen. Aan de Hoofdstraat zijn in de loop der tijd enkele kleinschalige appartementenblokken en relatief grote bedrijfspanden geplaatst. Op deze plekken is de oorspronkelijke parcellering niet altijd meer even goed afleesbaar. De kerk staat duidelijk in het zicht op een groene terp en wordt omringd met kleinschalige bebouwing.

Berkenwoude

Centraal in de Krimpenerwaard ligt Berkenwoude. De kern bestaat uit de Dorpsstraat en omgeving en is een verdichting in het polderlint West- en Oosteinde en heeft een bescheiden omvang. Bijzondere elementen zijn de kerk en de samengestelde massa van cultureel centrum De Zwaan.

Gouderak

Gouderak ligt aan de Hollandsche IJssel tegenover het oudere Moordrecht en is daar met een veerdienst mee verbonden. Het dijklint is tweezijdig bebouwd waarbij vrijwel alle bebouwing op kruinhoogte staat. Enkele panden aan de dijk zijn vervangen door geschakelde panden met een sobere, seriematige uitwerking. De kerk staat direct achter de dijk op het lager gelegen achterland.

Krimpen aan de Lek

De kern van Krimpen aan de Lek bestaat enerzijds uit het dijklint en anderzijds uit de nieuwe centrumontwikkeling langs de Hoofdstraat. Krimpen aan de Lek heeft relatief veel winkels. Kenmerkend is de combinatie tussen oude en nieuwe bebouwing van vergelijkbare smaak. De middelhoge bebouwing wordt gekenmerkt door schaalverkleining binnen de relatief grote maat van de objecten. Zowel in massa als in uitwerking komen onderbrekingen voor, waaronder verspringende rooilijnen, samengestelde kappen, erkers en poortjes in de gevels en afwisselingen in materialen en kleuren. Op deze wijze is een deel van de nieuwe centrumbebouwing verwant aan de afwisselende, kleine massa’s van de oude dijkwoningen langs de Lek.

Lageweg

Buurtschap Lageweg is uitgegroeid tot kern met een achterliggend woongebied. De dorpskern ligt verhoogd in het landschap en is relatief groen en open. Aan een zijde van de weg ligt een sloot en de woningen hebben voortuinen. De woningen aan de slootzijde worden in de regel ontsloten met bruggen. Uitzondering zijn de verharde voorerven van enkele bedrijven in het lint. Bijzonder object is het relatief recente kerkgebouw met een samengestelde massa en vrij moderne uitwerking.

Lekkerkerk

Tussen Krimpen aan de Lek en Bergambacht ligt Lekkerkerk. Een deel van deze kern is aangewezen als gemeentelijk beschermd gezicht Voorstraat.

De buitenruimte in het beschermd gezicht bestaat vooral uit openbare ruimte, hier en daar aangevuld met een privéstoep of ondiepe voortuin. De dijk is ingericht als stenige boulevard met enkelzijdige bebouwing en een wijds zicht over de Lek. De bebouwing is overwegend aaneengesloten, waarbij de rooilijnen de krommingen van de dijk volgen. Hier en daar is er een steeg of weg haaks op het lint met doorzicht naar het achterland. De meeste woningen in het beschermd gezicht hebben twee lagen met een kap. Nokken zijn evenwijdig aan de dijk of staan hier haaks op. Naastgelegen woningen verschillen in de regel niet alleen in uitwerking maar ook in beukmaat, kapvorm en -richting, bouw- en goothoogte. De individualiteit van de panden wordt verder benadrukt door variaties in gevelbeëindiging en de toepassing van ornamenten als uitkragende of juist terugliggende opbouwen, horizontale belijningen, gemetselde lateien en sluitstenen. Kozijnen voor deuren en ramen zijn in de regel staand. Ramen op de verdieping zijn kleiner dan ramen op de begane grond. Gevels van metselwerk worden afgewisseld met blokbepleistering, stuc- en keimwerk. Daken zijn gedekt met keramische pannen, riet komt bij uitzondering voor. Kozijnen zijn in de regel van hout. In de loop der tijd is een deel van de oorspronkelijke ornamentiek van de gevels verloren gegaan.

Ten westen van het beschermd gezicht is de straatwand meer open en aangevuld met enkele buitendijkse panden, waaronder twee flinke appartementencomplexen van vier lagen met plat dak en een langgerekt aaneengesloten blok rijwoningen van drie lagen, met onderbroken en terugliggende kaplaag. Centraal in het gebied, direct achter de Voorstraat, staat de kerk. Achter het dijklint zijn relatief veel winkels, bedrijven en horecagelegenheden te vinden.

Ouderkerk aan den IJssel

Het dijklint langs de IJssel is ter hoogte van Ouderkerk aan den IJssel aan twee zijden bebouwd met overwegend aaneengesloten straatwanden en enkele doorzichten op IJssel en achterland. De kerk staat aan de dijk op een ruim kavel en zorgt hiermee voor een doorzicht. Van oudsher gaat er een voetveer van Ouderkerk aan den IJssel naar Groot Hitland. Aan de dijk staan enkele blokken seriematige woningen met een grotere korrel dan de historische bebouwing. De oorspronkelijke parcellering is op deze plekken vrijwel niet meer herkenbaar.

Stolwijk

Het centrum van Stolwijk bevindt zich rond het Dorpsplein. De waterloop tussen Beneden- en Bovenkerkseweg is ter hoogte van de kern gedempt om ruimte te maken voor het centrum. Hierdoor is de hoofdas relatief breed met ruimte voor groenelementen, trottoirs en voortuinen. De achterliggende straten zijn wel smal met kleinschalige panden en een stenig karakter. De kerk staat vrij en wordt omringd door bebouwing van wisselende kwaliteit. Een knik in de weg ter hoogte van het Dorpsplein zorgt voor duidelijk zicht op de entree van het gemeentehuis.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals kerken, (voormalige) raad- en gemeentehuizen. Deze elementen wijken af in massa, opbouw en vorm.

Uitgangspunten

De dorpskernen in de Krimpenerwaard hebben een bijzonder welstandsniveau. De kernen hebben een in rijkheid variërend voorkomen, waarbij een deel van Lekkerkerk vanwege de goede herkenbaarheid van de historische structuur en bijbehorend bebouwingspatroon zijn aangewezen als beschermd gezicht. De waarde is in ieder geval gelegen in het goed behouden historische karakter met als basis de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud en in het beschermd gezicht eventueel herstel van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeide bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het gevarieerde straatbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft in het beschermd gezicht herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit. Hierbij kan in ieder geval gedacht worden aan het benadrukken van het individuele, pandsgewijze karakter met verspringende rooilijnen, goot- en nokhoogten, het toepassen van gebiedseigen ornamenten en traditionele materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• rooilijnen volgen weg of slotenpatroon met kleine onderlinge verspringingen

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op historische bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning binnen een rij of ensemble is deel van het geheel

• aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven

• belijningen, horizontale en verticale elementen zijn per pand of ensemble herkenbaar

• panden hebben in beginsel uit één, anderhalf of twee lagen met een kap

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van dorpse bebouwing met individuele panden en bescheiden ensembles

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding

• fijne detaillering benadrukken in kleine elementen als gootklossen, windveren, belijning en baksteenpatronen in de gevel

• traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van gevel en straatwand

• ramen zijn in beginsel staand of worden (verticaal) onderverdeeld

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel en per rij of ensemble in samenhang

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en soms in een lichte tint gepleisterd of geverfd

• hellende daken dekken met keramische pannen

• kleuren afstemmen op belendingen

Gebied 1C Oude uitbreidingen

Beschrijving

De oude uitbreidingen van de Krimpenerwaard liggen in het verlengde van of haaks op de dorpskernen en in een schil rond de binnenstad van Schoonhoven. Ze bestaan uit gemengde dorpse lintbebouwing en een kleinstedelijk uitbreiding.

De eerste uitlopers van de dorpen hebben overwegend gevarieerde, kleinschalige lintbebouwing uit diverse periodes in een gegroeide structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter. Ook het gebied direct ten oosten van de binnenstad van Schoonhoven heeft een vergelijkbaar karakter. De oudere delen rond Schoonhoven zijn onder te verdelen in de eerste uitbreiding buiten de vesting aan de westkant van het beschermd gezicht (Oude Singel en omgeving) en het aan de stad vastgegroeide Willige-Langerak. De kleinstedelijke uitbreiding aan en rond de Oude Singel is compacter en steniger dan de overige delen van dit gebied.

In de oude uitbreidingen worden vrijstaande dorpsachtige woningen afgewisseld met korte rijen en een enkele boerderij. Er is sprake van enige functiemenging, hoewel in diverse oude uitbreidingen, waaronder de Oude Singel, voornamelijk gewoond wordt. Voortuinen komen veel voor. De omgeving van de Oude Singel heeft een steniger karakter door aaneengesloten straatwanden met aaneengebouwde individuele panden, korte rijen woningen en een enkele vrijstaande woning. Woningen staan direct aan de straat of zijn voorzien van een stoep. Voortuinen komen hier bij uitzondering voor en zijn ondiep.

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. Op achterterreinen komen bedrijven voor. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met een kap. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op-en aanbouwen voor. De oude uitbreidingen hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering vaak sober is.

Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms (gedeeltelijk) geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Gevels van bijgebouwen zijn van steen of hout.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn de verspreid in de gebieden voorkomende gebouwen met een bijzondere functie zoals enkele kerken, molens en watertorens. Deze gebouwen vormen een accent door de afwijkende massa of de ligging in de stedenbouwkundige structuur.

Uitgangspunten

De oude uitbreidingen hebben een gewoon welstandsniveau. Uitzondering hierop zijn de gebieden in Schoonhoven en enkele korte stukken lint binnen een doorgaande bijzondere structuur, die een bijzonder niveau hebben. (Zie de niveaukaart in hoofdstuk 3.)

De waarde is in ieder geval gelegen in de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en het afwisselende beeld van de kleinschalige en gevarieerde woonbebouwing. Met name in de schil rond de binnenstad van Schoonhoven is het historische karakter goed behouden. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeide bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt in de gebieden met een gewoon niveau is dat bouwplannen geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In het gebied met een bijzonder niveau is het uitgangspunt dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van het gevarieerde straatbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren, afgestemd op de omgeving. In het gebied met een bijzonder welstandsniveau is representativiteit een aandachtspunt bij nieuwbouw.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het dorpse of kleinstedelijke karakter van de lintbebouwing behouden

• gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

• rooilijnen volgen weg of slotenpatroon met kleine onderlinge verspringingen

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning binnen een rij of ensemble is deel van het geheel

• aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven

• belijningen, horizontale en verticale elementen zijn per pand of ensemble herkenbaar

• panden hebben in beginsel uit één, anderhalve of twee lagen met een kap

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van dorpse bebouwing met individuele panden en bescheiden ensembles

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding

• fijne detaillering benadrukken in kleine elementen als gootklossen, windveren, belijning en baksteenpatronen in de gevel

• traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

• begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

• ramen zijn in beginsel staand of worden (verticaal) onderverdeeld

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel en per rij of ensemble in samenhang

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen of al dan niet gedeeltelijk in een lichte tint gepleisterd of geverfd

• hellende daken dekken met keramische pannen en bij uitzondering met riet

• kleuren afstemmen op belendingen

Gebied 1D Woongebieden

Beschrijving

In de woongebieden van de Krimpenerwaard worden korte rijen woningen afgewisseld met vrijstaande woningen en enkele appartementenblokken in een hoofdzakelijk sobere baksteenarchitectuur langs overwegend groene straten.

Binnen het woongebied is onderscheid te maken tussen dorpse en stedelijke invullingen. De meeste woongebieden in Krimpenerwaard hebben een dorpse omvang en invulling. In dit dorpse woongebied zijn de herhaalde clusters in de regel bescheiden in omvang. Herhaalde woningen worden afgewisseld met individueel vormgegeven woningen. Het beeld is afwisselend op kleine schaal: de bebouwing varieert veelal binnen een straatlengte. In het meer stedelijke woongebied in Schoonhoven Noord is de maat van de herhaalde eenheden in de regel wat groter. Hier staan ook appartementengebouwen en een enkele flat. Binnen de woongebieden worden vier hoofdtypen buurten onderscheiden.

Rechte uitbreidingen

De woningbouw in de rechte uitbreidingen heeft een samenhangende compositie door herhaling van rijen en blokken. Iedere kern heeft dit type uitbreiding, waarbij Schoonhoven Noord de meeste stedelijke invulling heeft. De veelal rechte rooi- en noklijnen zorgen per rij voor een samenhangend beeld en lopen evenwijdig aan de straat. De voorgevels zijn in principe georiënteerd op de straat. De ruime voortuinen versterken het groene karakter.

De rijwoningen hebben een eenvoudige opbouw van veelal twee lagen met kap, waarbij hoekwoningen vrijwel gelijk zijn aan tussenwoningen. De herhaling van gevelelementen geeft ritme aan het straatbeeld. Appartementenblokken hebben veelal eenvoudige vormen en zijn middelhoog, de onderste laag is soms half verdiept en in gebruik als berging. Ze zijn voorzien van een zadeldak of plat dak. De woningen worden ontsloten door portieken, die samen met andere gevelelementen zorgen voor een sterke ritmiek in het gevelbeeld. Daarnaast staan er in Schoonhoven Noord enkele hogere blokken. De woningen in deze flatgebouwen hebben balkons als buitenruimte en worden in de regel door een galerij ontsloten.

Detaillering en materialen zijn in het algemeen eenvoudig en seriematig. De gemetselde gevels zijn deels voorzien van houten of kunststof puien. Samenhangend kleurgebruik is standaard.

Meanderbuurten

In de planmatig opgezette buurten uit de jaren zeventig en tachtig, zoals aan en in de omgeving van de Pinksterbloem in Haastrecht, Molenwerf in Lekkerkerk en Karekietstraat in Stolwijk, zijn de woningen gegroepeerd in clusters of rijen, waarbinnen hetzelfde woningtype wordt herhaald langs woonerven en een deels meanderend stratenpatroon. Het resultaat zijn diverse kleinschalige en besloten buurten en samenhangende ensembles. Het straatbeeld is vrij groen met bomen, perken en voortuinen.

Binnen een cluster komt over het algemeen één woningtype voor. Door een wisselende oriëntatie van de geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte ontstaat er een gedifferentieerd beeld met verspringende rooi- en noklijnen. De opbouw van de woningen wisselt. Verlengde daken, lessenaarkappen en diverse op- en aanbouwen komen veel voor. De detaillering is ook in deze wijken eenvoudig en seriematig.

Individuele uitbreidingen

De villa’s aan de Weidebloemstraat in Berkenwoude en de vrijstaande woningen aan de Heemraadsweg in Ouderkerk aan den IJssel zijn voorbeelden van individuele uitbreidingen. Deze uitbreidingen bestaan hoofdzakelijk uit (semi)vrijstaande woningen en/of tweekappers in een groene omgeving.

De woningen staan in de regel op ruime kavels. De openbare ruimte is beperkt tot een weg met eventueel een trottoir of een grasstrook. De kavels worden ontsloten door inritten, parkeren vindt veelal plaats op eigen erf.

De bebouwing is kleinschalig en varieert van eenvoudige (semi)vrijstaande huizen en tweekappers tot villa’s. Hoofdgebouwen zijn georiënteerd op de weg, waarbij de rooilijn in beperkte mate verspringt. De panden zijn individueel, gedifferentieerd en overwegend representatief. Daarnaast zijn er enkele clusters herhaalde woningen.

De massaopbouw varieert van traditioneel tot modern. De huizen bestaan vaak uit één tot twee lagen met plat dak of (samengestelde) kap. De woningen hebben veel meeontworpen op- en aanbouwen waaronder erkers en carports.

De architectonische uitwerking varieert van traditioneel tot modern. De detaillering is meestal van gemiddeld niveau, maar er zijn uitschieters naar boven met een zorgvuldige en rijke uitvoering. Materialen zijn vaak traditioneel met eigentijdse accenten en enkele versieringen. Kleuren zijn terughoudend.

Thematische uitbreidingen

Recente ontwikkelingen zoals Dijlaan West in Bergambacht, Tiendhoek in Lekkerkerk en Thiendenland II in Schoonhoven zijn in de regel verzorgd in uitwerking en detaillering. Deze gebieden hebben een heldere stedenbouwkundige structuur en gevarieerde woningen, die in architectuur en materiaal bewust zijn vormgegeven.

De bebouwing heeft een thematische samenhang. Per cluster zijn de rooi- en noklijnen in samenhang en verspringen niet. De opbouw van de veelal seriematig gebouwde woningen is gevarieerd en gedifferentieerd. Hoeken van rijen zijn soms geaccentueerd met een extra laag.

De woningen hebben meestal een onderbouw van twee tot drie lagen met zadeldak, schilddak, lessenaarkap of plat dak. Dakopbouwen komen met name op woningen van twee lagen met plat dak voor en hebben diverse vormen. De nok is evenwijdig aan de weg of staat hier haaks op. Appartementengebouwen staan in beginsel vrij op de kavel en hebben veelal torenachtige volumes.

De architectuur is verzorgd en gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld met accenten als uitstekende dakranden en structuur in het materiaal.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn gebouwen met een afwijkende functie, zoals scholen, kerken, instellingen en andere voorzieningen zoals buurtwinkelcentra. Deze gebouwen en complexen staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, vorm en uitwerking. Buurtwinkels hebben in de regel een afwijkende gevelinvulling met veel glas.

Aanvullend kwaliteitsbeleid

Voor diverse plekken is aanvullend kwaliteitsbeleid vastgesteld.

De Poort van Stolwijk

Deze Poort vormt een ‘nieuwe’ entree en dorpsrand, waarmee Stolwijk zich presenteert aan de provinciale weg. Het beeldkwaliteitsplan beoogt een hoge kwaliteit en bepaalde mate van eenheid binnen het plangebied en geeft voorschriften voor plaatsing, massa, materialen en kleuren tot erfafscheidingen, parkeren en inrichting openbare ruimte.

Bovenkerk - Vierde kwadrant Stolwijk

In Bovenkerk wordt binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan veel vrijheid in de uitwerking geboden. Het resultaat is een gedifferentieerde buurt, waar bebouwing in de regel een klassieke uitstraling heeft. De toe te passen materialen zijn hoogwaardig, duurzaam en verouderen mooi. Baksteen in aardetinten zetten samen met witte kozijnen de toon.

Tiendhoek II Lekkerkerk

Hier wordt het woongebied uitgebreid met een kleinschalige woonbuurt. Uitgangspunt zijn individuele panden in verspringende rooilijn met wisselende nokrichting en goothoogtes. Ieder pand heeft een eigen uitwerking zonder al te grote onderlinge verschillen. Ook op- en aanbouwen variëren en zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Geerestein Ouderkerk aan den IJssel

Direct achter het lint, naast Geerestein, wordt een achterterrein met bedrijfsbebouwing getransformeerd tot woongebied. Gestreefd wordt om binnen dit seriematig ontwikkeld woongebied differentiatie aan te brengen in de uitwerking, in lijn met de lintbebouwing in de historische kern. Dit uit zich bijvoorbeeld in variatie in kaprichting, gevelbeëindigingen, metselwerkverbanden en verbijzonderingen als rollagen en gevelbelijningen.

Bollocatie Schoonhoven

Op dit voormalige militaire terrein in Schoonhoven Noord is woningbouw gedacht. Het stedenbouwkundig plan houdt rekening met de ligging van de locatie en sluit op het lint aan met vrijstaande woningen en een enkele tweekapper. De uitwerking is in lijn met de architectuurstijl van de Schoonhovense architect Diederik Visse met onder meer grote dakvlakken, accentuering van entreepartijen, horizontale lijnen en met roeden onderverdeelde ramen.

Centrum Schoonhoven Noord

Voor herontwikkeling van dit wijkwinkelcentrum is een masterplan opgesteld. Doel is het onderling afstemmen van diverse (particuliere) ontwikkelingen tot één sterk wijkwinkelcentrum. Door door te bouwen in ensembles van enkelvoudige bouwvolumes wordt aangesloten op wat in de omgeving gebruikelijk is. Naast dit hoofdprincipe is het overige het centrumgebied een afwijkende bebouwingszone met een eigen verkaveling en uitwerking. De kwaliteitsambitie voor dit centrumgebied ligt hoger dan wat in de directe omgeving gebruikelijk is.

Thiendenland II Schoonhoven

De wijk krijgt een open en groen karakter door brede straatprofielen, ruime tuinen en grote groen- en waterelementen. In het ontwerp zijn drie zones onderscheiden met ieder een eigen bebouwingspatroon. Binnen deze zones ligt naast de zorg voor het totstandkomen van samenhang in bebouwing ook de nadruk op het verkrijgen van diversiteit. De architectuur van de woningen zal gebaseerd worden op herhaling in stedenbouwkundige eenheden als clusters en rijen met behoud van de individualiteit. Door de variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend.

Gevels zijn van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen, soms met houten delen of plaatmateriaal. In het meest noordelijke deel van het gebied is het mogelijk om in afwijking van het beeldkwaliteitsplan in de binnengebieden enkele panden in een lichte tint te keimen.

Voor het zuidelijke plandeel van Thiendenland II is een slingerend stratenpatroon gedacht, waarbinnen variatie en onderlinge verschillen tussen de woningen nadrukkelijk aanwezig zijn. De uitwerking van de woningen varieert binnen een jaren ‘30 stijl van klassiek tot landelijk tot modern, met bijbehorende kenmerkende eigenschappen in de uitwerking en het materiaal- en kleurgebruik.

Uitgangspunten

Het woongebied heeft een soepel welstandsniveau. Hier wordt alle nieuwbouw en reclame getoetst. In verband met de gevolgen voor de omgeving worden aan de gebiedsranden en bij gebouwen met een maatschappelijke functie ook verbouwplannen getoetst. Voor de overige plannen zijn alleen de criteria voor excessen van toepassing. Uitzondering hierop is de uitbreiding ten westen van de binnenstad van Schoonhoven dat een gewoon niveau heeft. (Zie de niveaukaart in hoofdstuk 3.)

De waarde van het woongebied is in ieder geval gelegen in het rustige beeld van de straten met het groen van de bomen en voortuinen. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij de recentste uitbreidingen verzorgd. Het beleid is gericht op het beheer van de rust in dit groene straatbeeld en het aanzien vanaf de doorgaande wegen en uit omringende gebieden.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen in gebieden met een soepel welstandsniveau de kwaliteit op hoofdlijnen respecteren en geen afbreuk doen aan het dorps- of buurtbeeld. Voor bestaande woningen in gebied met een soepel niveau is het voorkomen van excessen de basis voor de toets op ruimtelijke kwaliteit. In gebieden met een gewoon welstandsniveau is het handhaven van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit het uitgangspunt. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het materiaalgebruik.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

• gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn:

  • -

    gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

  • -

    vrijstaande woningen, appartementencomplexen en gebouwen met een bijzondere functie zoals scholen en kerken kunnen een meer vrije positie innemen en daarbij een meerzijdige oriëntatie krijgen

• de bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de schaal van het dorp of de wijk, bezien vanuit de openbare ruimte en het landschap:

  • -

    uitbreidingen indien zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • -

    vrijstaande woningen, appartementencomplexen en gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk en afgestemd op de belendingen:

  • -

    bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden

  • -

    wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster

• materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster

Gebied 1E Bedrijventerreinen

Beschrijving

De Krimpenerwaard heeft diverse bedrijventerreinen. Het zijn gebieden met bedrijfshallen van verschillende formaten, enkele kantoren en gebouwen voor grootschalige detailhandel. Te onderscheiden zijn traditionele en moderne bedrijventerreinen.

Traditioneel bedrijventerrein

Mercurius in Lekkerkerk, IJsseldijk Noord in Ouderkerk aan den IJssel, Schoonhoven Noord en Stolwijk Zuid zijn voorbeelden van traditionele bedrijventerreinen.

Deze terreinen hebben een eenvoudige hoofdstructuur met dicht op elkaar staande individuele gebouwen, waarvan de rooilijnen verspringen. De gebouwen zijn in het algemeen georiënteerd op de weg en soms op het water. De inrichting van de openbare ruimte is doelmatig en eenvoudig op het sobere af. Opslag in het zicht is geen uitzondering. Langs de Hollandsche IJssel en de Lek staan buitendijks enkele oudere fabrieken met onder meer silo’s en productiegebouwen. Deze gebouwen en objecten weerspiegelen hun functies en kennen weinig opsmuk.

De functionele bebouwing is eenvoudig van opzet en in uitwerking. Loodsen en hallen bestaan veelal uit twee tot drie lagen met een plat dak of flauw hellend zadeldak. Kantoren en entreepartijen vormen accenten in overwegend gesloten gevels. De detaillering is veelal sober en functioneel, materialen traditioneel. Gevels zijn van plaatmateriaal, bak- of betonsteen. Kleuren zijn rustig en sober, waarbij lichte grijzen en baksteentinten overheersen.

Op diverse terreinen staan enkele bedrijfswoningen. Deze woningen hebben in de regel een individueel karakter en eenvoudige uitwerking.

Modern bedrijventerrein

Zijdepark in Ouderkerk aan den IJssel en Zevender Noord in Schoonhoven zijn voorbeelden van terreinen met een modernere uitstraling. Het beeld is meer samenhangend met overwegend representatieve bedrijfsbebouwing. Deze gebieden zijn meestal tot stand gekomen op basis van een stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan, waarin gestuurd is op de ruimtelijk kwaliteit.

De inrichting van de openbare ruimte is in deze gebieden zorgvuldig, doelmatig en hier en daar representatief. Groenelementen als bomen en groenstroken komen voor en versterken de representativiteit. Parkeren vindt hoofdzakelijk plaats op eigen terrein. De gebouwen zijn vrijstaand en met de voorgevel georiënteerd op de weg. Representatieve ruimten en kantoren liggen in het algemeen aan de voorzijde. De bebouwing is in principe individueel en heeft een eenvoudige massa. De opbouw bestaat uit één tot twee lagen met een plat dak of flauw hellende kap. De panden bestaan uit loodsachtige volumes, waarbij entreepartijen, showrooms en kantoorgedeelten veelal zijn vormgegeven als accent of zelfstandig volume. De bebouwing heeft een grote variatie in maat en schaal. Gevels zijn representatief en hebben een heldere opzet en eenvoudige detaillering. Het materiaalgebruik is overwegend modern en duurzaam. Gevels van plaatmateriaal en gevouwen staalplaat komen veel voor, net als glaspuien en baksteen. Kleuren zijn terughoudend en per cluster in samenhang.

Aanvullend kwaliteitsbeleid

Voor diverse bedrijventerreinen is aanvullend kwaliteitsbeleid vastgesteld.

Uitbreiding De Wetering Bergambacht

Bedrijventerrein De Wetering in Bergambacht wordt naar het oosten uitgebreid. Ingezet wordt op een hoogwaardige inrichting, dat zowel respectvol is ten opzichte van de maat en schaal van het dorp als de kwaliteit van het omliggende slagenlandschap. In het zuidoostelijke deel van het gebied is een extra uitbreiding voorzien waarvoor een apart plan is opgesteld (De Wetering-Kruiswijk).

Zevender Noord Schoonhoven

In Schoonhoven wordt bedrijventerrein Zevender uitgebreid naar het noorden. Het beeldkwaliteitsplan gaat onder meer in op samenhang in straatbeeld en bouwmassa’s met behoud van de verscheidenheid per gebouw. De nadruk ligt allereerst op het beeld langs de provinciale weg en daarna op het beeld langs de dwarswegen.

Uitgangspunten

De bedrijventerreinen hebben een soepel welstandsniveau. Hier wordt alle nieuwbouw en reclame getoetst. In verband met de gevolgen voor de omgeving worden aan de gebiedsranden en langs provinciale wegen ook verbouwplannen getoetst. Voor de overige plannen zijn alleen de criteria voor excessen van toepassing.

De waarde van de bedrijventerreinen is in ieder geval gelegen in de functionaliteit van de overwegend eenvoudige bebouwing en de heldere opzet van de terreinen. Op de moderne terreinen is daarnaast de ruime stedenbouwkundige opzet en de verschijningsvorm van de bebouwing waardevol. Het beleid is in de regel gericht op het beheer van de rust in het straatbeeld en het aanzien vanuit de omringende gebieden.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen de kwaliteit op hoofdlijnen respecteren en geen afbreuk doen aan het stads- of dorpsbeeld. Voor bestaande bedrijfsgebouwen en eventuele (bedrijfs)woningen in gebied met een soepel niveau is het voorkomen van excessen de basis voor de toets op ruimtelijke kwaliteit. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de samenhang op hoofdlijnen in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal en kleur, waarbij de nadruk ligt op de gebiedsranden en belangrijkste openbare ruimten.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

• gebouwen in beginsel oriënteren op de weg:

  • -

    representatieve en openbare functies bij voorkeur naar de straat richten

  • -

    aan de randen rekening houden met de invloed op aangrenzende gebieden, waaronder de overgang naar het landschap

  • -

    rooilijnen kunnen verspringen ten opzichte van elkaar

  • -

    opslag staat in beginsel uit het zicht

• gebouwen zijn in beginsel individueel en afwisselend:

  • -

    gebouwen zijn eenvoudig van opbouw en bestaan in beginsel uit een ongedeelde en evenwichtige hoofdmassa

  • -

    entrees en kantoorgedeelten vormgeven als accent of zelfstandige volume

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn in beginsel evenwichtig en afgestemd op de omringende bebouwing:

  • -

    de vormgeving is degelijk en verzorgd

  • -

    accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk

  • -

    wijzigingen in stijl, maat en afwerking afstemmen op hoofdvolume

  • -

    woningen hebben een individuele uitstraling en een bescheiden architectuur

• materialen en kleuren afstemmen op omgeving:

  • -

    grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat

  • -

    kleuren zijn in beginsel terughoudend en in onderlinge samenhang met hier en daar een accent

Gebied 1F Groen en parken

Beschrijving

Groen en parken zijn gebieden met een groen en enigszins besloten karakter, waarin voor de bebouwing een bescheiden rol is weggelegd. Te onderscheiden zijn sport- en recreatieterreinen, campings en begraafplaatsen. Deze gebieden liggen in de regel aan de randen van de kernen.

Sport en recreatie

Iedere kern heeft een of meer sportterreinen. Daarnaast zijn er diverse jachthavens, ijsbanen en volkstuincomplexen. De terreinen zijn verschillend van grootte. Ook de bijbehorende bebouwing is verschillend in grootte en vormgeving.

In het algemeen bestaat de veelal geclusterde bebouwing van deze terreinen uit een hoofdgebouw met meerdere bijgebouwen, die meestal vrij op het maaiveld staan en waarbij het hoofdgebouw gericht is op de belangrijkste openbare ruimte of het hoofd sportveld. De entree is gericht op de weg en veelal vormgegeven als accent. Bij de entree van volkstuincomplexen staat soms een hoofdgebouw. Op de tuinen zelf staan kleine gebouwtjes als kassen en schuurtjes.

De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. Hoewel de gebouwen verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm vaak helder en de architectuur eenvoudig. Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of plaatmateriaal. Kleuren zijn terughoudend. De gevels van de sporthallen zijn op het entreegedeelte na veelal gesloten.

Campings

Campings zoals De Nes in Bergambacht, De Kooi in Stolwijk en Streefland in Haastrecht zijn op zichzelf gelegen en naar binnen gekeerd gebieden op enige afstand van de kernen. Ze hebben een planmatige opzet met eenvoudige en vrijstaande bebouwing zoals douchegebouwen en stacaravans in een relatief hoge dichtheid. De gebieden zijn door middel van een bomenhaag in meer of mindere mate afgezonderd van het omringende polderlandschap.

De bebouwing wordt gekenmerkt door kleinschaligheid en al dan niet herhaalde vrijstaande caravans langs een heldere structuur. De uitstraling is veelal eenvoudig. De bebouwing heeft in de regel een eenvoudige hoofdvorm van één bouwlaag met een plat dak of flauw hellend zadeldak. De detaillering is eenvoudig. Materialen en kleuren variëren. Zowel baksteen en dakpannen als kunststof delen en beplating met een structuur komen voor.

Begraafplaatsen

De begraafplaatsen van de Krimpenerwaard liggen in de regel iets verhoogd in het landschap, soms op enige afstand van de kernen. De bebouwing op begraafplaatsen is verzorgd, waarbij hoofdgebouwen in de regel representatieve gevels en een zorgvuldig detaillering hebben. Recent voorbeeld is de aula op de begraafplaats in Lageweg. Daarnaast hebben enkele begraafplaatsen een monumentale aanleg.

Uitzonderingen

Op deze groene terreinen komen enkele gebouwen met complexe, samengestelde bouwmassa’s voor, zoals overdekte zwembaden.

Uitgangspunten

Groen en parken zijn gebieden met een soepel welstandsniveau. Dit betekent dat bouwplannen in principe geen afbreuk mogen doen aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte en het terrein. In deze gebieden worden zowel verbouw- als nieuwbouwplannen voorafgaand aan de vergunningverlening getoetst of besproken.

De waarde van groen en parken is vooral gelegen in het groene karakter waarbij de bebouwing een ondergeschikte rol speelt. De gebieden hebben veelal een heldere, eenvoudige opzet en bebouwing. De architectuur is terughoudend. Het beleid is terughoudend en gericht op beheer.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen de kwaliteit op hoofdlijnen respecteren en geen afbreuk doen aan het stads- of dorpsbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan het behoud van de in beginsel terughoudende architectuur en een goede landschappelijke inpassing, waarbij de nadruk ligt op de gebiedsranden en belangrijkste openbare ruimten.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

• per terrein is er één vrijstaande en individuele hoofdmassa:

  • -

    het individuele gebouw binnen een cluster is deel van het geheel

  • -

    het hoofdgebouw in een bebouwingslint richten op de weg

  • -

    bijgebouwen zijn ondergeschikt

• gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm:

  • -

    gebouwen hebben per cluster samenhang

  • -

    geledingen in massa zijn wenselijk

  • -

    aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie

• er is ontwerpaandacht voor alle details:

  • -

    accenten en geledingen zijn wenselijk

  • -

    er zijn zo min mogelijk dichte gevels aan de straat

  • -

    wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

  • -

    bijgebouw eenvoudiger maar net zo zorgvuldig detailleren als hoofdmassa

• gevels zijn in beginsel van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen:

  • -

    grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur

  • -

    kleuren zijn terughoudend en in onderlinge samenhang

Gebied 2A Vlist

Beschrijving

De linten langs de Vlist hebben gevarieerde bebouwing uit diverse periodes met als basis het individuele pand met een landelijk karakter. De linten bestaan uit de nederzettingen Vlist en Bonrepas, die een structurele eenheid vormen.

De bebouwing langs de hoofdontsluitingswegen aan een of beide oevers van de Vlist staat in de regel vrij op ruime kavels, iets teruggelegen van de weg. Enkele objecten staan op de gronden tussen Vlist en weg. De Vlist is in het noordelijke deel aan twee zijden bebouwd. In Bonrepas liggen de boerderijen alleen aan de oostzijde van de Vlist. Kavels strekken diep landinwaarts en worden vaak ontsloten door bruggen. Doorzichten op het achterland zijn kenmerkend in het beeld. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen en (agrarische) bedrijfsgebouwen.

Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op weg of water. De oudste boerderijen staan op de oeverwal of op verhogingen in het landschap, recentere bebouwing staat veelal verder van de oever op het lager gelegen land. Rooilijnen volgen verkaveling van het slagenlandschap en bij uitzondering de weg en verspringen onderling. Bedrijfsgebouwen liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfgedeelte is vaak verhard.

De bebouwing is in de regel individueel en afwisselend. In de verdichte delen staan enkele korte rijen met samenhangende woningen in het lint. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één en soms anderhalve of twee lagen met flinke kap. Boerderijen hebben in de regel een langgerekte hoofdvorm met daarbinnen de woning inclusief aangebouwde stal, waarbinnen het voorhuis een kap kan hebben. Typerend zijn lage goten en (al dan niet symmetrische) hoge kappen. Diverse kappen zijn voorzien van een wolfseind. Op- en aanbouwen komen veel voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. Kenmerkend zijn daarnaast de drieledige engelenvensters in topgevels van boerderijen.

Panden hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. Gevels van met name oudere panden zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, windveren en makelaars.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen en incidenteel gepleisterd of gekeimd in een lichte tint. Bijgebouwen zijn ook wel uitgevoerd in gepotdekselde donkere houten planken, al dan niet voorzien van een gemetselde onderbouw. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn gebouwen en objecten met andere functies zoals enkele horecagelegenheden in de verdichte delen van het lint. Deze gebouwen vormen accenten door de afwijkende massa’s en uitwerking.

Aanvullend kwaliteitsbeleid

Voor de volgende locatie is aanvullend kwaliteitsbeleid vastgesteld.

Kruiswijk Oost Vlisterdijk 28a-32

Bedrijf Kruiswijk verhuist naar een bedrijventerrein. De grootschalige bedrijfsbebouwing op deze locatie zal gesloopt worden. De bestaande woning blijft, het kantoor wordt in principe verbouwd tot tweekapper en er is ruimte voor een extra woning in het lint. Tussen de gebouwen en over de sloten is er zicht op het achterland. De nieuwe woning staat vooraan de kavel, waarbij de rooilijn de dijk volgt. Het hoofdgebouw moet opgaan in het historische lint, overige bebouwing en bouwwerken staan op enkele meters achter de voorgevellijn en bij voorkeur geheel achter de woning. Binnen het beeld van het beschermd dorpsgezicht kunnen ook moderne architectuuroplossingen worden ingezet, mits deze gebaseerd zijn op eigenschappen die in de omgeving gebruikelijk zijn, zoals een traditionele hoofdvorm waarbij de nok haaks op de weg staat, een overwegend symmetrische voorgevel met staande ramen en een terughoudende kleurstelling. De achterterrreinen krijgen een groene invulling, aansluitend op het polderlandschap.

Uitgangspunten

De linten langs de Vlist hebben een bijzonder welstandsniveau. Het gebied is door het Rijk grotendeels aangewezen als beschermd gezicht vanwege zijn schoonheid in combinatie met de ruimtelijke en structurele samenhang. De waarde is in ieder geval gelegen in het goed behouden historische karakter met als basis de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing. Het historische dorpsbeeld wordt volledig bepaald door de veelal monumentale boerderijen langs de dijken. De verkaveling met dicht op elkaar gelegen sloten leidt tot langwerpige kavels met tussen de kavels doorzichten. De bebouwing is gelijnd aan de verkaveling, waarbij boerderijen een woning aan de straatkant hebben en de stal hier in de regel direct achter is gelegen. Deze wijze van inrichting is kenmerkend voor het gebied en zorgt voor doorzichten over de erven. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeide bebouwingspatroon, de cultuurhistorische bebouwing en de sterke ruimtelijk-functionele relatie met het open buitengebied.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke of dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de voorzijde van kavels en zijn met de voorgevel op de straat gericht, tweedelijns bebouwing is ondergeschikt en is geordend zoals gebruikelijk op traditionele erven

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten naar het achterland behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op historische bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning in rij of ensemble is deel van het geheel

• woningen hebben in beginsel één tot anderhalve laag met een flinke kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van landelijke of dorpse bebouwing met individuele panden en bij uitzondering bescheiden ensembles

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding en een fijne detaillering die wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, windveren en baksteenpatronen in de gevel

• bedrijfsgebouwen eenvoudig en zorgvuldig detailleren

• de voorgevel van een bedrijfsgebouw is horizontaal geleed

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking zorgvuldig afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en een enkele keer in een lichte tint gepleisterd of geverfd, kozijnen zijn bij voorkeur van hout

• hellende daken in beginsel dekken met (matte) keramische dakpannen of riet

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren afstemmen op belendingen

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Gebied 2B Hollandsche IJssel

Beschrijving

De linten langs de Hollandsche IJssel hebben een bochtig verloop en gevarieerde bebouwing uit diverse periodes met als basis het individuele pand met een landelijk karakter. Het wegprofiel varieert van smalle dijkweg tot vrij brede provinciale weg. De bebouwing staat in de regel vrij op ruime kavels. Doorzichten op het achterland zijn kenmerkend in het beeld. Het gebied bestaat uit de linten buiten de kernen, waaronder ook de Steinsedijk ten noorden van Haastrecht. Dit laatste deel ligt op enige afstand van de Hollandsche IJssel. In de tussenliggende uiterwaarden staat vrijwel geen bebouwing.

De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen en (agrarische) bedrijfsgebouwen. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op dijk of staan bij uitzondering haaks hierop. De bebouwing staat op enige afstand van de dijk op het lager gelegen land en soms aan de dijk op kruinhoogte. Enkele panden staan buitendijks. Rooilijnen volgen dijk of verkaveling en verspringen onderling. Bedrijfsgebouwen liggen meestal achter de woongebouwen. Het erf voor het bedrijf is vaak verhard.

De bebouwing is in de regel individueel en afwisselend. Uitzondering hierop zijn enkele korte rijen samenhangende woningen, zoals aan de IJssellaan. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Nokken van laaggelegen panden liggen veelal evenwijdig aan de verkaveling, nokken van panden op de kruin van de dijk zijn in de regel gelijnd aan de weg. Boerderijen hebben veelal lage goten en al dan niet symmetrische hoge kappen. Bij de kleinere dijkwoningen ligt de nadruk ook wel op de onderbouw, zoals in het zijaanzicht. Op- en aanbouwen komen veel voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa.

Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. Panden hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. Kenmerkend zijn daarnaast de drieledige engelenvensters in topgevels van boerderijen. Gevels van met name oudere panden zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, windveren en makelaars.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen en incidenteel gepleisterd of gekeimd in een lichte tint. Bijgebouwen zijn ook wel uitgevoerd in gepotdekselde donkere houten planken, al dan niet voorzien van een gemetselde onderbouw. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn gebouwen en objecten met (voorheen) andere functies zoals de voormalige kerk nabij Ouderkerk aan den IJssel en de afgeknotte molen nabij Gouderak. Deze gebouwen vormen accenten door afwijkende massa en uitwerking.

Uitzondering zijn enkele korte rijen met samenhangende woningen in het lint. Andere uitzondering is buurtschap IJssellaan, een verdicht stukje lint parallel aan de bebouwing langs de IJsseldijk. De sfeer is hier dorps met individuele panden en enkele rijtjes woningen. Een deel van de woningen aan de IJssellaan staat met de achtererven gericht op en in het zicht van de dijk.

Aanvullend kwaliteitsbeleid

Voor enkele plekken langs de Hollandsche IJssel is aanvullend kwaliteitsbeleid vastgesteld.

Dikke Boom Ouderkerk aan den IJssel

Een braakliggend buitendijks terrein wordt ingevuld met veir vrijstaande woningen die in massa en uitwerking aansluiten op de kenmerken van het dijklint. In de uitwerking wordt aangesloten op de in de omgeving gangbare ordening van een hoofdgebouw met enkele bijgebouwen. De hoofdwoning krijgt een tradtioneel uiterlijk, terwijl de overige woningen ogen als bijgebouwen met eenvoudige schuurvormige hoofdmassa’s en een meer eigentijdse en strakke uitwerking.

Middelblok Gouderak

In het buitendijks gebied aan het Middelblok wordt bedrijfsbebouwing vervangen door zeven vrijstaande woningen. Langs de dijk zijn drie woningen gedacht, de overige woningen liggen hierachter op een woonerf. De vraag is een gevarieerd en levendig beeld met wisselende kaprichtingen, verspringende rooilijnen en diversiteit in architectuur en materiaalgebruik. De openbare ruimte krijgt een hoogwaardige uitstraling, de woningen een zorgvuldige architectonische uitwerking. Extra aandacht gaat uit naar de overgang van land naar water, aangezien dit gebied deel uitmaakt van de provinciale ecologische hoofdstructuur.

Palingdreef Haastrecht

In de zuidelijke uiterwaard van de Hollandse IJssel wordt de locatie van een voormalige palingkwekerij ingevuld met zes flinke woonkavels, ontsloten door een weg haaks op het dijklint. Alle kavels krijgen een eigen ligplaats en directe verbinding met de rivier. Het achterste deel van de tuin is vrij van bebouwing (met uitzondering van steigers en terrassen) om zicht vanaf de dijk naar de Hollandsche IJssel te waarborgen. De woningen krijgen een individuele uitwerking, maar zijn wel duideljijk famlilie van elkaar. De architectuur is eigentijds met een landelijk karakter en een sculpturale vormgeving, met een verwijzing naar de agrarische typologie van één tot anderhalve laag met flinke kap en traditioneel materiaalgebruik. Alle objecten op de kavels worden in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen.

Tempelhof Haastrecht

Direct naast locatie Palingdreef wordt camping Tempelhof in vervangen door zes vrijstaande woningen op flinke kavels, omringd door water. De ambitie is onder meer een kwaliteitsverhoging en een rustig beeld vanaf de IJssel. Bebouwing is ondergeschikt aan het groenblauwe karakter van de omgeving. Het beeldkwaliteitsplan geeft onder meer rooilijnen aan en enkele richtlijnen voor kappen (schilddaken worden bijvoorbeeld uitgesloten). Materialen en kleuren kunnen onderling verschillen, maar zijn per erf in samenhang.

Locatie Vingerling Haastrecht

Langs de Hollandsche IJssel is ruimte voor een particuliere ontwikkeling van enkele nieuwe vrijstaande woningen. De ambitie is hoog. Woningen staan evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrenzen. De rooilijn ligt deels vast zodat er zoveel mogelijk vrij zicht naar alle richtingen is. De gevelopbouw is symmetrisch met pannen of asymmetrisch met riet. Gevraagd wordt een degelijke detaillering, traditionele materialen en ‘beheerste’ kleuren. Gestuurd wordt op een aantrekkelijk mix van enkele typen: het romantische woonhuis, het klassieke woonhuis, de landelijk villa of het eigenzinnige woonhuis.

Uitgangspunten

De linten langs de Hollandsche IJssel hebben een bijzonder welstandsniveau. De waarde is in ieder geval gelegen in de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lint- en dijkbebouwing. Het beeld is kleinschalig, met variatie in open en meer besloten delen. Vanaf de dijk is er op veel plekken wijds zicht op rivier en achterland. De zuidrand van de dijk loopt over in de voor de streek kenmerkende verkaveling met dicht op elkaar gelegen sloten, die leidt tot langwerpige kavels met tussen de kavels doorzichten. De bebouwing is gelijnd aan de verkaveling, waarbij boerderijen een woning aan de straatkant hebben en de stal hier in de regel direct achter is gelegen. Deze wijze van erfinrichting is kenmerkend voor het gebied. Bebouwing op kruinhoogte volgt in de regel de dijk en de weg. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeid bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke of dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de voorzijde van kavels en zijn met de voorgevel op de straat gericht, tweedelijns bebouwing is ondergeschikt en is geordend zoals gebruikelijk op traditionele erven

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten naar het achterland behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• de individuele woning in rij of ensemble is deel van het geheel

• woningen hebben in beginsel één tot twee lagen met een kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van landelijke of dorpse bebouwing met individuele panden en bij uitzondering bescheiden ensembles of rijen

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding en een fijne detaillering die wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, windveren en baksteenpatronen in de gevel

• bedrijfsgebouwen eenvoudig en zorgvuldig detailleren

• de voorgevel van een bedrijfsgebouw is horizontaal geleed

• wijziging en toevoeging in stijl en afwerking zorgvuldig afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en een enkele keer in een lichte tint gepleisterd of geverfd, kozijnen zijn in beginsel van hout

• hellende daken in beginsel dekken met (matte) keramische dakpannen of riet

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren afstemmen op belendingen

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Gebied 2C Lek

Beschrijving

De linten langs de Lek hebben gevarieerde bebouwing uit diverse periodes met als basis het individuele pand met een landelijk of dorps karakter. In het lint komen enkele verdichtingen voor, met name rond de kernen en ter hoogte van buurtschappen als Schuwacht en De Noord. Daarnaast is er ruimte voor recreatie in de uiterwaarden en is een enkel boerenerf voorzien van een minicamping.

Het dijkprofiel is in de regel vrij breed als gevolg van dijkverzwaringen. De bebouwing staat in de regel vrij op flinke kavels, onderaan de dijk en soms aan de dijk. Doorzichten op het achterland zijn kenmerkend in het beeld.

Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op dijk of staan bij uitzondering haaks hierop. De bebouwing staat op enige afstand van de dijk op het lager gelegen land en soms op kruinhoogte, aan de dijk of op enige afstand hiervan. Op enkele plekken staan ook (clusters) panden buitendijks. Rooilijnen volgen dijk of verkaveling en verspringen onderling. Bedrijfsgebouwen liggen meestal achter de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard. De bebouwing is in de regel individueel en afwisselend. Uitzondering hierop zijn enkele korte rijen samenhangende woningen. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Nokken van laaggelegen panden liggen veelal evenwijdig aan de verkaveling, nokken van panden op de kruin van de dijk zijn in de regel gelijnd aan de weg. Boerderijen hebben veelal lage goten en al dan niet symmetrische hoge kappen. Bij de kleinere dijkwoningen ligt de nadruk ook wel op de onderbouw, zoals in het zijaanzicht. Op- en aanbouwen komen veel voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. Panden hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. Gevels van met name oudere panden zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, windveren en makelaars. Mede als gevolg van dijkverzwaringen is een deel van de historische bebouwing vervangen. Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn gemetseld in gele danwel rode baksteen en incidenteel gepleisterd of gekeimd in een lichte tint. Bijgebouwen zijn ook wel uitgevoerd in gepotdekselde donkere houten planken, al dan niet voorzien van een gemetselde onderbouw. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen en soms met riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn enkele gebouwen en objecten met andere functies zoals de watertoren bij Krimpen aan de Lek en de school in Schuwacht. Deze gebouwen vormen accenten door afwijkende massa en uitwerking.

Uitgangspunten

De linten langs de Lek hebben een gewoon welstandsniveau. Uitzondering hierop is het deel tussen Krimpen aan de Lek en Bergambacht dat een bijzonder niveau heeft. (Zie de niveaukaart in hoofdstuk 3.) De waarde is in ieder geval gelegen in de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lint- en dijkbebouwing. Het beeld is overwegend kleinschalig, met variatie in open en meer besloten delen. Vanaf de dijk is er op veel plekken wijds zicht op rivier en achterland. De zuidrand van de dijk loopt over in de voor de streek kenmerkende verkaveling met dicht op elkaar gelegen sloten, die leidt tot langwerpige kavels met tussen de kavels doorzichten. De bebouwing is gelijnd aan de verkaveling, waarbij boerderijen een woning aan de straatkant hebben en de stal hier in de regel direct achter is gelegen. Deze wijze van erfinrichting is kenmerkend voor het gebied. Bebouwing op kruinhoogte volgt in de regel de dijk en de weg. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeid bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Uitgangspunt in gebieden met een gewoon niveau is dat bouwplannen geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In gebied met een bijzonder niveau is het uitgangspunt dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke of dorpse karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de voorzijde van kavels en zijn met de voorgevel op de straat gericht, tweedelijns bebouwing is ondergeschikt en is geordend zoals gebruikelijk op traditionele erven

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa of rij in samenhang

• doorzichten naar het achterland behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig en in harmonie met het gebiedskarakter

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in de regel een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• gebouwen hebben één of twee lagen met of zonder kap

• bedrijfsgebouwen in het lint hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectuur volgt het beeld van landelijke bebouwing met individuele panden

• bebouwing is onnadrukkelijk aanwezig in het landschap

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn verzorgd en evenwichtig

• de voorgevel van een bedrijfsgebouw is horizontaal geleed

• wijziging en toevoeging in stijl en afwerking zorgvuldig afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren afstemmen op belendingen

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Gebied 2D Polderlinten

Beschrijving

De polderlinten in de Krimpenerwaard hebben gevarieerde bebouwing uit diverse periodes met als basis het individuele pand met een landelijk karakter. Het gebied bestaat uit de bebouwing aan onder meer de Achterbroek, Het Beijersche, Beneden- en Bovenberg, Beneden- en Bovenkerk, Koolwijk en Schoonouwen, Oost- en Westeinde, Opweg, Tiendweg (Schoonhoven), Tussenlanen en Zuidbroek.

De bebouwing is gelegen langs diverse ontsluitingswegen en staat meestal vrij op ruime kavels, iets teruggelegen van de weg. De kavels zijn in de regel smal en diep, een groot deel wordt ontsloten door bruggen of dammen. Enkele linten hebben een dubbele opzet als gevolg van een wetering tussen twee weghelften, zoals de Beijerscheweg en de Beneden- en Bovenkerkseweg. Enkele lage, vaste bruggen verbinden hier de twee weghelften. De linten zijn enkel- of dubbelzijdig bebouwd in variërende dichtheden. Doorzichten op het achterland zijn kenmerkend in het beeld. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen en (agrarische) bedrijfsgebouwen. Enkele boerenerven zijn voorzien van een minicamping.

Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg of het water. Rooilijnen volgen weg of verkaveling en verspringen onderling. De massa’s hebben in de regel een langgerekte hoofdvorm, evenwijdig aan de verkaveling van het slagenlandschap en staan bij uitzondering haaks op de weg. Binnen dit hoofdbeeld kan het voorhuis een kap evenwijdig aan het lint hebben, mits de achterliggende stal direct aan het huis gekoppeld is. Bedrijfsgebouwen liggen in de regel achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard.

De bebouwing is in de regel individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één en soms anderhalve laag met kap. Typerend zijn lage goten en (al dan niet symmetrische) hoge kappen. Diverse kappen zijn voorzien van een wolfseind. Naast grotere boerderijen staan soms kleine arbeidershuisjes van één bouwlaag met zadeldak. Op- en aanbouwen komen veel voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen. Panden hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. Gevels van met name oudere panden zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, windveren en makelaars.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn in de regel gemetseld in gele danwel rode baksteen en incidenteel gepleisterd of gekeimd in een lichte tint. Bijgebouwen zijn ook wel uitgevoerd in gepotdekselde donkere houten planken, al dan niet voorzien van een gemetselde onderbouw. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen of riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Uitgangspunten

De polderlinten hebben een bijzonder welstandsniveau. De waarde is in ieder geval gelegen in het goed behouden historische karakter met als basis de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing. De verkaveling met dicht op elkaar gelegen sloten leidt tot langwerpige kavels met tussen de kavels doorzichten op het achterland. De bebouwing is gelijnd aan de verkaveling, waarbij boerderijen een woning aan de straatkant hebben en de stal hier in de regel achter is gelegen. Deze wijze van inrichting is kenmerkend voor het gebied en zorgt voor doorzichten over de erven. Diverse objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeid bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de voorzijde van kavels en zijn met de voorgevel op de straat gericht, tweedelijns bebouwing is ondergeschikt en is geordend zoals gebruikelijk op traditionele erven

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa in samenhang

• doorzichten naar achterland behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op historische bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• woningen hebben in beginsel één tot anderhalve laag met een flinke kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

• de architectuur volgt het beeld van landelijke bebouwing met individuele panden

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de hoofdmassa heeft een heldere en in de regel verticale geleding en een fijne detaillering die wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, windveren en baksteenpatronen in de gevel

• bedrijfsgebouwen eenvoudig en zorgvuldig detailleren

• de voorgevel van een bedrijfsgebouw is horizontaal geleed

• wijziging en toevoeging in stijl en afwerking zorgvuldig afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend, in beginsel traditioneel

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen en een enkele keer in een lichte tint gepleisterd of geverfd, kozijnen zijn in beginsel van hout

• hellende daken in beginsel dekken met (matte) keramische dakpannen of riet

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren afstemmen op belendingen

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Gebied 2E Landelijk gebied

Beschrijving

Een groot deel van de Krimpenerwaard bestaat uit open weidelandschap met gevarieerde bebouwing, zoals boerderijen en bedrijfsgebouwen.

De bebouwing is gelegen langs diverse ontsluitingswegen en staat vrij op ruime kavels, iets teruggelegen van de weg. De kavels zijn in de regel smal en diep, een groot deel wordt ontsloten door bruggen of dammen. De linten zijn enkel- of dubbelzijdig bebouwd in variërende dichtheden. Doorzichten op het achterland zijn kenmerkend in het beeld. De bebouwing bestaat voornamelijk uit boerderijen, woningen en (agrarische) bedrijfsgebouwen. In het gebied komen ook enkele volkstuinen voor met daarop kleine gebouwtjes als kassen en schuurtjes.

Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg of het water. Rooilijnen volgen weg of verkaveling en verspringen onderling. De massa’s hebben in de regel een langgerekte hoofdvorm, gelijnd aan de verkaveling en bij uitzondering gelijnd aan de weg. Bedrijfsgebouwen liggen in de regel achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard.

De bebouwing is in de regel individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één en soms anderhalve laag met kap. De noklijn is evenwijdig aan de verkavelingsrichting, hoewel bij woningen ook nokken haaks hierop voorkomen. Typerend zijn lage goten en hoge kappen. Diverse kappen zijn voorzien van een wolfseind. Op- en aanbouwen komen veel voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen.

Panden hebben in de regel een zorgvuldige detaillering. Grote gevelopeningen zijn staand, waarbij de vensters veelal zijn onderverdeeld. Gevels van met name oudere panden zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, windveren en makelaars.

Materialen zijn traditioneel. Gevels zijn in de regel gemetseld in gele danwel rode baksteen en incidenteel gepleisterd of gekeimd in een lichte tint. Bijgebouwen zijn ook wel uitgevoerd in gepotdekselde donkere houten planken, al dan niet voorzien van een gemetselde onderbouw. De meeste daken zijn gedekt met rode of gesmoorde pannen en bij uitzondering met riet. De gebruikte kleuren zijn terughoudend en in het algemeen traditioneel.

Moderne (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een zadeldak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen. Een teruggelegen ligging in combinatie met terughoudende materialen en gedekte kleuren zorgen ervoor dat bedrijfsgebouwen onnadrukkelijk in het landschap liggen en minder de aandacht trekken dan de woonbebouwing.

Uitgangspunten

Het landelijk gebied heeft een gewoon welstandsniveau. Uitzondering hierop is het deel dat in beschermd gezicht Haastrecht ligt en een bijzonder niveau heeft. (Zie de niveaukaart in hoofdstuk 3.) De waarde is in ieder geval gelegen in de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing. De verkaveling met dicht op elkaar gelegen sloten leidt tot langwerpige kavels met tussen de kavels doorzichten op het achterland. De bebouwing is gelijnd aan de verkaveling, waarbij boerderijen een woning aan de straatkant hebben en de stal hier in de regel achter is gelegen. Deze wijze van erfinrichting is kenmerkend voor het gebied en zorgt voor doorzichten over de erven. Enkele objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeid bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke karakter van de lintbebouwing behouden

• hoofdgebouwen staan aan de voorzijde van kavels en zijn met de voorgevel op de straat gericht, tweedelijns bebouwing is ondergeschikt en is geordend zoals gebruikelijk op traditionele erven

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa in samenhang

• doorzichten naar achterland behouden

• bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op historische bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• woningen hebben in beginsel één tot anderhalve laag met een flinke kap

• bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectuur volgt het beeld van landelijke bebouwing met individuele panden

• bebouwing is onnadrukkelijk aanwezig in het landschap

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn verzorgd en evenwichtig

• de voorgevel van een bedrijfsgebouw is horizontaal geleed

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend en in beginsel traditioneel

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• kleuren afstemmen op belendingen

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Gebied 2F Recreatiegebied

Beschrijving

Langs de provinciale weg tussen Krimpen aan de Lek en Bergambacht liggen twee grote recreatieterreinen: de Krimpenerhout en het Loetbos. Deze gebieden hebben een groen en enigszins besloten karakter, waarin voor de bebouwing een bescheiden rol is weggelegd. Het gebied bestaat onder meer uit enkele bossen, een golfbaan, een recreatieplas met strandje en volkstuinen.

Aan de Loet staat gevarieerde lintbebouwing. Hoofdgebouwen zijn hier met de voorzijde gericht op de weg of het water. Rooilijnen volgen weg of verkaveling en verspringen onderling. Bijgebouwen en bedrijfsgebouwen liggen achter en soms naast de woongebouwen. Het erf voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard.

De bebouwing is individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één en soms anderhalve laag met kap. Op- en aanbouwen komen voor en zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen hebben een verticale geleding met staande ramen.

Daarnaast zijn er enkele gebouwen die eigenschappen hebben van een paviljoen, zoals het hoofdgebouw op de golfbaan en het restaurant aan de Loet. Naast het hoofdgebouw zijn er enkele bijgebouwen. Alle gebouwen staan vrij op het maaiveld, waarbij de entree van het hoofdgebouw gericht is op de (toegangs)weg en in de regel is vormgegeven als accent. De gebouwen hebben meerdere voorkanten en een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met kap of plat dak. Hoewel de gebouwen vaak verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm helder. De architectuur eenvoudig of verzorgd.

Grote vlakken bestaan uit materiaal met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of plaatmateriaal. Kleuren zijn terughoudend.

Op de volkstuinen staan alleen kleine gebouwtjes als kassen en schuurtjes.

Uitgangspunten

Het recreatiegebied heeft een gewoon welstandsniveau. De waarde is in ieder geval gelegen in het groene karakter waarbij de bebouwing een ondergeschikte rol speelt. De gebieden hebben veelal een heldere, eenvoudige opzet en bebouwing. De architectuur is terughoudend. Het beleid is terughoudend en gericht op beheer.

Het uitgangspunt is dat bouwplannen geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en het behoud van de in beginsel terughoudende architectuur en een goede landschappelijke inpassing.

Criteria

Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

• het landelijke karakter van het gebied behouden

• het hoofdgebouw in een bebouwingslint richten op de weg, andere hoofdgebouwen richten op de belangrijkste openbare ruimte(n)

• rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen onderling en volgen in het lint de verkaveling

• de rooilijnen zijn per bouwmassa in samenhang

• bijgebouwen zijn ondergeschikt en staan achter de voorgevellijn

• grootschalige bebouwing staat in beginsel op achterterreinen

• ondergeschikte bouwwerken zoals voorzieningen voor paarden in beginsel op het achtererf plaatsen en uitvoeren in terughoudende kleuren

Massa

• de bouwmassa is evenwichtig en in harmonie met het gebiedskarakter

• gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in de regel een eenvoudige rechthoekige plattegrond

• per kavel is er één hoofdmassa

• gebouwen hebben één of twee lagen met of zonder kap

• bedrijfsgebouwen in het lint hebben een eenvoudige, schuurachtige vorm

• uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

• bijgebouwen zijn eenvoudig van vorm en ondergeschikt aan de hoofdmassa

Architectonische uitwerking

• de architectuur volgt het beeld van landelijke bebouwing met individuele panden

• bebouwing is onnadrukkelijk aanwezig in het landschap

• het accent ligt op de bebouwing aan de weg en bebouwing in de tweede lijn is eenvoudig vormgegeven (met inbegrip van eventuele woningen)

• de architectonische uitwerking en detaillering zijn verzorgd en evenwichtig

• wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

• materialen en kleuren zijn terughoudend en in beginsel traditioneel

• kleuren afstemmen op belendingen

• grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur, zoals baksteen of betimmering

• daken van bedrijfsgebouwen zijn in beginsel grijs

Hoofdstuk 6 AFWIJKENDE PLANNEN

De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. Het kan voorkomen, dat een bouwwerk of een plan afwijkt van zijn omgeving. In dat geval kan er gebruik worden gemaakt van de algemene criteria of van de criteria voor excessen. Ook is een toelichting op de omgang met grote bouwplannen die afwijken van de gangbare structuur opgenomen.

Algemene criteria

De algemene welstandscriteria richten zich op het vakmanschap. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan zijn als een bouwplan past binnen de criteria voor objecten of gebieden en toch duidelijk onder de maat blijft of als het afwijkt van de omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet.

• Vorm, gebruik en constructie

Een goed ontwerp heeft een vormgeving, die past bij het beoogd gebruik van het bouwwerk en de mogelijkheden om met beschikbare materialen en technieken een doelmatige constructie te maken. Dit neemt niet weg, dat de vormgeving ook zijn eigen waarde heeft. Deze heeft een samenhang en logica, die (naar verwachting) op de lange termijn begrijpbaar zijn.

• Bouwwerk en omgeving

Van een ontwerp voor een bouwwerk mag redelijkerwijs worden verwacht, dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare ruimte en geen onredelijke aantasting is van het zicht vanaf belendende percelen. Een bouwwerk staat niet op zichzelf, maar heeft een relatie met andere bouwwerken en een landschappelijke of stedenbouwkundige context. Een passend ontwerp sluit voldoende aan bij de omgeving om deze relaties tot hun recht te laten komen. Bij het wegen van de relatie tussen bouwwerk en omgeving zijn de verwachtingen hoger naarmate de betekenis voor de openbare ruimte groter is.

• Vorm, betekenis en stijl

Van een ontwerp voor een bouwwerk mag redelijkerwijs worden verwacht, dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Bij nieuw- of verbouw moet duidelijk zijn wat authentiek is en wat is toegevoegd. Een eigentijds ontwerp mag geïnspireerd zijn door een bepaalde tijdsperiode, maar is hier geen imitatie van.

• Evenwicht, helderheid en complexiteit

Een heldere structuur en passende verhouding tussen de gebouwelementen maken een bouwwerk begrijpbaar. Ritmiek, symmetrie, schaal en samenhang in de massaopbouw en vlakverdeling zijn van belang voor de beleving van een bouwwerk. Een bouwwerk moet niet rommelig ogen, maar het ontwerp moet ook niet omslaan naar saaiheid en een te simpele vormgeving. In een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Een bouwwerk kan toegevoegde elementen of verbijzonderingen nodig hebben om voldoende interessant en boeiend te zijn. Een goed ontwerp heeft een vormgeving, die een evenwicht weet te vinden tussen helderheid en complexiteit.

• Verhouding, schaal en maat

Van een ontwerp voor een bouwwerk daarvan mag redelijkerwijs worden verwacht, dat het wat betreft verhoudingen en maat en schaal past in zijn omgeving. Ook op zichzelf moeten een bouwwerk en de onderdelen daarvan in maat en schaal evenwichtige verhoudingen hebben. Daarbij gaat het ook om meer abstracte verhoudingen zoals tussen open en dicht, die van invloed zijn op onder meer zichtlijnen en lichtval. De verhoudingen van het bouwwerk op zichzelf en in relatie tot de context zijn (onbewust) van belang voor de kwaliteit van een ontwerp en de belevingswaarde van het bouwwerk.

• Materiaal, kleur en detail

Van een ontwerp voor een bouwwerk daarvan mag redelijkerwijs worden verwacht, dat materiaal, kleur en detail passen bij het karakter van het bouwwerk en in de de omgeving. Een zorgvuldige keuze van en samenhang in materialen en kleuren versterkt het architectonische ontwerp. Hiermee krijgt een bouwwerk zeggingskracht en wordt het visueel aantrekkelijk. Aandacht aan detaillering van overgangen en randen draagt hier eveneens aan bij. Ook de uitwerking van de afwerking moet passen bij de aard en ontstaansperiode van het gebouw en moet daarnaast goed zijn afgestemd op de directe omgeving.

Excessen

Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving. Plannen mogen niet excessief in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De burger heeft vrijheid binnen de structuur en architectuur van het bestaande gebied.

De initiatiefnemer zal redelijkerwijs moeten aansluiten op wat in de omgeving gebruikelijk is. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een bouwblok is minder van invloed op het aanzien van een buurt of straat dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan een doorgaande route. Ook is er eerder sprake van een exces bij cultureel erfgoed, waaronder de beschermde gezichten.

Volgens de wet moeten de criteria voor het beoordelen op excessen in de welstandsnota zijn opgenomen. De hier opgenomen criteria zijn niet bedoeld om de plaatsing van een bouwwerk tegen te gaan. De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

• Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving

De plaatsing van een schuur of hoge schutting voor de voorgevel of het dichttimmeren van gevelopeningen kan het zicht op een bouwwerk hinderen. Dit geldt ook voor het plaatsen van een (dominant) bijgebouw naast een kerk of boerderij.

• Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden

Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architectonische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het in strijd is met redelijke eisen van welstand. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het bestaande of historische karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk. Hetzelfde geldt voor gedeeltelijke sloop of (ver)bouw. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.

• Armoedig materiaalgebruik

Omdat materialen die niet geschikt zijn als bouwmateriaal kunnen leiden tot een armoedige en ook gevaarlijke situaties, kan de gemeente op basis van welstand verlangen dat een ander materiaal wordt gebruikt.

• Felle of contrasterende kleuren

Het toepassen van felle kleuren of kleuren die contrasteren met de directe omgeving, kan leiden tot een onrustig beeld en is daarom welstandshalve ongewenst.

• Te opdringerige reclames

Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Dat geldt niet alleen voor extern aangebrachte reclames, maar ook voor intern aangebrachte reclames die het uiterlijk van een gebouw beïnvloeden zoals beplakte glazen puien. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.

• Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is

Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren doordat de kenmerken hiervan teveel afwijken van wat gebruikelijk is. Op een grotere schaal is openheid een van de hoofdkenmerken van het weidelandschap in de Krimpenerwaard. Een teveel aan bebouwing of beplanting kan hier een grove inbreuk op vormen.

Aan de hand van de gebiedsgerichte welstandscriteria kan bekeken worden wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een nieuw gebouw. Voor de gebieden met een soepel welstandsniveau zijn deze criteria wat grover gesteld en in de gebieden met een bijzonder niveau juist wat preciezer. Dit laatste is ook van toepassing op de aandachtsplekken, zoals de randen en hoofdroutes, binnen de gebieden met een soepel niveau. Bij de beoordeling of een object al dan niet een exces is, wordt hiermee rekening gehouden.

Grotere projecten

Ook nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat echter geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dit is het geval indien sprake is van een functiewijziging ten opzichte van de gebiedenkaart uit hoofdstuk 3, zoals bijvoorbeeld nieuwe woon- en werkgebieden in agrarisch gebied, waarbij de gebiedsgerichte welstandscriteria voor het betreffende gebied niet toereikend zijn voor een goede beoordeling. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, aan ten grondslag ligt.

Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de commissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota, waarbij de inspraak gekoppeld kan worden aan de inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

De gemeente maakt daarnaast gebruik van stedenbouwkundige plannen of beeldkwaliteitsplannen om sturing te geven aan veranderingen. In de bijlage is een standaatdopzet voor beeldkwaliteitsplannen opgenomen. Momenteel geldt er aanvullend ruimtelijk beleid voor diverse gebieden, waaronder de Nieuwe Wetering in Bergambacht, Tiendhoek in Lekkerkerk en Zevender in Schoonhoven. In de betreffende gebieden is een verwijzing naar deze plannen opgenomen.

Tijdens de (her)ontwikkeling van het betreffende gebied zijn deze ruimtelijke beleidsstukken aanvullend van toepassing op de nota ruimtelijke kwaliteit. Na oplevering vervalt het beeldkwaliteitsplan of stedenbouwkundig plan en gelden de relevante criteria uit de nota ruimtelijke kwaliteit.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, op 13 december 2016
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, mr. R.S. Cazemier

Bijlage 1 BEGRIPPENLIJST

Aanbouwen grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw (een aangebouwd bijbehorend bouwwerk)

Achterkant de bebouwing en het erf in zoverre niet duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte

Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen

Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen

Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter

Beschermd dorps- of stadsgezicht gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de wet of op grond van een verordening

Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

Bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd

Bestrating verharding zoals straatstenen of tegels

Bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage (een vrijstaand bijbehorend bouwwerk)

Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening

Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte

Boeiboord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal

Boerderij een traditioneel agrarisch bebouwingstype, waarbij woon-, bedrijfs- en opslagfuncties vaak zijn geïntegreerd in een langgerekt hoofdvolume op een landelijk erf (te onderscheiden van een modern agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning en gewoonlijk een vrijstaande stal)

Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt

Bouwlaag de begane grond of een verdieping van een gebouw

Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

Buitengebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd

Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd

Buurtschap verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom

Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning

Context de omgeving waarin objecten en structuren in onderlinge relatie betekenis hebben

Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht

Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak

Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak

Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak of het plaatsen van een volume op een plat dak, waardoor het silhouet van het bestaande dak verandert

Dakraam raam in een hellend dak

Deelplan een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt

Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam

Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)

Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden

Erf onbebouwd stuk grond behorende bij een gebouw

Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas

Exces als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving

Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen

Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen

Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen

Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan

Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)

Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot

Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden

Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen

In beginsel het uitgangspunt tenzij er goede redenen zijn om af te wijken

Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming

Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie

Kavel grondstuk, kadastrale eenheid

Kern centrum van een dorp of stad

Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

Laag zie bouwlaag

Laagbouw gebouwen van één of twee lagen

Lak afwerklaag van schilderwerk

Landelijk gebied zie buitengebied

Latei draagbalk boven gevelopening

Lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak

Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel

Lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing

Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur

Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht

Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

Massa volume van een gebouw of bouwdeel

Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk

Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen

Middenstijl vertikaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak

Ondergeschikt voert niet de boventoon

Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw

Openbaar toegankelijk gebied de weg alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is (met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer)

Openbare ruimte zie openbaar toegankelijk gebied

Oriëntatie de richting van een gebouw

Overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dak en minimaal aan twee zijden open

Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel

Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)

Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan

Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw

Portiek gemeenschappelijk trappenhuis

Piramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten

Rabatdelen planken met duidelijk duidelijke groeven

Reclame een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst

Renovatie vernieuwing van een gebouw

Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen

Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand

Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden

Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw

Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken

Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag

Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving

Speklaag doorlopende horizontale laag in een contrasterende kleur en/of materiaal

Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen

Strookramen horizontaal raam met onderverdeling, veelal net zo breed als de gevel

Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)

Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is

Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk

Voorkant de bebouwing en het erf in zoverre duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte

Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen

Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk

Bijlage 2 BEELDKWALITEITSPLANNEN

De nota ruimtelijke kwaliteit bevat geen welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten die niet passen in het ruimtelijk beleid. Dergelijke welstandscriteria maken onderdeel uit van een planningsproces en hangen samen met andere ruimtelijke overwegingen.

Welstandscriteria ontwikkelingen

De richtlijnen worden per locatie bepaald. Voor ontwikkelingslocaties werkt de gemeente daarom in beginsel met beleid op maat, waarin overwegingen ten aanzien van de gewenste omgevingskwaliteit en welstandscriteria zijn opgenomen.

Welstand in een beeldkwaliteitsparagraaf

Voor plannen met meer invloed op het aanzien van de omgeving of waarvoor de uitwerking minder eenduidig is een beeldkwaliteitsparagraaf een mogelijkheid. Een dergelijke paragraaf is een beoordelingskader met een beschrijving van de gewenste inpassing, uitgangspunten voor de beoordeling, referentiebeelden en criteria die richting geven aan de uitwerking.

Welstand in een beeldkwaliteitsplan

Voor ingrijpende plannen is een beeldkwaliteitsplan geschikt om beleidsregels met betrekking tot welstand vast te leggen. Een dergelijk plan is een uitgebreid beoordelingskader met een beschrijving van het plan op hoofdlijnen, eventuele uitwerkingsscenario’s voor deelgebieden, referentiebeelden, uitgangspunten voor de beoordeling en criteria die richting geven aan de uitwerking.

Vaststelling

De beoordelingskaders voor welstand gaan inhoudelijk en procedureel veelal gelijk op met de stedenbouwkundige plannen, nieuwe bestemmingsplannen of ruimtelijke onderbouwingen. Ze worden vastgesteld door de gemeenteraad als toevoeging aan de nota ruimtelijke kwaliteit, waarmee onder meer de algemene criteria van toepassing blijven.

Aandachtspunten inhoud

Een beeldkwaliteitsplan of -paragraaf is een beoordelingskader op maat en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

Inleiding

Met daarin een korte toelichting op de aanleiding en context van het plan. Daarnaast is het van belang de relatie tussen het beeldkwaliteitsplan en de wettelijke plantoetsing te duiden. Wat zegt de nota ruimtelijke kwaliteit en het bestemmingspan over de locatie? Is er provinciaal beleid van invloed?

Wettelijke mogelijkheden maken het niet praktisch alles vast te willen leggen in een beeldkwaliteitsplan. Gevraagd wordt de hoofdlijnen van het beeldkwaliteitsplan bestand te maken tegen de vergunningvrije praktijk.

Als laatste is het van belang een doorzicht te geven naar de toekomst. Na oplevering van het project vervalt het beeldkwaliteitsplan en worden (verbouw)plannen getoetst aan de criteria in de nota ruimtelijke kwaliteit.

Beschrijving

Een beschrijving op hoofdlijnen bevat in ieder geval een kaart van de locatie en een schetskaart van het plan met toelichting. Zowel de specifieke kenmerken van de plek, als de eigenschappen van het plan komen hierin naar voren en worden eventueel aangevuld met uitwerkingsscenario’s voor deelgebieden.

Richtlijnen

De beschrijving wordt gevolgd door uitgangspunten voor de beoordeling en criteria die richting geven aan de uitwerking. Voorwaarde voor de criteria is dat ze toetsbaar zijn. Daarnaast is het de vraag welke flexibiliteit nodig is om het gewenste beeld te verkrijgen.

In aanvulling op de welstandstoets kan een beeldkwaliteitsplan een relatie leggen met landschap en stedenbouw. Om hier recht aan te doen, kan een splitsing gemaakt worden naar landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische richtlijnen, al dan niet aangevuld met enkele algemene uitgangspunten die aan de basis van de ontwikkeling staan.

Referentiebeelden

Ter illustratie van de criteria worden referentiebeelden gebruikt. De beelden zijn toegespitst op massa, uitwerking, materiaal en kleur en indien nodig op indeling van het erf en beplanting. Uitsplitsing in voornoemde onderdelen zorgt ervoor dat niet ieder beeld op elk onderdeel kloppend hoeft te zijn. Als voldoende helder is waar de referentie voor bedoeld is, kan een foto van een gewenst straatbeeld met daaraan enkele volumes met een minder gewenste uitwerking toch gebruikt worden.

Bijlage 3 BRONNEN

Gemeente Krimpenerwaard, Handleiding voor de omgang met cultureel erfgoed in de Krimpenerwaard, 2016

Provincie Zuid Holland, Gebiedsprofiel Krimpenerwaard, 2014

Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Haastrecht, 2014

Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, Toelichting bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht Schoonhoven, 1971

Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, Toelichting bij het besluit tot uitbreiding van beschermd dorpsgezicht Vlist, 1987

Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, Zonne-energie in de historische omgeving, 2014

Stenvert, R., et al, Monumenten in Nederland, Zuid-Holland, 2004

Colofon

De nota ruimtelijke kwaliteit werd opgesteld voor de gemeente Krimpenerwaard door Twan Jütte stedenbouw architectuur te Delft.

Twan Jütte

Stedenbouw en architectuur

Mijnbouwstraat 120

2628 RX Delft

015 285 38 58

www.beeldkwaliteit.nl

Niveaukaart

afbeelding binnen de regeling

Gebiedenkaart

afbeelding binnen de regeling